dinsdag 1 november 2022

Schelden op politiek rechts

 

 Als je het in politicis met iemand niet eens bent, kun je hem een ‘lul’ of een ‘zak’ noemen. Maar vaak wijkt men uit naar iets meer specifieks zoals ‘tsjeef’ of ‘sos’. Over zulke scheldwoorden wil ik het in dit stukje niet hebben. Hier wil ik mij bezinnen over beschrijvende etiketten die men op de tegenstander plakt en maar die die tegenstander zelf niet graag hoort. Een beetje zoals zwarte mensen vandaag niet graag ‘neger’ worden genoemd, en ikzelf niet graag ‘wit’. Ik beperk mij vandaag tot de etiketten die links gebruikt om rechts te karakteriseren.

Fascist. Een populair scheldwoord dat onlangs het Nihil obstat kreeg van professor Annelien De Dijn. Daar heb ik gisteren al het nodige over geschreven*. 

Populist. Iemand die ideeën verkondigt die onder het volk populair zijn, maar die, vindt links, om rationele of humane redenen moeten worden verworpen. De rationele bezwaren hebben te maken met de onwerkbaarheid van die ideeën, de humane bezwaren met de onverdraagzaamheid of het egoïsme en groepsegoïsme die eraan ten grondslag liggen. Rechts zal antwoorden dat de gewraakte ideeën wél werkzaam zijn en dat het niet de taak is van de politiek om de mensen moreel te vervolmaken. 

Racist. De term zou normaal moeten verwijzen naar een raciaal superioriteitsgevoel of naar een wantrouwen tegenover andere rassen of een weerzin tegen rassenvermening. Het begrip wordt vandaag opgerekt tot cultureel superioriteitsgevoel of tot een wantrouwen tegenover andere culturen of een weerzin om de eigen cultuur te verliezen door multiculturalisme. Het oprekken van het begrip van etnisch racisme tot ‘cultureel racisme’ wordt soms verdedigd met met de veronderstelling dat dat laatste een vermomming is van het eerste. Het begrip kan verder worden opgerekt tot ‘onbewust’ racisme. Er worden seminaries ingericht om je van dat laatste te genezen. 

Islamofoob. Etymologisch zou dat betekenen: iemand die bang is van de islam. Een strijdbare natuur als Marc Vanfraechem verkiest de term ‘islamospernie’: het verachten van de islam. Islamofoob heeft als scheldwoord vaak de bijklank van iemand die een diepe haat koestert voor alle moslims. Wie algemene theologische of filosofische bezwaren heeft tegen de islam, of zich zorgen maakt over het fundamentalisme binnen de islam, of over de politieke en juridische aspiraties van de godsdienst, zal daarom niet graag een islamofoob worden genoemd. 

Extreem-. Radicaal-. De kwalificatie ‘extreem-rechts’ wordt zoetjesaan vervangen door ‘radicaal-rechts’, wat mij een betere omschrijving lijkt voor massa-partijen. Als ik het goed heb, stijgt de intensiteit van ‘gematigd’ naar ‘radicaal’, van ‘radicaal’ naar ‘extreem’ en ten slotte van ‘extreem’ naar ‘geradicaliseerd’. De omschrijving blijft overigens relatief en enigszins willekeurig. Gisteren hoorde ik op het Nieuws over de ‘radicaal-rechtse’ Bolsonaro en de ‘gematigde’ Lula. De partij van Lula is inderdaad geëvolueerd van het marxisme-leninisme naar een meer gematigde positie. Zo zijn ook de Zwedendemocraten opgeschoven van extreem-rechts naar een gematigder conservatisme. Toch zul je op het Nieuws nog niet meteen horen praten over de ‘gematigde’ Zweeddemocraten. Ook het Vlaams Blok-Vlaams Belang heeft zo’n evolutie doorgemaakt. Ook die partij zal niet snel ‘gematigd’ worden genoemd. Je zou er haar ook geen plezier mee doen, geloof ik. 

Nationalist. Geen echt scheldwoord. Leden van N-VA of Vlaams Belang worden er correct mee aangeduid en de hardliners zullen, geloof ik, ook niet boos worden als ze zo genoemd worden. Meestal gaan ze echter de voorkeur geven aan de volledige term ‘Vlaams-nationalist’, zoals de maoïsten van mijn jeugd zich liever ‘marxist-leninist’ noemden. Je herkende wereldwijd zulke organisaties door de toevoeging van de letters ‘ml’ achter de partijnaam. De trotskisten van mijn jeugd noemden zich ‘revolutionair marxist’.

Neoliberaal. Dit scheldwoord tegen sociaal-economisch rechts komt niet alleen van links maar ook van populistisch rechts. Onder neoliberalisme verstaat men (1) de drastische verlaging van belastingen en van sociale en andere staatsuitgaven, (2) de privatisering van openbare sectoren, (3) het toepassen van ‘economische logica’ in de resterende openbare sector en (4) de afschaffing van overheidsreguleringen in de economie. De eerste drie elementen kan men min of meer aflezen uit de evolutie van het zogenaamde overheidsbeslag: het deel van het nationaal inkomen dat naar de staatskas vloeit. Het overheidsbeslag in België is ongeveer 52 %. Wie dat overheidsbeslag wil terugbrengen tot laat ons zeggen 45 % is een neoliberaal. Vanuit een ander gezichtspunt zou je hem een gematigd sociaal-democraat kunnen noemen. Er is een zeker verwantschap met de term ‘globalist’, maar dát is vooral een scheldwoord van rechts tegen links-liberaal. 

Complotdenker. Wordt vooral tegen rechts gebruikt. Ik zag jaren geleden een aflevering van de ‘Slimste Mens’ waarin tijdens de puzzelronde het begrip ‘klimaatscepticisme’ in verband moest worden gebracht met ‘complottheorie’. Nu heb ik indertijd, voor ik mijn belangstelling wat verloor, een en ander gelezen van wat der klimaatsceptici schreven en dat ging bijzonder weinig over complotten. Hoe komen de makers van de Slimste Mens dan op die associatie? Misschien zo. In de pers hoor je maar één geluid over het klimaat. Er heerst een consensus. Iemand die een ander geluid laat horen moet wel denken dat de geleerden en de pers in het geheim afspreken om hun berichten op elkaar af te stemmen. Maar dat moet helemaal niet. Een dubieuze consensus kan heel gemakkelijk tot stand komen zonder geheime afspraken of complotten. Op een bepaald moment waren bijna alle psychiaters Freudianen, alle taalgeleerden Chomskianen en alle literatuurwetenschappers structuralisten**. Dat gebeurde allemaal zonder geheime afspraken. Rond corona was de berichtgeving heel gelijklopend over kwesties die achteraf toch enigszins anders lagen dan men had voorgesteld. Als ik het goed begrepen heb, wilde Matthias Desmet daar een verklaring voor geven zonder geheime afspraken of complotten in te roepen. Prompt werd hij door sommigen tot complotdenker uitgeroepen. 

 

* Zie  De Dijn hier; verder over populisme hier; over racisme hier; over linkse complotdenkerij hier.

** Andere voorbeelden van dubieuze consensus. James Wilson stelde in de jaren 70 vast dat ongeveer alle criminologen dachten dat gevangenisstraf overbodig was bij het bestrijden van criminaliteit. Jaren later stelde Paul Collier vast dat ongeveer alle immigratie-experts voorstander waren van datgene wat ze bestudeerden. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten