‘Hoe noem je een non die drankjes bestelt aan de toog?’ – ‘Een ba(a)rmoeder’.
Ik hoorde het mopje ooit van een pater die soms bij ons aan huis kwam, en het
heeft mijn vooroordeel vorm gegeven dat clerici van de laatste drie generaties een erg flauw gevoel
voor humor hebben. Heeft het iets met hun maagdelijke staat te maken? Ik weet
het niet.
Het rare is dat je de flauwe humor van beroepsgelovigen ook vaak
vindt bij hun tegenhangers, de beroepsóngelovigen, en speciaal als ze het over godsdienst
hebben.* Maarten Boudry brengt in zijn boek Illusies
voor gevorderden de transsubstantieleer van de katholieke kerk ter sprake:
het geloof dat een hostie – Maarten spreekt van een ‘koekje’ – verandert in het
lichaam en bloed van Jezus, en dat niet symbolisch maar letterlijk. Iemand die
dat niet gelooft, zoals de meerderheid van de hedendaagse katholieken, vindt die
transsubstantiatie te belachelijk voor woorden, en dat is, vind ik, al reden genoeg
om er niet te hard mee te lachen.**
Maarten vindt dat niet. Hij haalt
een Amerikaanse professor biologie aan die een geconsacreerde hostie doorboorde
met een roestige nagel en het fotografisch ‘bewijsmateriaal’ op zijn website
publiceerde met de wetenschappelijke conclusie: ‘It’s just a fucking cracker’. Dolle
pret! Op één of andere manier doet die professor mij denken aan de pastoor in La regenta – het Spaanse Madame Bovary – die zich vanop
de kansel week na week vrolijk maakt over het geloof van de oude Egyptenaren die
katten als goden vereerden. Risum teneatis amici, riep hij uit. Vandaag zou hij
misschien zeggen: ‘It’s just a fucking cat!’. Zeker, zeker, een kat.
Maarten heeft ook zijn eigen hostie-mopje.
Er bestonden voor de hostie indertijd allerlei regels. Je mocht die als leek
niet met de handen aanraken, maar hij werd door de priester rechtstreeks op de
tong gelegd. Je mocht niet op die hostie bijten. Op school hoorde ik het
verhaal van een kind dat dat ooit gedaan had, en toen werd zijn mond gevuld met
bloed. En je begrijpt ook dat het een drama was als een hostie op de grond
viel; en dat je niet-gebruikte hosties moeilijk in de vuilnisbak kon gooien. Er
bestonden allerlei procedures om, in Maartens woorden, ‘je van dergelijk klein
gevaarlijk afval te ontdoen.’ ‘Klein gevaarlijk afval’. In de marge van mijn
exemplaar heb ik genoteerd: ‘Erg flauw.’
Als Steven Pinker over godsdienst spreekt, zie je die flauwe, licht
vulgaire humor ook soms opduiken. In zijn ‘impressionistische’ eerste hoofdstuk
van Our Better Angels schetst hij het
geweld van vroeger tijden aan de hand van literaire bronnen zoals de Illias, de Odyssee, het Oude Testament,
het Nieuwe Testament, de Lancelot-en-prose, Shakespeare, de
Grimm-sprookjes en oude kinderversjes. Bij het Oude Testament hangt hij een negatief beeld op van de Bijbelse
personages, wat niet zo moeilijk is. Van de God Yaweh zegt hij dat Hij de stad Sodom
vernietigde met een ‘goddelijke napalmaanval’. ‘Napalmaanval’ - wij herkennen hier een variant
van het ‘klein gevaarlijk afval’-mopje.***
Het kan erger. Van koning Salomon
zegt Pinker dat hij herinnerd wordt voor het bouwen van de tempel en voor het
schrijven van de boeken Spreuken en Prediker, en van het Hooglied, ‘hoewel,’ voegt Pinker eraan
toe, ‘hij met een harem van zevenhonderd prinsessen en driehonderd bijvrouwen
duidelijk niet al zijn tijd aan schrijven besteedde.’ Welnee, niet al zijn tijd aan schrijven besteed, hij heeft daarnaast, stel
je voor, seks gehad. Dat
doet mij denken aan een verhaal dat Tom Lanoye ooit in een interview vertelde.
Een hoogzwangere docente gaf les over Guido Gezelle en besprak de platonische homo-erotiek
in ‘Die avond en die roze’. Een student stond op en zei: ‘Die baby in uw buik
is er ook platonisch gekomen zeker?’ Lanoye vond dat grappig.
Mooi is dan weer als zo’n flauwe ongelovige te maken krijgt met een
geestelijke van de oude stempel, een erfgenaam van de spirituele salon-abbés
van de 17de en 18de eeuw. Pauselijk nuntius Pecci, later
zelf paus onder de naam Leo XIII, werd ooit benaderd door een diplomaat die hem
een tabaksdoos voorhield waarop een naakte vrouw was afgebeeld. ‘Vous aimez les
objets d’art, monseigneur. Regardez cela,’ zei hij. ‘Oh, c’est très beau,’
antwoordde de nuntius. ‘C’est Madame sans doute?’
* Er zijn natuurlijk ook erg geestige
atheïstische uitspraken van nu en vroeger, zoals de beroemde repliek van Laplace toen Napoleon
zijn boek over het ontstaan van het zonnestelsel had aangevallen. Napoleon was
boos omdat de geleerde geen enkele maal iets over God had gezegd. ‘Sire,’
antwoordde Laplace, ‘je n’avais pas besoin de cette hypothèse.’
De humorloze ernst van het traditionele katholicisme dat ik als kind nog heb beleefd sloeg ook bliksemsnel om in haatdragende en niets ontziende razernij indien er laatdunkend of spottend gedaan werd over hun geloofspunten. Ik zie steeds meer dezelfde agressieve en dikwijls domme houding bij de kwezels die tegenwoordig de politiek correcte levenswijze proberen op te leggen. Plus que ça change...
BeantwoordenVerwijderenOf zoals mijn vader zegt: 'Changement de décor.'
VerwijderenEen pater kapucijn zei ooit tegen mijn ouders dat “veel gelovige vrouwen zich met plezier verbranden aan een gewijde kaars.” Ik heb dit mengsel van vulgariteit en zelfspot altijd vrij meesterlijk gevonden. Maar ja, de kapucijnen was een zeer volkse orde.
BeantwoordenVerwijderenEen bepaald type priesters maakte zich gemakkelijk vrolijk over kwezels, maar ik ben niet zeker dat dat zélfspot was.
VerwijderenZelfspot in de zin dat ze durfden lachen met gelovigen die hun leer meer dan ernstig namen. Trouwens, een man die zichzelf reduceert tot “gewijde kaars” neemt zich toch niet echt ernstig.
BeantwoordenVerwijderenDat is waar.
Verwijderen