zaterdag 6 mei 2023

Karel en de chatbot


     Uit mijn vorige stukjes* zou iemand kunnen concluderen dat Karel van het Reve een groot denker of filosoof was. Dat was hij niet. Hij was eerder een Montaigne dan een Schopenhauer, en als hij een Schopenhauer was, dan eerder die van de korte essays dan die van het monumentale ‘Hoofdwerk’. Hij was een meester van de rake observatie, formuleerde wel eens een inval die je nergens anders aantreft, en kon onzin herkennen van mijlen ver, ook al zag die er geleerd uit of werd ze door niemand in vraag gesteld. Maar hij was niet de man om een of ander wereldvraagstuk op te lossen. Als er iemand zo’n oplossing kwam aandragen, dan kon hij er met trefzekere hand enkele gaten in schieten, dat wel.
     Karel heeft er zelf op gewezen dat je in literatuur geen onderscheid kunt maken tussen het wat en het hoe. Maar als ik dat onderscheid toch even maak, dan lees ik Stephen Pinker – hoe goed hij ook schrijft – voor het wat, en lees ik Karel – hoe scherp hij ook denkt – voor het hoe. ‘Men leest hem [Karel],’ schrijft Kousbroek, ‘uit culinair genoegen, niet om groot en sterk te worden, maar om de smaak, en de boodschap gaat om zo te zeggen ongemerkt mee naar binnen.’
     Het is niet zo moeilijk om de schrijfstijl van Karel te omschrijven. Hij schrijft helder, nuchter, luchtig en ironisch. Hij mengt informele spreektaal met plechtige schrijftaal, slordigheid met nauwkeurigheid, en nuance met pedante zekerheid. Zijn zinnen lopen goed en ze blijven verstaanbaar als ze wat langer worden. Hij schaamt er zich niet voor om in dezelfde tekst meermaals hetzelfde woord te gebruiken. Hij overtreedt met plezier de regels van het stijlhandboek**. Hij springt heel spaarzaam om met staande uitdrukkingen en met beeldende taal. Hij gebruikt veel parafrase, opsommingen, verwijzingen, citaten, en echte en verzonnen voorbeelden. Zijn humor steunt nog het meest op understatement, maar als je lang genoeg zoekt, vind je ook alle andere kunstgrepen op dat terrein in zijn werk geïllustreerd. Af en toe gebruikt hij een gewoon, maar in de context onverwacht, woord om de lezer wakker te houden. Zo noemt hij het evangelie van Matteüs een ‘stuk’ – alsof het recent in een weekendbijlage was verschenen – en de God van het Oude Testament noemt hij ‘een schurk zoals Idi Amin of Saddam Hoessein of een andere halsafsnijder.’ 
     Het zou niet zo moeilijk moeten zijn voor een chatbot om Karels schrijfstijl onder de knie te krijgen. De vraag is: zouden we daar veel mee opschieten? Karel zelf herleidde literaire kwaliteit tot een soort X-factor. Volgens hem kon je de stijl en werkwijze van een goede auteur, als je daar enige moeite voor deed, vrij volledig en accuraat beschrijven, maar dan wist je nog altijd niet waarom die auteur zo goed was. Een slechte auteur zou met nagenoeg dezelfde stijl een slechte tekst schrijven. Waar het verschil hem dan zat, dat wist niemand, ook Karel niet, en zeker niet de literatuurwetenschap die het stellen van de vraag verbood.
     Wie de schrijfstijl van Karel wil kennen, zal dus de teksten van Karel zelf moeten lezen. Als die stijl hem niet bevalt, zoals dat bij Jeroen Brouwers het ≠geval was, dan is daar niets aan te doen. In het andere geval doet de lezer zichzelf een geweldig plezier. Ik heb nu zonet zijn ‘Brief aan Maarten ’t Hart’ herlezen, een stukje uit 1987. Maarten had in het NRC-Handelsblad een aantal denigrerende uitspraken van Multatuli geciteerd over grote kunstenaars zoals Beethoven, en had daaruit besloten dat Multatuli zelf een slecht schrijver en een slecht mens was. Een middelbare scholier kan daar gemakkelijk op antwoorden:  smaken verschillen, en dat heeft niets met talent of slecht karakter te maken, punt! Nog enkele voorbeelden er tegenaan en de scholier heeft zijn 300-woorden-opstel klaar. Ik weet ongeveer hoe het eruit zou zien. Karel schrijft er een stuk van 1000 woorden over en elk woord is zijn gewicht bij wijze van spreken in goud waard, al is ‘wat’ hij zegt ongeveer hetzelfde als ‘wat’ de scholier zou zeggen. 
     Hoe de chatbot het er af zou brengen als hij over het onderwerp 1000 woorden moest schrijven, weet ik niet. Zou hij bijvoorbeeld Multatuli geprezen hebben omdat hij zijn onzinnige uitspraken zo mooi formuleert, of omdat ze misschien niet toepasbaar zijn op Beethoven, maar wie weet wel op een andere componist die we niet kennen? Zou de chatbot eraan gedacht hebben om de verhouding tussen tekst en muziek in klassieke liederen als uitweiding bij het onderwerp te betrekken? Zou hij het klaargespeeld hebben om in één korte alinea iets over Heine, Marx, Presser, Wertheim, Dostojevski, Knut Hamsun, Adolf Hitler en Schopenhauer te zeggen, iets wat op elegante en overtuigende manier illustreert wat ik hierboven schreef, namelijk dat verschil in smaak weinig met het al dan niet hebben van talent te maken heeft? En let wel: die namen komen niet voor in een eenvoudige opsomming, want zo kan ik het ook, maar worden netjes met elkaar in verband gebracht. 
     De chatbot kan leren dat Karel graag woorden gebruikt als leuk, schandelijk, gek, prachtig, geleerd, redelijk, aardig, 
geneigd, bewonderen, prijzen, geloven, vinden, houden van, waarderen. De chatbot zou die in zo’n stukje zeker gebruiken. Ook zou hij de regel toepassen om geen ‘dode metaforen’ te gebruiken die doen denken aan de kinderboeken van Dik Trom. Maar zou hij eraan denken om die regel nog snel te overtreden in de laatste alinea die begint met Nog bruiner bak je ze als je Multatuli …   Of nog: zou de chatbot deze zin hebben kunnen bedenken: Multatuli hield bij wijze van spreken meer van Van Meegeren dan van Vermeer? Je houdt je hart vast als je denkt aan wat een chatbot zelf zou schrijven nadat hij de stijlgreep van vorige zin begrepen had***.
     Ik weet niet wat de toekomst brengen zal, maar de huidige chatbots lijken mij monoloogmachines****, zoals de dame van de GPS, die mij vertelt waneer ik naar links moet afslaan. Karel is echter een echte dialoogschrijver. Hij probeert reacties uit te lokken van zijn lezers: potloodstrepen in de tekst, een uitroep als Karel, nu ga je te ver, een lange mijmering nadat het boek is dichtgeklapt. En die dialoog streefde Karel na met twee tegengestelde middelen, die hij zelf terugvond bij twee door hem bewonderde auteurs. Bij Popper leerde hij ‘de plicht om als je iets meedeelt dat zo duidelijk en eenvoudig en eerlijk en naïef mogelijk te doen’, en bij Sjklovski leerde hij het tegenovergestelde: ‘de lezer perplex te laten staan over een uitspraak die zo op het oog absurd of duister is en waar [je] geen nadere uitleg aan geeft. De lezer moet er zelf maar eens over nadenken.’ 
     Als je wilt dialogeren, moet je je helder uitdrukken zodat je gesprekspartner je begrijpt. Maar je moet de ander ook af en toe iets laten zeggen. Daarom mag en moet je redenering ook in geschreven vorm een beetje onaf zijn, onvolledig, en af en toe duister en paradoxaal. Dan kan de lezer interpreteren, aanvullen, een antwoord verzinnen, een tegenwerping formuleren en … er zelf op antwoorden. Het mag met andere woorden niet al te helder zijn. Over Poppers stijl schrijft Karel ‘dat hij de dingen zo wil formuleren, dat er geen speld tussen te krijgen is … Popper beweert iets en loopt daarna nog jaren bedrijvig rond om alle gaatjes te dichten, hij legt omstandig uit wat hij met een zojuist of een tijd geleden gedane uitspraak allemaal niet bedoelt. Dat werk is hopeloos …’ Karel wil die fout niet maken*****.
     Omdat de nadruk altijd zo gelegd wordt, en terecht, op de heldere Karel, is het goed om dus af en toe ook eens de duistere Karel … euh … te belichten. (Karel heeft gelijk om te waarschuwen voor dode metaforen). Een voorbeeld van de duistere Karel dat op mij een grote indruk maakte, staat in het derde hoofdstuk van Het geloof der kameraden. Hij citeert Marx’ samenvatting van diens eigen theorie in het beroemde voorwoord Zur Kritik der politischen Ökonomie. De tekst omvat 400 woorden. Waarop Karel schrijft: ‘Het wil mij voorkomen dat er samenhang bestaat tussen de aard van deze theorie en het in gebreke blijven van haar uitvinders om haar in een geschrift van desnoods enkele tientallen bladzijden uiteen te zetten. Het eigenaardige van dit beroemde citaat is namelijk dat deze formule, hoe pittig en elegant, hoe zelfverzekerd, geniaal en eenzijdig zij ook is, een grote vaagheid heeft, die tevoorschijn komt als men de theorie in meer dan twee pagina’s wil formuleren.’ 
     Dat is zeer helder geformuleerd, maar het blijft een duistere gedachte. En dan begint de dialoog met Karel.  ‘Het wil mij voorkomen dat …,’ is dat ook niet erg vaag? Wat is in godsnaam de ‘samenhang’ tussen de onvolkomenheid van een theorie en de bondigheid van een resumé ervan? ‘Kurz formuliert,’ zegt Marx zelf, wat is daar mis mee? En heb je voorbeelden van andere theorieën die wel bevredigend in enkele tientallen bladzijden zijn samengevat? Kun je dat verduidelijken, beste Karel? En zijn die theorieën dan beter?  Maar Karel zwijgt, en ik blijf piekeren. De vragen schieten om de zoveel maanden door mijn hoofd. Zo ook toen ik onlangs Mearsheimers boek The Tragedy of Great Power Politics las. De auteur begint zijn boek met een uiteenzetting in enkele tientallen bladzijden van zijn geostrategische theorie. Ik moest onmiddellijk aan Karel denken.
     Zou een chatbot dat ook kunnen leren, de juiste verhouding tussen af en onaf, tussen helder en duister, tussen vragen beantwoorden en vragen oproepen?

 

* Mijn andere stukjes naar aanleiding van de Karel van het Reve-biografie staan hier, hier, hier, hier, hier.

** Nominalisering (het schrijverschap), substantivering van infinitieven en adjectieven (het aanhoren,  het hoogdravende), vermijdbare Engelse woorden (preposterous), gekloofde en pseudogekloofde zinnen (wat Multatuli zegt over ... is), modale aanhef (het kan best zijn dat), partitieve constructies (iets sentimenteels), tangconstructies (de ter controle geneigde lezer), veel zinnen die beginnen met maar en ook ...
*** De meest primitieve toepassing van de stijlgreep stond ooit in de Amada-krant die kopte Lenin over de dokstaking (die van 1973 dus).

** Ik zeg dat vooral omdat ik soms kleine ‘dialoogjes’ met chabots op FB zie verschijnen.

*** Of misschien is het hardnekkige streven van Popper om alle misverstand uit te schakelen toch niet altijd fout. Danny Frederic raakte overtuigd van de superioriteit van Poppers kennisleer door één nieuwe voetnoot bij The Logic of Scientific Discovery. Anders was hij een leerling van Lakatos gebleven. Mijn stukje ovef Danny Frederic staat hier.

1 opmerking:

  1. Nog een paar jaartjes wachten en observeren. Dan kun je die chatbot misschien bij zijn lurven grijpen :-)

    BeantwoordenVerwijderen