Voor de Gentse protestacties kun je moeilijk onverschillig blijven. Zelfs wie onverschillig blijft, zoals auteur en columnist Marnix Peeters, voelt de behoefte om van die onverschilligheid kond te doen. ‘En ik, ik heb gewoon geen mening over Gent,’ schrijft hij op Facebook. Ik wou dat ik dat ook kon schrijven, maar de waarheid is dat ik graag stukken lees over de Gentse toestanden, en vooral over de acties voor het gemeentehuis. Bijna had ik beloofd stukjes te blijven schrijven over de zaak zolang de acties doorgaan, maar dat doe ik liever niet. Straks beginnen de actievoerders met een hongerstaking en zoiets kun je met behulp van suikerwater wel twee maanden uithouden. Twee maanden stukjes over Gent, ik moet er niet aan denken.
Ondertussen lees ik graag de reacties van anderen op de ‘wakes’ - reacties die heel erg verschillend zijn van gevoelstoon: verontwaardigd, geërgerd, meewarig, spottend, sussend, verzoenend, vertederd, solidair … Ik had voor mezelf graag ‘vertedering’ uitgeprobeerd, maar toen zag ik vrijdagavond Karel Verhoeven op De Afspraak, en ik heb mijn voornemen opgegeven. Ik zal toch nooit het hoge niveau van Verhoeven bereiken, met mooie woorden over
‘… het geloof in de mythe van het progressieve nest, de uitzondering in de wereld, die ook wel een voorbeeldfunctie heeft voor andere steden, het geloof dat daar in Gent de bourgeois én de bohémien, de arbeider én de intellectueel, allemaal samen toch wel een interessant experiment maken ... en dat dat nu brutaal doorbroken wordt.’
Aan de andere kant voel ik mij niet geroepen om de actievoerders van antwoord te dienen als ze spreken van ‘verraad’, ‘woordbreuk’, ‘rechtse staatsgreep’ en ‘warme samenleving.’ En nog minder wil ik het over ‘de grond van de zaak’ hebben. Als het over een ondergrondse parking en de stedelijke boekhouding gaat, dan verveel ik mij snel. Gaat het over botsende persoonlijkheden en ambities, dan wil ik mij erbuiten houden. En gaat het over politiek-filosofische kwesties als de rol van gemoraliseer in de politiek, dan wil ik daar wel eens over nadenken, maar niet elke dag. Veel van mijn rechtse vrienden zijn tegen dat moraliseren, maar zo’n professor Stijn Oosterlinck (DS 25/10) vindt dat dat gemoraliseer geloof ik legitiem als een ‘deel van het conflict’ Wie heeft er gelijk?
Die Oosterlynck nu - want ik heb zijn stuk helemaal gelezen - doceert het vak stadsociologie aan de Universiteit van Antwerpen en is lid van het Centre for Research in Environmental and Social Change (CRESC). Hij heeft recent een ‘grootschalig en participatief onderzoek gecoördineerd naar de relatie tussen het Gentse sociale middenveld en de lokale overheid.’ Hij heeft daarbij vastgesteld dat die relatie goed is. Wie ben ik om hem tegen te spreken? Hij legt uit dat er een consensus bestaat, ‘over de ideologische en partijgrenzen heen’, die ‘publiek-civiele netwerken ondersteunt’, en dat N-VA zich buiten die consensus plaatst. N-VA vindt immers dat de middenveldpolitiek te veel geld kost, en dat de Gentse middenklasse verwaarloosd wordt. Oosterlynck noemt dat ‘legitieme publieke opinies waarvoor niemand uitgejouwd hoeft te worden.’ Maar die N-VA-mensen opnemen in een coalitie, dat vindt hij een stap te ver. Ik vind die publieke opinie van Oosterlynck op mijn beurt legitiem en zal hem niet uitjouwen.
Oosterlyncks partijpolitieke speculaties daarentegen lijken mij erg vooringenomen.
De uitslag van de verkiezingen wees (opnieuw) op brede steun van de Gentse bevolking voor die stedelijke politieke cultuur. Tel daarvoor het aantal stemmen op voor Vooruit, Groen, PVDA en CD&V én de sociale liberalen rond burgemeester Mathias De Clercq (minus de donkerblauwe groep liberalen rond Christophe Peeters).
Hola, dit gaat wel erg snel. Waarom worden de PVDA-kiezers plots opgenomen in die consensus? Zijn die misschien tevreden met de financiële stroom ter ondersteuning van de kwetsbare burgers, of willen ze die gevoelig uitbreiden? Waarom moet de de liberale groep worden opgesplitst in twee flanken, en Vooruit niet? En zou CD&V dan geen flanken hebben, en misschien zelfs Groen? Met zijn optelling komt Oosterlynck makkelijk aan laat ons zeggen 65 procent van de stemmen ten gunste van de huidige ‘stedelijke cultuur’. Maar ik van mijn kant kan een optelling maken van de stemmen ten gunste van VB, N-VA, CD&V, Open-VLD, en de gematigde socialisten en Groenen om tot een andere comfortabele meerderheid te komen*. Dat zijn dan kiezers die niet noodzakelijk een ‘fundamenteel andere politiek bestuursmodel’ voor ogen hebben, maar die vinden dat het beleid moet worden bijgestuurd, nieuwe evenwichten moeten worden gevonden, en dat het miljard aan schulden dat de stad heeft moet worden afgebouwd in plaats van verder opgebouwd.
Oosterlynck schrijft dat een coalitie met N-VA moeilijk is wegens ‘niet makkelijk te overbruggen meningsverschillen.’ Ook goed. En waren de meningsverschillen in de vorige coalitie dan wel makkelijk te overbruggen? De waarheid is dat er geen consensus bestaat over de ‘stedelijke cultuur’. Dat is een ideologische veralgemening, zoals de ‘Vlaamse grondstroom’ van N-VA. De politieke werkelijkheid is er een van veel verschillende gedeeltelijk tegengestelde visies die leiden tot compromissen. En zo’n compromis kan evengoed tot stand komen in een coalitie van Open-VLD, Vooruit en Groen als in een van Open-VLD, Vooruit en N-VA. Hou je die coalitie een tiental jaren vol, dan kun je van een ‘cultuur’ of een ‘bestuursmodel’ beginnen te spreken, maar dat blijven abstracties die, zoals de economische aggregaten, een veelheid van verschijnselen samenvatten maar ook, als je niet oppast, aan het oog onttrekken. Ook bestaat er geen a priori-antwoord hoelang je zo’n ‘cultuur’ in stand moet houden, en wanneer het tijd is voor alternance.
Voor één ding moet ik Oosterlynck dankbaar zijn. Hij heeft mij duidelijk gemaakt wat de actievoerders in Gent bedoelen met het ‘middenveld.’ Ik was het begrip vaak tegengekomen, en ik dacht daarbij aan de Kristelijke Werkersbeweging waar de onthaalmoeder van Jan lid van was. Die organiseert in onze gemeente jaarlijks wandelzoektocht en een quiz. Als ik er langer bij stil stond, dacht ik aan jeugdbewegingen, gepensioneerde fietsers, plaatselijke koersen, mutualiteiten, vakbonden, coöperatieve winkels, kerken, fanfares, sport- en wandelclubs, wieltertoeristen, carnavalisten, feestcomités, amateurtheater, heemkundige kringen, verenigingen die ‘De Wielewaal’ heten, en wekelijkse bijeenkomsten van bejaarde boekbinders, kortom een mengsel de vroegere ‘zuilen’ met wat Oosterlynck zelf het ‘verenigingsleven’ noemt.
Op andere plaatsen geeft Oosterlynck een preciezere definitie van dat ‘verenigingsleven’. Hij spreekt over ‘het sociale middenveld dat rond gelijke kansen en welzijn actief is’ en over organisaties die ‘inzetten op de ondersteuning van kwetsbare burgers’ en die daarvoor in een of andere ‘subsidiecategorie’ zitten. Elders spreekt hij van ‘daklozenopvang, hulpverlening voor mensen met schulden, beleidsparticipatie van kwetsbare burgers.’ Als libertair heb ik een vooroordeel tegen die vorm van hulp. Als men financieel wil subsidiëren, geef dat geld dan meteen aan de kwetsbare burgers zelf in plaats van aan de bezoldigde hulpverlener, en laat de rest over aan vrijwilligersorganisaties.
Dat is een opvatting die ik voor het eerst aantrof in Parliament of Whores van P.J. O’Rourke. Ik vermeld dat nu even omdat die Amerikaanse humorist door Tinneke Beekman vermeld werd in dezelfde Standaard waar Oosterlynck de dag nadien zijn mening kwijt kon. Maar die mening van P.J. O’Rourke en mijzelf is radicaal, en moest ik samen met Oosterlynck een programma uitwerken voor Gent, zou ik heel veel water bij de wijn doen, omdat ik geen slaande ruzie wil, omdat het sociale middenveld goed werk doet, en omdat het overschakelen naar een ander model slechts geleidelijk kan gebeuren.
Toch zou een compromis tussen Oosterlynck en mij minder subsidies voorzien dan nu het geval is. Ik hou niet van het maken van schulden die door anderen dan mijzelf moeten worden terugbetaald. Oosterlynck beweert dat de hoge financiële schulden van de stad weinig te maken hebben met de steun het sociale middenveld. Dat kan. Het is alleen jammer dat hij zich in zijn argumentatie voor die stelling beperkt tot wat ik ‘kleine cijfers’ noem.‘Twee derde van de organisaties zitten in de laagste subsidiecategorie, minder dan 25.000 euro per jaar. Hooguit vijf organisaties zitten in de hoogste categorie van meer dan een miljoen euro per jaar.’ Twee derde van de organisaties, hoeveel zijn er dat? Minder dan 25.000 euro, hoeveel minder is dat? Meer dan een miljoen euro: hoeveel meer is dat? Zo ken ik nog altijd het ‘grote cijfer’ niet: hoeveel gaat er in totaal naar die organisaties? Had Oosterlynck de bedragen niet eens kunnen samentellen zoals hij de stemmen van Vooruit, Groen, PVDA, CD&V en de sociale liberalen heeft samengeteld?
In zijn conclusie klaagt Oosterlynck de cynische machtspolitiek aan en besluit met een aanval op Mathias De Clercq, die ook in de kop van het stuk overgenomen wordt: het opblazen van een beproefde en gedragen coalitie is een ‘te hoge prijs voor een burgemeesterssjerp?’ Ik dacht de burgemeesterssjerp van De Clercq door zijn voorkeurstemmen en de stemmen voor zijn lijst verzekerd was, zowel in een coalitie met Groen als een met N-VA? Heb ik iets over het hoofd gezien, of heeft Oosterlynck zich laten meeslepen in zijn polemiek?
* De kreet van een ‘progressieve meerderheid’ in Gent is nog minder gefundeerd. Als je alle partijen opstelt, A-B-C-D-E-F-G-H, van uiterst links tot uiterst rechts, dan kun je uit de Gentse cijfers makkelijk een ‘linkse’, een ‘rechtse’ en een ‘centrum’ meerderheid afleiden. Als je begint te tellen van A, ga je door tot je een ‘linkse’ meerderheid hebt, en als je begint te tellen van H, ga je in omgekeerde richting door tot je een rechtse meerderheid hebt. Je kunt ook vanaf de middelste letters beginnen tellen in de twee richtingen om een centrum meerderheid te bekomen.
Overigens is de kreet van de ‘progressieve meerderheid’ niet helemaal uit de lucht gegrepen. Als Vooruit niet vastgeklonken was aan Open-VLD en je telt de verkozenen van PVDA, Groen en Vooruit samen, dan kom je inderdaad aan een krappe meerderheid. Als je alle andere verkozenen samentelt, met inbegrip van VB, kom je niet aan een meerderheid.
Anderzijds, dat een linkse meerderheid met Groen en PVDA in Gent mogelijk is, zoals er in Antwerpen een ‘rechtse meerderheid’ met VB mogelijk is, betekent niet dat die meerderheden wenselijk zijn.
Citaat: " In zijn conclusie klaagt Oosterlynck de cynische machtspolitiek aan..."
BeantwoordenVerwijderenDat het machtspolitiek is, is correct, maar niet bepaald cynisch.
De macht in de samenleving moet op één of andere manier toegewezen worden.
Dat kan dictatoriaal, zoals communisme, fascisme, door éénpartijsystemen, Grote Leiders, revolutie, door machtsgrepen, door het leger, door moord en bedrog etc, maar het kan ook langs het democratisch systeem, vrije verkiezingen, tijdelijke macht, checks-and-balances en vooraf aanvaardde regels (proportioneel of meerderheidsstelsels).
Daar is niets cynisch aan.
Behalve voor anarchistische utopisten of het 'ideale communisme' waarvan niemand weet wat het is en hoogst waarschijnlijk eenvoudigweg een dictatuur is, zal een machtstoewijzing moeten plaats vinden, tijdelijk in de democratie.
Vooruit en Groen in Gent spelen het spel bikkelhard, maar binnen de regels van het spel. Tijd voor andere partijen om op gepaste tijdstippen wanneer het hen goed uitkomt ook steenhard te spelen. Niets cynisch aan.
Sorry, weer vergeten, bovenstaande van Dirk.
Verwijderen