Volgens onderzoek worden stukken met ‘Theo
Francken’ in de titel meer gelezen dan andere. ‘t Is een bekende naam, en
mensen lezen graag over iets wat ze al kennen. Maar de naambekendheid van
Francken zit Paul Goossens, oud-hoofdredacteur van De Morgen, niet lekker. In De Standaard van 23 september schrijft hij een uitgebreide column over
en tegen Francken, waarbij hij de naam Francken zorgvuldig vermijdt. In het
laatste zinnetje heeft Goossens het over ‘hij, de staatssecretaris zonder
scrupules’. Ik begrijp dat. Karl Popper schreef een lang pamflet in twee delen
tegen Hitler zonder de naam Hitler ook maar één keer te vermelden.
Goossens slaat met een stevige stok.
Waar Francken samenwerkt met het regime van Soedan om illegaal in ons land
verblijvende Soedanezen te identificeren, wijst hij, Goossens, erop dat Soedan
geen fijn land is, en president al-Bashir geen fijne leider. Al-Bashir is
gedagvaard voor volkerenmoord door het Strafhof in Den Haag. Hij heeft
oorlogen en burgeroorlogen uitgelokt waarbij meer dan twee miljoen slachtoffers
vielen. Hij heeft waterputten vergiftigd, massamoorden bevolen en tegenstanders
laten opsluiten en martelen. Het staat allemaal in de rapporten van Amnesty International.
Goossens ziet de samenwerking met
Soedanese ambtenaren - volgens hem leden van de geheime politie - als een eerste
stap om de Soedanese vluchtelingen uit te leveren aan hun beul. De Belgische
regering ontkent dat. Volgens haar kunnen de vluchtelingen nog altijd
asiel aanvragen in ons land, maar willen ze dat zelf niet. Ze willen naar
Engeland. Aan de andere kant staat Goossens niet alleen met zijn
vrees dat identificatie uiteindelijk zal leiden tot uitwijzing naar het land van herkomst. De groene en socialistische oppositiepartijen
beweren ongeveer hetzelfde.
Wat ik daarom niet goed begrijp, is
dat Goossens zo’n sterk dossier verknoeit met allerlei kinderachtigheden. Waarom
beweert hij bijvoorbeeld dat Kim Jong-un ‘een koorknaap’ is vergeleken met
al-Bashir? Je kunt als je wil - binnen een ethische redenering - de
bloeddorst van twee regimes tegen elkaar afwegen. Maar dan moet je beslagen
ten ijs komen. Maarten Boudry heeft dat onlangs gedaan door het nazisme met de
Islamitische Staat te vergelijken. En hoewel hij van die twee regimes wel iets
afwist, is op zijn stuk veel reactie gekomen. Maarten heeft zich zijn vergelijking achteraf wellicht beklaagd. Maar
Goossens spreekt achteloos over Kim die ‘ongetwijfeld … tientallen, misschien
zelfs honderden, zo niet duizenden doden op zijn geweten heeft’. Tientallen, honderden, duizenden ... heel precies is
dat allemaal niet. Ook had Goossens beter de slachtoffers van de héle
Kim-dynastie bij zijn vergelijking betrokken. Maar daar heeft hij even niet aan
gedacht. ‘Goossens, die van toeten noch blazen weet als het over geschiedenis
gaat …,’ zei zijn vroegere strijdmakker Ludo Martens vaak op interne
vergaderingen.
Waarom schrijft Goossens verder dat
een democratisch land nooit zaken moet doen met een dictatuur? Dat is een regel
die geen enkel democratisch land bij mijn weten ooit heeft gevolgd. Goossens
schrijft dat voor die regel zelfs geen argumenten moeten worden gegeven. Wie die regel
niet volgt doet immers aan ‘realpolitiek van de meest cynische soort’. Hier is
Goossens in elk geval trouw aan zichzelf want dat laatste is inderdaad geen argument.
Net zoals het geen argument is om Goossens’ stelling ‘utopisme van de meest naïeve
soort’ te noemen.
En ten slotte: waarom noemt Goossens
het verbod om zaken te doen met dictaturen ‘een categorische imperatief’? Als
je er graag Immanuel Kant bij betrekt, doe het dan goed. Je kunt niet spreken
van ‘een’ categorische imperatief. Er is bij Kant maar één categorische
imperatief, dé categorische imperatief, en de laatste keer dat ik het
nagekeken heb - een half uurtje geleden -, was dat niet de regel die Goossens formuleert.
Dit stukje werd ook
geplaatst op Doorbraak.
Dankzij Luc Van Braekel je blog ontdekt, en ik ga er een tijdje blijven.
BeantwoordenVerwijderen