dinsdag 24 november 2020

Lezen en schrijven over migratie

 


     Over ernstige kwesties zoals de migratiestroom van arme naar rijke landen, is het goed af en toe een écht boek te lezen en dat heb ik nu gedaan. Exodus van Paul Collier probeert een redelijke middenweg te zoeken tussen xenofobie en multiculturalisme, en mag dus op veel tegenstanders rekenen. Die tegenstanders kunnen, als ze geen andere argumenten vinden, erop wijzen dat het boek ‘gedateerd’ is. Het is immers van 2013.
     Dat het boek zeven jaar oud is, mag voor mij geen bezwaar heten. Collier beklaagt er zich over dat het cijfermateriaal inzake immigratie erg gebrekkig is. Het zou mij verwonderen als het sindsdien zoveel beter was. De coronastatistieken hebben mij daaromtrent enig pessimisme bijgebracht. Bovendien werkt hij, als econoom, met logica, analyse en morele beginselen*, en met de houdbaarheid daarvan valt het nogal mee.
     Vanuit mijn standpunt bekeken is Collier een man van links, met een sterk geloof in ‘herverdeling’ en staatsingrijpen. Een rechts-liberaal als ikzelf moet dan op de tanden bijten: als ik het boek doorloop, erger ik mij voortdurend aan hier een baksteen en daar een steunbalk, maar het grondplan, de muren, het dak en het huis in zijn geheel, daar heb ik minder moeite mee. Collier heeft bovendien dezelfde boeken gelezen als ik, en dat schept een band: Acemoglu & Robinson, Pinker, Haidt, Putnam, Kahneman. Ook heeft hij de moed, die ik niet altijd heb maar altijd in anderen bewonder, om verder te redeneren ‘wherever the argument leads’.
     Je moet het boek met een zekere welwillendheid lezen. Collier schrijft ongedwongen en niet al te precies. Als hij spreekt over immigratie, bedoelt hij soms alle immigratie, en soms alleen immigratie vanuit arme naar rijke landen, en soms rekent hij er zelfs het tijdelijk verblijf van buitenlandse studenten bij. Als hij spreekt van arme landen, bedoelt hij soms de héél arme landen, ‘the bottom billion’ – een term die hijzelf gemunt heeft, maar soms rekent hij er ook de middengroep bij: landen als Turkije en Mexico. Hij verduidelijkt dat niet altijd. Als je wil kun je hem dus gemakkelijk op tegenstrijdigheden betrappen, maar dat zijn er, geloof ik, meer naar de letter dan naar de geest. Neem je de context erbij, dan lossen ze zichzelf meestal op.
     Collier heeft gezocht naar wetenschappelijke boeken en artikels over het onderwerp, maar dat is tegengevallen. ‘De literatuur,’ schrijft hij, ‘is op enkele uitzonderingen na ofwel beperkt en technisch, ofwel sterk ideologisch gekleurd.’ Bij dat laatste kan ik mij iets voorstellen. Sociologen die migratie als een ‘onomkoombaar gegeven’ voorstellen, dat ‘van alle tijden is’, en bovendien ‘verrijkend’. En die daarrond dan een verzameling aanleggen van goed geselecteerde feiten die mooi in het gelid worden opgesteld. 
     Collier heeft anders gewerkt. Migratie is voor hem geen ‘onomkoombaar gegeven’ maar een kwestie van keuzes, van individuen, van families en van het beleid. En keuzes hebben gevolgen die voordelig en nadelig kunnen zijn en meestal zijn ze de twee tegelijk. Die voor- en nadelen kunnen tegen elkaar worden afgewogen, en moreel getoetst. En met dat afwegen en toetsen heeft hij zich beziggehouden, met cijfers waar het kon, met speculaties waar het moest. En als hij speculeert, dan zegt hij dat erbij. Dat vind ik eerlijk.
     Morgen schrijf ik misschien wat meer over wat er in het boek staat.

    

* Het morele beginsel van de economie is het utilitarisme: het grootst mogelijke geluk voor het grootst mogelijke aantal. Collier heeft daar veel bedenkingen bij, maar ook bij hem is het de grondmelodie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten