De machteloze boer.
Op 5 september schrijft Inge Ghijs in De Standaard een scherp pleidooi tegen de vrije markt in de landbouw. Ghijs pleit voor ‘kostprijsberekening en minimumprijzen’ als enige mogelijkheid om ‘de landbouwsector te behouden’. Ik zou dat nuanceren: ‘om de landbouwsector behouden in zijn huidige vorm van zelfstandig – gesubsidieerd – ondernemerschap.’ Als men indertijd de kruideniers had willen beschermen tegen de grootwarenhuizen, had men ook moeten teruggrijpen naar ‘minimumprijzen en kostprijsberekening.’
De machteloze consument.
Naast de machteloze boer, zou volgens Ghijs ook de consument machteloos zijn. ‘Sinds wanneer bepaalt de consument’, schrijft Ghijs, ‘hoeveel hij wil betalen voor zijn prei en kotelet ... Het zijn de verkopers die de prijs zetten.’ Dat weet ik nog zo zeker niet. Je vraagt je af waarom de verkopers die prijs dan niet bijvoorbeeld verdubbelen. Veel mensen geloven maar in de vrije markt als ze die ook zien, zoals bij de aankoop van een snuisterij in een Marokkaanse soek, als ze over de prijs moeten onderhandelen.
Het inkomen van de boer.
Tuinbouwers verdienen veel meer dan vleesveehouders. Vleesveehouders halen bijna 75 procent van hun inkomen uit subsidies. 75 procent! Dat is inderdaad geen vrije markt.
Pesticiden.
Een van de redenen waarom ons voedsel zo goedkoop is, heeft te maken met het gebruik van pesticiden en andere landbouwmethodes die slecht zijn voor de natuur. Inge Ghijs schrijft in De Standaard (7/2) dat die landbouwmethodes op termijn de landbouwgrond zullen vernietigen en élke landbouw onmogelijk maken. Of dat waar is, en in welke mate, is een wetenschappelijke discussie waar ik mij buiten houd. Op welk tempo er moet worden overgeschakeld naar andere landbouwmethodes, is dan weer een discussie die zowel wetenschappelijk als economisch is. Ook daar kan ik mij beter buitenhouden.
Reynebeau en de boeren.
Reynebeau schrijft over de kwestie van de representatieve democratie. Het loopt niet zoals hij wil. Er komt particratie en lobbywerk bij kijken – twee zaken die ik als een vervelende maar noodzakelijke keerzijde van de representatieve democratie beschouw. Politici die gaan ‘luisteren naar de boeren’ zijn opportunisten – terwijl zulke rituelen er wat mij betreft bijhoren. Een ander ritueel – het blokkeren van autostrades – vind ik veel erger. Tussen de regels, lees ik dat Reynebeau ook niet hoog oploopt met die boerenblokkades. Hij heeft geloof ik liever dat die door de vakbonden gebeuren.
Tom Wouters plaatst dagelijks prachtige arabesken op zijn Facebookpagina. Soms schrijft hij ook iets op mijn Facebookpagina, als reactie. ‘Bij elk stukje van jou over landbouw,’ schreef hij vandaag, ‘vind ik het overduidelijk dat je er te weinig van afweet.’ Ik moet Tom hier teleurstellen: over alle andere dingen waarover ik schrijf weet ik ook te weinig. Mijn streven is het om geen onzin te schrijven zonder veel over een onderwerp af te weten.
Verder schrijft hij dat de dialoog tussen ons bemoeilijkt wordt door een ‘verschillend referentiekader’, waardoor we in een ja-maar-nee-maar discussie belanden. Ik zie dat enigszins anders. Natuurlijk wordt een discussie bemoeilijkt door een verschil in kennis, waardenhiërarchie en referentiekader. Maar een groter obstakel lijkt mij dat de leek die ernaar streeft onzin te vermijden of te weerleggen niet anders kan dan een reusachtig vraagstuk in kleine stukjes te hakken, om over één of twee van die stukjes iets te zeggen. Het vraagstuk in zijn geheel blijft buiten zijn bereik.
Een expert kan dan opmerken dat de leek de verkeerde stukjes heeft gekozen om iets over te zeggen. Wat moet de leek daarop antwoorden? Als Tom schrijft dat ‘een groot deel van de landbouwproblemen vandaag juist bestaan omdat de landbouw zich niet kan onttrekken aan zijn ecologische gevolgen,’ dan kan ik daar niet eens met ja-maar of nee-maar op antwoorden. Dat zou veronderstellen dat ik het verband tussen landbouw en ecologie voldoende doorgrond heb om ja of nee te antwoorden, en dat heb ik niet.
Daarmee is de leek nog niet aan het einde van zijn moeilijkheden. Zo moet hij zich te beperken tot een logische redenering, terwijl de uitkomst van die redenering vaak wordt tegengesproken door de feiten uit het dossier, dat hij dus niet kent. Dat betekent niet dat de leek zich heeft vergist: hij heeft alleen geen rekening gehouden met de logica van andere mechanismen, die in de tegengestelde richting werken. De leek redeneert ceteris paribus.
Ten slotte komt er in elke actuele discussie een punt dat er moet worden gespeculeerd over causale verbanden. Dergelijke verbanden kunnen moeilijk worden bewezen. Het verste kom je met brede cijfers en statistieken, zoals Hans Rosling en Steven Pinker die gebruiken. Maar bij het inschatten van plausibiliteit komt ook wat anders kijken: referentiekader, ideologische vooringenomenheid, brede kijk dan wel tunnelvisie, en een zekere door ervaring aangescherpte intuïtie. Op dat laatste punt is de expert in het voordeel*.
Blokkades
Als boze boeren de wegen blokkeren, trekken de televisiemensen erop uit om automobilisten te interviewen. Wat vinden zij van die acties? Een vaak gehoorde reactie is dan dat men ‘veel begrip’ heeft voor de motieven van de actie, maar niet ‘voor de manier waarop’. Dan komen verschillende vragen bij mij op. Was dat ‘begrip’ er al voor dat men last had van de blokkade? Is het een vorm van diplomatisch enerzijds-anderzijds? Gaat het hier om een soort Stockholm-sympathie met de gijzelnemers? Is de redenering misschien dat er wel rechtvaardige grieven moeten bestaan, omdat men anders tot zulke drastische acties niet zou overgaan?
Zelf zou ik mijn begrip of onbegrip voor grieven of eisen nooit laten afhangen van zulke acties. Ik heb mijn mening over vaccinatie en vaccinatieverplichting ook niet laten afhangen van de vrachtwagenchauffeurs die de grens tussen Canada en de VS blokkeerden.
De boeren, en Sammy Mahdi, klagen aan dat Natuurpunt de prijs van de landbouwgrond opdrijft door er zelf te kopen en die dan te veranderen in natuurgebied. Natuurpunt verdedigt zich door te zeggen dat ze alleen slechte landbouwgrond opkopen. Dat is een goed argument. De twee argumenten die volgen zijn dat minder. ‘Natuurpunt betaalt zelden meer meer dan de marktpijs.’ Inderdaad, waarom zouden ze meer betalen? Maar door grond op te kopen, wordt de resterende grond schaarser, en dus duurder. En nog: ‘Als Natuurpunt bijvoorbeeld 50.000 euro zou betalen voor een hectare grond, zou zij daarvoor maar de helft subsidie krijgen. De andere helft moet uit eigen middelen komen.’
50 % uit eigen middelen? Dat lijkt mij verdacht. Krijgt Natuurpunt dan zoveel lidgelden en donaties** binnen? En ook dat voorbeeld van één hectare vind ik verdacht. Mijn motto is al lang: Weg met de kleine cijfers, leve de grote, brede cijfers! Ik zoek het jaarverslag van Natuurpunt op en daar vind ik de volgende cijfers: 37 procent van de inkomsten komen uit aankoopsubsidies, en 44 procent van de uitgaven gaan naar de aankopen. De aankoop van landbouwgronden wordt dus, als mijn berekening juist is, voor 84 procent gesubsidieerd.
* Over hoever de leek kan geraken zonder dossierkennis heb ik uitgebreid geschreven in een van mijn Karel Van het Reve- stukken. Zie hier.
** de inkomsten van Natuurpunt zijn als volgt: 37 procent aankoopsubsidies, 34 procent werkingssubsidies, 15 procent lidgelden, 14 procent studie-opdrachten, cursussen en beheerwerken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten