Maar bij de 160 doden in Gaza en Israël – and counting – ben ik zoals velen emotioneel meer betrokken. Van landgenoten van Joodse of Palestijnse origine is zoiets begrijpelijk, en ook van wie zulke mensen in zijn vriendenkring heeft, of van wie ooit in een Kibboetz of in een Palestijns kamp gewerkt heeft tijdens een vakantie. Maar waarom voelen mensen zoals ik, die met Joden en Palestijnen niets te maken hebben, zich emotioneel betrokken? Omdat het om symbolen gaat? Ja, dat is bijna altijd de verklaring, maar wat betekent dat?
Wat in elk geval kan meespelen is een vorm van culturele solidariteit. Israël is min of meer een Westers land, met een Westerse cultuur, en dat schept een band. Godfried Bomans beschrijft ergens een reis die hij maakte door het Midden-Oosten. Als hij in Israël aankomt, voelt het aan, schrijft hij, alsof hij thuiskomt. Ik ben nooit in het Midden-Oosten geweest, maar ik voel het toch ook zo aan. Misschien heeft Israël allerlei misdaden begaan. Dat kan. Het Westen is best tot misdaden in staat, en die misdaden moeten bestreden worden. Maar het blijft toch altijd een beetje óns Westen. Zo’n emotionele voorkeursbehandeling mag ons rechtvaardigheidsgevoel en onze ratio niet in de weg staan, maar het is goed de emotie te onderkennen en toe te geven.
Die sympathie voor de Westerse kant van Israël heeft trouwens zelf ook een rationeel ingrediënt: Israël mag niet perfect zijn, maar steekt, wat het politieke regime betreft, nogal gunstig af tegen veel ander landen in de regio: democratie, rechtstaat, secularisme (1), eigendomsrecht, tolerantie, rechten van minderheden. Men kan op al deze principes grove tot zeer grove inbreuken vaststellen, maar of er veel landen in de regio zijn die een beter rapport hebben, betwijfel ik. Mocht daar discussie over rijzen, dan laat ik die over aan de beter geïnformeerde supporters van beide kampen. Daar is geloof ik geen gebrek aan. Ook voeg ik er voor de zekerheid aan toe dat het slechte rapport van andere landen, geen rechtvaardiging inhoudt van de Israëlische inbreuken.
Het bovenstaande kan de betrokkenheid verklaren van mensen wier sympathie eerder naar Israël uitgaat. Maar hoe zit dat met de Palestina-mensen? Daar dringen andere verklaringen zich op. Er is de linkse traditie, die na een korte periode van sympathie voor het zionisme eind de jaren 40, al gauw koos voor het Palestijns-Arabische kamp. Er is de anti-Westerse reflex die je bij mensen van links wel eens aantreft – alhoewel ik ook Palestina-mensen ken die van die reflex geen last hebben. En er is het respect voor internationaal recht en UNO-resoluties, zeker als die in het voordeel uitvallen van de partij waar je sympathie toch al naar uitging.
Dan heb je in het Palestina-kamp nog de sympathie voor de underdog. Bij elke fase in het conflict zijn, los van de vraag wie de éérste klappen uitdeelde, de zwáárste altijd gevallen aan Palestijnse of Arabische zijde: in 1948, in 1956, in 1967, in 1973, in 1982. De Israëli’s trokken iedere keer aan het langste eind. Ook nu weer kun je de underdogpositie van de Palestijnen aflezen aan de dodencijfers: 10 aan Israëlische kant, en 150 aan Palestijnse kant. Hoeveel raketten Hamas ook afvuurt, Israël is met zijn afweergeschut en met zijn precisiebombardementen nu eenmaal vele keren sterker dan zijn vijand. De Israëli’s hebben het militaire overwicht en ze gebruiken het. Mochten de militaire krachtsverhoudingen omgekeerd liggen, dan zouden de dodencijfers ook omgekeerd liggen. Ik ben alleen niet zeker of Hamas in dat geval ook de strategie van precisiebombardementen zou hanteren. Maar ondertussen zíjn de militaire krachtsverhoudingen niet omgekeerd.
Ten slotte heb je de kwestie van het rechtvaardigheidsgevoel. De Palestina-mensen zelf zullen dat geloof ik bovenaan hun lijstje van motieven plaatsen. Zo’n rechtvaardigheidsgevoel bestaat uit twee delen: verontwaardiging om het onrecht dat is begaan in het verleden tot en met vandaag, en geloof in een rechtvaardige oplossing. Over dat onrecht uit het verleden heb ik niets te vertellen. Hoe sneller iedereen het vergeet, van welke kant het ook komt, hoe beter. Maar over een rechtvaardige oplossing, daar schrijf ik morgen misschien nog iets over. Ik ben daarover, vrees ik, niet erg optimistisch.
Ik ben opgegroeid als een pro-Palestijntje. Toen ik 14 of 15 jaar was, scheurde ik een interview met Yasser Arafat uit de Humo en hing de bladen op in de klas. Een oud-leerling van het college was lid van het Palestina-comité en kwam ons ‘vorming’ geven over de kwestie aan de hand van kaartjes (2) waarop je zag hoe de Joden na de eerste wereldoorlog, en versneld na de tweede wereldoorlog, naar Palestina immigreerden (3) en steeds meer land van de Palestijnen ‘afpakten’. Toen ik in het ziekenhuis lag met een hersenschudding kwamen vriendjes mij een pamflet bezorgen over de burgeroorlog in Jordanië tussen het leger van koning Hoessein en de PLO: ‘Amman brandt!’ In mijn boekenkast staan een aantal boeken over het onderwerp. Op zolder ligt nog een Palestijnse sjaal.
Later kwam de klad erin. De oude zekerheden vielen weg. Er kwamen Israëlische regeringen die veroverd gebied wilden afstaan in ruil voor vrede. Er werd ook feitelijk wat gebied afgestaan, misschien niet genoeg, maar de beloofde vrede van Palestijnse kant bleef uit. Ik begon mij af te vragen of de Israëli’s voor méér gebiedsafstand eigenlijk wél ooit echte vrede zouden krijgen. Ik betwijfelde het. Ook begon ik mij ongemakkelijk te voelen bij een zekere Palestijnse mentaliteit. Ik herinnerde mij Ludo Martens die geestdriftig verteld had over de Palestijnse strijdlust. Een vrouw had zeven zonen verloren in de strijd tegen Israël. Toen men haar vroeg wat haar toekomstdroom was, zei ze dat ze zo snel mogelijk weer een zoon wou baren om de strijd tegen Israël verder te zetten. Ludo vond dat fantastisch, maar zelf was ik een beetje geschrokken. Ik begon mij hoe langer hoe meer de simpele vraag te stellen waar ik liever zou wonen: in Israëlisch gebied, desnoods als Palestijn en dus als ‘tweederangsburger’, of in gebied onder Palestijnse controle. Ik helde over naar de eerste keuze.
Daarop begon ik mij meer te interesseren voor de twee kanten van het verhaal. Ik had al snel door dat de informatie van de Israël-lobby veel hiaten bevatte, en uitvluchten, en intentieprocessen. Maar dat gold ook voor de informatie van de Palestina-lobby, die, ondervond ik, de strijd achter de schermen op Wikipedia had gewonnen. Bij gebrek aan neutrale en objectieve informatie leek het mij het beste om af en toe iets van de beide partijen in het geding te lezen.
Die gewoonte hielp om de grote lijnen in het verhaal te ontdekken, vooral omdat de bronnen het over sommige feiten verrassend eens waren en meer in woordkeuze verschilden. Volgens de ene bron waren er na de oorlog van 1948 meer dan 700 000 Palestijnse vluchtelingen, volgens de andere hoogstens 650 000. Zo’n groot verschil is dat niet. Volgens de ene bron was 1948 het jaar van de ‘Onafhankelijkheidsoorlog’, volgens een ander dat van de ‘Catastrofe’. ’t Is maar hoe je het bekijkt. Ik las een stuk van de Israëlische lobby over de wisselende grenzen in de regio. De landkaarten die de Palestijnen gebruiken om hun gelijk te halen werden één voor één kritisch belicht en er werden andere kaarten tegenover geplaatst … die ongeveer dezelfde waren, met een andere terminologie. Wat op de ene kaart een ‘grens’ heette, werd op de andere kaart een ‘bestandslijn’ genoemd. Er schijnt een compromis te bestaan om van een ‘groene lijn’ te spreken. Ik dacht: ze doen maar.
Hierboven gaf ik als mijn mening te kennen dat de ruzie moeilijk zal worden bijgelegd als de partijen vooral naar het bloederige verleden blijven kijken: de tientallen gedode Joodse burgers in Hebron (1929), en de tientallen gedode Palestijnse burgers in Deir Yassin (1948) en Kafr Qasim (1956) … Het is begrijpelijk dat die vreselijke gebeurtenissen blijven leven in de herinnering. Of die herinnering de oplossing van het conflict dichterbij brengt, betwijfel ik.
Maar met de vluchtelingenkwestie is het anders gesteld. Die kun je niet afdoen als een vreselijke herinnering, want de gevolgen strekken zich uit tot vandaag. De VN hadden in 1947 een plan opgesteld om het gebied te verdelen onder een Israëlische en een Palestijnse staat. De Arabische landen verwierpen het voorstel en in 1948 vielen ze Israël aan. Tijdens de bittere gevechten, die tot een Israëlische overwinning zouden leiden, kwamen de Palestijnse burgers tussen twee vuren terecht en meer dan drie kwart van hen nam de vlucht, vooral naar Jordanië en Egypte.
Over de precieze oorzaken van die vlucht kan worden gediscussieerd (4), maar niet over wat daarna volgde: toen de Palestijnen terug wilden keren, werden ze niet meer binnengelaten. De Israëli’s redeneerden: ‘Opgestaan is plaats vergaan.’ Ze vreesden, terecht of ten onrechte, dat zich onder de terugkeerders grote groepen saboteurs, terroristen en vijandelijke strijders zouden bevinden. Die vrees is begrijpelijk: Israël had toen nog niet de militaire overmacht die het later zou krijgen. Maar ondertussen werden laat ons zeggen 690 000 burgers de toegang geweigerd tot hun geboortegrond omdat er zich onder hen laat ons zeggen 10 000 potentiële terroristen bevonden. Een buitenstaander die de zaak 70 jaar later bekijkt, kan het vermoeden niet wegredeneren dat de Israëli’s van de situatie gebruik hebben gemaakt om hun controle over het gebied te versterken en hun numeriek overwicht erin te verzekeren. Dat is niet erg netjes. Dat in de nasleep van de oorlog ook ongeveer een miljoen Joden uit de Arabische landen vluchtten, of moesten vluchten, naar Israël, verandert daar weinig aan. Two wrongs don’t make a right.
En vandaag? Vandaag is er een Israëlische staat met ruwweg 9 miljoen inwoners: een kleine 7 miljoen Joden en een kleine 2 miljoen Palestijnen. Daarnaast zijn er twee ‘autonome Palestijnse gebieden’ Gaza, met 2 miljoen Palestijnen, en de Westbank, met 2,5 miljoen Palestijnen en een 0,5 miljoen Joodse kolonisten. En die 14 miljoen mensen moeten proberen in vrede samen te leven. En dat lukt niet zo best. Morgen schrijf ik iets over de grote principes die het conflict zouden kunnen beslechten.
- Het recht van de sterkste.
Dat lijkt het uitgangspunt van Israël te zijn. Het principe staat vandaag niet hoog aangeschreven maar is eeuwenlang het leidende beginsel geweest in de betrekkingen tussen de staten. Israël heeft haar militaire overwinningen telkens verzilverd met gebiedsuitbreiding. Als het aangevallen wordt met flutbombardementen slaat het terug met échte bombardementen. - Veiligheid.
Toen Israël werd opgericht beloofden de Arabische staten om ‘de Joden in de zee te drijven’. De slagzin wordt door een misverstand toegeschreven aan de Egyptische president Nasser, maar schijnt wel degelijk in gebruik te zijn geweest. (Zie hier) Het is in elk geval de mentaliteit die Israël aan haar vijanden toeschrijft, wat leidt tot een grote bekommernis om de eigen veiligheid. Het principe houdt verband met het ‘recht van de sterkste’, want je kunt het best je veiligheid verzekeren als je de sterkste bent. - Eenzijdige toegevingen. Ook dat principe houdt verband met het ‘recht van de sterkste’. Als je werkelijk de sterkste bent, kun je toegevingen doen zonder dat daar iets tegenover staat, behalve dan de belofte dat men je gerust zal laten. Israël heeft een poosje die weg bewandeld toen het veroverde gebieden weer afstond in ruil voor erkenning en vrede. De politiek van ‘land for peace’. Toen de vrede uitbleef, verminderde het enthousiasme voor het principe en kregen de ‘haviken’ meer armslag.
- Wraak. Dat lijkt een belangrijk beginsel te zijn aan Palestijnse kant. Ook dit principe wordt vandaag niet openbaar beleden, maar het is eeuwenlang de drijfveer voor langdurende conflicten geweest. Het komt geloof ik niet voor in officiële Palestijnse teksten, maar je herkent de toon wel eens op betogingen met rood-groen-wit-zwarte vlaggen.
- Bloed en bodem (en religie). De joden vinden dat ze recht hebben op een stuk land waar hun voorouders of geloofsgenoten enkele duizenden jaren geleden hebben gewoond, nadat ze de plaatselijke Kanaänieten hadden uitgemoord, althans volgens de bijbel. De Palestijnen vinden dat het land toebehoort aan de 5 miljoen kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen van de 700 000 vluchtelingen die in 1948 het gebied verlieten. Voor een buitenstaander is de afstand in tijd van 2000 jaar moeilijker te verteren dan een van 70 jaar. Maar de principes zijn vergelijkbaar. Men weigert zich als vluchteling te integreren in een nieuwe samenleving en blijft dromen van het mythische thuisland.
- Individuele eigendom. Dat is mijn favoriete principe. Een stuk grond behoort niet toe aan een volk of een religie maar aan een persoon of een familie die die grond gekocht of geërfd heeft of als niemandsland heeft ingenomen om er iets nuttigs mee te doen. Dan mag het geen verschil maken of dat een Palestijn is in Israëlisch gebied of een Jood in Palestijns gebied. Volgens dit principe zou nogal wat grond in Israël aan Palestijnen toekomen en nogal wat grond op de Westbank aan Joden. Misschien zou een en ander met schadevergoedingen kunnen worden geregeld (5). Maar wie zal het uitmaken? Zijn er eigendomstitels? Dateren zij van de Ottomaanse tijd? Van de Britse tijd? Van na 1948? En wat met een stuk grond dat in 1948 een woestijn was en nu een bloeiende boomgaard? Wie is dan eigenaar van wat?
- Democratie. Vrije verkiezingen, majority rule en recht op oppositie zijn min of meer gerealiseerd binnen de Israëlische staatsgrenzen en er zijn pogingen geweest om die te realiseren in Gaza en de Westbank. Maar democratie staat niet helaas niet voor vrede. In Israël zijn de Joodse extremisten momenteel electoraal sterk genoeg om een politiek van gebiedsuitbreiding boven een van vrede te verzekeren. In Gaza heeft Hamas in 2006 de verkiezingen gewonnen en is sindsdien vergeten om nieuwe verkiezingen te organiseren. Op de Westbank heeft Hamas de verkiezingen ook gewonnen maar heeft de regerende PLO er de voorkeur aan gegeven om het resultaat te negeren.
- Gelijkheid voor de wet. Ook dit principe is min of meer gerealiseerd binnen de Israëlische wetgeving: Arabieren en Joden hebben gelijke rechten en plichten. Er zijn enkele verschillen. Alleen Joden móeten legerdienst vervullen, Arabieren mógen dat, maar weinigen doen het. De taalwetgeving kent een hogere status toe aan Hebreeuws dan aan Arabisch. En er is een principiële discriminatie in de immigratiewetgeving (zie volgende punt). Ondanks de theoretische gelijkheid voor de wet kan de Arabische minderheid in de praktijk nog altijd slachtoffer zijn van discriminatie. Het aanslepende conflict prikkelt ongetwijfeld de vijandigheid tussen de gemeenschappen, een vijandigheid waarvan de gevolgen zwaarder zullen wegen voor de minderheid dan voor de meerderheid.
- Secularisme. De Israëlische onafhankelijkheidsverklaring verzekert gelijke rechten voor elke burger, ongeacht zijn godsdienst. Tegelijk echter wordt de staat als ‘Joods’ gedefinieerd, wat grote gevolgen heeft voor de immigratie-wetgeving. Iedereen die tot de Joodse godsdienst behoort – wat niet noodzakelijk een vroom geloof in die godsdienst inhoudt – heeft automatisch het recht om naar Israël te immigreren. Christenen, moslims en anderen hebben dat recht niet. Palestijnse organisaties hebben daarom lang een onverdeeld secularisme als alternatief voorgesteld. Ondertussen liggen de kaarten voor dat secularisme veel ongunstiger dan 40 jaar geleden. Binnen Israël heeft het extremistische jodendom aan invloed gewonnen. En binnen de Palestijnse beweging is het secularisme grotendeels weggedrukt door de moslimextremisten van Hamas en Hezbollah. In het algemeen lijkt de religieuze onverdraagzaamheid eerder toe- dan afgenomen. (6)
- Internationaal recht. Hier spelen de VN-resoluties een grote rol, zoals resolutie 242 van 1967 die vraagt dat Israël zich terugtrekt uit de gebieden die het toen zojuist had veroverd. Je kunt je afvragen of zo’n stelletje landen, met elk hun eigen agenda, geschikt is om als neutrale scheidsrechter op te treden. Maar is er een andere instantie die de rol kan opnemen? Israël heeft een deel van de resolutie 242 al toegepast. Een integrale toepassing zou zijn internationale positie in elk geval niet verzwakken.
(1) Seculariteit is in de grondwet van enkele Arabische en moslimlanden wellicht beter verankerd dan in die in Israël. Dat betekent niet noodzakelijk dat die landen ook in de praktijk, en op alle gebieden, een grotere tolerantie aan de dag leggen tegenover godsdienstige minderheden.
(2) Zie de vier eerste kaartjes hierboven. De witte en groene kleur heeft eigenlijk kaart per kaart een andere betekenis. Op de derde kaart bijvoorbeeld zijn de groene gebieden respectievelijk Egyptisch en Jordaans gebied. Ook wordt geen onderscheid gemaakt tussen privébezit van gronden en politieke grenzen.
(3) In 1918 waren er niet veel meer dan 50 000 Joden in Palestina. in 1939 waren dat er al 500 000 en in 1948 meer dan 700 000 (tegen 1,3 miljoen Palestijnen). Grote Joodse immigratiestromen bleven komen, in de jaren 40, 50, 60, 70 en 90.
(4) En.Wikipedia somt op: ‘Factors involved in the exodus include Jewish military advances, destruction of Arab villages, psychological warfare, fears of another massacre by Zionist militias after the Deir Yassin massacre, which caused many to leave out of panic, direct expulsion orders by Israeli authorities, the voluntary self-removal of the wealthier classes, collapse in Palestinian leadership and Arab evacuation orders, and an unwillingness to live under Jewish control.’ (‘1948 Palestinian Exodus’).
(5) Er is van Israëlische kant wel wel hier en daar wat schadevergoeding toegekend voor Palestijnse gronden die onteigend werden, maar erg veel lijkt het niet te zijn geweest.
(6) Volgens een onderzoek van 2015 zou 82 procent van de moslims ongelukkig zijn als hun kind zou trouwen met een jood en zou 97 procent van de joden dat zijn als hún kind iets soortgelijks zou doen. Ik vraag mij af of dat laatste cijfer even hoog lag rond 1970 bijvoorbeeld. Helemaal als een verrassing komt het niet voor wie Fiddler on the Roof of, laat ons zeggen, The Marvelous Mrs. Maisel gezien heeft. ‘She’s a shiksa,’ zegt vader Maisel als zijn zoon hem zijn jonge minnares Penny Pam voorstelt. ‘Shiksas are for practice. It’s not a girl you marry.’
Ik heb nooit anders dan bewondering voor Israel gevoeld. Een paradijs in de woestijn opbouwen ( zoek Israël eens op op Google Earth) en intussentijd ook nog vechten als een leeuw. Palestijnen daarentegen "don't have one constructve bone in their body" ( Dan Shiftan). Bvb. In 1971 wilden ze in Jordanië Koning Hussein afzetten met geweld. Dat leidde ertoe dat koning Hussein hen buitenschopte en ze massaal naar Libanon trokken. Daar maakten ze gemene zaak met de islamisten en hielden ze zich oa bezig met Christenen uitmoorden. Dit leidde tot de burgeroorlog in Libanon in de jaren 70-80). In 47 met het verdelingsplan van de UNO staken ze dr israëlis een mes in de rug. Toen Israël in 2005 zich uit Gaza terugtrok, lieten de Israëlis miljarden Euros aan Infrastructuur achter, wat de Palestijnen lieten verkommeren. Van de miljarden Euros hulp voor Gaza werd niets in water- en stroomvoorziening geïnvesteerd. Dan maar janken dat Israël water en stroom controleert. Enz, enz....Israël weet met wie het te maken heeft en zal blijven doen wat het moet doen, hoe hard chique links en figuren a la Finkelstein en Pappé ook huilen.
BeantwoordenVerwijderenDe meeste mensen schijnen niet te (willen) beseffen dat dit een strijd op leven en dood is tussen een klein landje met 6,4 Joodse inwoners, omringd door vijandige moslimlanden. Egypte alleen al heeft bijna twintig keer zoveel inwoners. Alles bij elkaar zijn er ongeveer 16 miljoen wereldwijd tegenover 1,6 miljard moslims waarvan de meerderheid de Joden het licht in de ogen niet gunnen. De Joden hebben ook een paar dingen geleerd in de vele eeuwen dat ze door die andere abrahamitische godsdienst, het Christendom, vervolgd worden. Een daarvan is dat ze zeker op niet al te veel compassie of begrip moeten rekenen. Wie leest nog romans zoals "Schipper naast God" van Jan De Hartog?
VerwijderenUhm, je schrijft dat in 48 de Arabische landen israël aanvielen en de Palestijnen tussen twee vuren zaten....zover ik weet waren de Palestijnen de eerste aanvallers op het moment van het verdelingsplan eind 47. Toen Egypte, Syrië, Jordanië en Libanon zagen dat de Filistijnen de Joden niet in de zee konden jagen, vielen ze heel lafhartig aan. Het is mij nog altijd een raadsel hoe Israël het tij kon keren. Egypte kwam tot op een paar km van Aviv.
BeantwoordenVerwijderen