Benda - het militair reglement van
Ik heb een poosje de boeken verzameld van de Franse essayist Julien Benda (1967-1956). Zijn beroemdste boek heet La trahison des clercs, en het is een van die boektitels die soms als staande uitdrukking gebruikt worden, zoals De drie musketiers en De laatste der mohicanen. Het boek begint met een aardige anekdote. Toen Tolstoj officier was, zag hij ooit een van zijn collega’s die een soldaat sloeg omdat hij uit de pas liep. ‘Bent u niet beschaamd,’ vroeg Tolstoj, ‘om zo een medemens te behandelen? Hebt u het Evangelie dan niet gelezen?’ Waarop Tolstojs collega antwoordt: ‘En hebt u dan het militair reglement niet gelezen?’
Benda wil daarbij het verschil verduidelijken tussen twee soorten mensen. Aan de ene kant heb je het gewone volk, dat wil zeggen koningen, industriëlen, arbeiders, politici, officieren, enzvoort en aan de andere kant heb je de ‘klerken’ dat wil zeggen de priesters, de geleerden, de filosofen, de moralisten, de essayisten. Het gewone volk streeft een bepaald belang na: de voortzetting van de dynastie, hogere winsten, hogere lonen, de algemene welvaart, een in de pas marcherend leger. De ‘klerken’ daarentegen trekken zich van hun eigen of andermans belang niets aan, maar bekijken de zaak vanuit universele abstracte waarden zoals de waarheid en de rechtvaardigheid.
Benda vond dat een goede rolverdeling, op voorwaarde dat iedereen zich aan zijn rol hield. Hij betreurde dat de intellectuelen van zijn tijd hun hoge roeping verraden hadden. Degenen die klerken hadden moeten zijn, stortten zich gepassioneerd in de strijd voor particuliere belangen. In de tijd van Benda was dat particuliere belang voor velen de grandeur van de Franse natie, die nog het best met autoritair optreden van charismatische Leiders kon worden verwezenlijkt.
Die rolverdeling van Benda is een mooie gedachte. Zo verscheiden auteurs als Karel van het Reve en Friedrich Hayek spraken er lovend over. Ze betekent overigens niet dat de twee menssoorten elkaar niet kunnen beïnvloeden. Zelfs als klerken geen invloed nastreven, kunnen ze nog altijd indirect invloed uitoefenen. Zo is het best mogelijk dat het militair reglement er anders uitziet in een land waar klerken welsprekend het evangelie uitdragen dan in andere landen waar het evangelie vanaf de kansel in een militaristische versie wordt verkondigd.
Je zou kunnen denken dat er vandaag een ander verraad plaatsvindt: dat van de politici. Dat verraad zou dan in de omgekeerde richting gaan. Met hun moraliserend discours lijken politici de plaats van de klerken te willen in te nemen. Maar ik zou mij daar geen zorgen over maken. Dat is maar een trucje om een discussie te winnen of om een particulier belang - bijvoorbeeld het hunne - als hoger ideaal te verkopen.
Bentham – de folteraarsbende van
Ik hoorde voor het eerst de naam van Jeremy Bentham (1748-1832) tijdens een cafédiscussie. Het moet in 1974 geweest zijn. Ik had aan AW proberen uit te leggen dat revolutionair geweld en bloedvergieten gerechtvaardigd waren als ze noodzakelijk waren voor het geluk van de de meerderheid. ‘Ha,’ antwoordde AW, ‘dat is dan de utilitaristische moraal van Jeremy Bentham. De maatstaf voor goed en kwaad is wat het grootste geluk brengt voor de grootst mogelijke groep mensen.’ Ik kwam het beginsel later ook tegen in een iets andere vorm bij Dr. Spock van Star Trek: the needs of the many outweigh the needs of the few.
Het beginsel lijkt heel logisch. Het is een heel krachtig beginsel. Enerzijds maakt het elke andere bron van moraal overbodig: goddelijke geboden, een geweten, een natuurwet, een intuïtie, een logische deductie of wat dan ook. En anderzijds maakt het alles tot moraal. Alles wat we doen kan immers bijdragen tot, of afdoen aan, het geluk van de ene of de andere, en dat geluk moeten we dan gaan wegen en gaan tellen.
Ook nodigt het uit tot verontrustende gedachte-experimenten. Bentham had er zelf ook zo een. Veronderstel, schreef hij, dat er zich een bende folteraars verborgen houdt die van plan zijn 100 mensen te folteren. Zou het dan moreel zijn om, als je één bendelid te pakken kreeg, om die te folteren zodat hij de schuilplaats van de anderen zou verklappen. Bentham vond natuurlijk van wel, en velen zullen het met hem eens zijn.
Maar het gedachte-experiment kan nog verontrustender worden gemaakt. In de film Unthinkable is Samuel L. Jackson een FBI-agent die een gevangen terrorist moet ondervragen. Die terrorist heeft niet één, maar drie nucleaire bommen geplaatst, en als hij niet zegt waar die bommen verborgen zijn, zullen ze binnen korte tijd ontploffen. De vraag van de film is niet of Jackson de terrorist mag folteren, want al snel blijkt dat dat niet helpt, maar of hij de twee onschuldige dochters van de terrorist voor de ogen van hun vader mag folteren? Ik denk dat er maar drie antwoorden mogelijk zijn: ja, nee, en eigenlijk niet. Bij dat laatste antwoord ben je bereid om de utilitaire afweging te maken, maar je bent niet, zoals Bentham, bereid om dat gedrag ook moreel goed te vinden.
Overigens mogen we Benthams utilitarisme niet alleen beoordelen met extreme gedachte-experimenten. In discussies over economie, politiek en beleid, is de benadering meer dan waardevol. De meesten van ons redeneren spontaan vanuit hogere waarden, maar in het maatschappelijke debat blijkt al snel dat niet iedereen dezelfde hogere waarden deelt. Dan kan men afspreken om uit de hogere sfeer af te dalen en de discussie te voeren op de begane grond, waar Bentham een terrein voor ons heeft afgebakend.
De oplettende lezer ziet nog een overtollig "storten" staan.
BeantwoordenVerwijderenWat de "klerken" betreft is het meteen na het bekijken van Godvergeten zeer moeilijk voor mij om de priesterkaste te zien in haar hoedanigheid van morele theoretici. Er is wellicht behalve junta's en misdaadkartels geen enkel machtsinstituut dat zoveel levens verwoest heeft en daarbij een pervers en perfide draaiboek hanteerde.
Dieter