The Beatles
Ik heb zojuist op de radio geluisterd naar twee liedjes die ik niet kende. Dat is niet moeilijk, want ik ken heel weinig liedjes. Het ene was Today is the Day van The Eels en had ik moeten kennen, maar het andere was nieuw: Now and Then, dat ontstond uit een samenwerkingsverband tussen de nog levende Beatles, de overleden Beatles en Artificiële Intelligentie. Dat Beatles-lied vond ik leuker, maar ik zou geen moeite doen om het op de piano te leren spelen.
Ga snel achter de piano zitten
Toen Gerard Reve nog met Hanny Michaëlis getrouwd was, had hij een standaard grapje. Als er bezoek aanbelde, zei hij tegen zijn vrouw: ‘Ga snel achter de piano zitten, en speel een stukje van Bach zodat ze horen dat we niet van de straat komen.’ En hij vertelde dan aan zijn gasten wat hij zojuist aan zijn vrouw gezegd had.
Toen mijn moeder nog een klein meisje was, had háár moeder, mijn grootmoeder, een standaard routine. Als ze op de klok zag dat mijn grootvader elk ogenblik kon thuiskomen, zei ze tegen mijn moeder: ‘Ga snel achter de piano zitten en speel een stukje van Czerny, zodat papa denkt dat je al een uur aan het oefenen bent.’
De piano van mijn grootvader.
Mijn moeder heeft heel lang geen piano gespeeld. Er stond bij ons thuis niet eens een piano. Als ze wat tijd over had, ging die op aan het tekenen van jurkpatronen, of zat ze achter de elektrische naaimachine. Ze heeft toen ze 85 was de draad weer opgenomen. Al snel speelde ze weer Mozarts Sonate facile die, zei ze, nu ook weer niet zo gemakkelijk was als de naam liet vermoeden. Ze is maar gestopt met spelen toen de piano zo vals begon te klinken dat hij niet meer te stemmen was. Een andere piano wou ze niet. Het was die die ze van haar vader geërfd had, of helemaal geen. Hij was hem helemaal in de fabriek gaan kiezen. Mijn moeder is niet sentimenteel, maar als ze over haar vader spreekt, krijgt ze vochtige ogen.
Het pianospel van mijn grootmoeder
Mijn grootvader speelde dus prachtig piano, Mozart als het kon, Beethoven als het moest. Bach was voor het orgel in de kerk. Mijn moeder had wat van het talent van haar vader geërfd en speelde ook. Dat die twee dat konden, daar stond ik geen ogenblik bij stil. Dat was nu eenmaal zo. Maar eens op een avond toen ik bij mijn grootouders logeerde, zette mijn grootmoeder zich zonder iets te zeggen aan de piano en begon een stuk te spelen met een heleboel kleine vlugge nootjes die links en rechts uit het klavier werden gehaald. Ik kon mijn ogen niet geloven.
Laatst sprak ik daarover met mijn moeder. ‘Ja,’ zei ze, ‘ik wist dat ze één stuk kon spelen, maar ik heb het zelf nooit gehoord. Het moet iets zijn dat ze geleerd heeft van papa, tijdens hun wittebroodsweken.’
Jong geleerd
Toen men de onlangs overleden componiste Carla Bley vroeg of ze van iets spijt had in haar leven, zei ze dat het haar speet dat ze enkele jaren te laat was begonnen met pianospelen. ‘Maar u bent begonnen spelen toen u drie was,’ antwoordde de journalist. ‘Precies,’ zei Bley. ‘Ik had twee jaar eerder moeten beginnen.’
Zelf ben ik begonnen toen ik 63 was, om mij voor te bereiden op mijn pensioen.
Een mooie droom
Een of twee jaar vóór ik 63 werd kwamen we in Tervuren. Ons reisdoel was een welbepaald restaurant. Jan kende de kok, die doelman is bij zijn voetbalploeg; en mijn vrouw, die ontdekt graag iets nieuws.
Ik weet niet meer wat ik toen gegeten heb. Wel weet ik nog dat er muziek op de achtergrond speelde waarbij om de twintig minuten dezelfde nummers terugkeerden. Een van die nummers was het bekende chanson ‘Les feuilles mortes’ dat leerlingen van mij, die muziekschool volgen, kennen onder de naam ‘Autumn Leaves.’ Het is een droevig lied dat ik vroeger vaak beluisterd heb in de uitvoering van Juliette Gréco, maar hier werd het, zoals vaak, in een jazzy arrangement gebracht, met veel kleine, snelle nootjes, af en toe onderbroken door de eenvoudige, droeve hoofdmelodie.
Die snelle nootjes, daar is geen beginnen aan dacht ik, maar wat zou het fijn zijn als ik zo’n eenvoudige melodie op de piano kon spelen. Zou dat voor altijd een mooie droom blijven? Zou ik daar, op mijn leeftijd, nog aan beginnen?
Very Easy for Beginners
Toen ik een jaar piano studeerde, ik was toen 64, kocht ik op internet een boekje met allerlei klassieke stukjes in heel erg vereenvoudigde versie: Für Elise, Mondschein Sonate, Jesu meine Freude, Canon in D, Air, Claire de Lune. Het boekje heet Very Easy Collection For Beginners. Niet alleen ‘easy’ maar ‘very easy’, en dan nog voor ‘beginners’. Op dat boekje stond een prentje van een klein meisje in een blauw jurkje dat die stukjes speelde met de ogen toe. Dan kon het niet zó moeilijk zijn. Als ik flink oefende, kon ik die stukjes misschien volgend jaar ook spelen, dacht ik. Dan was ik pas 65 en lag de hele toekomst nog voor mij open.
Mijn vooruitgang is tegelijk sneller en trager verlopen dan verwacht.
Elke dag een half uur
Ik heb veel leerlingen gehad die muziek konden spelen, en die ik daarom bewonderde. Een van hen wist in het laatste jaar nog niet goed of hij zou verder studeren voor burgerlijk ingenieur dan wel zijn piano- en vioolspel zou vervolmaken aan het Lemmens-instituut. Ik kreeg de moeder op oudercontact. Ze was zelf ook professioneel met muziek bezig, en ze wist niet goed wat de beste keuze was voor haar zoon. ‘Muziek is zijn leven,’ zei ze. ‘Elke dag oefent hij minstens een half uur piano of viool. Elke dag!’
Mijn muzielerares raadt mij aan om mijn gevoel voor ritme wat aan te scherpen. ‘Voor je begint je partituurtjes in te oefenen, zet je je metronoom op 70, en speel je do-re-mi-fa-sol-fa-mi-re-do. Eerst een paar keer als vierde noten, dan als achtste, en dan als zestiende. Daarna doe je hetzelfde met de metronoom op 60. Een half uur is genoeg. Je kunt dan verder gaan met je partituurtjes.’
Metronoom
Sinds kort ben ik drie, vier keer per dag ben ik mijn mobieltje kwijt. Ik zoek het overal, tot in de koelkast toe. Nochtans ligt het dan altijd op dezelfde plaats, op de piano waar ik het als metronoom gebruik.
Tijdsdilatatie
De tijdsdilatatie van de fysica kennen we sinds Einstein. Het is het verschijnsel dat volgens een stilstaande waarnemer de tijd van een bewegende waarnemer trager verloopt. Veel verschil maakt het niet voor waarnemers op een perron die een trein met passagiers zien voorbijrijden. De klokken van de passagiers en van de waarnemers zullen ongeveer gelijk lopen.
Wie echter een muziekinstrument studeert kent iets dat minder vernuftig maar veel spectaculairder is. Neem nu het Canon in D majeur van Pachelbel. Je kent dat wel, met die eerste beweging waarbij de melodie steeds sneller gaat en dan losbarst. Toen ik dat snelle deel op de piano leerde spelen, deed ik dat op de gewone manier: eerst linkerhand, dan rechterhand. Toen ik uiteindelijk de twee handen ‘samenbracht’ – zoals de muzieklerares dat noemt – deed ik over de vier maten misschien één of twee minuten. Maar het leek wel een uur. Nu duurt het ongeveer 15 seconden, maar het lijkt nog altijd langer.
Sunk cost fallacy.
Ondernemers leren op de ondernemersschool dat ze zich moeten hoeden voor de sunk cost-reflex. Bij het nemen van beslissingen voor een project is het enige wat telt de toekomstige kosten en welke opbrengsten daar tegenover staan. Met kosten die al gemaakt zijn mag je geen rekening houden. Maar de sunk cost-reflex in het dagelijkse leven heeft ook zijn voordelen. Piano leren spelen op oudere leeftijd bijvoorbeeld is een kwelling. Je denkt wel eens aan opgeven. Maar dan denk je aan al het werk dat je er al in geïnvesteerd hebt, en je gaat verder.
Plaisure-pain ratio.
Als het goed is, zeggen we het ook. Thuis studeer ik piano op een Yamaha B3 en in Oostende op een digitale Casio Celviano AP-470. Als ik enkele dagen op de Celviano gespeeld heb en dan weer overschakel op de Yamaha, ervaar ik een genotsgevoel, op gang gebracht door de vollere klanken en de natuurlijker respons van de toetsen. Als ik omgekeerd na enkele dagen Yamaha overschakel op de Celviano voel ik een ontgoocheling. Maar – nu komt het – het genot van de ene overschakeling is intenser en duurt langer dan de ontgoocheling van de andere overschakeling. Mag ik daar metafysische conclusies uit trekken, of bewijst het alleen nog maar eens dat ik van nature een zonnetje in huis ben?.
Hoofdtelefoon
Om mijn vrouw niet te storen, en om mijzelf niet te kijk te zetten, oefen ik op de piano heel vaak in stille modus. Ik moet daarvoor op de knop duwen die het electronisch systeem aanzet, de oefenpedaal naar links verschuiven en dan de hooftelefoon opzetten. Dat moet in die volgorde gebeuren. Doe ik het omgekeerd en duw ik pas als laatste maneuvre op de knop, dan moet ik een eeuwigheid wachten voor het systeem aanslaat. Wel vier seconden! Exact de tijd dus die ik nodig heb om de oefenpedaal naar links te verschuiven en de hoofdtelefoon op te zetten.
Een publieke piano
Als ik piano studeer zonder hoofdtelefoon, moet ik er eerst heel zeker van zijn dat er niemand thuis is. Natuurlijk zou ik ook graag eens voor enkele vrienden spelen, maar mijn techniek en zelfzekerheid zullen daarvoor nooit groot genoeg zijn.
Enkele dagen geleden stond in De Standaard een columpje van Alexander Lippeveld. Alexander was jaloers op mensen die achter een publieke piano gaan zitten, bijvoorbeeld in het station, en dan de mooiste melodieën beginnen te spelen. ‘Elke keer als ik iemand zo hoor spelen, word ik gelukkig,’ schrijft hij. ‘Dat wil ik ook kunnen. En ik weet al wat ik wil spelen: de Prelude in do groot van Bach.’
Zelf zou ik iets anders kiezen, want die prelude is weliswaar vrij makkelijk om te spelen, maar tegelijk aartsmoeilijk om mooi te spelen. Ik zou het Adagio in re mineur van Marcello nemen, in de klaviertranscriptie van Bach. Maar op dat ene detail na voel ik net hetzelfde als Alexander als ik een publieke piano zie.
Iemand die daar anders over denkt is columnist Nico Dijkshoorn. Mensen die piano spelen in een station, gratis, zonder daar betaald voor te worden, vond hij amateurs. Omdat ze vier noten tegelijk kunnen indrukken, denken ze dat ze recht hebben op een publiek. Ze stralen iets uit van rijk en welgesteld, maar het zijn eigenlijk plebejers. Ze spelen Satie terwijl je dat natuurlijk alleen mag doen in je kamer, als er een naakte vrouw in je bed ligt!’
Nu wat het zich ergeren betreft, is Dijkshoorn geen amateur. En hij doet het niet gratis.
In films
Ik heb een heel klein repertoire, maar het komt minstens een keer per maand voor dat mijn vrouw en ik naar een film kijken, en dat ik dan uitroep: ‘Hoor je die muziek op de achtergrond. Dat kan ik al een beetje spelen.’ Heel vaak is dat het Adagio in D majeur van Marcello-Bach. Je hoort het bijvoorbeeld in Spielbergs Fabelmans. Of neem het einde van Lars von Triers Braking the Waves, met Bachs Siciliano. ‘Ik kan dat een beetje spelen,’ riep ik. ‘Dat is een trompet,’ zei mijn vrouw, ‘geen piano.’
Als steeds oudere en steeds meer would-be-gitarist, kan ik me aansluiten bij het genot, de frustratie en de twijfel. Ik ben ook veel te laat begonnen, rond mijn twaalfde en heb het gevoel dat ik er nog altijd écht moet aan beginnen. Het gebeurt in elk geval niet zo spontaan als reageren op een blogpost.
BeantwoordenVerwijderenNico Dijkshoorn is een omgekeerd keurmerk: ik weet al lang dat zijn kop boven een stuk betekent dat ik het vooral niét moet lezen. Ik had dat na verloop van tijd ook met Camps zaliger, al kon die soms nog prachtig emmeren.
Dit was een van je langere maar voor mij meest wervende stukken. - Dieter
De allermooiste versie van Les Feuilles Mortes is die van Yves Montand live in de Parijse Olympia met een fabuleuze pianobegeleiding, zoals te bekijken en beluisteren via https://www.youtube.com/watch?v=vbMDLfIjbNE
BeantwoordenVerwijderenIk ben al heel mijn leven lang jaloers geweest op mensen die een instrument kunnen bespelen. Vooral bewonder ik mensen die op de piano spelen in publieke plaatsen zoals cafés of restaurants. Jammer genoeg geloof ik niet in reïncarnatie, dus is het een van de vele tekortkomingen waarmee ik moet leren leven. Gelukkig is er nu apple music...kan ik tenminste binnen mijn budget luisteren naar alles wat ik plezant vind.
BeantwoordenVerwijderenIs dit echt of is dit slimme spam?
Verwijderen