Soms heb je aan één beeld, of enkele noten van de muziek, genoeg om te weten of een film of serie iets voor jou is. De Netflix-reeks Nobody Wants This begint met een beeld van palmbomen, gefilmd vanuit een kivorsperspectief - en lelijk gefilmd. Ik heb daarna nog twee afleveringen verder gekeken uit solidariteit met mijn vrouw. Het schijnt dat de serie verder evolueert van ‘chick flick’naar ‘vinnige sitcom’.
Monsieur Aznavour
Mijn vrouw wil de film over het leven van Charles Aznavour zien, mijn zoon wellicht ook als hij hoort dat Chalamet meespeelt, en ik eigenlijk evengoed, want ik ben dol op muzikale biopics, en biopics in het algemeen.
Recensent Ruben Aerts (DS 23/10) wijst erop dat dat soort films vaak de werkelijkheid verdraait om een klassieke verhaallijn te bekomen. Dat is inderdaad een groot probleem, want ik ben geneigd te geloven wat ik op het scherm zie en ik zal over Aznavour geen vuistdikke biografie lezen om de échte waarheid te kennen. Ik had een oud-tante die bij elke film die ze zag dezelfde commentaar gaf: ‘Het zijn maar aan elkaar geplakte prentjes.’ Ze had ooit een filmrol gezien. Maar die boodschap over die prentjes is bij mij nooit goed aangekomen.
Soms pakt regisseur een biopic anders aan, en houdt hij zich met opzet aan de feiten om op die manier de voorspelbaar-klassieke verhaallijn te doorbreken. Ik heb daar onlangs een voorbeeld van genoteerd, maar ik ben die notitie kwijt. Ze staat ergens om mijn Macbook die al twee maanden in herstelling is.
Say Nothing
In een vorig stukje beschreef ik twee mooie scènes uit Say Nothing, een televisieserie die een indringend beeld ophangt van het IRA-terrorisme. Ook mooi is de volgende scène. De oudere Gery Adams heeft een geslaagde politieke carrière uitgebouwd. Hij heeft gebroken met zijn jeugdvriend Brendan Hughes, een populair maar dissident IRA-lid. Als Hughes overlijdt wordt zijn kist gedragen door gelijkgezinden. Adams baant zich een weg tussen de omstanders, stapt resoluut op de kist af, duwt een van de dragers weg en neemt zijn plaats in. ‘Don’t make a fuss!’ zegt hij zacht. De andere drager druipt af.
En de afsluitende tekst zorgde bij ons thuis altijd weer voor hilariteit. ‘Gerry Adams has always denied being a member of the IRA or participating in any IRA-related violence.’ Daar heeft een of ander advocatenkantoor een flinke stuiver aan verdiend. Het is bijna zo hilarisch als de tekst waarmee elke aflevering van de serie Fargo begint: “This is a true story. The events depicted in this film took place in Minnesota in … At the request of the survivors, the names have been changed. Out of respect for the dead, the rest has been told exactly as it occurred.” En dan volgen de waanzinnigste toestanden.
The Playlist en het kapitalisme
Ik hou van films en series waarin je ondernemers aan het werk ziet die een bedrijf uitbouwen. Soms gaat het over een succes, zoals in Air over de sportschoenen van Nike, soms gaat het over een mislukking, zoals The Dropout over de miraculeuze bloedanalyses die Elizabeth Holmes beloofde, soms gaat het over een aanvankelijk succes dat eindigt in een mislukking zoals Blackberry over de gelijknamige smartphone. Leuk is ook Superpumped over Uber, waarvan de uiteindelijke afloop nog altijd onzeker is aangezien het bedrijf nog altijd geen winst maakt.
Die verhalen helpen mij om na te denken over het kapitalisme – iets wat ik graag doe. Neem nu de Zweedse Netflix-serie The Playlist. Die brengt het verhaal van de streamingdienst Spotify. De verschillende afleveringen hebben telkens een andere focus, met als opeenvolgende protagonisten de visionair, de bedrijfsleider, de advocate, de programmeur, de financier en de muzikante.
De eerste vijf afleveringen zijn een ode aan het creativiteit van het kapitalisme, de laatste aflevering stelt kritische vragen: over het intellectueel eigendomsrecht, over uitbuiting die kan optreden bij monopolie en monopsonie. De kwestie van het intellectueel eigendomsrecht is voor mij wat te moeilijk. Over monopolies van grote bedrijven maak ik mij weinig zorgen. Theoretisch kunnen die bedrijven de klant uitbuiten door te hoge prijzen aan te rekenen en door slechte kwaliteit te leveren. Maar als ze dat doen, zullen ze snel concurrentie krijgen en hun monopolie verliezen.
Rest nog de kwestie van het monopsonie: de marktsituatie met één koper en talrijke verkopers. Die ene koper is Spotify, die talrijke verkopers zijn de muzikanten. Door haar machtspositie kan Spotify de muzikanten uitbuiten door ze te laag te betalen voor hun muziek. En waar gaat dat geld van die uitbuiting dan naartoe? De CEO Daniel Ek bouwt een heel groot huis. De medewerkers in het bedrijf worden royaal betaald. De aandelen staan hoog. Maar in het geheel van het zakencijfer spelen dat grote huis, die royale lonen en die hoge aandelen niet zo’n grote rol. Het bedrijf is voortdurend in geldnood. De grootste uitbuiters – als dat woord hier op zijn plaats is – zijn dus de betalende en niet-betalende gebruikers van Spotify.
Honderd jaar eenzaamheid
Sommige kijkers storen zich aan het discrete gebruik van een vertelstem in de televisiebewerking van Honderd jaar eenzaamheid. ‘Dat is geen cinema.’ ‘Show, don’t tell’. Ik heb dat helemaal niet. Ik hou van vertelstemmen in films. In slechts een van de talrijke versies van Blade Runner wordt een vertelstem gebruikt. Ik vind dat de beste. Trouwens, in Honderd jaar eenzaamheid heeft men volgens mij de vertelstem alleen gebruikt om de openingszin van Marquez te kunnen hergebruiken.
BDW
Ik heb de film BDW in de zaal gezien. Het publiek leek mij niet uit de reguliere cinefielen te bestaan. Paul Jambers liet Bart De Wever van een andere kant zien. Meestal mag De Wever voor de camera’s spreken over politiek, iets waar hij goed in is. Paul Jambers wilde De Wever laten spreken over zijn gevoelens, iets waar hij slecht in is. Twee keer dacht ik: hé. De eerste keer was toen hij zijn verontwaardiging uitsprak over de manier waarop Jan Jambon werd afgeschilderd in de pers. Ik herkende dat gevoel, want ik had dat ook. Het tweede gevoel had te maken met de talrijke haatboodschappen die hij kreeg van Vlaams Belangers. ‘Dat raakt mij diep,’ zei De Wever. ‘Ik kom uit dat milieu.’
Conclave
In Conclave speelt Ralph Fiennes een van de beste rollen uit zijn carrière in een voor de rest verzorgde, onderhoudende, maar oerdomme film. Dat oerdomme zit niet zozeer in de voorspelbaarheid én ongeloofwaardigheid van de ontknoping, maar in de toon die er niet in slaagt politieke analyse, humor, en elementen uit het detectivegenre op een evenwichtige manier samen te brengen. Misschien was de film beter geweest als Fiennes wat slechter, of minder geloofwaardig, had geacteerd.
Fly Me to the Moon
In de jaren 30 van vorige eeuw werden aan de lopende band goede komedies gemaakt, terwijl ze vandaag, ondanks de overvloed aan romcoms, few and far between zijn. Gelukkig kennen we allemaal enkele van die uitzonderingen. Dit jaar behoort Fly Me to the Moon tot de uitzonderingen. Het is een aardig niemendalletje – zoals een komedie hoort te zijn – waar alles verdomd goed op zijn pootjes valt: van de zwarte kat die op het lanceerplatform rondloopt, tot de occasionele vermelding van regisseur Stanley Kubrick.
De filmrecensenten reageerden verdeeld. The Hollywood Reporter schreef: ‘The film weirdly blends together romantic comedy, historical drama and conspiracy thriller.’ Het is alsof je zou schrijven dat Ninotchka van Wilder en Lubitch een ‘rare’ combinatie was van romantiek, anticommunisme en slapstick. Sommige moderne critici lijken de échte komedie ontwend te zijn. Ze menen stijlbreuken te zien, maar merken de onderliggende eenheid van toon niet. Ze zien niet hoe mooi cynisme en naïviteit in elkaar kunnen opgaan.
Drive my Car
In de film Drive my Car (Doraibu mai kâ, 2021) wordt een theaterregisseur rondgereden door een jonge vrouw die een uitzonderlijk goede chauffeur is. De regisseur heeft de indruk dat de auto nooit versnelt of vertraagt, maar zweeft. Karel van het Reve heeft ooit in de auto gezeten naast een professionele autoracer. Hij had de indruk dat de man nooit schakelde. Ik heb ooit in de auto gezeten naast een F-16 piloot. Ik had de indruk dat de man nooit aan het stuurwiel draaide.
Emilia Perez
De zang- en dansnummers in Emilia Perez zijn weinig spectaculair maar de film is er niet minder om. Ook zijn er twee uitzonderingen: het lied Aqui Estoy dat de midpoint scène uitmaakt, en de finale, met de zingende menigte die door de Mexicaanse straten trekt. Maar welk lied zong die menigte? Welk lied-welk lied-welk lied? Het was oorspronkelijk zeker geen Spaans lied. Misschien iets Engels? Of was het Duits? De scène was bijna afgelopen voor ik het antwoord wist*. Ik was zo verdwaald geraakt in de krochten van mijn geheugen, dat ik de scène opnieuw heb moeten afspelen.
Who by Fire
Een goedgekozen muziekje bij het einde van een film kan een emotionele dreun verkopen. Het hangt af van de timing en wat er aan dat muziekje voorafgaat. De film Golda eindigt met Leonard Cohens Who By Fire en ik had het lied nog nooit zó gehoord**. In de televisieserie Bad Sisters eindigt elke aflevering met hetzelfde lied, zij het in een bewerkte versie. Het doet mij niets. Ik spoel het onmiddellijk door. --- Nu ik erover nadenk wordt Who by Fire gebruikt voor de begingeneriek van Bad Sisters. Om het even: ik spoel het even snel door.
* Een videofragment van de scène is nog niet voorhanden, maar een geluidsfragment kan men hier vinden.
** Mijn commentaar over Who by Fire zoals het lied gebruikt wordt in Golda staat hier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten