De laatste twee jaren van de opleiding werden overschaduwd door een vreselijke lerares – mevrouw Bassens. Die Bassens zag scheel als een lijpe otter en gaf geen minuut les. Ze liep rond in de klas terwijl de leerlingen ‘zelfstandig aan het werk waren’ en terroriseerde daarbij iedereen – en mijn moeder in het bijzonder, omdat die thuis ‘enig kind’ was. Als mijn moeder in de naaiklas mooie stoffen meebracht, die mijn vooruitziende grootmoeder vóór de oorlog had gekocht, liep Bassens rood aan van woede. ‘Kijk daar,’ hoonde ze in volle klas, ‘het enig kind heeft weer de mooiste stoffen mee. Het enig kind voelt zich weer beter dan de anderen.’ Toen dat enig kind als primus van de klas afstudeerde, én als jongste, kreeg de wrokkige lerares geen gelukwens over de lippen. Aan het gelukwensend handen schudden kon ze niet ontsnappen, maar ze legde het zo aan dat ze ondertussen met een andere leerlinge praatte.
Ik weet niet hoe dat nu gaat, maar in die tijd werden de onbekwaamste lesgevers en lesgeefsters vaak bevorderd tot de rang van inspecteur. Dat gebeurde ook met Bassens. Mijn moeder was nog maar net afgestudeerd of Bassens werd provinciaal directrice. Ze bouwde een ijzeren reputatie op als feeks die iedere lerares kon laten huilen voor de klas. Toen mijn moeder zelf les begon te geven, werd ze daarom door de staatsinspectrice, mevrouw Raman – het waren niet allemaal feeksen – op het hart gedrukt dat ze zich niet bang mocht laten maken door die van de provincie. Dat zou niet gebeuren, verzekerde mijn moeder. ‘Ik ken haar. Ze was zelf nooit in orde.’
Zekere dag streek Bassens dan neer op het Sint-Joris-Instituut in Menen, waar mijn moeder de vijfde klas voor haar rekening nam. Tot voor enkele maanden kon je de deur van het lokaaltje nog zien vanaf de straatkant, maar nu is het hele gebouw gesloopt om plaats te maken voor een uitdijend ziekenhuis. Bassens kwam de klas binnen, zag mijn moeder en snauwde: ‘Waarom draagt de lerares geen schort?’ Dat was een makkelijke. ‘Omdat het niet mag van mevrouw Raman van de staatsinspectie. We moeten in de klas gekleed gaan naar de laatste mode om een voorbeeld te geven aan de leerlingen.’ Bassens hapte naar lucht maar vond snel iets anders. ‘Die modelschetsen, wie heeft die getekend? De lerares zelf zeker?’ Ja, dat viel niet te ontkennen. ‘Ik wil dat die modelschetsen voortaan gemaakt worden door de tekenlerares. Ik wil zulke slordige tekeningen niet meer zien als ik hier volgend jaar terugkom. Heb je dat goed begrepen?’ Mijn moeder had dat goed begrepen en liet voortaan de modelschetsen tekenen door de tekenlerares.
Het jaar erna kwam Bassens terug, want provinciale inspecties waren jaarlijks. Ze vroeg meteen naar de modelschetsen en barste los. Had ze vorig jaar niet heel duidelijk gezegd dat de modelschetsen door de tekenlerares moesten worden gemaakt? Het was altijd hetzelfde liedje met die jonge leraressen! Mijn moeder, die niet al te groot is, rechtte haar rug. ‘Mevrouw, zei ze, men kan zien dat u niet veel ervaring hebt met modelschetsen. Deze schetsen zijn precies zoals ze moeten zijn en ze zijn getekend door de tekenlerares.’ De schele ogen van Bassens schoten vuur in twee verschillende richtingen. ‘Dat is dan weer zo’n juffertje dat we volgend jaar niet terugzien. Het juffertje heeft zeker verkering en gaat volgend jaar trouwen. Wij kennen dat.’ Maar Bassens had fout gegokt. ‘Mevrouw,’ antwoordde mijn moeder, ‘ik heb nog helemaal geen verkering. Of we elkaar volgend jaar terugzien hangt volledig van u af.’
De leerlingen van de vijfde klas konden hun pret niet op.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten