donderdag 22 juni 2017

Maar wat was zijn motief?

    Zo onmiddellijk na een terreuraanslag is het voor een  krantenschrijver of nieuwslezer soms moeilijk om de juiste toon te vinden. Een mediterraan type heeft ‘Allahu Akbar’ geroepen en heeft daarna een bom laten ontploffen, een automatisch pistool leeggeschoten of is met een vrachtwagen op een menigte voetgangers ingereden. Je kunt dan terugvallen op clichés zoals: ‘Over de motieven van de dader is nog niets bekend’.
     Het is een beetje lachwekkend, maar ook een beetje begrijpelijk. Het maakt deel uit van een oude traditie: je maakt een gezicht onherkenbaar, je gebruikt initialen (O.Z. uit M.), je verklaart met een zorgelijk gezicht dat de ‘uitkomst van het gerechtelijk onderzoek wordt afgewacht’. Je spreekt uiteraard van ‘verdachte’ in plaats van ‘dader’, ook al had die verdachte – heel verdacht – een bebloed mes in de hand toen hij werd gearresteerd, of had de verkrachter zijn broek op de enkels. En ten slotte zeg je dus nog iets over de motieven die ‘voorlopig nog onbekend zijn’.
     Ik heb daar allemaal geen probleem mee. Een paar dagen later vernemen we hoe dan ook dat bijvoorbeeld ons mediterrane type op zijn appartementje een ruime verzameling islamistische literatuur had, op de sociale media zijn sympathie uitsprak voor terreuraanslagen en, wie weet, misschien zelf op een lijst stond van mogelijke aanslagplegers. En daarmee zijn zijn motieven dan eindelijk toch bekend.
     Maar nu heeft Peter Mijlemans van Het Nieuwsblad iets nieuws. Over de mislukte aanslag van gisteren schrijft hij: ‘Oussama Zariouh is een kopzorg. Omdat we niet weten wat er in zijn hoofd omging … Zolang we de motieven niet kennen van mensen die snel radicaliseren, kunnen we ook geen echt antwoord bieden op de terreurdreiging.’
     Dit is duizelingwekkend.
     Want we kennen natuurlijk de motieven van Zariouh om zijn aanslag te plegen: hij was een van die ‘geradicaliseerde’ moslims die de koran letterlijk interpreteren. Aangezien dat boek in verschillende hoofdstukken oproept om ongelovigen te doden, wilde Zairouh daar graag zijn steentje toe bijdragen. Barbaars en achterlijk, maar zonneklaar.
     Maar dan komt Mijlemans met een tweede vraag: wat waren zijn motieven om te radicaliseren? We moeten met andere woorden niet alleen Zairouhs motieven kennen voor de aanslag, we moeten ook de motieven kennen van die motieven. En zo kunnen we nog even doorgaan. Moeten we immers ook de motieven van die motieven van die motieven niet kennen? In de logica spreekt men in zo’n geval geloof ik van regressus ad infinitum.
     Stel dat Zariouh geradicaliseerd is omdat hij op Wikipedia een artikel heeft gelezen over het verdrag van Sykes-Picot (1916). Moeten we nu ook niet nagaan wat zijn motieven waren om iets over dat verdrag te lezen? En moeten we iedereen gaan schaduwen die iets over dat verdrag heeft gelezen? Ik heb dat tenslotte ook wel eens gedaan. Of moeten we het artikel op Wikipedia laten weghalen?
     En stel nu dat Zariouh véél motieven had om te radicaliseren – een eindeloze rij van frustraties: het onrecht van Sykes-Picot, een ongehoorzame vrouw, een ontoereikend loon in de gsm-winkel waar hij werkte, een ketchupvlek op zijn mooiste T-shirt  … Moeten wij dat allemaal weten? Willen wij dat allemaal weten?
     En als we het allemaal weten, zijn we dan beter uitgerust om, zoals Mijlemans schrijft, een ‘echt antwoord’ op de terreurdreiging te kunnen bieden?

Regressus ad infinitum met twee spiegels

1 opmerking:

  1. Peter Mijlemans behoort tot de generatie pluimgewicht redacteuren, die De Morgen deels gevormd en afgeleverd heeft. De uiterst lichtvoetige benadering van het doen en laten van de aanslagpleger Oussama Zairiouh toont dit nu weer aan. Deze Riffijn, afkomstig uit Nador (450.000 inw.) in Noord-Oost Marokko, naar alle waarschijnlijkheid Berberstalig (Amazigh), die reeds 15 jaar in België woont zou blijkbaar door ons toedoen wel kunnen geradicaliseerd zijn. Wijlen Oussama Zairiouh was volgens onderzoek een volger van Omar El Haddoudi, een salafistische geestelijke, die tot 30 jaar gevangenis veroordeeld werd naar aanleiding van de bloedige aanslag in Casablanca op 16.05.2003. Deze geestelijke is inmiddels weer vrij maar mag niet meer preken. In ieder geval lijkt de islamitische radicalisering van Oussama vroeger te hebben plaats gevonden. Hetgeen niet uitsluit dat hij, in tegenstelling tot in Marokko, waar 'Le Ministère des Affaires Islamiques' fundamentalistische imams het zwijgen oplegt, hier ten volle kon genieten van de meest radicale toespraken dankzij de godsdienstvrijheid, waarbij niet nagegaan wordt wat die personen zoal beweren. Wellicht zou een verplichting om een van de nationale talen te gebruiken nuttig kunnen blijken. Bepaalde gebeden zouden in de religieuze taal verder kunnen gebruikt worden.

    BeantwoordenVerwijderen