Als ik niet oplet waaien mijn gedachten, zoals in mijn laatste blogstukjes, wel eens onwillekeurig over de rode utopie van mijn jeugd, meer bepaald over het tweede stadium ervan: het ideale communisme*. Wat hield dat ook weer in? Karel van het Reve heeft het indertijd samengevat in tien kenmerken, al formuleerde hij ze hier en daar wat fraaier. Onder het communisme
- is iedereen gelukkig, niemand is ‘vervreemd’
- zijn de bedrijven eigendom van de gemeenschap
- wordt de economie centraal gepland
- is er een heel hoog technisch peil bereikt, met een heel hoge productie
- is het platteland verstedelijkt
- wordt arbeidsspecialisatie vervangen door polyvalentie
- bestaan er geen maatschappelijke klassen meer
- zet iedereen zich vrijwillig in, zo goed als hij kan
- ontvangt iedereen alle producten en diensten die hij nodig heeft
- is iedereen vrij, verdwijnt repressie en sterft de staat af.
Ik wil die kritiek inzake de realiseerbaarheid van de utopie even vergeten, en mij in plaats daarvan bezinnen over de wenselijkheid ervan. Ik geef hier een wat vrije vertaling van Lea Ypi’s versie van het komende communisme. ‘Individuele verschillen en onenigheden blijven bestaan, maar conflicten die eruit voortvloeien kunnen eindelijk een redelijke vorm aannnemen***. Mensen kunnen nog altijd gekwetst worden, zich beledigd voelen of boos worden door iets wat iemand anders doet. Maar de maatschappij vindt altijd wegen om die conflicten op te lossen door verdraagzaamheid, overleg en solidaire inspanning.’
Die verdraagzaamheid vind ik prima, maar dat ‘overleg’ en die ‘solidaire inspanning’ maken mij achterdochtig. In Lea Ypi haar ideaal zijn wetten, straffen en politie verdwenen, alsook de vrije markt – zo interpreteer ik haar ‘profoundly modified property arrangements’ – en wat er in de plaats komt zijn, zoals ik het zie, overlegorganen, wijkcommissies, bedrijfsraden, vormingsorganisaties, vakgroepen, oudercomités en volksvergaderingen****, kortom alles wat niet erg verenigbaar is met mijn menselijke natuur. Ik begin al sneller te ademen als ik moet overleggen met mijn vrouw over de aanschaf van een nieuw nachtkastje, en dat gaat dan om iemand die ik graag zie en om een beslissing die ik onbelangrijk vind.
Bij auteurs die het eerste stadium van de rode utopie hebben meegemaakt, zoals Pasternak, Kundera en Ypi zelf, vind je indringende beschrijvingen van hoe de vergadercultuur van volkscomités al bloeide vóór het communistische eindstation was bereikt. Een naar kenmerk dat in die beschrijvingen naar voren komt, zijn de geborneerde partijmensen en autoritaire bureaucraten die aan de volkscomités leiding geven. Maar wordt het veel beter als je die partijmensen en bureaucraten wegdenkt? Verloopt het overleg dan ipso facto in een gemoedelijke en verdraagzame sfeer? Behoren gemoedelijkheid en verdraagzaamheid wel tot de kernwaarden van de ‘nieuwe mens’? Als ik denk aan Marx en Lenin …
Neem de recente corona-tramelant. Eén ding werd snel duidelijk, namelijk dat er inderdaad veel ‘individuele verschillen en onenigheden’ bestonden. Ik heb gemeenschappelijke Facebookvrienden elkaar te lijf weten gaan met een heftigheid die ik niet voor mogelijk had gehouden. Vanaf het begin was duidelijk dat er verschillende belangen waren. Niet iedereen liep evenveel gevaar op ernstige ziekte of overlijden. Jonge mensen moesten zich weinig zorgen maken*****. Verder was niet iedereen even goed geïnformeerd, en bij degenen die zich wel goed probeerden te informeren, had je grote verschillen in voorkennis en in het soort bronnen die ze raadpleegden. Ten slotte was er een groot verschil in de waarde die men hechtte aan gezondheidsrisico’s enerzijds en bewegingsvrijheid anderzijds. Dát verschil had weinig met ‘belangen’ te maken want veel van mijn Facebookvrienden behoren tot dezelfde generatie, en dus vaak tot dezelfde risicogroep.
Het uitwerken van een algemene gedragslijn werd, in het licht van al die verschillen, een hele klus. Ze kwam tot stand met vallen en opstaan, geholpen door politieke compromissen, rechterlijke uitspraken, raadpleging van specialisten, drammerige berichtgeving in de media en straatprotest. Er kwamen regels, en boetes voor wie die regels overtrad, te streng voor de enen, te slap voor de anderen.
’t Was natuurlijk een systeem van dwang, en volgens Ypi is onder het communisme geen plaats voor dat soort dwang. Ofwel zou iedereen spontaan ‘het goede’ doen, ofwel zou men in overleg uitmaken wat ‘het goede’is. Maar wat ís hier ‘goed’? Gezondheidsrisico’s vermijden is goed, maar dat iedereen zich vrij kan bewegen is ook goed. Hoe moet ik mij dan een overleg à la Ypi voorstellen? Wordt dat geregeld op plaatselijk niveau, in een wijkcomité? Ik kan mij een beetje voorstellen wie daar het langst en het vaakst aan het woord zullen komen. En hoe worden de wijkbeslissingen dan nationaal en internationaal gecoördineerd? En vervolgens: hoe worden ze afgedwongen als er geen politie is? Wordt het dreigement van de boete dan vervangen door dat van sociale controle, roddel en uitsluiting? Of worden de collectief gemaakte afspraken onder het communisme vanzelf een onderdeel van het persoonlijk geweten?
Hoe meer ik erover nadenk, hoe meer het ideale communisme op mij overkomt als een maatschappij waar repressie is vervangen door sociale druk ván iedereen óp iedereen. Niet de politie controleert of je misschien geen verboden barbecue organiseert, maar de buurman kaart het aan op de eerstvolgende bijeenkomst van het wijkcomité. Dan heb ik de zaken nog liever zoals ze nu zijn, met een beetje dwang hier, een beetje gewetensvrijheid daar, een scheut burgerzin als het kan, een boete als het nodig is, flink wat door de traditie ingegeven gewoontes waar je niet bij moet nadenken, en liefst veel soevereine beslissingen waar ik geen verantwoording over moet afleggen, maar waar ikzelf de gevolgen van draag. Dat ik dan afhang van de soevereine beslissingen van anderen met wie ik vriendschappelijke, sociale, professionele of commerciële relaties aanga, dat vind ik niet zo erg. Als ik maar een beetje zelf kan kiezen met wie ik die relaties aanga.
Karel van het Reve vertelt dat zijn leermeester Jacques Presser veel sympathie had voor de door het communisme geïnspireerde studentenopstand die ‘inspraakorganen’ eiste. Toen die inspraakorganen er kwamen, verklaarde hij zichzelf ‘permanent verhinderd’ om eraan deel te nemen. Ik volg Presser.
* Het eerste stadium van het communisme is, in de geest van Marx en Lea Ypi, de ‘dictatuur van het proletariaat’. Zie mijn stukjes hier en hier.
** Mises betoogde dat gemeenschappelijk bezit van bedrijven niet verenigbaar is met een heel hoge productie; Hayek liet zien dat centrale planning en vrijheid niet goed samengaan. Zelf zie ik een tegenstelling tussen ‘geluk’ en opgelegde ‘polyvalentie’. Hoe meer ik mij kon specialiseren in mijn beroep (leraar) en vak (Nederlands), hoe gelukkiger ik was. Als ik daarnaast ook nog eens pijpleidingen had moeten lassen in de woestijn of onder water, zou mij dat zeker niet gelukkiger hebben gemaakt.
*** Lea Ypi veronderstelt dat de conflicten redelijker worden, omdat de conflicten niet meer voortkomen uit verschillende ‘belangen’. Maar verschillen in opvattingen en waarden leiden in mijn ervaring tot minstens even emotionele conflicten als die over ‘belangen’.
**** Onder het kapitalisme bestaat dat soort comités en vergaderingen ook. Het vreselijke aan het communisme lijkt mij dat ze ook echt iets te beslissen zouden hebben.
*****Er waren met betrekking tot corona ook grote verschillen in omstandigheden. Wie op een klein appartementje woonde, leed meer onder een quarantaine-regeling dan wie een landhuisje bewoonde aan de rand van een bos. Een bloeiende handelszaak zag haar inkomsten dalen, maar een noodlijdende zaak genereerde door subsidies een hoger inkomen. Die verschillen laat ik hier onbesproken omdat ze par hypothèse onder het communisme niet zouden bestaan.
Bedankt voor weer stukje, dat geeft mij inspiratie om telkens een eigen klein punt te maken. Ik weet niet waarom K.v.h. Reve enige geloofwaardige kennis zou hebben, maar OK, hij zegt wat hij zegt. Het verbaast mij enorm dat hij in z'n 10 punten niet "samenwerking" vernoemt. Dat wordt door fanatiek communisten vaak opgeworpen: vrij kapitalisme = ieder voor zich; communisme = samenwerking. En samenwerking brengt natuurlijk iedereen vooruit.
BeantwoordenVerwijderenDat is de reinste ontkenning van feiten (communisten zijn dan ook ideologisch geïnspireerd, niet door feiten): er is bijna nergens zoveel samenwerking als in de kapitalistische ondernemerseconomie. Hele fabrieken en toeleveringsketens draaien op samenwerking, ieder doet zijn ding, van ertsontginning, tot technische ontwerpers en assemblage, totdat daar op het einde een bruikbaar product uitrolt, bijvb betaalbare auto's in alle maten en kleuren. Die enorme samenwerking komt niet tot stand door één of ander communistisch dogma, maar is er wel. Zo werkt samenwerking in het echt.
Iets gelijkaardigs is nooit gelukt, in geen enkel communistisch regime.
Toelichting: die enorme samenwerking in de vrije wereld is georganiseerd door kontrakten, door overeenkomsten, werken voor geld, verkopen voor geld, wil je een deel van de koek, help dan die te bakken. Er is natuurlijk ook 'spontane' verantwoordelijksheidszin en vrijwilliligerswerk, maar daar draait de samenleving niet op.
BeantwoordenVerwijderenDat is de machinery die samenwerking mogelijk maakt en doet draaien. Dat moet wel voortdured bijgetuned worden en daar is niets mis mee.
Zo'n theoretisch gefilosofeer over: we doen allemaal 'iets' naar eigen vermogen, dat een prima doelstelling maar geen werkbaar mechanisme. Dan rest slechts onderdrukking, werkkamp en tekorten aan alles.