zondag 14 juli 2024

De N-VA en het vastgoed


    
 Mijn FB-vriend Jan-Willem Geerink bespreekt op Liberales het boek De vrienden van het vastgoed, van Tom Cochez en David Leloup. Die bespreking  begint met een zin die de aandacht trekt: ‘Ik begrijp plots weer waarom sommige van mijn vrienden de N-VA fascistoïde trekken toedichten.’ De N-VA is er in dit geval niet met de haren bij gesleurd want het boek gaat over de immobiliënsector in Antwerpen, waar die partij goed vertegenwoordigd is in het stadsbestuur. En de lezer weet net zo goed als ik dat de invloed van de politiek op de immobiliën niet gering is. Een stadsbestuur heeft immers de macht om bouwwerkzaamheden toe te laten of te verbieden. Ik zie niet in hoe het anders zou kunnen, en ik zie ook niet in hoe onder die omstandigheden elke mogelijkheid tot corruptie op voorhand kan worden uitgesloten.
      Zelf zou ik echter zo’n boek over de vastgoedsector nooit kopen of lezen. Daarom heb ik ook een boek als De keizer van Oostende, over Johan Vande Lanotte, niet gekocht of gelezen. Ik lees amper de artikels over de restauratie van de Oostendse Thermen en Gaanderijen, die ik hier nochtans vanuit ons raam kan zien. Ik denk dan altijd dat dat vreselijk moeilijke dossiers zijn, met heel veel afwegingen, tegenstrijdige belangen en onverenigbare voorkeuren. Zijn die onderzoeksjournalisten wel slim, ervaren en onbevangen genoeg, vraag ik mij af, en beschikken ze over voldoende middelen, om die afwegingen te doorgronden en eerlijk te evalueren? Ik zou het niet kunnen. Ik zou de ene dag alles legitiem vinden, en de andere dag alles illegaal, afhankelijk van met wie ik laatst gesproken heb. Nee, ik ben niet sterk in dat soort dingen. Ik zie dolgraag de film Chinatown, maar hoe die deal rond die watervoorziening van L.A. nu precies in elkaar zit, dat blijft voor mij een raadsel.
      Ik citeer even een bijzonder helder stukje uit de bespreking van Geerink om mijn moeilijkheid te illustreren: ‘Gebouwen werden bijvoorbeeld aangekocht,
 schrijft Geerink, voor bedrag x en luttele tijd later met exorbitante winsten doorverkocht. In die luttele tijd gaven politici de eigenaars toestemming om op die plek enkele etages hoger bouwen*, wat een pand natuurlijk in waarde doet stijgen. Tel uw winst per extra etage.’
      Dat ziet er inderdaad niet zo fraai uit, maar is dat het hele verhaal? Ik begrijp om te beginnen al niet hoeveel partijen er hier meespelen. Is de nieuwe eigenaar een parasiterende tussenpersoon dan wel een bouwpromotor die het risico op zich neemt om de etages verkocht te krijgen aan nieuwe bewoners? Of is het nog veel ingewikkelder? Ik lees dat er in de immobiliënsector soms gebouwen worden verkocht voor 1 euro. Hoe zou ik zoiets ooit kunnen begrijpen zonder de stiel van binnen en van buiten te kennen?
      Geerink gelooft niet, schrijft hij, ‘dat Bart De Wever het soort politicus is dat zichzelf via die weg wil verrijken.’ Ik geloof dat ook niet, maar het is goed dat er journalisten en desnoods rechters bestaan die dat kunnen controleren. Geerink vind dat de relaties tussen de politiek en de zakenwereld vooral transparant moeten zijn. Dat vind ik ook. Maar het is geloof ik al een hele kunst om te beoordelen óf die relaties transparant zijn. Kristalhelder en transparant is niet hetzelfde. Zelf zou ik, zonder theoretische en praktische kennis van de zakenwereld, het onderscheid tussen die twee niet kunnen maken. 

 

* Over die hoog- of laagbouw, of een ritmische afwisseling van beide, heb ik geen sterke overtuiging. Wel kom ik graag eens in New York, en van de nieuwe wolkenkrabbers aan het Brusselse Noordstation word ik iedere keer weer blij. Over de hoogbouw aan de kust, zie mijn stukje hier.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten