zaterdag 28 april 2018

Wat staat er in de kinderkoran?

     Op de omslag van Anke Van dermeersch haar nieuwe boek staan twee lange, slanke vrouwenbenen afgebeeld. Het is van zulke benen dat Godfried Bomans wou dat zijn vrouw er één van had.* En bij die benen horen vrouwenvoetjes in hoge hakschoentjes, waarvan er één op een Nederlandstalig exemplaar van de Koran rust. Anke versmaadt de Koran, geloof ik.
     Op de foto kan ik niet goed zien om welke vertaling het gaat. Misschien is het die van H.J. Kramers**, die ik een paar keer tevergeefs in de hand heb genomen en die zo moeilijk leesbaar is. Allah wordt er de ‘erbarmende erbarmer’ genoemd. Ik raakte er niet door. Maar om toch een beetje te kunnen meepraten als het gesprek die richting uitging, heb ik de vereenvoudigde versie van Kader Abdolah gelezen. In die versie is Allah geen ‘erbarmer’ meer, nee, hij is gewoon ‘lief’ en ‘hij geeft en vergeeft’. Zelfs een kind begrijpt wat daarmee bedoeld wordt. Abdolah heeft ook flink geschrapt in de herhalingen, maar lang niet alles, want anders was het maar een dun boekje geworden. En die herhalingen horen erbij, net zoals de afwisseling tussen helder proza, hypnotiserende bezwering, onsamenhangende verhalen, rare gedachtesprongen, cirkelredeneringen en poëtische wartaal. Zoals Abdolah alles vertaalt, is er best wel enige literaire verdienste in Mohammeds stijl te ontdekken. Ik heb mijn mening in deze enigszins bijgesteld en ben een beetje opgeschoven in de richting van wat Ernest Renan daarover schreef.
     Ik heb het boek gelezen met een onbevangen geest zoals ik de Illias zou lezen, of het Chanson de Roland, of een ander oud boek. Ik was niet speciaal op zoek naar ‘haatverzen’, of naar de zeven verborgen betekenissen, of naar mogelijkheden om de tekst in overeenstemming te brengen met de Verlichtingsidealen. Ik had veeleer tot doel om er een algemene indruk van te krijgen, to get a general feel of it. En die algemene indruk is niet zo gunstig. Toen Randolph Churchill probeerde de Bijbel te lezen, zou hij voortdurend hebben uitgeroepen: Oh God, isn’t God a shit! Zo ver wil ik niet gaan. Maar noch Allah, noch Mohammed zijn erg aantrekkelijke figuren. De eerste wil voortdurend volkeren uitroeien die ongelovig zijn. ‘Heb je er ooit bij stilgestaan hoeveel volkeren Wij vernietigd hebben,’ vraagt hij ergens. En de tweede wil boven alles erkend worden als de officiële vertegenwoordiger van de eerste.
     Ook weinig aantrekkelijk is de voorstelling van het hiernamaals. De hemel kan er nog net mee door, alhoewel er weinig plaats voor afwisseling is. Het is een soort park – het soort waar een woestijnbewoner van droomt, met veel schaduw en beekjes en riviertjes. De inrichting is aan de opzichtige kant door de rustbanken die met juwelen versierd zijn***. Maar je kunt er gaan zitten zitten om met je vrienden te praten. Ondertussen drink je een bekertje wijn waar je geen hoofdpijn van krijgt. Er is kip en vers fruit en je mag zelf kiezen wat je wil eten****. Dat komt goed uit want ik ben erg kieskeurig. Verder zijn er eeuwig jong blijvende jongelingen die als kelner optreden en ‘reine meisjes met mooie, sprekende zwarte ogen. Het zijn trouwe beminnende maagden van eenzelfde leeftijd.’ Over muziek wordt niets gezegd.
     De ongelovigen daarentegen komen in de hel terecht. Ook dat is een onaantrekkelijke plaats. Je krijgt er kokend water te drinken en stekelige doornen te eten. Er is een hete storm, zwarte rook die niet fris is, en overal vuur ‘dat vonken omhoog werpt, soms zo groot als kastelen en soms zo groot als gele kamelen.’ De ongelovigen gaan er gekleed in hetzelfde kokende pek dat in de achtste kring van Dantes Inferno zo’n grote rol speelt. En er is aan alles gedacht. Als je huid helemaal verbrand en geblakerd is zodat de zenuwen geen pijnsignalen meer doorzenden, krijg je een nieuwe huid zodat je de pijn weer geheel en al kunt voelen. Wie verzint zoiets?
     In het boek van Abdollah staan de hoofdstukjes in chronologische volgorde, eerst die van de Mekkaanse tijd, daarna die van de Medinaanse tijd. Er zou een groot verschil zijn tussen die twee delen, maar ik heb daar bij het lezen weinig van gemerkt. Wel gaat het in het tweede deel meer over militaire acties, het verdelen van de buit, het straffen van ontrouwe bondgenoten, het bedriegen van de vijand door sluwe diplomatie en het doden van ongelovigen. Je zou kunnen zeggen dat het in het eerste deel vooral Allah is die ongelovigen doodt, en in het tweede deel is het Mohammed zelf die de klus klaart, samen met zijn volgelingen.
     De Koran bevat enkele gedragsregels over eten, drinken, vasten en voorkomen, maar op dat terrein is Mohammed nogal rekkelijk. De regels moet je altijd volgen, behalve in alle gevallen dat je ze niet moet volgen. Mohammed is geen Prinzipienreiter. Met een beetje goeie wil en vindingrijkheid kun je er verschillende kanten mee uit. Op sommige punten spreekt hij zichzelf zodanig tegen dat de theologen achteraf trucjes hebben moeten bedenken zoals de ‘abrogatie’ waarbij een later hoofdstuk een eerder hoofdstuk corrigeert. Misschien hechtte Mohammed, in tegenstelling tot zijn latere volgelingen, niet zoveel belang aan details. Hij schijnt gedacht te hebben: als die gelovigen zich onder elkaar maar een beetje gedragen. Ze moeten respect hebben voor hun ouders en geen ruzie maken met buren en reisgenoten. Behoeftigen moeten ze bijstaan. Als ze hun slaven vrijlaten, levert dat goede punten op. Ze mogen niet stelen van wezen. En ook mogen ze hun eigen kinderen niet doden.  ‘t Zijn allemaal redelijke instructies. Mohammed vraagt het onmogelijke niet. Wel is hij streng voor lieden die gierig zijn, roddelen, of zich maar halfslachtig engageren voor de goede zaak.
     Mooier in de Koran zijn de zogenaamde ‘vrome’ stukjes. Het zijn de stukjes waarin Mohammed zijn ontzag uitspreekt voor de wonderen der wereld. Uit een druppel sperma groeit een mensje. Schepen drijven op het water. ’s Nachts is het donker, zodat we kunnen slapen en overdag is er licht zodat we nergens tegenaan lopen, of toch niet te vaak. Dat hadden andere mensen dan Mohammed ook wel gezien, maar zij vonden dat doodgewoon. Mohammed vond dat niet. Hij vond het een mirakel. Ondertussen kennen we de x- en de y-chromosomen, begrijpen we de wet van Archimedes, en hebben we de mechanica van Newton en Einstein om de omwenteling van de aarde om de zon te verklaren. Maar er zijn ook nu geleerden die die chromosomen, die wet en die mechanica doodgewoon vinden, en anderen die er vol ontzag, verwondering en bewondering  naar kijken. Bij mij begint dat laatste vooral als een en ander in wiskundige formules wordt omgezet.

 
*Bomans beweerde dat hij die wens gehoord had van een mannetje dat naast hem zat in de bioscoop. Maar u en ik weten beter, nietwaar beste lezer.

** Niet de vertaling van Kramers dus. Islamkenner Koenraad Elst meldt mij dat de bovenste Koran die is van de Ahmediya’s in Den Haag. 
 
*** Kramers spreekt van ‘rijkbestikte rustbedden’. Rijkbestikt … ’t is niet veel beter.

**** Dit belangrijke punt heb ik gecontroleerd in de vertaling van Kramers. Het klopt ‘… waarvan zij het beste kunnen kiezen.’

4 opmerkingen:

  1. Leuk om lezen ! Milde ironie kan niet overtroffen worden...

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Mooi stukje... wat echter betreft Bomans... Ging dat niet om 'Marlene Dietrich'?
    Telkens als hij haar zag dacht hij: "Oh had ik toch maar één zo'n been!".

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ja. Het ging om Marlène Dietrich. Toen hij naar een film met haar keek, zat naast hem een mannetje dat zuchtte: Oh, had mijn vrouw maar één zo'n been. Maar misschien was Bomans zelf dat mannetje.

      Verwijderen