donderdag 1 september 2022

Moet er nog dictatuur van het proletariaat zijn?


      Naast charmante mémoires heeft Lea Ypi* ook taaiere publicaties op haar naam, die in geleerde filosofische tijdschriften verschijnen. Een ervan draagt als titel: ‘Democratic Dictatorship: Political Legitimacy in Marxist Perspective.’ Het is geen artikel dat een schokgolf zal veroorzaken in de wereld van de politieke filosofie. Daarvoor is het, geloof ik, niet origineel genoeg. Het meeste van wat erin staat, was mij als twintigjarige marxist-leninist al min of meer bekend. Ook past het niet in een van de huidige mode-stromingen. Het is al zeker niet ‘woke’. Op één plaats verdedigt Ypi het concept van de proletarische dictatuur door die in een gedachte-experiment te vergelijken met een ‘welwillend kolonialisme’. ’t Is moedig hoor, maar ook een beetje wereldvreemd; het zal haar niet veel credits opleveren, vrees ik.
     Vergeleken met de marxistische geschriften die ik vijf decennia geleden las, is Ypi’s essay een wonder van beschaving. Ze citeert afwijkende meningen zonder de vertolkers ervan uit te schelden. Ze citeert Marx zonder uit dat citaat een gezagsargument te puren. En ze probeert niet eindeloos zichzelf en anderen te herhalen. Verder schrijft ze zoals men nu eenmaal schrijft in een geleerd filosofisch tijdschrift. Ze bakent haar onderwerp af, analyseert begrippen, citeert en becommentarieert klassieke auteurs, toont zich min of meer op de hoogte van de recente vakliteratuur, en als het nodig is introduceert ze nuances die zo subtiel zijn dat ik ze onmiddellijk nadat ik ze gelezen heb weer vergeet.
     In haar inleiding schrijft Ypi: ‘Those who disagree with the core of Marx’s theory … or who maintain that there is in fact no superior (or more just) alternative to capitalist relations, will find very little of interest in the following pages.’ Die voorspelling gaat zeker op voor mijzelf. Ik vind kapitalistische relaties – ‘capitalist acts between consenting adults**’ –  inderdaad superieur en rechtvaardiger dan die van een staatseconomie. De vraag ‘how to conceptualise the transition’ van een beter naar en minder goed systeem, waar Ypi’s stuk over gaat, boeit mij op zich inderdaad niet zo erg. Liever discussieer ik over de redenen om het ene systeem beter te vinden dan het andere. Maar ’t is Ypi haar tekst, en ik gun haar de vrijheid om zelf haar onderwerp te kiezen.
     Ik schrijf dat laatste met enige ironie want precies over de vrijheid om te kiezen, of ten minste over het principe ervan, verschillen Ypi en ik erg van mening. Zij maakt ‘in de radicale traditie van Macchiavelli, Rousseau, Kant en Hegel’ een verschil tussen ‘ogenschijnlijke vrijheid’ en ‘authentieke vrijheid’. Ik ben dan altijd bang dat men in naam van de ‘authentieke vrijheid’ de ‘ogenschijnlijke vrijheid’ wil beperken of afschaffen. Vrijheid is volgens Ypi ‘ogenschijnlijk’ als ze zich beperkt tot vrijheid van keuze, terwijl ik die vrijheid van keuze al heel wat vind. Van ‘authentieke vrijheid’ is volgens Ypi alleen sprake als beslissingen worden genomen door mensen die ‘vrij zijn van vrees, behoefte, vooroordeel, partijdigheid en manipulatie.’ Op díe vrijheid zouden we wel eens lang kunnen wachten. Tenzij er natuurlijk een hogere instantie is die bepaalt wanneer men partijdig is en wanneer niet, waaraan men behoefte mag hebben en waaraan niet, waarvoor men vrees mag koesteren en waarvoor niet, welke meningen vooroordelen zijn en welke niet, welke praktijken manipulatie inhouden en welke niet. 
     In elk geval, wie op school of ergens anders enige leesvaardigheid heeft ontwikkeld, voelt al waar Ypi naar toe wil: de dictatuur van het proletariaat is een manier om de ‘authentieke vrijheid’ te verwezenlijken, misschien niet helemaal, maar toch in grote mate. ’t Is in elk geval een stap in de goede richting naar die vrijheid.
     Ypi’s betoog rust op twee grondgedachten: de dictatuur van het proletariaat is nodig, en de dictatuur van het proletariaat is niet zo erg als het woord laat vermoeden. Om dat ‘nodig’ te begrijpen moeten we ons eerst, zij het tijdelijk, laten doordringen van de gedachte dat een ondernemerseconomie berust op uitbuiting***. Dan krijg je in de maatschappij drie groepen die het klassieke marxisme de kapitalisten (de uitbuiters), het proletariaat (de uitgebuiten) en de kleinburgerij (noch uitbuiters, noch uitgebuiten) noemt. Ypi beseft de noodzaak om haar terminologie wat te moderniseren – zo wereldvreemd is ze nu ook weer niet – en ze spreekt van winners, losers en bystanders. Als nu haar wens uitkomt en het smerige laken van de uitbuitersmaatschappij komt in een revolutionaire wasmachine en komt er als stralend-wit weer uit (ossenbloedrood eigenlijk, maar je begrijpt wat ik bedoel) dan rest er op dat laken nog een vuile vlek van vroegere winners, lui die hun voordelen zijn kwijtgeraakt, die zich dus ‘onderdrukt’ voelen, en die het eigenlijk, vanuit hun standpunt, ook zijn. Díe onderdrukking, dat is ‘de dictatuur van het proletariaat’. 
    Is het maar dat, vraagt de lezer zich af, wat afgeschafte privileges? Nee, niet helemaal. De oude, onrechtvaardige maatschappij heeft ook een ‘epistemische onrechtvaardigheid’ veroorzaakt. Dat is een geleerd neologisme ter vervanging van oude boerse termen zoals ‘vals klassenbewustzijn’ enzovoort. Het komt hierop neer dat er naast de minuscule groep van ex-winners die écht iets verloren hebben in de nieuwe orde, nog andere mensen zijn die dénken dat ze iets verloren hebben. Dat moeten dan vooral bystanders zijn****. Ook zij willen de oude orde terug, maar dat gaat niet.  En ook die mensen voelen zich dus onderdrukt, zoals een klein kind dat zijn zin niet krijgt zich eveneens onderdrukt voelt. En wat moet er met die groep gebeuren? Dat is het mooie: niets eigenlijk.
     Hier begint de tweede grondgedachte van Ypi: de dictatuur van het proletariaat is zo erg niet als de term laat vermoeden. Die ‘dictatuur’ moet niet letterlijk worden opgevat. Ze kan immers verwezenlijkt worden met behoud van de oude democratische en politieke vrijheden. Ypi hoopt op een scenario waarin ‘the revolutionary political order … exercises that power without suppressing existing freedoms (e.g. the freedom to vote, to associate or to express one’s opinions) as Marx and Engels emphasized*****.’ Dat is mooi. Helaas werkt Ypi die gedachte niet uit. Ik doe het dan maar zelf.
     Als ik het goed begrepen heb, is er onder Ypi’s proletarische dictatuur volledige politieke vrijheid. De oude elite van winners mag zich dus met een groepje bystanders verenigen in een neoliberale partij en haar boodschap verkondigen. Daarmee brengt ze de nieuwe orde niet in gevaar. Ze zal immers geen aanhang vinden bij de ‘vast majority’ van vroegere losers die tijdens hun politieke strijd ‘epistemic insight’ hebben verworven – hier flirt het neologisme met de tautologie vrees ik, want hoe niet-epistemisch inzicht eruit ziet, weet ik niet. Verder is er geen beletsel om vrije verkiezingen te organiseren. Een neoliberale partij kan alleen stemmen halen bij mensen die ‘zelfzuchtig, onwetend of immoreel zijn, of een combinatie van die drie’, aldus Ypi. Mensen zoals ik dus, en die vormen, gelet op Ypi haar mensbeeld, alweer een kleine minderheid. Zo’n neoliberale partij is gedoemd tot een marginaal bestaan en het is niet eens de moeite om haar te ondrukken. 
       Heb ik Ypi goed begrepen? Zou een neoliberaal als ik – of zoals Ypis moeder – onder de proletarische dictatuur nog politieke vrijheid genieten, of is die voorbehouden voor partijen en strekkingen die de nieuwe orde gunstig gezind zijn? Zinsneden als ‘fundamental break with the previous constitutional order’ stellen mij niet gerust. En dan schrijft Ypi nog iets dat mij zenuwachtig maakt: ‘Bias and resentment risk undermining citizens’ capacity to endorse the new political authority.’ Dat suggereert de mogelijkheid van een grotere weerstand tegen de nieuwe orde dan die van een kleine groep geprivilegieerde winners en bystanders. Misschien heeft de ‘vast majority’ dan toch onvoldoende ‘epistemic insight’ verworven vooraleer ze aan de macht kwam. En als de weerstand tegen de nieuwe orde groter is dan ingeschat, dan wordt het argument voor een échte dicatoriale onderdrukking – in de gewone betekenis van het woord – ook sterker. 
     Het zou allemaal duidelijker zijn geweest als Ypi, naast commentaar bij een paar zinnetjes van Marx en Engels, ook wat had geschreven over de duizenden bladzijden die Lenin, Stalin, Mao Zedong en Enver Hoxha aan het begrip ‘dictatuur van het proletariaat’ hebben gewijd – om van de daarmee samenhangende praktijk maar te zwijgen******. Ze koos ervoor om het niet te doen. Het zij zo.  

 

* Zie mijn stukjes hier en hier.

** De geestige formulering is van Robert Nozick.

*** Er wordt uitdrukkelijk in het midden gelaten of die uitbuiting afhankelijk is van de controversiële marxistische meerwaardetheorie.

**** Ypi geeft als voorbeeld de oude ‘administrative, and political elites who are not directly oppressed and are therefore ideologically blind to the scale of injustice’. Hier zie je duidelijk de nadelen van haar nieuwe terminologie. Zulke ‘elites’ zouden in normaal taalgebruik echt wel bij de winners worden gerekend. Net zoals in een normaal taalgebruik en een normale analyse de losers geen vast majority vormen, maar eerder een, eventueel omvangrijke, minderheid. Terwijl het moderne begrip ‘middle classes’ juist wel een meerderheid in de samenleving beschrijft.

***** Niet alleen Marx en Engels wilden die politieke vrijheden behouden, ze stonden ook ingeschreven in de stalinistische grondwet van 1936, wat een pijnlijk contrast opleverde tussen theorie en praktijk.

****** Marxisten van de brave soort vinden dat in Rusland, China enzovoort men te snel heeft geprobeerd het socialisme in te voeren. De wrede dictaturen waren daar het gevolg van.

2 opmerkingen:

  1. Wat die dame schrijft heeft weinig om het lijf. Meer interessant is waarom mensen zulke dingen blijven schrijven. Waarom zijn er nog communisten? Waarom is er nog twijfel over dat 'vrijheid' de kern is van een op termijn leefbare maatschappij.
    Twee bemerkingen:
    - "ossenbloedrood eigenlijk,..": was dat maar waar, bij de echte communisten eindigt het steevast in mensenbloedrood.
    - neoliberaal: bestaat dat eigenlijk wel, wordt meestal als scheldwoord gebruikt door 'linksigen' of 'groenigen'. Is gewoon toch liberaal. Een onderscheid kan wel gemaakt worden met sociaal-liberalen, die meer ingrijpen van de overheid toelaten om 'zwakkeren' meer kansen te geven, of miserie te lenigen. Bestaat al heel lang, Zelfs ten tijde van President Reagan werd ernaar verwezen als compassionate conservatism.
    (P.S. de Europese termen liberaal en conservatief komen niet overeen met de Amerikaanse, ander verhaal.)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Toeliching: bij vrijheid hoort ook een soort van burgerzin, maatschappijzin, en de 'rule of law' (wat impliceert dat er regels zijn en deze kunnen afgedwongen worden).
    Ik neem dat aan als vanzelfsprekendhied, doch herhaal het hier, want anders komen de 'linksigen' met het scheldwoord 'neoliberaal', in de betekenis dat er bijna geen regels meer zijn, vrijheid overheerst alles en overal. Dat is een heel simplistische benadering, een karikatuur, goed om te schelden.

    BeantwoordenVerwijderen