maandag 8 maart 2021

Oude genres in nieuw kostuumpje

 


     Het zou gemakkelijk zijn als vooruitgangsoptimisten - ik ben in Deirdre McCloskey aan het lezen - toegaven dat er vroeger ook wel eens iets beter was dan nu, niet voor iedereen, en niet in de ogen van iedereen, maar voor sommigen, en in de ogen van sommigen. Er moet toch een réden zijn waarom men af en toe een film of televisieserie maakt die zich in het verléden afspeelt, in een tijd waarin althans de kostuums de moeite waard waren. Waarom noemen we ze anders kostuumfilms?
     Vandaag zijn de decennia na de tweede wereldoorlog in de mode, geloof ik, met series als
The Queen’s Gambit, Rachet, Hollywood en het verrukkelijke The Marvellous Mrs. Maisel (zie ook hier). De vooruitgangsoptimist zal riposteren dat de series óver die tijd beter zijn dan de series ván die tijd. En weer heeft hij een punt. The Golden Age of Television is now.
     Voor films is het moeilijker. Jongere filmliefhebbers hebben de grootste moeite om een film van vóór 1980 uit te kijken, en oudere filmliefhebbers herinneren zich vooral de hoogtepunten van vroeger, de meesterwerken van Lubtisch, Wilder, Capra, Cukor … Maar dat geeft een vertekend beeld. Ik zag vorige week Heaven Can Wait, een film uit 1943 die indertijd veel ophef maakte. Ik vond hem bijzonder flauw, ook al was hij van Lubitsch.
     Een ding is zeker: de films vroeger waren ánders, wat je nog het best ziet aan de typische genres van die tijd: de komedie, het melodrama en de musical. Die zijn heel moeilijk na te bootsen. Een moderne romantische komedie gelijkt amper op de screwball zoals die tachtig jaar geleden werd gemaakt. Woody Allen komt soms in de buurt. Ik zag laatst She’s Funny That Way van Peter Bogdanovich. Ook dat kwam in de buurt. Voor musicals hebben we La La Land dat het oude model  in een fris zomerjurkje presenteerde*, maar daar staan nogal wat mislukte pogingen tegenover, en anders musicals die een heel andere richting uitgaan.
     Waar je helemáál vruchteloos naar zoekt, zijn de helden en heldinnen van het naïeve melodrama van vroeger (zie ook hier): de ideale geliefden die door het noodlot of liever nog door de schurk van dienst gescheiden worden, de nobele heldin of held die zich opoffert voor geliefde, kind of vaderland … het is heel moeilijk om vandaag zo’n verhaal in de juiste toonaard te zetten. Wij houden meer van de tragikomedie. Camille en Armand, kunnen we nog appreciëren, maar dan het liefst in hun oorspronkelijk milieu.**
     Toch doet men soms een poging om ook dat soort personages en plot nieuw leven in te blazen. In het weekend hebben we gekeken naar Sylvie’s Love (2020) van Eugene Ashe: Harlem, de fifties, jazz, technicolor. Sylvie en Robert zijn de ideale geliefden. Elk om beurt offeren ze hun eigen geluk op om, denken ze, het geluk van de ander veilig te stellen. Ook verzwijgen ze de waarheid, zoals dat in een melodrama hoort, zodat de ander van hun nobele beweegredenen onkundig blijft***. Hoe kan dit ooit  goed komen?
     De film is goed geacteerd en mooi in beeld gebracht, maar hij komt traag op gang, de keerpunten vallen op de verkeerde momenten en de eindscène biedt niet de emotie die je van een melodrama verwacht. Ik geloof dat de oude melodrama’s die fouten minder maakten.

    

* Je kunt onmogelijk aan La La Land denken, zonder ook aan frisse zomerjurkjes te denken.

** De op hen geïnspireerde helden Violetta en Alfredo, en Christian en Satine tellen niet mee. Als er muziek in het spel is, wordt het immers een ander verhaal. 

*** Dat trucje wordt ook gebruikt in de Taiwanese film A Sun (zie hier), maar daar wordt het tragisch en niet melodramatisch uitgewerkt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten