dinsdag 19 december 2023

De grote onderwijsrevolutie, en andere kortjes


De grote onderwijsrevolutie
     De eerste berichten die ik vernam over de onderwijshervorming van de Commissie der Wijzen, vond ik best aardig. Afschaffen van de pedagogische studiedagen … ik heb die dagen gehaat, ik gaf liever les. Extra loon voor leraren in scholen met veel kansarme kinderen … goed idee, ik zou niet in de plaats van die leraren willen zijn.
    Maar nu ik iets meer lees over de andere voorstellen, blijft er van mijn oorspronkelijke enthousiasme niet veel over. Het is een managementsoplossing, terwijl er een pedagogische heroriëntatie nodig is. Het is een oplossing op papier, terwijl er een oplossing in de praktijk nodig is. Het is een Grote Revolutie, terwijl er nood is aan rust om de tanker inhoudelijk te keren.
     Ik beweer niet dat de organisatiestructuur, verloning en benoemingspolitiek die nu wordt voorgesteld slechter zou zijn dan de bestaande. Het is een structuur op maat van de directies – en daar kun je argumenten voor verzinnen. Mijn eigen ervaring met directies was niet onverdeeld positief, maar ik wil daar niet te veel conclusies aan verbinden. Wel geloof ik dat de huidige directies gedrild zijn in de nefaste pedagogische richtlijnen van de laatste 25 jaar. Zij werden door de inspectieteams in die richting geduwd. Ik vrees dat die valse vouw niet makkelijk weg kan worden gestreken. Het strijkijzer dat daarvoor nodig is, bestaat misschien wel, maar het is niet hetgene dat door de Wijzen wordt gehanteerd.
     Als ik hierboven spreek van een ‘papieren hervorming’ bedoel ik onder andere dat sommige wijzigingen dode letter zullen blijven. Heeft het bijvoorbeeld veel zin om directiefuncties tot een mandaat van zes jaar om te vormen wanneer er vandaag bijna geen kandidaat-directeurs zijn?
      Maar die dode letter is het ergste niet. Veel erger is het dat men plannen maakt waarin de ene papieren realiteit vervangen wordt door een andere papieren realiteit. Zoiets werkt demoraliserend voor mensen in de praktijk. Ze voelen zich uitgelachen.
     Neem de werkweek van de leraar. Ik had een voltijdse betrekking van wekelijks 20 zogenaamde ‘contacturen’. Wat was de werkelijkheid? Ik ben mijn carrière begonnen met een werkweek van 70 uur en heb ze beëindigd met een van 45 uur. In de eerste jaren werkte ik tijdens de vakantie voltijds, de laatste jaren halftijds. En wat is nu het papieren voorstel? Een werkweek van 38 uur! Als ik de invulling van de Wijzen volg, wordt dat bijvoorbeeld: 20 uur lesgeven, 12 uur voorbereiden en verbeteren, 2 uur voor professionalisering en 4 uur voor schoolgebonden opdrachten. 12 uur voorbereiden en verbeteren – daar zou ik op geen enkel moment van mijn carrière genoeg aan hebben gehad.
     En kan iemand mij uitleggen waarom een leerkracht wiskunde zich 2 uur per week zou moeten professionaliseren? Als men niet te veel prutst aan de leerprogramma’s, verandert er weinig aan het binomium van Newton. Op bijscholingen worden wel nieuwe pedagogische technieken uiteengezet om dat binomium in de klas ‘aan te brengen’, maar die zijn vaak een stuk slechter dan de vorige technieken.
     Professionaliseren, ik kan het woord niet meer horen! Ik lees dat een directeur de anciënniteit van een leraar zal kunnen afremmen als hij niet genoeg professionaliseert. Wat moet de leraar Nederlands dan doen om zijn anciënniteit te behouden? Bijscholingen volgen die hij dan één keer in de klas kan toepassen om ze daarna – een illusie rijker – als onzin in een kast op te bergen waar hij de sleutel van weggooit?
      Bijscholingen, ook dat woord kan ik niet meer horen! Welk beroep je ook uitoefent, je wordt geacht die bijscholingscertificaten te verzamelen. Je moet ze vermelden bij een evaluatiegesprek. Je moet ze op je CV te zetten, als meetbare blijk van je gedrevenheid. Bij sollicitaties wordt er gretig naar gevraagd. Staan er veel van zulke dingen op, dan zal degene die je moet aannemen misschien bewonderend fluiten. Terwijl je heel goed weet dat het niets zegt over wat je waard bent.
 
     Of moet dat professionaliseren in de brede zin bekeken worden en telt zelfstudie ook mee? Vooruit dan maar. Maar hoe moet die, met het oog op de anciënniteit, bewezen worden? Moet de leraar een lijst bijhouden van de artikels en boeken die hij leest? Telt de Onderwijskrant van Raf Feys mee? Tellen romans mee voor iemand die literatuur onderwijst? Telt een reis naar Frankrijk mee voor iemand die Frans geeft? Of moet de leraar telkens als hij iets opzoekt tijdens het verbeteren van taken – en welke leraar doet dat niet voortdurend? – moet hij dat dan noteren op een apart blad dat hij achteraf aan de directeur kan laten zien. En moet dat dat blad door zijn vrouw ondertekend zijn?
      ’t Is jammer dat de commissie der wijzen zo de verkeerde richting is ingeslagen. Ik had meer verwacht van Dirk Van Damme. Had hij immers niet ingezien hoe fout de pedagogische oriëntatie was waarvoor hij mee verantwoordelijk was? Jawel, hij heeft die fout ingezien, maar hij ziet blijkbaar niet goed in wat nodig is om de fout recht te zetten. Dan doet hij maar iets helemaal anders. Als de ene Vernieuwing niet goed bleek, dan maar gauw een andere**. 

Kreeft
     Gistereren was er op Het Nieuws een stuk over de prijs van kreeften. Die was dit jaar hoger dan andere jaren en dat kwam doordat de Chinezen nu meer kreeft aten, wat de vraag deed stijgen en daardoor ook de prijs. ‘Het heeft niets met de klimaatopwarming te maken,’ zei een man die groot geworden was in het kreeftwezen.
      Niets met de klimaatopwarming te maken … ik hoop dat die flater zo snel mogelijk recht wordt gezet. 

Populisme en technocratie
     In De Standaard van gisteren (18/12) viel mij de opinie op van historicus Olivier Boehme. ‘Het populisme,’ schrijft Boehme, ‘verengt democratie tot ‘het volk’, terwijl de technocratie een wetende elite afgrenst van de rest. En daar ergens tussenin bevindt zich de liberale democratie.’
     Dat is wel erg vergelijkbaar met wat ik zelf niet zo lang geleden geschreven heb***, en nu ik het terugvind onder de pen van iemand anders, ben ik het er plots niet meer zo mee eens. In de polarisatie tussen volk en elite, denk ik nu, kun je de laatste groep niet zomaar gelijkstellen met de technocraten. Of anders moet je ten minste de term technocratie ruimer definiëren. In zijn stuk gebruikt Boehme de coronacrisis om de politici tegenover de technocraten te stellen. Dat is te eng. In mijn ruime definitie zouden politici evengoed technocraten zijn, maar dan gespecialiseerd in wetgeving, bestuur, communicatie en intriges.
     Wat is dan het probleem van de techocratie – in de ruime betekenis, de enige betekenis die zin heeft in het populismedebat? Waarom kunnen we ons lot niet blindelings toevertrouwen aan de ‘wetende elites’, met inbegrip van de politieke elite, zoals we onze gezondheid wel blindelings toevertrouwen aan artsen, en onze bruggenbouw aan ingenieurs? Ik zie bij technocraten, ondanks hun knapheid, vijf beperkingen. 

  1. Ze bevinden zich op een oncomfortabele plek tussen doelstellingen en middelen****; redeneren ze te veel vanuit doelstellingen, dan dreigt utopisme; redeneren ze te veel vanuit middelen, dan dreigt conformisme. 
  2. Ze zullen vanuit hun specialiteit vaak plannen uitwerken die tegenstrijdig zijn met die van technocraten uit een andere sector; dan is er arbitrage nodig.
  3. Ze zijn geneigd om technische en bestuurlijke oplossingen te bedenken zonder rekening te houden met de menselijke factor, of ze zijn geneigd om oplossingen die werken in de ene omgeving over te planten naar een andere omgeving waar ze niet werken – alweer door die menselijke factor; zie de Commissie van Wijzen over het onderwijs.
  4. Ze leven zoals wij allemaal in een bubbel, met eigen vooroordelen en stokpaardjes; hoe vaker ze met elkaar vergaderen, hoe gestroomlijnder hun denken wordt.
  5. Ze werken vaak oplossingen uit voor problemen die ze zelf niet aan den lijve ervaren; dat heeft ermee te maken dat toptechnocraten in een bevoorrechte wereld leven vergeleken met gewone stervelingen. Zie voor het resultaat nogmaals de Commissie van Wijzen voor het onderwijs. 
Zo geformuleerd ben ik het weer met Boehme eens – en met mezelf. 

 

 

 

* Over de werkuren van de leraar, zie mijn stukje hier.

** Ik zal de volgende dagen de FB-pagina’s van Raf Feys en van Michel Berger in de gaten houden. 

*** Zie mijn stukje over elitisme en technocratie hier.

***** Boehme merkt terecht op dat technocraten en wetenschappers zich horen te beperken tot het domein van de middelen. In de praktijk is dat moeilijk.

5 opmerkingen:

  1. Pertinente bedenkingen van Philippe en Dirk platevoet.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik heb het verslag van de "commissie van wijzen" gedownload en even bekeken. Het is een heel interessant werk over het onderwijs in Vlaanderen, waaruit je ondermeer leert dat onderwijzend personeel dichter bij het werk woont dan de doorsnee werknemer in Vlaanderen. En hoeveel "schoolleiders" vrouwen zijn, enzovoorts enzovoorts. Maar gaat men daarmee de de kern van de zaak, namelijk dat het Vlaams onderwijs aan een rotvaart naar de vaantjes gaat, opsporen en ook oplossen? Ik vrees ervoor, ik denk eerder dat dit tot een boel bureaucratische nieuwigheden met de bijhorende chaos zal leiden, zonder dat men overgaat tot de harde, concrete en efficiënte maatregelen die nodig zijn om de teloorgang te stoppen en om te buigen. Het onderwijs is op de eerste plaats waar jongeren kennis verwerven, arbeidsethiek aankweken, gezag aanvaarden en leren samenleven in groepsverband. Dat inzicht is verloren gegaan en daaraan zal men met honderden bladzijden "expertologische" info en beschouwingen niets kunnen veranderen. De "commissie der wijzen" is het orkest dat - ongetwijfeld virtuoos en met animo- speelde terwijl de Titanic onder de golven verdween. Groetjes, Marcus.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dat is precies hoe ik er ook over denk. En door niet naar de kern van de zaak te gaan, vrees ik, zal men meer kwaad dan goed doen.

      Verwijderen
  3. Ik ben het met uw opmerkingen over de onderwijshervorming helemaal eens. Het moet gaan over een mentaliteitswijziging van de leerlingen tov. van hun leraren. En van directies tegenover hun leraren.
    Waar terug respect heerst voor de leerkrachten hun positie en kennis.
    Waar terug respect heerst voor de waarde van kennisverwerving en de toetsing daarvan.
    Waar leerlingen terug 'leren leren' en daartoe de handvaten krijgen aangereikt.
    Waar er terug ruimte is voor rust en stilte in de klaslokalen om het geleerde toe te passen in oefeningen.
    Waar op een beschaafde manier van gedachten met elkaar kan worden gewisseld.
    Waar beleefdheid en eerbied voor gezag geen vieze woorden meer zijn..
    Waar de samenleving terug eerbied en respect opbrengt voor het leraarberoep.
    Waar het beroep terug aanzien en respect krijgt, zal het aantal aspirant-leerkrachten vanzelf toenemen.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. En wat die professionalisering betreft...
    Deze moet vooreerst gebeuren tijdens de opleiding. Als onderwijzer kregen we de theorie over de didactiek van een "typeles" te horen; de verschillende stappen tijdens een les; begrijpend lezen of algebra ... metend rekenen, lezen, dictee, schrift.... Vervolgens traden we letterlijk uit onze ivoren toren, daalden de trappen af... staken de speelplaats over en woonden een les bij die daarover ging in de klas in de 'oefenschool'. De theorie werd onmiddellijk gekoppeld aan de praktijk ervan. We namen vlijtig notities en trippelden daarna terug naar boven waar een boeiende evaluatie gebeurde van wat we concreet hadden gezien; de verschillende stappen, de tips en tricks, de valkuilen, de pedagogische begeleiding, de didactische aanpak....
    Vervolgens gingen medeleerlingen hun eerste stapjes zetten in de oefenklas met een kort vijf minutenmoment. In kleine groepjes gespreid gaven medeleerlingen daarna hun commentaar op elkaar.
    Deze oefenmomenten werden steeds uitgebreider en telkenmale volgde een evaluatie door medeleerlingen en/of docenten.
    En dat gebeurde al heel snel in de opleiding. Zo werd het voor de aspirant-onderwijzers al snel duidelijk of dit beroep wel iets voor hen was... Zo konden velen zich nog heroriënteren tijdens het eerste jaar.
    Nu blijven studenten jarenlang in hun ivoren toren zitten op de unief en worden voor de leeuwen gegooid terwijl pas dan blijkt dat dit een richting is die ze niet zien zitten...

    BeantwoordenVerwijderen