Jeanne Dielman, 23, quai du Commerce, 1080 Bruxelles heb ik niet gezien*, maar zelf vind ik The Godfather de beste film aller tijden. Het is niet de mooiste, de diepste, de spannendste, de aangenaamste, de ontroerendste, de klassiekste, de geniaalste, de schokkendste, de universeelste, de vernieuwendste, de persoonlijkste, de herkenbaarste ... maar op een rustige manier … de beste. Het is zoals Lord Wendower zegt in Barry Lyndon – dát is tussen twee haakjes de mooiste film aller tijden –: ‘My friends are the best people. I don’t mean they’re the most virtuous ... or, indeed, the least virtuous, or the cleverest ... or the stupidest, richest or best born. But, the best.’
En over het maken van die beste film is nu een heel goede fictieserie gemaakt, The Offer, die op Canvas werd uitgezonden en op VRT Max nog enige tijd beschikbaar blijft. De serie – die voor alle duidelijkheid geen reportage is – heeft niet de diepgang van het magistrale Mank, dat gaat over het maken van Citizen Kane, maar bij Mank hebben zowel mijn zoon als mijn vrouw na een kwartier afgehaakt. Mank voelt hard en koud aan; The Offer daarentegen geeft gezellige warmte af als een Leuvense stoof. Het is een aaneenschakeling van happy ends want alle moeilijkheden worden één na één overwonnen – en er zijn er veel. Alle personages zijn sympathiek, en als ze onsympathiek zijn, zijn ze dat op een sympathieke manier, of krijgen ze hun verdiende loon.
Voor The Godfather streefde Coppola naar een thematische en cinematografische afwisseling van licht en donker. In The Offer daarentegen baadt alles letterlijk en figuurlijk in vrolijke kleuren, met af een toe een donkere toets waar dan licht wordt overgegaan. Het feel good ingrediënt is zo overwegend dat ik weinig vertrouwen heb in het realisme en de waarheidsgetrouwheid van het relaas. Daar hoor je mij niet over klagen. Ik ben zeker dat The Godfather ook niet meteen een realistische en waarheidsgetrouwe weergave is van het gangstermilieu. Maar de details in de serie kloppen dan weer wel. Hippe studiobazen dragen hemden met afschuwelijke puntige kragen. De Italiaanse gangsters daarentegen volgen mooi, zoals Cary Grant, de middle of fashion.
Ook leuk is dat de reeks zo makkelijk is om te volgen. Ze is bij wijze van spreken ‘gebruiksvriendelijk’. Ik heb maar af en toe iets niet meteen begrepen, zoals toen Ann-Margret studiobaas Bluhdorn een glaasje champagne aanbood. Maar voor de rest wist ik op elk ogenblik wie wie was. Ik heb laatst Tár drie keer gezien, en de derde keer verliet ik de zaal met de gedachte: wie is in godsnaam Britta? Zoiets heb je niet met The Offer. Dat is op zich geen verdienste. Elke middelmatige soap of crimi heeft heeft ook die helderheid van expositie. De kunst is om die heldere verteltrant natuurlijk te houden, zonder dat hij uitleggerig, nadrukkelijk of kinderachtig wordt. The Offer slaagt daar wonderwel in**.
Een ander probleem dat zich bij het maken van een dergelijke reeks stelt is de verscheidenheid van kijkers die je kunt verwachten. Je maakt zo’n reeks zowel voor de dwepers die elke monoloog uit The Godfather woordelijk kunnen citeren als voor een jongere generatie die de film niet eens van reputatie kent. Dat wordt in The Offer elegant opgelost. Nergens wordt enige voorkennis vereist. Stukken dialoog, scènes en zelfs frames uit The Godfather worden gerecycleerd, zodat de kenner aan zijn trekken komt, maar die recyclage gebeurt op zo’n subtiele manier dat de neofiet er zich niet aan zal storen. Mocht ik de reeks samen met een neofiet bekijken, dan zou ik niet eens geneigd zijn om op die recyclage de aandacht te trekken, wat helemaal tegen mijn schoolmeesternatuur in gaat.
Coppola beschouwde The Godfather als een commentaar op het kapitalisme, omdat volgens hem gangsters en kapitalisten hetzelfde doel nastreven – winst –, en gedeeltelijk dezelfde middelen gebruiken – onderlinge concurrentie, fusies, lange termijnstrategie, politiek lobbywerk. Als ik op school filmlezingen over The Godfather gaf, zei ik ook altijd iets over dat kapitalisme. Ik wees dan eveneens op de eenzijdigheid van die commentaar. We kunnen iets soortgelijks zeggen over The Offer. Ook daar vinden we een commentaar op het kapitalisme, zij het niet als algemene metafoor, maar als uitgewerkt voorbeeld. Er is in het Hollywood van The Offer een voortdurende strijd aan de gang tussen de creatievelingen en de centenmensen. Er is een voortdurende botsing tussen de wereld van de kunst en de wereld van het geld. The Offer laat zien dat zo’n botsing, met de compromissen die eruit volgen, soms tot heel gelukkige resultaten kan leiden. Naar mijn smaak was Coppola nooit beter dan toen hij enigszins aan de leiband liep, toen hij verondersteld werd zich binnen de grenzen te houden van wat de studiobazen wenselijk achtten, toen hij niet lekker zijn gang kon gaan. Het bestaan van de grenzen, en de voortdurende guerrilla om ze te verleggen, moet één van de redenen geweest zijn van de artistieke kwaliteit van de beste film aller tijden****.
* Ondertussen heb ik Jeanne Dielman wel gezien. Zie https://philippeclerick.blogspot.com/2024/07/enkele-films.html
** Mijn ouders baatten een dorpsbioscoop uit, en zagen dus alleen de films die gemaakt werden door de filmstudio’s waar ze via zogenaamde verdeelhuizen een contract mee hadden. Voor andere films konden ze moeilijk naar de concurrerende dorpsbioscoop gaan. Middenstanders doen zoiets niet. Ik heb ze slechts twee keer stiekem naar een andere bioscoop in een andere gemeente weten gaan, namelijk bij het uitkomen van The Godfather en van Cabaret. Die films kwamen ongeveer gelijktijdig uit.
*** Zie daarover mijn stukje hier.
**** De filmliefhebber zal ook plezier beleven aan verwijzingen naar andere films. Wie is dat meisje met een jongenskapsel naast Frank Sinatra? In welke films speelt Kirk Douglas een Siciliaanse mafialeider? Enzovoort. Die details zijn discreet in het verhaal verwerkt en zullen niemand storen die Mia Farrows kapsel in Rosemary’s Baby niet kent, of die The Brotherhood niet gezien heeft.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten