woensdag 9 mei 2018

Afgunst en de welgestelde socialist

     Zijn socialisten jaloers? En communisten en groen-linksen? Natuurlijk, zijn ze dat. Alle mensen zijn immers jaloers. Sterker nog: alle primaten zijn jaloers. Waarom zou de socialist een uitzondering zijn? Geef aan de ene kapucijnaap een lekker stukje komkommer en aan de andere kapucijnaap een nog lekkerder trosje druiven, en je raadt al wat er gebeurt. Die eerste aap wordt woedend en gooit het stukje komkommer in je gezicht, terwijl hij eigenlijk best komkommer lust. Maar het dier laat zich niet leiden door zijn buik, maar door het hogere, metafysische ideaal van de gelijkheid en gelijkberechtiging van alle kapucijnapen.
     Afgunst in zijn zuivere vorm is niet zomaar de wens om te hebben wat de ander heeft. Zo’n wens is tenslotte niets meer dan wat hebberigheid die aangewakkerd wordt door wat je rondom je ziet aan mogelijkheden. De afgunst van de primaat gaat dieper en is destructiever. Het is de wens dat wat jij niet bezit (druiven, geld, aanzien, talent), ook niet bezeten wordt door iemand anders.* En ik geloof dat je die eigenschap weliswaar bij alle primaten, maar toch het vaakst bij die van socialistische gezindte, aantreft.**
     De welgestelde socialist die het niets ontbreekt zal dat ontkennen. Hij zal zeggen dat hij niet jaloers is op de dure golfclubs, het motorjacht en de privéjet van de rijke ondernemer. Hij zal opmerken dat hij voor die dingen geen belangstelling heeft. Dat laatste geloof ik. Maar toch vindt die socialist, geloof ik, diep in zijn hart dat iemand die wél belangstelling heeft voor golfen, varen of vliegen, die activiteiten niet zou mogen beoefenen zonder zich eerst ergens in te schrijven op een wachtlijst en dan geduldig uit te kijken tot zijn beurt komt. Van iemand die voor zulke dingen geen belangstelling heeft, lijkt mij dat op zijn minst bemoeizucht, en daarnaast ook afgunst – hij gúnt de ander niet waar hij zelf geen interesse voor heeft.
Zon setje clubs van Honma Five Stars heb je al
voor ongeveer $ 76 000
     Nu slaat de socialist aan het protesteren. Hij vindt van zichzelf dat hij níet gedreven wordt door afgunst. Hij wil alleen dat de middelen die nu naar dure golfclubs, motorjachten en jets gaan, zouden worden besteed aan meer personeel in de bejaardentehuizen, betere opvang van illegale migranten en hogere minimumlonen. De welgestelde socialist heeft alleen een afkeer van armoede, zegt hij, niet van rijkdom. Misschien bewijst hij dat wel door vrijwillig een wezenlijk deel – bijvoorbeeld een kwart – van zijn inkomen weg te schenken aan hen die het meer nodig hebben dan hijzelf.
    Tegen dat protest valt niet veel in te brengen. Je bent als buitenstaander niet goed op de hoogte van de beweegredenen van iemand anders, ook al is hij dan een socialist. Maar wie zegt dat de socialist zelf zo goed op de hoogte is van zijn eigen beweegredenen? Zijn behoefte aan solidariteit kan best samengaan met een primatenafgunst die hij aan zichzelf niet wil toegeven. 
     Zelf word ik altijd getroffen door de argumenten en de bewoordingen van een socialist die tegen privatisering te keer gaat. Ik lees vandaag in Het Nieuwsblad dat ACV-voorzitter Marc Leemans – dat is toch ook een soort welgestelde socialist – waarschuwt voor hospitaliseringsverzekering, inkomensverzekering en pensioensparen. ‘Wie wordt daar beter van?’, vraagt Leemans. Hij bedoelt dat het de verzekeraar is die er beter van wordt, terwijl het echte antwoord is dat zowel de verzekeraar als de verzekerde baat hebben bij hun overeenkomst. Maar net dát de verzekeraar er ook iets aan overhoudt, dat schijnt Leemans hem niet te gunnen.
     Ik volgde onlangs op Facebook een discussie over de ideale manier van reizen: plooifiets, auto, bus, trein, TGV of vliegtuig? De meeste deelnemers aan de discussie bekeken de zaak vanuit de ecologische gevolgen, en die bleken te schommelen al naar gelang  de af te leggen afstand. Voor een afstand van rond de 1000 kilometer bleek de bus de minst vervuilende reisvorm. Maar ook andere invalshoeken kwamen aan bod: hoe snel je ter bestemming bent, algemeen comfort, klantvriendelijkheid, mogelijkheid om een dutje te doen, plaspauzes, wifi. Er werd niet over de prijs gesproken. ’t Was een discussie onder welgestelden, geloof ik, en money was not an issue. En toen keerde één deelnemer zich met name tegen de toeristenbus omdat ‘de mensen die erin investeren zoveel mogelijk geld willen verdienen’. Hij gaf de voorkeur aan de trein omdat die ‘nog wat uit handen van de winstjagers bleef’. Dat was een erg socialistische reactie, maar alles wel beschouwd eerder afgunstig dan solidair.*** De winst die met toeristenbussen gemaakt wordt, gaat in elk geval niet af van het budget voor bejaardentehuizen of voor opvang van illegale immigranten. En wat de chauffeurs betaald krijgen, moet in de buurt liggen van het door de socialistische vakbond voorgestelde – eerder dan van het nu geldende – minimumloon.
     Zijn het vooral afgunstig ingestelde lieden die makkelijk socialist worden, of is het omgekeerd zo dat socialistisch ingestelde lieden, met hun theoretisch onderbouwde aversie van ongelijkheid, die makkelijker afgunstig worden? Zijn het onze gevoelens die ons ideeënsysteem bepalen of ons ideeënsysteem dat onze gevoelens bepaalt?**** Als dat laatste het geval is, zou ik nu minder jaloers moeten zijn dan vroeger, toen ik nog socialistisch dacht. Maar of dat zo is, durf ik niet te zeggen, want dat is allemaal zo lang geleden en ik heb indertijd verzuimd een dagboek bij te houden. Zeker weet ik dat ik mijn afgunst nu redelijk onder controle heb. Als ik mooie grote huizen zie, of beter nog, kleine bewoonde kasteeltjes in een park, ben ik altijd een heel klein beetje blij voor de bewoners. Good for them, denk ik dan. Als een collega een mooiere lesopdracht heeft dan ik, met veel brave en weetgierige leerlingen, vind ik dat een beetje fijn voor die collega en behoorlijk erg voor mij, maar daar komt geen afgunst bij kijken. Op een slechte dag kan ik nog jaloers zijn op een collega die onder de leerlingen bijzonder populair is. Dan voel ik heel vaag een heel klein steekje. ’t Is niet meteen Shakespeares ‘groenogige monster’ of Poesjkins ‘koude hand die ’t hart omknelt’.
     In zijn boekje over de Kunst van goed leven, geeft Dobelli zijn lezers enkele wenken over hoe ze hun afgunst kunnen beteugelen. ’t Is de enige zonde,  zegt of citeert hij, waar je geen enkel plezier aan beleeft. Je kunt dus beter jezelf niet met anderen vergelijken, de sociale media vaarwel zeggen en niet naar klasreünies gaan. Sluit je niet aan bij een club waarvan de meeste leden beter af zijn dan jezelf. Denk eraan dat je buur veel minder plezier beleeft aan zijn mooie auto dan jij vermoedt, en dat zijn vrouw een veel slechter karakter heeft dan ze laat zien.
     Zelf heb ik ook nog twee suggesties. Eén: geef je eigen primatenafgunst ronduit toe en bezorg het een héél, héél klein plaatsje in je gevoelsleven. Twee, to be on the safe side: wees geen socialist.

 
* Je kunt je ook een experiment voorstellen waarbij het aapje zijn eigen druiven weggooit  omdat een ánder aapje geen druiven krijgt. Die bereidheid om persoonlijk voordeel op te offeren wanneer alléén een ander benadeeld wordt, beantwoordt niet aan de klassieke definitie van afgunst. En wellicht ook niet aan de praktijk van de meeste socialisten.

**Misschien is het vooral een bepaald soort afgunst die vaakst voorkomt bij socialisten en zijn er andere vormen van afgunst die bevorderd worden door een identitaire overtuiging.

**Die solidariteit komt wel even naar boven als ter sprake komt hoe de buschauffeur slachtoffer kan zijn van het winstjagen der investeerders.

*** Ik ga er maar even van uit dat onze gevoelens niet helemáál door ons primateninstinct bepaald worden. Overigens lijkt het mij om dezelfde reden mogelijk dat een neo-liberale overtuiging opzichtige hebberigheid bevordert.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten