Bogart - Het f*ck you money van
Ik mag niet meer over Ingrid Robeyns schrijven: dan maar over Rik Torfs. In Doorbraak legt de ex-rector uit dat veel rijkdom niet alleen een manier kan zijn om veel, of te veel, te consumeren, maar ook een manier om je onafhankelijk te kunnen voelen. ‘Sommige mensen zien het geld niet als ruilmiddel om leuke dingen te kopen, maar als een verzekering van hun vrijheid … Geld laat toe onafhankelijk te zijn en te blijven van de staat, de werkgever, de pers, de universiteit, van alles en iedereen, en als het nodig is de prijs daarvan te betalen.’
Torfs haalt er een citaat van François René de Chateaubriand bij. ‘Quand on n’a point d’argent, on est dans la dépendance de toutes choses et de tout le monde.’ Dat is een gezonde reden om geld te verzamelen en het verklaart waarom welgestelde bejaarden meestal hun fortuin niet zomaar lang voor hun dood onvoorwaardelijk aan hun kinderen schenken: de vrees om afhankelijk te worden.
Is het toegestaan om na de literaire reus Chateaubriand ook enkele plebeijische filmacteurs als Humphrey Bogart en Burt Reynolds op te voeren? Bogaert zou gezegd hebben: ‘The only good reason to have money is this: so that you can tell any SOB in the world to go to hell.’ En Burt Reynolds, nog plebejischer, zegt in de film Heat (1986): ‘I need f*ck you money.’ Dan kan hij eindelijk een middenvinger opsteken naar Las Vegas en vertrekken naar Venetië.
Voor de limitarist is daarmee de vraag niet beantwoord hoe hóóg dat f*ck you money bedrag moet zijn. Bogart spreekt in 1920 van 100 dollars, en Reynolds spreekt in 1986 van 250.000 dollar – maar hij geeft toe dat, mocht hij zoveel hebben, hij nog liever 500.000 dollar zou hebben. Omgerekend naar vandaag komt Bogarts f*ck you money neer op 1500 dollar en dat van Reynolds op 700.000 of liever nog 1.400.000 dollar. De drie bedragen zijn dus allemaal lager dan de 10 miljoen van Robeyns. Welk bedrag Chateaubriand voor ogen had en welk bedrag Torfs voor ogen heeft, is mij onbekend.
Zelf denk ik bij zo’n kwestie meteen aan de situatie van een leraar met een masterdiploma. Stel dat ik nu begin les te geven. Ik verdien ongeveer 2.200 euro netto, een loon dat bijna zal verdubbelen in de loop van mijn 45-jarige carrière, en daarna kan ik nog 15 jaar lang een hoog ambtenarenpensioen ontvangen, en als ik lang leef, misschien zelfs 30 jaar lang. Ik heb die bedragen en die getallen vaag in mijn achterhoofd, wanneer op zekere dag een doorlichter mijn klas binnenwandelt en mij vertelt dat mijn lesmethode verouderd is, en mijn lesinhoud niet in overeenstemming met de eindtermen.
Ik heb nog nooit in mijn leven f*ck you gezegd, maar nu wil ik dat wel doen. Maar ik moet nog vele jaren in mijn levensonderhoud voorzien, en geen enkel ander beroep dan dat van leraar lokt mij. Hoeveel geld zou ik op de bank moeten hebben om zonder financieel verlies tegen de inspecteur te kunnen roepen wat ik graag wil roepen? Het zal meer zijn dan het Bogaert-bedrag en minder dan het Reynolds-bedrag zijn: tussen de 250.000 en de 350.000 euro, belastingvrij.
Daar komen echter nog enkele overwegingen bij. Ten eerste zal ik, als ik geen werk heb, meer tijd hebben om geld uit te geven, en om te reizen naar Las Vegas en Venetië. Ten tweede weet niemand wat de toekomst brengen zal, waar de Derde Wereldoorlog zal uitbreken, hoe de geldontwaarding zal verlopen, hoe de beurs zal evolueren, welk procent van mijn geld door een komende PVDA-regering in beslag zal worden genomen. Ten slotte wil ik nog altijd lesgeven, maar dan zonder verontrust te worden door inspecteurs, pedagogische richtlijnen en idiote eindtermen. Ik heb dus een startkapitaal nodig om een eigen school te beginnen. Heb ik genoeg aan 10 miljoen? Waarschijnlijk wel, zeker als ik een aantal gelijkgezinde collega’s vind die ook zo’n tien miljoen willen investeren. Het valt mooi binnen de limieten van Robeyns.
Gérard Depardieu half verbannen van rtbf
De rtbf heeft beslist om films waarin Gérard Depardieu de hoofdrol speelt niet meer te programmeren. Maar films waarin hij een ‘beperkte rol’ speelt, kunnen nog altijd uitgezonden worden.
Kijk, met zo’n halfslachtige houding komen we er niet. Met die ‘beperkte rollen’ wordt de deur op een kier gezet. Waar trek je immers de grens? Hebben die mensen van de rtbf nog nooit van een ‘hellend vlak’ gehoord? Godfried Bomans vertelt hoe hij na de oorlog samen met beeldhouwer Faber en ambtenaar Wolthuis de opdracht kreeg om Holland van blote beelden te zuiveren. Bij zijn collega’s merkte hij de typische toegeeflijkheid van veel moraalridders. Liefst hadden ze een beeld dat zogezegd ‘mooi’ was, of slechts ‘gedeeltelijk bloot’was, laten staan. Wat Bomans over zo’n geschipper dacht, heeft hij in een van zijn conférences kristalhelder uiteengezet*.
Er is nog een tweede probleem, namelijk dat van de fragmenten. Aan mijn leerlingen liet ik een fragment zien van Germinal (1993). Ik heb het niet gecontroleerd met de chronometer, maar ik geloof dat Depardieu daar niet de hoofdrol in speelt. Die is weggelegd voor Renaud. Maar in het fragment dat ik liet zien, speelt Depardieu wel de belangrijkste rol. Met zo’n lauw criterium als dat van de RTBF weet ik nu nog altijd niet of het moreel verantwoord was om dat fragment in de klas te gebruiken. Wie weet wat er van mijn leerlingen terechtgekomen is!
Cinderella
De Disneyfilms met die liedjes waren een genre apart, maar verder hield ik als kind niet erg van sprookjes. Ze leken mij nogal kinderachtig. Ook later zag ik niet in wat er zo aardig aan was. Zelfs de Sprookjes van Godfried Bomans heb ik nooit herlezen. Waar ik wel van hou is een verhaal waar sprookjeachtige elementen in verwerkt zijn, zoals Mary Poppins, of de romances van Shakespeare.
En nu is er een mode om de oude kindersprookjes uit te werken tot volledige speelfilms: Hook, Red Riding Hood, Snowhite and the Huntsman, Maleficent, Ever After – het is allemaal niets voor mij. Soms kijk ik uit nieuwsgierigheid. Hook vind ik een van de allerslechtste films van Spielberg. Ever After heb ik na 10 minuten stopgezet. En de donkere Lord of the Rings-sfeer van de andere films stoot mij niet af, maar is onvoldoende om mij over de streep te trekken. Mijn aversie voor het sprookjes-genre is ook de belangrijkste reden dat ik de Barbie-film maar niks vond. Zelfs de Star Wars-cyclus doet mij te veel aan sprookjes denken.
En nu heb ik gekeken naar Cinderella (2015) van Kenneth Brannagh. Geen enkele scène valt tegen. Denderende vaart. Onberispelijke toon. Het juiste aantal grapjes. De juiste dosis ernst. Vederlichte satire. Geen melodrama. De happy-end blijft altijd in zicht. Alleraardigste hoofdrolspeelster ook – van waar ken ik die? Juist, van Yesterday en Baby Driver. Een hoop ideeën die slim gestolen zijn van de Disneyfilms. Komt die aarzeling over het roze of blauwe kleed trouwens niet uit Sleeping Beauty (1959)?
Je komt niet op een naam
Je komt niet op een naam, zeg, van de boze stiefmoeder in Snowhite and the Hutsman. Goed, ze speelde mee in die film over het #MeToo-schandaal bij Fox News. Maar hoe heette die film ook weer? Met die viezerik als directeur van de nieuwsdienst, die werd gespeeld door huppeldepup? Hij speelde ook mee in … voilà: nu heb ik een uitgangspunt. Don Quichote – John Lithgow – Bombshell – Charlize Theron. De omweg wordt jaar na jaar langer.
Asociaal
Fædre & Mødre (2023) gaat over een school met een heel actief en uitgebreid oudercomité. De ouders organiseren bijvoorbeeld allemaal samen een weekendkamp voor de kinderen. Ze spelen samen, koken samen, drinken samen, dansen samen, zingen samen. Ze wedijveren onder elkaar, intrigeren, maken ruzie, leggen het bij. De directeur is een gladde puppet master. Ik weet niet of de film een boodschap heeft, maar ik heb eruit begrepen: als er twee soorten mensen bestaan, de socialen en de asocialen, dan behoor ik tot de tweede soort. Zo’n kampweekend lijkt mij de hel.
Er bestaan natuurlijk ook films die ervoor zorgen dat ik met een warm gemeenschapsgevoel de zaal verlaat.
Strijdliederen
Waar ik ook een warm gevoel van krijg zijn strijdliederen. Mijn vrouw, ikzelf, mijn zoon, en zijn vriendin zijn onlangs gaan kijken naar Les Misérables in de Stadsschouwburg van Antwerpen. Wat een prachtige decors! Mijn zoon en ik keken vooral uit naar het moment dat het grote strijdlied zou worden aangeheven:
In het Nederlands klonk het iets minder mooi hoewel het metrum goed scandeerde: ‘
En de herneming van het lied bij de finale miste wat kracht en mise-en-scène. Maar het bleef een ontroerend moment, vergelijkbaar eigenlijk, het is zonde dat ik het zeg, met het gevoel dat ik krijg bij het pseudo-nazilied in Cabaret (1972):
* Zie hier voor de conférence van Bomans over de onzedelijke beelden.
** Do you hear the people sing: zie hier.
*** Het pseudo-nazilied uit Cabaret vind je hier.
Ik laat me graag vertellen - en ik geloof het nog ook - dat je financiële onafhankelijkheid - een beleefdere woordengroep - niet bereikt met een salaris maar met investeringen. Vastgoed, aandelen, andere beleggingsproducten, een eigen bedrijf of dat van een ander ...
BeantwoordenVerwijderenD.