woensdag 13 januari 2021

Trump verbannen van Twitter en Facebook (2)

 In mijn vorige stukje liet ik verstaan dat de mensen van Twitter en Facebook een soort censuur uitoefenen als ze een bericht verwijderen of een account opheffen. Misschien is het wat ondankbaar om zo’n vies woord als censuur te gebruiken. Mijnheer Zuckerbeg laat mij gratis en voor niets zijn Facebook te gebruiken om er mijn blogs op te publiceren. Zonder hem, beste lezer, kende je mij en mijn stukjes misschien niet. Ik moet hem dankbaar zijn voor de geboden mogelijkheid. Als hij dan in zijn wijsheid die mogelijkheid weer afneemt, tja, the Lord giveth and the Lord taketh away.
     In datzelfde stukje overwoog ik of mijn regering zou mogen tussenkomen om censuur van Twitter en Facebook te verbieden, terwijl die regering, in tegenstelling tot mijnheer Zuckerberg, mij nog nooit iets gegeven heeft zonder dat ik er voor betaald heb, en vaak te duur. Ook is het niet zeker of een regering  ooit in de door mij overwogen zin zal tussenkomen.  Het tegenovergestelde is waarschijnlijker: dat een regering tussenkomt om van de sociale media nog meer censuur te eisen, tegen ‘hate speech’ bijvoorbeeld. Onze Vivaldi-regering acht ik daar wel toe in staat (zie hier).
     Eigenlijk verwacht je van de sociale mediabedrijven dat ze zelf alle censuur zouden vermijden. Dat die eigenaars en bedrijfsleiders redeneren: elke gebruiker, blank, geel, rood, groen of bruin brengt onrechtstreeks centen in het laatje, of die schakeringen nu verwijzen naar zijn huidskleur of naar zijn politieke overtuiging. De Twitter-verbanning van Trump, en van 70 000 van zijn aanhangers, heeft de aandelenkoers van het bedrijf met 11 % doen dalen.
      Een bedrijfsleider heeft normaal geen voordeel bij discriminatie en uitsluiting. Je kunt als eigenaar van een café of een bordeel natuurlijk een bordje aan het raam ophangen ‘interdit aux étrangers’, zoals ik mij dat herinner van mijn jeugd. Misschien willen je blanke klanten dat zo en doe je dat dan maar. Maar het blijft, zoals men het in The Godfather formuleert, ‘bad for business’. Winstzucht drijft bedrijfsleiders in de richting van inclusie, politieke onverschilligheid, en neutraliteit, zoals de christelijke bakker van mijn jeugd zijn brood evengoed verkocht aan een socialist of een liberaal, en meestal zijn eigen politieke voorkeur angstvallig geheim hield. De Volksunie-visboer op de Grote Markt bij ons was een uitzondering.
    Je kunt een begrip als vrije meningsuiting op verschillende manieren uitleggen. Je kunt het zien als een fundamenteel recht van elk individu om de slimste of domste meningen te verspreiden zonder dat iemand, en met name de regering, dat kan beletten. Je kunt het zien als een epistemologische noodzaak om uit te maken wat nu juist slim of dom is. Du choc des idées jaillit la lumière. En je kunt het ook zien als een heilzame praktijk die allerlei voordelen biedt: van uitlaatklep, over bron van vermaak, tot drijfveer van het maatschappelijk debat. Misschien, je weet maar nooit, zijn het uiteindelijk zelfs de slimme meningen die bovendrijven.
     Als vrijheid van meningsuiting als heilzame praktijk wordt gezien, dan moeten de burgers niet alleen de vrijheid hebben om te zeggen en te schrijven wat ze willen, ze moeten ook de middelen hebben om die vrijheid uit te oefenen. Dat betekent weer niet dat de regering die middelen ter beschikking moet stellen. Als mijn lezersbrieven door de bestaande kranten niet worden opgenomen, moet de regering mij niet helpen om met het belastinggeld van mijn buurman een nieuwe krant op te richten. Zoiets zou niet mogelijk, niet wenselijk en, voor wie iets interessants te melden heeft, ook niet nodig zijn. Dat is het trouwens nooit geweest. Het was in de 17de en 18de eeuw voldoende dat de Nederlandse regering de drukpers gerust liet, zonder zich te moeien met wat haar niet aanging; de winstzucht van de kaaskoppen deed de rest. Er werden altijd wel drukkers gevonden die bereid waren de dissidente meningen van Spinoza, Descartes en Voltaire te drukken*, als het even kon in piratenedities waar ze geen auteursrechten op moesten betalen.
     De sociale media hebben echter drie veranderingen meegebracht. Ten eerste werd voor het eerst een technisch instrument geschapen waarmee élke burger zijn mening kon verspreiden over de hele wereld. Zelfs mijn bescheiden blog bereikt langs Facebook wel eens een lezer in de buurt van Bangkok, Caïro en Buenos Aires. Ik moet daar niets voor betalen en de belastingbetaler evenmin. Ten tweede wordt die mogelijkheid verzekerd, niet door verschillende elkaar beconcurrerende drukkers, zoals destijds in Holland, maar door twee bedrijven die in  het opiniërende segment een monopolie hebben, zodat ik mijn blogjes niet moet gaan posten op vierendertig verschillende platformen, één rechts, één links, één neutraal, één centrum-neutraal, enzovoort. En ten derde, en helaas, biedt de gewone winstzucht geen garantie meer op de neutraliteit van die bedrijven. Als de vertegenwoordiger van 75 miljoen Amerikanen – misschien zijn het er ondertussen maar 60 miljoen meer – kan worden geweigerd, wie is dan wel veilig voor verbanning? Althans Angela Merkel ziet in dat zoiets een probleem vormt (zie hier).
     Of Merkel een oplossing heeft voor het probleem is weer een andere kwestie. In een reactie op mijn vorige stukje maakte Herman Jacobs een scherp en verstandig onderscheid. Hij vond dat een regering niet het recht heeft om ‘klootzakken’ – dat zijn zijn woorden – als Tariq Ramadan en Siegfried Verbeke, het zwijgen op te leggen. Anderzijds zou hij nooit toelaten dat zij hun islamistisch of negationistisch gebral op zijn Facebookpagina zouden verspreiden. In navolging van Richard Rich, getuige à charge in het proces tegen Thomas More (zie hier),  zal ik de kwestie van de regering een ‘higher case’ en die van Herman zijn persoonlijke pagina een ‘lower case’ noemen. De oplossing is in de twee gevallen glashelder, zowel voor mij als voor Herman. Zelf zou ik de heel aparte monopoliepositie van Twitter en Facebook als een middle case’ omschrijven. En zoals geweten is het de ‘middle case’ die Thomas More zijn kop heeft gekost.

 * Je zou kunnen denken dat Spinoza, Descartes en Voltaire gedrukt werden omdat ze zulke slimme dingen vertelden. Dan moet je eens kijken wat de Hollanders van die tijd verder nog drukten aan zouteloze praatjes van halvegare predikanten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten