Het Amerikaans Hooggerechtshof
Wie in Amerika van een grootse toekomst voor zoon of dochter droomt, denkt vaak aan een zitje in het Hooggerechtshof. Het is bijna nog beter dan president. Maar nu lees ik in De Standaard (5 juli) dat er in het huidige hooggerechtshof zes conservatieven zetelen. Pim Raes, freelance journalist in New York, stelt ze aan ons voor: Neil Gorsuch, een schlemiel, Brett Kavanaugh, een alcoholist, Amy Coney Barrett, een devote gelovige, Clarence Thomas, getrouwd met een bitch, Samuel Alito, is in een privé-jet naar Alaska gevlogen om te vissen. De zesde, John G. Roberts, moet een heilige zijn want hij wordt niet vermeld.
Ik heb nu door het stuk van Pim Raes een heel ongunstige indruk van het Hooggerechtshof gekregen. De freelance journalist zegt echter ook iets over hun recente beslissingen. Het is volgens de opperrechters onwettelijk (1) om contractueel afgesloten studieleningen kwijt te schelden en door de belastingsplichtigen te laten betalen, (2) om raciale quota te gebruiken bij inschrijvingen aan topscholen, (3) om kwezelachtige webdesigners te verplichten huwelijkspagina’s aan te maken voor gay koppels die dat vragen. Dat zijn in elk geval drie beslissingen die overeenkomen met mijn rechtsgevoel. Ik acht de kans groot dat die beslissingen ook overeenkomen met de beginselen van de Amerikaanse Grondwet.
Gevoel voor poëzie
Iemand die weinig heeft met schilderijen of met muziek, zal dat meestal niet zomaar toegeven. Hij zal eerder zeggen dat hij ‘weinig afweet van muziek’. Hugo Claus noemde zichzelf ooit een ‘muzikale barbaar’, alhoewel hij natuurlijk zoals iedereen graag naar Bach en Mozart enzovoort luisterde. Amerikaanse cultuurbarbaren hebben het sluwe cliché: I don’t know anything about art, but I know what I like.’ Bij mij is het omgekeerd. Ik weet wel iets van kunst, maar als ik in een museum rondloop weet ik meestal niet wat ik mooi vind.
Je kunt daarentegen gemakkelijk toegeven dat je niet zo van poëzie houdt, vooral als je wél veel romans leest. Ik had een fijnbesnaarde en gecultiveerde vriend die openlijk toegaf dat poëzie hem niets deed. ‘Behalve Prévert,’ zei hij, ‘maar dat zijn dan ook geen gedichten.’ Daar moest ik onlangs aan denken toen ik op Facebook een gedicht van Prévert tegenkwam. Ik heb dat helemaal gelezen, wat ik anders niet vaak doe.
Wagenziek
Een heuse factcheck van Knack heeft de knoop doorgehakt: ‘Ja, je kunt sneller wagenziek worden in een e-auto.’ Dat komt ironisch genoeg doordat zo’n auto soepeler rijdt. Ik kan mij daar iets bij voorstellen. Toen ik een kind was, reden mijn ouders met een Citroën DS. Die wagen had een revolutionaire hydropneumatische ophanging, waardoor je amper schokken ondervond. De bewegingen van de auto geleken op die van een wieg, van een schommel, van een schip. Na enkele minuten al was ik wagenziek. Later werd het nog erger. Als ik het interieur van de wagen maar even rook, werd ik al ziek. Ik hoop dat de e-auto’s geen specifieke, herkenbare geur hebben.
Aandrang
Als ik vrijdagavond na enkele uren trein, tram en bus bij ons appartementsblok in Oostende aankom, heb ik een volle blaas. Ik voel daar niets van tot ik de lift binnenstap. Dan wordt de aandrang tot urineren plots heel dwingend, terwijl ik nog naar de zevende verdieping moet. Die haal ik dan op het nippertje. Helaas is de Pavlov reactie na enige tijd ontspoord. Als ik nu met de lift naar benéden ga, kan ik ook een plotse aandrang voelen. Dan moet ik eerst helemaal naar het gelijkvloers, en daarna weer helemaal naar de zevende verdieping. Gelukkig gebeurt dat niet elke keer. Meestal denk ik eraan om mijn voorzorgen te nemen vóór ik de lift naar beneden neem.
Petanque
Voor mensen als Maarten Boudry die denken dat alles steeds maar beter wordt … Toen ik als kind naar zee ging, zag je overal mensen de elegante petanque-sport beoefenen. Als ik nu naar het strand kijk, zie ik overal mensen die het onnozele Kubb-spel spelen. Ook ruikt de zee niet meer als vroeger. Maar dát wijt ik niet aan de zee, maar aan verzwakking van mijn zintuigen. Zelfs Maarten Boudry zal de realiteit van het lichamelijk verval niet ontkennen, denk ik.
Noam Chomsky
‘Je moet eens lezen wat Noam Chomsky daarover schrijft,’ zei mijn buurman. Ja, dat moest ik misschien maar eens doen. Maar ondertussen ben ik nog altijd bezig met een Chomsky-meme te overdenken die ik eerder deze week zag voorbijflitsen. ‘Freedom without opportunity is a devil’s gift, and the refusal to provide such opportunities is criminal.’ Het woord ‘opportunity’ is wat dubbelzinnig. Ik interpreteer het zo. Het heeft geen zin om slaven te bevrijden als je ze niet ook te eten geeft. Het geeft geen zin om burgers vrije meningsuiting toe te staan, als je ze ook niet een computer, een internetabonnement en duizend volgers bezorgt. Het geeft geen zin om bewegingsvrijheid toe te staan als je niet iedereen een auto of een elektrische fiets verschaft. Het heeft geen zin om vrije partnerkeuze in de wet vast te leggen, als je niet iedereen zo’n partner aan de hand doet. Zo geïnterpreteerd is de uitspraak in elk geval onzin.
In elke maatschappij is vrijheid een waarde op zich. In een welvarende maatschappij is ze een voldoende om de meeste mensen toe te laten de ‘opportunities’ zelf grijpen en in veel van hun behoeften te voorzien. En voor een minderheid die dat om een of andere reden niet kan, moet een regeling gezocht worden ‘to provide such opportunities’. Als Chomsky dát bedoelt zijn we het ongeveer eens, samen met 99 % van de politici van links en van rechts. En we moeten niemand verwijten dat hij ‘criminal’ is
Chomsky heeft met zijn Transformationele Generatieve Grammatica een deel van mijn studentenleven verpest. Bepaalde proffen vonden dat ze met die hype moesten meedoen en wrongen hun cursussen dan ook in een TGV-dwangbuis. Gelukkig bleef men nog Duits onderwijzen aan de hand van de klassieke grammatica.
BeantwoordenVerwijderenIk herinner mij ook zijn boomstructuren,in de jaren zeventig,speciaal😃
BeantwoordenVerwijderen