‘Mocht ik vandaag student zijn,’ zegt Alexander De Croo, ‘dan zou de kans groot zijn dat ik ook mijn proteststem zou laten horen.’ Ik vind die uitspraak tegelijk ongeloofwaardig en niet erg sympathiek. Maar het protest in de VS intrigeert mij. Zal dat protest een even grote invloed hebben als het Vietnam-protest indertijd? Zal het de publieke opinie doen omslaan? Het beleid beïnvloeden? Ik betwijfel het. De radicalen moeten voor zoiets de steun krijgen van het progressieve establishment, en ik ben niet zeker of dat establishment dit keer zal volgen.
Importheffingen
Tot mijn groot verdriet is iedereen vandaag voorstander van importheffingen: voor Russiche olie, voor Israëlische komkommers, voor Chinese elektrische auto’s. En als ik dan in mijn krant (DS 7/5) eindelijk een pleidooi vind tégen invoertarieven, dan komt het van een MO*-journalist. Nou ja, ik las ergens dat de oude theorie van ‘de vijand van je vijand is een vriend’ nu ook wiskundig is bewezen. Word ik op mijn oude dag nog vriendjes met het linkse MO*-magazine?
Hendrik Vos en de migratie
Het zijn twee verschillende argumenten die Hendrik Vos gebruikt (DS 7/5) om de migratie naar Europa te verdedigen*. Het eerste staat in de titel: ‘Europa vol? Libanon is veel voller.’ Dat is het argument van het medelijden en de zelfopoffering. Anderen zijn er slechter aan toe dan wij, dus moeten wij ons opofferingen getroosten, en in dit geval de nood van anderen lenen door migranten binnen te laten.
Het tweede argument is een kosten-baten analyse. Vos vergelijkt de migratie met de uitbreiding van de Europese Unie, nu 20 jaar geleden. Het toetreden van de Centraal- en Oost-Europese landen tot de Europese Unie had allerlei nadelen. Vos somt ze op. Maar de Europese leiders, zegt Vos ongeveer, hadden er vertrouwen in dat de voordelen zouden doorwegen. Ook die voordelen somt Vos op. En vandaag vindt hij dat de Europese leiders er weer op moeten vertrouwen dat de toekomstige voordelen zullen doorwegen. Die voordelen somt hij niet op**.
Conservatisme
Gelegenheidscolumniste Sanne Huysmans (DS 7/5) gelooft dat er een verband bestaat tussen je persoonlijkheid en je politieke opvattingen. Wie houdt van verandering is progressief, wie de voorkeur geeft aan het vertrouwde is conservatief. Misschien heeft ze gelijk. Ook vindt ze het eigenaardig dat conservatieven zo weinig begrip hebben voor het conservatisme van de migranten.
Zelf ben ik conservatief genoeg – ik hou van het vertrouwde – om begrip te hebben voor dat migrantenconservatisme: over de status van de vrouw, over de plaats van de godsdienst, over groepssolidariteit versus burgerzin … Ik denk dat dat conservatisme slechts langzaam zal afsterven. En dat een verdere toename van een migrantengemeenschap die eenzelfde conservatisme deelt dat afsterven nog langzamer doet verlopen.
A.I. gebruikt voor universitaire publicaties
Er wordt nogal veel geschreven over de inzet van A.I. door studenten en onderzoekers. Wat die laatsten betreft legt A.I.-onderzoeker Tim Brys (DS 6/5) een verband met de publicatiedruk aan de universiteiten, het fameuze publish or perish. Ik had niet de indruk dat Brys de oplossing voor het probleem gevonden had. Ook schrijft hij: ‘Er wordt een klimaat geschapen, waarin kwantiteit primeert op kwantiteit, net als in een kapitalistische vrije markt.’
Zou de vrije markt echt zo werken? Wint men de concurrentiestrijd door zoveel mogelijk producten te maken, zonder te letten op de kwaliteit, of althans het soort kwaliteit dat de klant verwacht?
Thought-terminating clichés
Docent filosofie Jeff Spiessens (DS 6/5) leert mij een nieuw begrip: thought-terminating clichés. Ik geloof zelfs dat die clichés kunnen bestaan uit één enkel woord. Genocide is geloof ik zo’n woord. Veel politieke scheldwoorden zijn het ook, of kunnen het zijn***.
* Over Hendrik Vos en de migratie, zie ook mijn stukje hier.
** Zijn collega Ive Marx somde onlangs de voordelen van migratie wel op. Zie mijn stukje hier.
*** Over politieke scheldwoorden, zie mijn stukjes hier, hier en hier.
Ik heb over veel zaken een mening maar over productontwikkeling in een concurrentieel bedrijf zou ik zelfs over een gefundeerde mening durven spreken, of althans een die gepaard gaat met ervaring.
BeantwoordenVerwijderenHet korte antwoord op de vraag " Zou de vrije markt echt zo werken? Wint men de concurrentiestrijd door zoveel mogelijk producten te maken, zonder te letten op de kwaliteit?" is "ja, eerder wel". Er is een cynische variant: de klant wil geen kwaliteit of wil er toch zelden voor betalen. Het lange antwoord klinkt als volgt:
Hoewel elke productmarkt anders is, zijn er enkele patronen. Om belangenproblemen te vermijden, zal ik putten uit mijn vorige werkgever(s). De meeste producten en markten ontstaan doordat een bepaalde technologische doorbraak beantwoordt aan een bestaande maar niet altijd uitgesproken nood. Het Belgische bedrijf TeleAtlas van ondernemer Alain De Taeye had begrepen dat digitalisatie van luchtfoto's en later andere technieken konden leiden tot digitale wereldkaarten. Het Nederlandse TomTom gebruikte die kaarten voor navigatiesoftware, ingebed in een "bakje" dat je in de auto kon bevestigen. Plots moest een chauffeur geen traject meer kennen of onthouden, stoppen om de weg te vragen, of zich afvragen of er wel nog een tankstation zou zijn in die laatste honderd kilometer in de Provence.
Dit soort innovatie wordt vaak ondersteund door "durfkapitaal" en als de oplossing zo vernuftig en gebruiksvriendelijk is als TomTom destijds, wordt het een hit. De durfkapitalisten cashen, waarna de inkomsten uit de markt moeten komen. Na verloop van tijd treedt er concurrentie op, maar omdat de markt groeit, met ingebouwde systemen en apps voor smartphones, leidt die concurrentie eerst nog tot betere producten aan weerszijden. Na nog een tijdje wordt het goedje wat men een "commodity" noemt. Men kan zich niet meer onderscheiden en het onderhoud van de systemen kost meer dan dat het opbrengt. Tegelijk moet men relevant blijven, op beurzen waar de industrie zijn polsslag meet. Er ontstaat een wedloop van nieuwe producten, die de oude sneller overbodig maken dan die werkelijk zijn, want de verkoop moet gestimuleerd worden. Consumenten zijn meer geneigd geld te geven aan iets nieuws, dan aan een dienst die het oude onderhoudt. In casu loont het meer om nieuwe features toe te voegen, zoals elektrische laadstations, of "mooie routes", of reliëf met een (beperkte) invloed op verbruik, of een nieuw bakje met een leukere interface en meer rekenkracht - eerder dan ervoor te zorgen dat een nieuw hotel in de adressenlijst opduikt, of het ding gewoon blijft werken.
In die onderlinge wedloop bestaat er zoiets als de "window of opportunity". Het nieuwe toestel of feature moet weliswaar goed genoeg zijn om je op de beurzen niet belachelijk te maken, maar moet vooral snel genoeg op de markt raken om op de beurs niet met oude koek voor de dag te komen. Dat zorgt voor haastwerk: de productvernieuwingen in die fase van de markt zijn zelden voldragen en tegen dat ze matuur zijn, is men alweer naar de volgende waan van de dag gehold. Intussen zitten klanten steeds vaker opgescheept met producten die eigenlijk wel voldoen aan hun nood, maar waarvan het onderhoud stokt. Zo is mijn nog perfect werkende sporthorloge van TomTom nu toch niet meer functioneel, omdat het bedrijf het ondersteunende platform voor data-opslag en uitwisseling heeft geschrapt. Het bracht niet meer op.
(wordt vervolgd)
(vervolg)
BeantwoordenVerwijderenEr zijn enkele uitzonderingen op die industriële wetmatigheid: de big 5, die op zo'n berg cash zitten en die zo'n naambekendheid hebben, dat ze kunnen wachten tot het product écht goed is, waarna het meteen een ganse industrie vermorzelt. Google deed dat met de digitale navigatiemarkt. Het kocht "en passant" de unicorn Waze op, die de gebruikerservaring had "gegamified". Zelfs de auto-industrie, die het eerst niet zag zitten om dergelijke belangrijke gebruikservaring zomaar te offeren aan die reus, ging overstag. TomTom moest zwaar snijden en probeert nu te overleven door in een platform te stappen met andere big 5s, die behalve Apple, geen zin hebben om de enorme onderhoudskost van een digitale kaart nog eens over te doen. Omdat de vrije markt en de Europese Gemeenschap geen monopolie verdraagt, bestaat er zo'n levenslijn als tegenhanger.
Maar zelfs Apple heeft moeten toezien hoe de oorspronkelijke voltreffer van de iPhone een "commodity" werd, met allerlei Chinese bouwers die de patenten omzeilen. Ook Apple heeft dus iPhones 7, 8, 9, 10, 11 op de markt gebracht met marginale verbeteringen, terwijl de kwaliteit van de batterij nog altijd voor frustratie zorgt of - conspiracy alert - net een volgende nieuwe aanschaf stimuleert. En zelfs facebook heeft de wonderlijke nood aan digitale verbinding met vrienden enkel kunnen consolideren door enerzijds een kaper als Instagram op te kopen, en van het gezellig samenzijn een reclameblad te maken met af en toe nog eens een teken van leven van een verre vriend. Dat niemand wil betalen om zijn leven te delen met vrienden, heeft daar opnieuw veel mee te maken.
De "teloorgang van kwaliteit" is een vaak gehoorde smartenkreet bij zowel consumenten als producenten. Tegelijk zijn consumenten verlekkerd op iets nieuws en is de mens "loss averse": je bent liever wat minder geld kwijt aan iets dat er even goed uitziet, dan veel uit te geven aan iets dat beweert duurzaam te zijn. Je moet als producent dus wel knettergek zijn om iets te maken dat levenslang meegaat.
Kortom: een combinatie van winstoogmerk bij bedrijven en het koopgedrag bij de mens, is mijn oordeel.
Dieter
Over productontwikkeling zou ik uit je uitleg veeleer besluiten 'in laatste instantie is het niet de kwantiteit maar de kwaliteit', mét allerlei nuances. (En uiteraard moet "kwaliteit" eigenlijk "prijs/kwaliteit" zijn). En de (door de klant) gewenste kwaliteit is niet noodzakelijk duurzaamheid.
VerwijderenIk ben in mijn reageergrage vandaag, dus ook nog even over dit:
BeantwoordenVerwijderen" Alle politici beloven hogere nettolonen, maar aangezien ze zelf niets produceren, en geld bijdrukken geen zin heeft, kunnen ze alleen maar geld van anderen verschuiven: van de werkgever naar de werknemer, van de staat naar de burger, van de uitkeringstrekker naar de werkende."
Dat is volgens mij een grove denkfout, mogelijk veroorzaakt door de libertaire gedachte dat het vermogen van een overheid tot waardecreatie nihil is, in tegenstelling tot het vermogen daartoe van de onzichtbare hand en zijn handlanger, de beurs.
Politici vertegenwoordigen inderdaad de zichtbaarder hand van allocatie van middelen. Of en waar die efficiënter is dan de onzichtbare hand, is voer voor discussie, maar nihil is die niet, en de ene overheid kan zeker beter zijn dan de andere in die allocatie.
Bijvoorbeeld: ik geloof (maar onderzoek is nodig) dat onderwijsmiddelen vooral moeten toegewezen worden aan zaken die het onderwijs direct ten goede komen, zoals infrastructuur, didactisch materiaal en onderwijzend personeel, en niet (te veel) aan controlemechanismen zoals de inspectie of allerlei denktanks en hun gekokstoof. Ik geloof dat armoedepreventie zich terugbetaalt in reductie aan ziekenzorg of criminaliteit. Ik geloof dat een goedkope ziekenzorg de vitaliteit van een samenleving waarborgt. Ik geloof dat goedkoop onderwijs het intellectueel potentieel maximaliseert. Of mijn geloof correct is of niet, er is telkens sprake van keuze, en de ene keuze zal meer globale waarde opleveren dan de andere, zelfs al wordt er niks geproduceerd.
Dieter
"Grove denkfout" ... akkoord hoor. Ik heb tijdens het schrijven alleen het 'verschuiven' besproken - en daar later nog iets bijgezegd over de 'neveneffecten' van die verschuivingen die groter kunnen zijn dan de verschuiving zelf.
VerwijderenIk wou in mijn commentaar in het denkkader blijven van de verkiezingsprogramma's en de manier waarop Abbeloos ze beschrijft, en dan vooral over de verschuiving van directe belastingen naar directe belastingen.
Uiteraard creëert de overheid ook 'waarde', of je dat zo noemt of niet, en of die nu goed meetbaar is of niet, of creëert ze op zijn minst gunstige of minder gunstige omstandigheden voor waardecreatie.
En ach, nog een vervolg daarop.
BeantwoordenVerwijderenHelaas is het politiek debat mee verkleuterd met het publiek debat (of omgekeerd) waarbij men waarde verwart met geld. Dus belooft men hogere nettolonen, zwijgend over inflatie. Of men belooft een "prijzenplafond", zonder in te schatten of die bedrijven dan zullen nopen om mensen te ontslaan, met dus inkomensverlies tot gevolg.
In plaats van dergelijke - werkelijk populistische - beloftes te doen, zou politiek moeten zorgen voor maximalisatie van welvaart en welzijn, door de efficiëntste allocatie van middelen te kiezen, gecollectiviseerd waar nodig, onderhevig aan de vrije markt elders. Persoonlijk maal ik er niet om of mijn nettoloon 20 of 80 procent is van mijn brutoloon, en evenmin of het 1000 of 10 000 euro bedraagt. Kan ik ermee voorzien in mijn levensstandaard? En gaan we erop vooruit wat dat betreft? En zoniet, hoe komt dat dan? (overbevolking, altijd weer overbevolking)
Dieter
Voor zover ik het zie zijn het hogere brutolonen die leiden tot inflatie (of die de inflatie 'materialiseren').
Verwijderen