woensdag 1 december 2021

Woke wie wat?

 

     ‘Wie Wat Woke’ is waarlijk een verrukkelijk boekje: helder, fris, beknopt, leerzaam en zelfs erudiet op een onopvallende manier. Het is nochtans geschreven door een socioloog, Walter Weyns. Zo zie je maar. Zelf heb ik best wel een en ander opgestoken op moreel en intellectueel gebied. ‘Heilig word je niet door je dagen al biljartend te slijten,’ staat er op bladzijde 30. Verdomd. Ik heb enkele weken geleden nog in de voorkamer een klein pooltafel laten plaatsen. Op bladzijde 227 wordt uitgelegd wat Blaise Pascal bedoelde met zijn beroemde eerste alinea over de ‘esprit de géométrie’ en de ‘esprit de finesse’. Hoe vaak heb ik niet, als zestien- of zeventienjarige, de Pensées uit de boekenkast van mijn vader gehaald, en ze dan, na het lezen van die raadselachtige eerste alinea, weer terug op hun plaats gezet. Nu weet ik waar die alinea over gaat. De ‘esprit de finesse’ is wat woke-mensen niet hebben.
     Weyns is slim genoeg om zich niet nodeloos uit te putten door moeizaam op zoek te gaan naar een sluitende definitie van woke. Maar hij weet wel waar hij over spreekt. Woke is voor hem het misvormde kind van een reeks historische bewegingen: antikolonialisme, zwarte emancipatie, feminisme, homorechten, dierenrechten, milieubescherming, en die heterogene erfenis wordt bij elkaar gehouden door een centrale idee – het is allemaal de schuld van de ‘witte man’. Aangezien sommige van die oudere bewegingen een respectabele intellectuele geschiedenis hebben, bestaat een deel van het boek uit parafrase van wat theoretici als Stokeley Carmichael, Frantz Fanon en anderen te vertellen hadden, naast natuurlijk van wat wokemensen van nu te vertellen hebben, auteurs zoals Robin DiAngelo. 
     Een verstrooide lezer zou die parafrases misschien voor de standpunten van Weyns zelf kunnen houden. Wellicht is dat soms het geval, en soms ook niet. Met de erlebte Rede weet je nooit zeker. In het algemeen lijkt de auteur sympathie te hebben voor sommige doelstellingen van de wokebeweging – meer vrouwen in verantwoordelijke posities, gelijke kansen voor mensen van kleur – maar stoort hij zich aan de tegenstrijdige argumentatie, de verwarring tussen waarheidsvinding en propaganda, het extremisme, de onverdraagzaamheid, de utopische heilsverwachting, het zwart-wit denken, de morele zelfgenoegzaamheid, de humorloosheid en het hierboven genoemde gebrek aan ‘esprit de finesse’.
    Nu zijn al de opgesomde kenmerken evengoed terug te vinden bij de wereldverbeteraars van vroeger. ‘Esprit de finesse
 in het politieke domein vind je haast alleen bij conservatieve denkers, en je kunt je afvragen of je hen wel bij de wereldverbeteraars kunt rekenen. Maar er zijn ook kenmerken die typerend zijn voor de woke-beweging en haar onderscheiden van vorige bewegingen. De woke-beweging gelijkt enigszins op nationalisme en socialisme doordat ze niet het individu maar de collectiviteit als uitgangspunt neemt: het belangrijkste is tot welke groep je behoort. Vroeger waren de groepen waar het om ging de taalgemeenschap of de sociale klasse. Bij woke worden de groepen ingedeeld volgens etnische afkomst, gender en seksuele geaardheid. 
     Aangezien nu die woke-categorieën kunnen overlappen, werd een theorie uitgewerkt over intersectionaliteit, die toelaat om de grààd van onderdrukking te meten. De zwarte man wordt meer onderdrukt dan de blanke vrouw, en de lesbische vrouw wordt meer onderdrukt dan de hetero vrouw, en de zwaarste onderdrukking treft de sectie van van wie zwart, lesbisch en vrouw is. Maar allemaal worden ze onderdrukt. Daar komt de intersectionaliteit, dat als universitair vak ook echt bestaat, op neer. Voor Weyns is dat allemaal niet zozeer een wetenschappelijke analyse als een strategie om verschillende bewegingen, die op zich weinig met elkaar te maken hebben, toch samen te brengen in één offensief waar ook een gemeenschappelijke vijand voor werd gevonden: de witte man, of preciezer het rooshuidige wezen dat als man geboren is, liefst man wil blijven, en die seksueel op het andere geslacht is georiënteerd. In de landen waar woke actief is, lopen er heel veel van die wezens rond.
     Er is nog een ander verschil tussen nationalisme en socialisme enerzijds, en woke anderzijds. Die eerste twee deden er alles aan om een massabeweging te worden en zijn daar in vele gevallen aardig geslaagd. Maar over woke waait de wind van het elitisme. Het is iets voor bobo’s, voor grachtengordelaars, voor ‘feine Leute’. Het is iets voor politiek-bewuste theatermakers en elitaire campusbewoners in de Verenigde Staten.  Antiracistische strijders van het eerste uur daarentegen bekijken woke erg argwanend. Pater Leman bij ons heeft er geloof ik geen goed woord voor over. Daardoor is woke ook erg polariserend in de radicale zin van het woord. Waar nationalisme en socialisme het volk probeerden te verenigen, met uitsluiting van vreemde smetten en klassenvijanden, hebben de woke-mensen de neiging het volk zelf uit te sluiten, daarmee de tegenreactie van het populisme oproepend. Als je het zo bekijkt zijn zelfs de grote BLM-betogingen geen echte woke beweging. De rel rond de vertaling van Amanda Gorman is dat wel.
     Ach, Amanda Gorman, zucht de lezer nu, dat weet ik nog, dat is niet zo lang geleden. Een zwart meisje had een gedicht in het Engels geschreven  nietwaar? En een blanke dichteres zou dat in het Nederlands vertalen, is het niet?  En daar kwam dan protest tegen, heb ik het goed? Wat was dat een futiele kwestie, zeg!
     Die futiliteit, dat wordt wellicht het onderwerp van mijn stukje van morgen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten