Trotski en de meisjes van K3. In zijn Great Companions vertelt de Amerikaanse schrijver Max Eastman onder andere over zijn gesprekken met filosoof Santayana en met politiek agitator Leon Trotsky. Van allebei merkt hij korzelig op dat hij veel vragen aan hén stelde, maar dat zij van hun kant nooit een vraag aan hém stelden. ‘Ik voelde mij gekwetst door Trotski’s volkomen gebrek aan belangstelling voor mij als persoon,’ schrijft hij. Dat doet mij denken aan die keer dat we met Jan – hij moet een jaar of zes zijn geweest – naar Antwerpen gingen om de intocht van Sinterklaas mee te maken. We stonden in de menigte te wachten op de boot die, toen hij eraan kwam, niet alleen de Sint maar ook de zanggroep K3 aan boord bleek te hebben. De meisjes zongen en dansten alsof hun leven ervan hing. We hadden een uitstekend plaatsje van waar we alles goed konden zien. Maar Jan begon te wenen. ‘K3 ziet mij niet,’ snikte hij.
Joël De Ceulaer. Sommige lezers vinden dat ik met mijn stukje laatst het hoofdoekenstandpunt van De Ceulaer ‘vernietigd’ had. Welnee, Joël kan altijd antwoorden: Die Clerick ... 1) springt van principiële argumentatie naar pragmatische argumentatie en omgekeerd; 2) past het argument van neutraliteit van ambtenaren toe op schoolkinderen; 3) geeft niet aan hoe hij zijn standpunt kan rijmen met zijn libertarisch wereldbeeld; 4) zegt dat men symbolen moet afleggen in sommige contexten, maar geeft geen criteria om die contexten af te bakenen; 5) geeft niet aan of hij zijn redenering voor leerlingen ook durft doortrekken tot het hoger onderwijs; 6) ziet een correlatie tussen hoofddoekdragen en fundamentalisme, maar correlatie is geen causatie; 7) enzovoort.
Joël De Ceulaer (2) Joel kan als het moet een gesprek modereren, een interview afnemen, een boek schrijven, en een boek van een ander bespreken. Maar als hij aan polemiek doet, gaat het mis. Hij grijpt dan naar primitieve drogredenen, krankzinnige vergelijkingen en extravagante overdrijvingen, zolang ze in zijn straatje passen. Wellicht denkt hij dat dat in orde is, als hij bovenaan zijn stuk het woord ‘satire’ vermeldt.
Dialect. In de les Nederlands liet ik wel eens de dialectkaart voor het lemma ‘aardappel’ zien. De variatie is groot: je hebt de familie van eerappel, êrappel, iërappel, irappel, eppel, erpel, irpel en aan de andere kant de familie van petat, petaat, petijt, petoot, petoet, petèt. Ik hoor het liefst de Gentse varianten: petatse en petaoter. Ik ga nooit voorbij de groenteafdeling van de supermarkt, zonder dat ik tot mijzelf binnensmonds zeg: ‘Kijk, petaoters. Allemaal petaoters.’
Dialect (2). Omdat mijn vrouw keek, heb ik af en toe een paar minuten meegekeken naar de VRT-serie Chantal. Ik vond het West-Vlaams erg goed, geen woord-voor-woord vertaling van het Nederlands overgoten met West-Vlaamse klanken, maar echt West-Vlaams, ook in woordkeus en zinsbouw. Ik kan het weten, want ’t is een taal die ik zelf goed beheers, beter eigenlijk dan enige andere taal. En Cafmeyer beheerst die ook, want ze acteerde beter dan als ze dat in Herman Teirlinck-Nederlands moet doen. Nu lees ik dat kijkers uit Antwerpen en omstreken verdeeld reageerden. De enen vonden het onbegrijpelijk dialect ergerlijk, de anderen waren een beetje jaloers en zuchtten: ‘’t Ies toch schoeën, zoeën dialect, spaatig da waai da nie emme.’ Ja, die Antwerpenaars.
Subsidiedossiers. Onlangs schreef Gaea Schoeters dat kunstenaars hard moeten werken om subsidies en beurzen te verkrijgen: ‘Want dat het schrijven van die aanvragen,’ schreef Schoeters, ‘vreet happen tijd die we anders zouden kunnen gebruiken om ons eigenlijke beroep, dat van kunstenaar, uit te oefenen.’ Dat is inderdaad een erg droevige en vernederende toestand. De Amerikaanse dichteres Edna Sint-Vincent Millay heeft ooit, toen ze in geldnood zat, een beurs van 5000 dollar geweigerd omdat het reglement van de Academy of American Poets, die de beurzen uitreikte, een gemotiveerde aanvraag van de dichters vroeg. De Academy had die bepaling uiteindelijk, op vraag van Edna, geschrapt maar, dat was voor de dichteres onvoldoende. De infame regel, ook al werd hij ingetrokken, wierp in haar ogen voor eeuwig een smet op de Academy. Ja, behalve op seksueel vlak was Edna erg puriteins.
Homoseksueel. Dezelfde Edna leed gemakkelijk aan hoofdpijn. Ze ontmoette een psychiater die dacht dat daar een psychische oorzaak voor bestond. Na veel aarzelingen vroeg de psychiater of de mogelijkheid bestond … euh … of ze zich misschien ... euh ... al was het onbewust ... euh ... aangetrokken voelde tot personen … euh … van hetzelfde geslacht. ‘Oh, je bedoelt dat ik homoseksueel ben,’ zei Edna. Ja, natuurlijk ben ik dat, en heteroseksueel ook, maar wat heeft dat met mijn hoofdpijn te maken?’
Sunk cost fallacy. Ondernemers leren op de ondernemersschool dat ze zich moeten hoeden voor de sunk cost-reflex. Bij het nemen van beslissingen voor een project is het enige wat telt de toekomstige kosten en welke opbrengsten daar tegenover staan. Met kosten die al gemaakt zijn mag je geen rekening houden. Maar de sunk cost-reflex in het dagelijkse leven heeft ook zijn voordelen. Piano leren spelen op oudere leeftijd bijvoorbeeld is een kwelling. Je denkt wel eens aan opgeven. Maar dan denk je aan al het werk dat je er al in geïnvesteerd hebt, en je gaat verder.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten