zondag 20 november 2022

Joël de Ceulaer en de hoofddoek


     Ik heb onlangs nog een stuk over de moslimhoofddoek geschreven*, en ik was niet van plan om daar zo snel een vervolg aan te breien in de trant van  ‘De hoofddoek, deel 2’, ‘De terugkeer van de hoofddoek’, ‘De wraak van de hoofddoek’ en ‘De zoon van de hoofddoek’. Maar nu heeft Joël de Ceulaer er een van zijn ‘satires’ aan gewijd en daarom wil ik voor één keer een uitzondering maken. Bij zo’n stuk van Joël voel ik mij vaak als een kind in een snoepwinkel waar alles gratis is: in bijna elke zin zit iets lekkers om op te sabbelen. Ik weet niet waar ik eerst naar moet grijpen.
     Neem de eerste alinea. Daarin vergelijkt Joël de harde houding hier ten lande tegenover hoofddoekdraagsters met de milde beoordeling van misstanden in de crèches. Als peuters worden ‘geslagen, vastgekleefd en met het hoofdje in de toiletpot geduwd’, dan wordt dat, schrijft Joël, ‘op alle niveaus gedoogd dan wel genegeerd of door de vingers gezien.’ Als ik zoiets lees, is mijn eerste reactie om in de lach te schieten. Joël doet hier denken aan een tooghanger die bralt dat de politie veel te snel boetes uitschrijft voor snelheidsovertredingen, maar moorden en verkrachtingen ‘door de vingers ziet’. ’t Is waar, die tooghanger stemt waarschijnlijk voor een andere politieke partij dan  Joël. 
     In de volgende alinea maakt Joël een vergelijking tussen Iran, waar de hoofddoek verplicht is, met het gemeenschapsonderwijs (GO!), waar de hoofddoek verboden is. ‘Ik hoop dat het ooit doordringt,’ schrijft hij, ‘dat een verbod hetzelfde is als een verplichting.’ ’t Is waar, je kunt met enig trekken en duwen elke bepaling zowel als verplichting (hoofdoek!) of als verbod (niet bloothoofds!)  formuleren. Dat maakt niet veel verschil. Wat wel een verschil maakt, is de partijdigheid of onpartijdigheid van een bepaling. In Iran bijvoorbeeld is er geen algemeen verbod om bloothoofds rond te lopen**. Er is in Iran juist een heel precieze verplichting dat alleen het vrouwelijke deel van de bevolking treft.
     Er zijn andere, dwingender redenen om de vergelijking tussen Iran en het GO! te verwerpen. De verplichting van de ayatollahs en het verbod van het GO! komen voort uit een andere motivatie en worden opgelegd met een ander doel. De hoofddoek in Iran is een onderdeel van de onderhorige rol die de vrouw in de fundamentalistische Islam krijgt toebedeeld. Het hoofddoekenverbod in het GO! daarentegen sluit aan bij de twee eeuwen oude idee van een neutrale lekenstaat die neutraal onderwijs organiseert. Ik ga daar verder niet op in, want Joël weet dat ook allemaal. Alleen vergeet hij het te schrijven.
    Ik wil mij hier beperken tot een evidentie. Het verbod van het GO! wordt in ruimte en tijd begrensd door de schoolmuren en de schooluren; de verplichting van de Iraanse overheid daarentegen omvat de hele openbare ruimte. Mocht de Iraanse overheid een hoofddoek op scholen verplichten, als onderdeel van het meisjesuniform, zou ik daar niet half zoveel problemen mee hebben, zolang de meisjes en de leraressen die hoofddoek weer mogen afdoen als ze de school verlaten. Dan is het dragelijk. En zo is het eveneens dragelijk dat de meisjes en leraressen in het GO! hun hoofddoek moeten afdoen bij het betreden van de school, zolang ze hem weer mogen aandoen – als ze dat per se willen – bij het verlaten ervan. Joël haalt het geval aan van die ‘sympathieke, gemotiveerde en welbespraakte’ Chaïmae Bentouhami die op de televisie haar wens kenbaar maakte om lerares-met-hoofddoek te worden. Goed, dan wil ik nog een stap verdergaan: de welbespraakte mag van mij haar hoofddoek ook dragen in de lerarenkamer, zolang ze hem maar afdoet in de klas.
     Joël verwijt het GO! dat het inconsequent is. Het onderwijsnet streeft zogezegd neutraliteit na, maar organiseert zelf de gesegregeerde lessen voor ‘islamitische, katholieke, joodse en vrijzinnige kindjes’***. ’t Heeft er weinig mee te maken maar ik moet het toegeven: die twee uurtjes per week zijn niet ‘neutraal’. Ze maken onderdeel uit van een historisch compromis dat de liberale founding fathers afsloten met hun katholieke tegenstanders. En van een compromis kun je geen uiterste consequentie verwachten. Trouwens, is  die kleine inbreuk op de neutraliteit gedurende twee uur per week een goed argument om nog meer neutraliteit prijs te geven?
     We komen zoetjesaan bij de kern van Joëls betoog, dat ook in de titel is vervat: ‘Het hoofddoekenverbod heeft niets te maken met neutraliteit, maar alles met islamofobie.’ Die Joël toch! Eerst wordt bij de vergelijking tussen het GO! en Iran elke verwijzing naar doel en motivatie ontweken, en nu wordt die de kern van het betoog. Joël weet dat degenen die de neutraliteit inroepen eigenlijk door islamofobie gedreven worden. Goed, als Joël dat weet, dan weet ik iets anders. Ik weet dat niet bij iederéén neutraliteit een excuus is voor islamofobie.
     Maar ik wil het Joël gemakkelijk maken. Ik zal het alleen over mezelf hebben en dan wil ik schuchter bekennen dat islamofobie bij mij wel een rol speelt. Ik weet dat het niet mag, en dat landen als Qatar en andere voorbeeldnaties internationale conferenties houden om tegen islamofobie te waarschuwen, maar ik geef het toe: ik ben bang. Bang dat het fundamentalisme binnen de islam verder opgang maakt, bang dat die opgang bij moslims de aanpassing aan hun nieuwe land bemoeilijkt, bang dat verschillende godsdienstbeleving van oud- en nieuwkomers tot spanningen leidt, bang van het hellend vlak dat leidt tot aparte sharia-rechtbanken voor bepaalde materies. Of om bij mijn onderwerp te blijven: bang dat moslimmeisjes die de hoofddoek liever niet dragen het in de toekomst nog moeilijker zullen krijgen om dat vol te houden. Mocht ik daar allemaal niet bang voor zijn, mocht ik met andere woorden minder islamofoob zijn, dan dacht ik misschien anders over hoofddoek en lekenstaat.
     Joël geeft een andere invulling aan het begrip islamofobie. Hij ziet er het onvermogen in ‘om onder elke hoofddoek gewoon de mens te zien in plaats van de vermeende ideologie.’ Joël heeft hier een kruimel van gelijk. Bij het beoordelen van mensen die we niet kennen gaan we al te snel af op uiterlijke kenmerken: op die ongepoetste schoenen, op die tatoeages, op dat roze geverfd haar, op die kaalgeschoren linkerslaap die het gezicht van een mooi meisje ontsiert. Vooroordelen zijn des mensen. In de school waar ik les gaf, was een godsdienstleraar die in hetzelfde jaar als ik begon les te geven. We lieten elkaar de eerste drie jaar links liggen. Ik was bang van hem omdat hij zo groot was, en hij van zijn kant was vooringenomen tegen mij omdat ik een das droeg. Nadat we toevallig in een discussie over Kant en Rawls verzeild raakten, veranderde dat, werden we onafscheidelijk en kon je ons elke middag in het café tegenover de school aantreffen, ook al was hij nog altijd zo groot en droeg ik nog altijd een das.
     Maar stel nu dat Joël hier gelijk zou hebben – dat islamofobie een kwestie is van vooringenomen reflexen – dan nog gaat het niet aan om die islamofobie af te wegen tegen iets als neutraliteit. Het gaat om twee verschillende sferen. Islamofobie is, als je wil, een deel van het probleem, en neutraliteit is een deel van de oplossing. Het is juist omdat we als mensen behept zijn met vooroordelen en fanatisme dat het goed is dat we die in sommige contexten minstens symbolisch afleggen. En dat moet gebeuren volgens neutrale spelregels waarbij de verschillende godsdiensten minstens formeel gelijk worden behandeld****. Dat is het hele eiereneten van de neutraliteit. De Franse lekenstaat heeft ongetwijfeld zijn wortels in antikatholieke vooroordelen en christianofobie. Dat neemt niet weg dat hij alles samen een redelijk kader geboden heeft om de conflicten tussen katholieken en antikatholieken te temperen.
    Naar het einde van zijn stuk komt Joël goed op dreef. ‘Menig Vlaams-nationalist wordt razend als men zijn zwart-gele leeuwenvendel een collaboratievlag noemt in plaats van een strijdvlag. Terecht. Tegelijk prediken diezelfde lieden dat iedere hoofddoek een teken van onderdrukking is - terwijl dat overduidelijk helemaal niet het geval is.’
   Ook hier wil ik een heel klein stukje met Joël meegaan. Een uitspraak over ‘iedere hoofddoek’ is een veralgemening, en een veralgemening in het maatschappelijke debat is gevaarlijk. Een moslimse die een hoofddoek draagt wordt niet noodzakelijk, altijd, en zonder uitzondering, meer onderdrukt dan een moslimse of een oud-Vlaamse die zo’n hoofddoek niet draagt. Maar zoals men zich terecht kan bezinnen over de algemene symboolwaarde van de zwart-gele vlag in de middeleeuwen, tijdens de oorlog, in de jaren vijftig en nu, zo kan men zich ook bezinnen over de algemene symboolwaarde van de hoofddoek sinds de Iraanse ayatollah-revolutie.
     Ik wil hier ook iets kwijt over de rol van het katholiek onderwijs in de hoofddoekenkwestie, al zegt Joël daar niets over.  Zoals geweten kunnen katholieke scholen vrij beslissen om de hoofddoek toe te laten of te verbieden. Boeve geeft de indruk dat hij die toelating gunstig gezind is, misschien onder het motto ‘godsdienst is godsdienst’, of om pluralistisch te zijn, of eigentijds, of om op die manier zijn eigen onderwijsnet een concurrentieel voordeel te bieden tegenover het GO!
     Ik heb daar iets van meegemaakt op de katholieke school waar ik les gaf. 15 jaar geleden, lang vóór Boeve, was daar een vacature voor een leerkracht economie. De toenmalige directie, die dolgraag eigentijds wou zijn, had een hoofddoekdraagster op het oog. De directeur kwam ons in de lerarenkamer geruststellen. Bij het sollicitatiegesprek had men gevraagd of de vrouw in kwestie haar hoofddoek als een symbool van fundamentalistische propaganda beschouwde. De vrouw had ‘nee’ geantwoord. De geruststelling door de directe was trouwens overbodig geweest want bij het begin van het schooljaar was hoofddoekdragende lerares, op aandringen van de raad van bestuur, vervangen door een andere lerares.
     Aangezien ik geen gedachten kan lezen, weet ik niet of onze hoofddoekdragende econome fundamentalistische opvattingen had of niet. Ik weet alleen dat ze erg vriendelijk was, want ze stond naast mij op de personeelsfoto die genomen werd tijdens de laatste dagen van de vakantie. Ik vermoed niet dat ze van plan was haar lessen economie te doorspekken met islampropaganda. Maar ik hoop dat ze nu les geeft in een andere school en het gezond verstand heeft gehad om daar de hoofddoek weg te laten. Dán weet ik bijna zeker dat ze niet van de fundamentele soort is. Ik denk hetzelfde van de moslimse poetsvrouw van mijn ouders. Die draagt geen hoofddoek, maar een sjaal. Als ze binnenkomt legt ze die af. Ze heeft wel een traditionele hoofddoek, zegt ze, maar die is om te dragen bij feestelijke gelegenheden. Ook van haar neem ik aan dat ze niet van de fundamentele soort is. Ik voel mij daar geruster bij.
    Ik keer terug naar Joël. Die spreekt, om te besluiten, zijn hoop uit dat de hoofddoekendiscussie niet in een eeuwige loop blijft vastzitten. Dat hoop ik ook. De discussie mag voor mij zelfs onmiddellijk worden stopgezet. Ik ben voorstander van het status-quo. De hoofddoeken moeten op straat niet verboden worden, zoals CD&V’er Hendrik Bogaert ooit voorstelde, ze moeten geen aanleiding geven tot een extra belasting, zoals Filip De Winter ooit voorstelde, en ze moeten niet in het GO! worden toegelaten, zoals Joël de Ceulaer nu voorstelt. Alles mag reglementsgewijs***** blijven zoals het was. Je suis demandeur de rien. 

 

* Voor mijn vorige stukje over de hoofddoek: zie hier.

** De Engelse koningin Elizabeth I verbood wel dat haar onderdanen ouder dan zeven jaar bloothoofs op straat rondliepen. Ze wou geloof ik met die maatregel de hoedenindustrie steunen.
*** Joël vergeet nog de protestantse kindjes. Ik heb minstens twee mensen gekend die als enige van de school les konden volgen in de protestantse godsdienst.

**** Dus ook geen andere religieuze symbolen op school. Wel kan formele gelijkheid volgens neutrale regels een zekere ongelijkheid in de praktijk inhouden. Daar is niets aan te doen. Als de staat bijvoorbeeld maatregelen neemt tegen extremisme binnen godsdiensten, dan wordt de godsdienst die het meeste extremisme in zich draagt in zekere zin het zwaarste getroffen. Ook zijn er een aantal gevallen waar kan worden betwijfeld worden of de neutraliteit per se moet worden doorgevoerd, zoals bij nieuwe benamingen als ‘winterfeest’ voor ‘kerstfeest’. Er zijn redelijke argumenten voor en tegen.
***** Hier en daar mag een gemeentereglement worden aangepast zodat hoofddoekdracht aan loketten, in het kader van de lekenstaat, verboden wordt. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten