Walter De Donder heeft met zijn uitspraak
over die ‘hele wijken die ontvolkt worden van onze eigen mensen’ minstens één
ding bereikt: hij wordt vandaag omschreven als ‘burgemeester van Affligem’ en
niet meer als ‘kabouter Plop van CD&V’. Dat is een hele vooruitgang. Maar
voor de rest heeft hij veel kritiek gekregen: van politicologen, van sociologen
en van identitair-allochtonen. Ook vonden de zes andere kandidaten voor het
CD&V-voorzitterschap dat de partijleden het beste niet voor De Donder stemden,
maar voor henzelf. Maar dat vonden ze vroeger ook al.
Veel kritiek betrof het woord
‘ontvolken’. Het deed denken aan dat andere woord ‘omvolken’ dat in
extreem-rechtse kringen gebruikt wordt. Othman El Hammouchi die onlangs Godwin
ontdekt heeft – die van de ‘wet’, niet de filosoof, die kende hij wellicht al –
El Hammouchi dus, spreekt van ‘regelrechte nazitaal’ (hier).
Zulke woorden gebruikt hij de laatste tijd steeds meer op twitter, en ‘fasciste de
merde’. Maar hij wordt natuurlijk zelf ook vaak uitgescholden.
Het is mijn gewoonte niet om lastig
te doen over woorden. Maarten Boudry wordt altijd heel boos als het woord
‘omvolken’ valt. Hij heeft daar zijn redenen voor. Een aantal mensen gebruikt
het woord om aan te geven dat immigratie een complot is van duistere machten –
met George Soros aan het hoofd – die de westerse beschaving willen ondermijnen.
Ach ja, sommige westerlingen houden inderdaad niet erg van de westerse
beschaving, maar ik geloof dat de immigratie van de laatste vijfenveertig jaar,
en de lakse reactie erop, gemakkelijk kan worden verklaard worden zonder de
omweg van een complot.
Ook gelooft Maarten dat ‘omvolken’
een alarmistische overdrijving is, alsof ons land binnenkort bewoond zou worden
door een méérderheid van allochtonen. Maarten gelooft dat niet, en ik geloof
dat ook niet (hier).
Maar tegelijk ben ik wat ongeruster dan Maarten. Ik heb ergens anders (hier)
iets geschreven over de groei van de Marokkaanse bevolking in ons land: van 40 000 in 1974
tot 470 000 nu. Ik denk dat het veilig is om te stellen dat het aandeel
van de moslims 45 jaar geleden niet boven de één procent kwam. Het Pew-reserach
Center (hier)
schatte in 2010 het aantal moslims in ons land op 6 procent, met een voorziene
stijging in 2030 tot 10 procent. In Het
Nieuwsblad (hier) las
ik onlangs dat in het Vlaamse lager onderwijs bijna 9 procent van de kinderen
islamitische godsdienst volgen. Dat moet een onderschatting zijn van het aantal
islamitische kinderen, aangezien er ook veel van hen in het katholiek onderwijs
terechtkomen waar ze alleen katholieke godsdienst kunnen volgen. Als we een
klein beetje extrapoleren, en er komt geen omvangrijke geloofsafval, dan vrees
ik dus dat de 10 procent moslims eraan komt vóór 2030. En om op termijn dat aandeel tot
15 procent te beperken zal, met de bestaande verschillen in geboortecijfers, een héél
strikte immigratiepolitiek nodig zijn.
Aangezien De Donder nergens spreekt
over George Soros, en hij zijn ‘ontvolken-omvolken’ beperkt tot ‘bepaalde
wijken’, is er geen reden om hem bij de complotzoekers of bij de alarmisten in te
delen. Hij is dus, geloof ik, veilig voor de woede van Boudry – een feit dat hem
echter geen beschutting biedt tegen bovenvermelde politicologen, sociologen,
identitair-allochtonen en kandidaat-CD&V-voorzitters.
Naast zijn woordkeus, werden immers
ook zijn veronderstelde bedoelingen over de hekel gehaald. Sihame El Kaouakibi
(Open-Vld, hier)
vindt dat hij ‘kwade wil’ toeschrijft ‘aan ouders, vrienden, kennissen, en
andere brave medeburgers.’ En aan haarzelf natuurlijk: ‘Het gaat hier over
mensen zoals mij,’ schrijft ze. Socioloog Dirk Geldof (hier)
laat verstaan dat mensen als De Donder hopen op de terugkeer van ‘een wittere
maatschappij dan nu het geval is’.
Dat zijn geloof ik verkeerde
interpretaties van wat De Donder wil. Hijzelf zegt het als volgt: “In Affligem wordt een sterk integratiebeleid
gevoerd met een inburgeringstraject, huiswerkbegeleiding, praatcafé,
taalcursussen, speel-taalplein. Zo veel mogelijk kansen bieden om dialoog en
integratie mogelijk te maken. Iedereen kansen geven dus.” Ik zie daarin geen
spoor van een ‘wittere maatschappij’-droom of van het toeschrijven van ‘kwade wil’
aan de allochtone bevolking.
Anderzijds zijn er natuurlijk ook
echte meningsverschillen tussen mensen als El Kaouakibi en Geldof aan de ene
kant en mensen als De Donder aan de andere kant. Die meningsverschillen
bevinden zich op de as die loopt van multiculturaliteit tot assimilatie. De
Donder staat dichter bij de assimilatiegedachte – zeker als het om taal gaat –
en El Kaouakibi en Geldof staan dichter
bij het multiculturele ideaal. Kaouakibi houdt, om haar woorden te gebruiken, van de ‘hechte groepscultuur’
van de allochtonen die ‘hun eigen cultuur een beetje willen behouden’. En voor
Geldof komt het erop aan de zaken te ‘nemen zoals ze zijn’. ‘Het zal niet meer
veranderen en daar moeten we mee leren leven.’
Geldof ontkent zelfs in zekere zin
dát er cultuurverschillen bestaan. ‘De meeste mensen liggen wakker,’ zegt hij, ‘van
dezelfde dingen, ongeacht hun afkomst.’ Patrick De Reyck reageerde
snedig op zijn Facebookpagina. ‘Nee meneer Geldof, ik lig niet wakker van en
door bloedwraak, homohaat, de vrijheid van vrouw en dochters, apostasie, etc...’
Dat is wellicht te scherp omdat niet alle allochtonen van de eerste, tweede en
derde generatie even wakker liggen van bloedwraak etc., maar het komt in die
middens wel vaker voor dan in andere. Als socioloog zou Geldof dat moeten
weten.
Geldof kent anders wel de cijfers.
Hij citeert ze zelf. ‘In het Brussels Gewest is 71 procent van de bevolking van
vreemde origine. In Genk is dat 55 procent en in Antwerpen iets meer dan de
helft.’ Op één of andere manier zouden die cijfers de uitspraak van De Donder
over de ontvolking moeten ontkrachten. Dat is eigenaardig geredeneerd. ‘Ook die
mensen zijn ons eigen volk,’ zegt Geldof nog. Mij goed. Maar die mensen hebben
wel enkele andere tradities meegekregen. Velen van hen - zeker niet allemaal - spreken een andere taal,
kijken naar andere tv-zenders, hebben andere voorkeuren in de wereldpolitiek,
participeren minder op de arbeidsmarkt, hebben een andere godsdienst én een
andere godsdienstbeleving, kijken op een andere manier naar de rol van vrouwen op
straat, thuis, in relaties en in de samenleving. Dat zijn allemaal échte
verschillen, al gaat het om gradaties en niet om zwart-wit.
Zelf wil ik helemaal niet terug naar
de ‘wittere maatschappij’ waar Geldof van spreekt. Wel hoop ik dat we, in het
belang van autochtonen én allochtonen, naar elkaar toegroeien inzake taal en al
die andere dingen, dat we ons aan elkaar aanpassen, en dat dat aanpassen voor
de domeinen die ik zojuist genoemd heb, vooral gebeurt in één bepaalde
richting.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten