Kiezersbedrog en pensioenen
Alhoewel ik in het algemeen tegen bedrog ben, doe ik niet moeilijk over wat smalend kiezersbedrog wordt genoemd. Dat komt omdat ik een cynisch beeld heb van de democratie, ver verwijderd van wat Steven Pinker ‘the civics class ideal of democracy’ noemt.
Het zogenaamde kiezersbedrog neemt verschillende vormen aan. Er is de praktijk waarbij de kiezers uiteindelijk niet vertegenwoordigd of geregeerd wordt door degenen waar zij voor gestemd hebben*. Ik kan daar niet zo zwaar aan tillen want ik stem veeleer op een partij dan op een persoon. Ik geloof graag dat de ene persoon bekwaam is en de andere niet, maar zelf ben ik in elk geval niet bekwaam om dat te beoordelen. Ik laat dat over aan de journalisten.
Zoals iedereen vind ik sommige politici sympathiek en andere antipathiek, maar veruit de meeste zijn mij onverschillig. De ene heeft een wat kil aura, en de andere straalt warme empathie uit. Maar zijn ze ook echt zo? Moet ik een politicus geloven die zegt: I feel your pain. Moet ik ervan uitgaan dat een politicus die vaak het woord généreux gebruikt ook werkelijk genereuzer is dan een andere? Met mijn geringe talent voor mensenkennis hou ik daar liever allemaal niet te veel rekening mee.
Een tweede vorm kiezersbedrog is die van het niet-nakomen van vóór de verkiezingen gedane beloften. Ook daar heb ik begrip voor. Alle partijen moeten in een coalitieregering bepaalde beloften aan hun publiek laten vallen. Er kunnen zich onvoorziene omstandigheden voordoen, zoals een oorlog, een pandemie, een koerswijziging van de dollar of een energiecrisis**. En helaas, sommige partijen voelen zich veilig in de oppositie en beloven het onmogelijke, en sommige kiezers geloven die onmogelijk na te komen beloftes graag. Onafhankelijke doorrekening van programma’s en meer lessen over politiek op school zullen daar niet veel aan veranderen. Er is een goede reden waarom men democratie ‘de minst slechte’ en niet ‘de beste’ staatsvorm noemt.
De derde vorm van kiezersbedrog vind ik de interessantste, omdat je er weinig over hoort of leest. Het is het verschijnsel dat een regering bepaalde maatregelen neemt die niet in de partijprogramma’s van de coalitiepartners stonden. Een voorbeeld was het optrekken door de Zweedse regering van de pensioenleeftijd tot 67 jaar. In een interview met De Standaard hebben twee economen zich geuit als voorstanders van een nog verdere verhoging van de pensioenleeftijd. Gert Peersman: ‘We moeten de pensioenleeftijd koppelen aan de levensverwachting. Stijgt die met zes maanden, dan werken we drie maanden langer.’ En Ive Marx: ‘Het is de evidentie zelve.’ Waarop de interviewer fijntjes opmerkt: ‘Zelfs de N-VA durft dat niet meer in zijn programma zetten.’
Want inderdaad: de N-VA had dat vroeger in haar programma staan. Bart De Wever maakte de grootste communicatieblunder in zijn carrière toen hij dat programmapunt op televisie probeerde te verdedigen. Ik denk niet dat er in de toekomst nog een partij zal zijn die de maatregel Peersman-Marx in zijn partijprogramma opneemt. Maar het kan binnen enkele jaren wel in een regeerakkoord komen.
Ik lees in De Standaard dat het aantal Belgen dat vervroegd op pensioen gaat nog altijd stijgt. ’t Is een uitstekend artikel: beknopt, helder, informatief. Er wordt geen enkel ideologisch appeltje geschild. Verrassend vond ik het effect van landingsbanen. Je zou denken dat dat een goede methode is om mensen wat langer aan het werk te houden, zonder dat het te lastig wordt. Maar het is het tegenovergestelde: ‘Mensen kunnen al eens proeven van hun pensioen,’ zegt een HR-specialiste. ‘Als dat hen bevalt, rollen ze ook sneller vanzelf in vervroegd pensioen.’
Op pensioen zijn is leuk, ik heb dat uit de eerste hand. ‘Mensen zijn niet geneigd,’ zegt de HR-specialiste verder, ‘om nog een jaar of twee door te werken voor enkele tientallen euro’s verschil.’ Quite So. Ook op dat terrein moet het verschil tussen werken en niet-werken groter worden. In mijn verkiezingsprogramma zou staan dat je op pensioen mag gaan wanneer je wil, en dat de hoogte van je pensioen wordt uitgerekend door een actuaris die de door jou gestorte bijdragen samentelt. Of misschien doe ik het anders: als ik mijn actuaris-systeem echt een kans wil geven, kan ik het misschien beter weglaten uit mijn programma. Ná de verkiezingen zien we wel.
* Voorbeelden: Bart De Wever presenteerde zich indertijd als kandidaat Minister-President en verkoos daarna om zich – zonder succes – met de federale regeringsonderhandelingen bezig te houden. Gwendolyn Rutten en Vincent van Quickenborne jobhoppen tussen burgemeesterschap en ministerpost. Frank Vandenbroucke werd vice-premier zonder enig verkozen mandaat. De PVDA zet populaire allochtonen bovenaan op haar lijsten, en laat die dan vervangen door meer politiek geschoolde militanten die kandidaat zijn als opvolger.
** Voorbeelden: Open-VLD trok naar de verkiezingen met een centrum-rechts programma, maar eindigde in een centrum-linkse regering. Open-VLD en Groen beloofden een kernuitstap, maar dat was zonder de inval in Oekraïne en de energiecrisis gerekend.
Kandideren. Gruwel, gruwel. Ik dacht dat ze dat soort taalverkrachting alleen in het Spaans deden, daar begonnen ze jaren geleden het woord candidatear te bezigen, klinkt nóg gruwelijker. Kun je niet gewoon zeggen "kandidaat zijn"?
BeantwoordenVerwijderenIk wist niet dat er iets mis was met het woord. Ik heb het vervangen (en ook in een vorig stukje waar ik het gebruikt had).
Verwijderen