woensdag 28 februari 2024

De twee Naomi's


     
Naomi Klein had veel redenen om een boek te schrijven over haar naamgenote, Naomi Wolf*. Het eerste was dat veel mensen de twee Naomi’s niet goed van elkaar konden onderscheiden. Strikt genomen behoor ik niet tot die meeste mensen. Naomi Klein ken ik een beetje.  Haar boek No Logo heb ik indertijd gelezen: over de vuile trucs die ondernemers in de consumptiemaatschappij gebruiken om winst te maken. Haar boek The Shock Doctrine heb ik doorbladerd en ken ik van uitvoerige – toegegeven kritische – samenvattingen. En van een ander beroemd boek ken ik alleen de titel. Het gaat over de klimaatverandering en heet This Changes Everything – Dit verandert alles. Op een of andere manier ben ik er zeker van dat de klimaatverandering één ding niet veranderd heeft: Kleins overtuiging dat de vrije markt en het kapitalisme de bron zijn van alle kwaad en moeten worden afgeschaft. Van Wolf daarentegen had ik tot voor kort geen letter gelezen. En toch zag ik bij de naam Naomi Klein altijd in een flits het gezicht opdoemen van Naomi Wolf. Ik zal die fout niet meer maken. Wolf is de blozende boerendochter met het volumineuze haar, en Klein is de strenge schooljuf met de volumineuze wenkbrauwen. Ziezo, dat is uitgeklaard.
 
     De verwarring tussen de twee Naomi’s was begrijpelijk. Ze deelden dezelfde eerder zeldzame voornaam – ik heb in mijn lerarenloopbaan drie Naomi’s in mijn klas gehad, tegenover tweeëntwintig Nathalies en Natalies. De 
twee Naomi’s deelden ook dezelfde Joodse achtergrond, ze schreven allebei bestsellers over maatschappelijke onderwerpen en ze behoorden allebei tot het breed-linkse kamp. De radicaal-linkse Klein heeft Wolf weliswaar altijd een kleinburgerlijke feministe gevonden, maar dat zijn nuances waar de buitenwereld niet zo nauw op let. Het werd erger toen Wolf in radicaal-rechts vaarwater terecht kwam en vriendjes werd met Steve Bannon, de mediastrateeg van het radicale rechtspopulisme. 
     Toen rijpte bij Klein het idee om eens en voorgoed voorgoed af te rekenen met de ondertussen pijnlijke verwarring. Klein begon over de Andere Naomi na te denken. Beetje bij beetje werd de Andere Naomi voor haar een dubbelganger waarin ze zichzelf weerspiegeld zag, maar dan in een groteske vervorming. En dat was nog maar het begin: ze ging ook in het hele rechtspopulisme een dubbelganger van de linkse beweging zien, maar dan eveneens in een groteske vervorming.
     Zo opgevat is het dubbelgangerbeeld – naast een bron van filosofische en psychologische overpeinzingen – een kwestie van gelijkenissen en verschillen. Eén van de verschillen tussen de twee Naomi’s is dat Klein zich vastgebeten heeft in één thema dat kadert binnen één redelijk goed omschreven wereldbeeld: dat van het antikapitalisme. Wolf daarentegen geeft de indruk van een ongeleid projectiel te zijn. Ze maakte naam als feministe, maar binnen dat feminisme kwam ze soms met onvoorzichtige en minder orthodoxe standpunten naar buiten: over abortus die ze weliswaar verdedigde maar tegelijk ook als ‘moord’ beschouwde, over pornografie die het libido van mannen zou ondermijnen, over de vagina als de biologische basis van het anders zijn van vrouwen.
      En toen ontdekte Wolf een nieuwe Goede Zaak: die van de individuele rechten die door de staat worden bedreigd. Als je je in die kwestie verdiept, en je hebt een neiging tot roekeloze overdrijving (‘mondmaskerplicht is fascisme’), en paraonoia (‘zijn die beelden van de onthoofdingen door IS niet getrukeerd?), dan kom je in de VS wel eens in het gezelschap van onscrupuleuze types als Bannon terecht, die libertarisme, extreemrechts ideeëngoed en samenzweringstheorieën door elkaar roeren.
     Vanuit mijn eigen opvattingen ben ik geneigd om ook bij Klein hier en daar overdrijvingen en samenzweringen terug te vinden. Wat is haar radicaal antikapitalisme anders dan een overdrijving van plausibele inzichten en verzuchtingen aangaande onze maatschappij? Of neem haar fameuze schokdoctrine waarin ze de evolutie naar neoliberale economische recepten beschrijft die enkele decennia geleden plaatsvond. Wordt die door Klein niet veel te nadrukkelijk voorgesteld als het werk van een aantal masterminds, waar het in werkelijkheid een noodgedwongen reactie was op een vastgelopen situatie? Ik vind van wel. Anderzijds kun je van Kleins ‘samenzweringen’ minstens zeggen dat ze niet volslagen krankzinnig zijn, dat je ze redelijk kunt onderbouwen met feiten en bronnen als je die goed selecteert, en dat ze niet roekeloos zijn aangezien ze redelijk goed aansluiten bij de opinions chics van de intelligentsia.
      Rechtse activisten van het type als Wolf hebben hun eigen manier om zich in te dekken. Hun krankzinnige theorieën stellen ze voor als ‘vragen’ en ‘onzekerheden’. Hoe verklaar je dat ...? Dit kan geen toeval zijn! Er klopt iets niet! Bij linkse activisten als Klein zie je dat ze op bepaalde ogenblikken vervallen in een flou artistique, in een slordige vaagheid, die bij de minder vaardigen onder hen uitmondt in fraseologie. Ik zeg niet dat Klein altijd vaag is, zeker niet, noch dat die vaagheid een bewuste keuze is, dat weet ik niet, maar ik heb er mij vaak aan geërgerd. Ik ben zelf ook dikwijls vaag, ik wil niet preciezer zijn dan de context vereist, ik rond mijn cijfers af, ik gebruik dubbelzinnige termen, ik laat zaken buiten beschouwing. Maar ik wil wel precies weten wat ik begrepen heb, wat ik niet begrepen heb. En wat ik begrepen heb, wil ik zo goed mogelijk uitleggen. Once a teachter, always a teacher.
      Ik geef twee voorbeelden van Kleins vaagheid. Ze beschrijft hoe het wetenschappelijke prestige van Wolf een flinke deuk kreeg door enkele fouten in haar boek Outrages: Sex, Censorship and the Criminilization of Love (2019). Dat boek ging over de vervolging van homoseksuelen in Engeland, en bevatte enkele verkeerde interpretaties, die aan het licht kwamen in een televisie-interview. Dit is de beschrijving die Klein van de zaak geeft:
 
Wolf vertelde over de in haar optiek spectaculairste bevinding uit haar onderzoek, te weten dat er nog in de negentiende eeuw ‘tientallen executies’ plaatsvonden van mannen die waren veroordeeld voor sodomie. In gerechtelijke documenten had ze namelijk het begrip death recorded aangetroffen, dat ze las als ‘overlijden vastgesteld.’ Maar de interviewer Matthew Sweet, liet haar live in de uitzending weten dat ze die term toch echt verkeerd had begrepen. In werkelijkheid betekenden die woorden precies het tegenovergestelde: deze mannen werden weliswaar schuldig bevonden, maar vervolgens vrijgelaten. Daar kwam bij dat een aantal van de strafzaken waarnaar ze verwees geen betrekking hadden op homoseksuele seks met wederzijdse toestemming, maar op kindermisbruik. Door die twee door elkaar te halen bestendigde ze de gevaarlijke misvatting die homoseksualiteit met pedofilie associeert.  
 
Ik heb de laatste zin gecursiveerd omdat ze mij zo ongelukkig stemt. Natuurlijk had Wolf nauwkeuriger moeten zijn. Als er mensen werden opgehangen op grond van de Buggary Act en het betrof eigenlijk kindermisbruik, dan had ze dat gezien de huidige morele maatstaven duidelijk moeten aangeven – al speelde het in de toenmalige wetgeving geen verschil. Maar ik zie niet in hoe ze door die vergissing ‘de gevaarlijke misvatting bestendigde die homoseksualiteit met pedofilie associeert.’ Ik vind dat een ongegronde formulering, die trouwens niet alleen door Klein werd gebruikt. Ik kan mij niet voorstellen dat iemand die het boek van Wolf las – een aanklacht tegen de homoseksuelenvervolging – bevestigd werd in zijn ‘gevaarlijke misvatting’ dat homoseksualiteit en pedofilie met elkaar te maken hebben.
     Bijna nog erger vind ik de commentaar over het begrip death recorded. Klein legt uit wat dat begrip volgens haar wél betekent: schuldig bevonden en daarna vrijgelaten. Maar wat heeft die death er dan mee te maken, vroeg ik mij af. Ik heb het op Wikipedia moeten opzoeken: “from 1823, the term death recorded was used in cases where the judge wished to record a sentence of death – as legally required – while at the same time indicating his intention to pardon the convict or commute the sentence.” Dus: de stakkers werden niet ‘schuldig bevonden’ maar ‘op papier ter dood veroordeeld’ – vandaar death recorded –  en ze werden daarna ofwel vrijgelaten, ofwel tot een andere straf veroordeeld. Mijn vermoeden is dat velen helemaal niet werden ‘vrijgelaten’ maar in de gevangenis terechtkwamen. Je moet maar denken aan het proces van Oscar Wilde – en toen was de Buggary Act al lang afgeschaft. De onnauwkeurigheid van Wolf is veel groter dan die van Klein, maar ik stoor mij meer aan die van de laatste. Ik zie er een gebrek aan nieuwsgierigheid in. Het is precies of Klein niet echt wilde weten hoe het eigenlijk met die death recorded zat  net de dingen die ik wel wil weten. 
    Het andere voorbeeld van Kleins vaagheid betreft de betrokkenheid van de twee Naomi’s bij de Occupy Wall Street beweging. De twee Naomi’s waren daar allebei bij betrokken, maar op een verschillende manier. Klein deed mee als sympathisante, Wolf als diva die zich met opzet liet arresteren. Ook was Klein meer geïnteresseerd in de anti-kapitalistische inhoud van de beweging, en was Wolf meer bezig met het recht op straatprotest. Maar dan is er nog iets anders. Ik citeer Klein: Wat je er ook van vond, de Occupiers waren er heel duidelijk over geweest dat de beweging geen beleidsagenda had. Ze kenden geen twee of drie politieke eisen die beleidsmakers konden inwilligen, waarna iedereen tevreden naar huis kon gaan. Toch hield Wolf vol dat dit niet waar was. Ze beweerde dat de beweging wel degelijke heel specifieke eisen had en dat zij, onwaarschijnlijke genoeg, als enige wist welke dat waren.’ In The Guardian schreef ze: ‘Ik ben erachter wat OWS echt wil.’ En ze legde uit dat ze ‘online de Wat wil je precies-vraag’ aan zelfbenoemde Occupy-activisten had voorgelegd.
     Ik begrijp dat Klein als gedisciplineerd actievoerdster zich voegt naar de officiële richtlijnen van de beweging om geen concrete eisen te stellen. Ik begrijp dat Klein zich ergert aan het het ongedisciplineerde diva-gedrag van Wolf. En ik begrijp ook dat een online enquête die door 100 actievoerders werd ingevuld geen representatief eisenplatform kan opleveren. Maar ben ik nu de enige lezer die graag wil weten welke eisen dat waren die Wolf verzameld had? Ik heb ze moeten opzoeken in de Guardian: 1) beperking van de donaties van de zakenwereld aan politieke partijen; 2) herinvoering van de Glass-Steagall Act die banken verbiedt om tegelijk als spaarbank en als investeringsbank op te treden; 3) afschaffing van de mogelijkheid dat Congress-leden wetten stemmen in verband met bedrijven waar ze zelf in investeren.
     De vaagheid van Klein is hier dubbel. Enerzijds laat ze na om de eisen van Wolf te vermelden. En tegelijk is ze best opgezet met de vaagheid van de Occupy beweging zelf. Liever een algemene, maar vage, veroordeling van het kapitalisme, de banken en de 1 procent, dan duidelijke eisen. Hier merk je ook het verschil tussen de reformist en de revolutionair. De reformist stelt eisen in de hoop die ingewilligd te zien. De ware revolutionair, zoals Klein er een is, stelt eisen in de hoop zo de revolutionaire bewustwording te bevorderen. Je kunt dat doen door realistische eisen voor te stellen, waarvan de realisatie de aanloop vormt naar een nieuw eisenpakket met nieuwe acties.  Je kunt het doen door irrealistische eisen te stellen waarmee je aantoont dat ‘het hele systeem moet veranderen’ aangezien die eisen niet realiseerbaar zijn. En je kunt het doen – in de trant van Occupy Wall Street – door concrete eisen te versmaden en alle aandacht rechtstreeks naar de politieke discussies en het ‘opvoedingswerk’ te verleggen.
      Morgen gaan we dapper verder.

 * Mijn eerste stukje over Naomi Kleins boek vind je hier.

dinsdag 27 februari 2024

Migratie-ontkenner Hendrik Vos


     Europa-expert professor Hendrik Vos schrijft in De Standaard van vandaag een stuk onder de schreeuwerige kop De flagrante leugens in het migratiedebat. Aangezien ik een strengere definitie van het woord ‘leugen’ hanteer, zal ik het stuk van Vos omschrijven als een aaneenschakeling van flagrante halve waarheden*, waarbij de lezer het oxymoron maar voor lief moet nemen.
     Ik wil graag spaarzaam omgaan met het woord ontkenner: klimaatontkenner, corona-ontkenner, racisme-ontkenner …. meestal zijn dat helemaal geen mensen die het bestaan van het klimaat, van het coronavirus of van het racisme ontkennen – neen, het zijn veeleer lui die de betrekkelijkheid benadrukken van de problemen dienaangaande, en die een radicaal beleid terzake overbodig vinden. Zo iemand is Vos in verband met immigratie. In een milde bui zou ik hem een migratierelativist of een migratie-optimist noemen, maar ik ben niet in een milde bui: ’t is een smerige migratie-ontkenner, dat is hij!
     De ontkennerij van Vos neemt bij wijlen potsierlijke vormen aan. Zo schrijft hij dat bij ons vóór de migratie ‘ook niet alles gesmeerd liep en er net zo goed sprake was van maatschappelijke spanningen, misdaad of ontsporende begrotingen.’ Hier polemiseert Vos blijkbaar, zo niet met stromannen, dan toch met simpele zielen die denken dat álle maatschappelijke problemen enkel en alleen in de massamigratie hun oorsprong vinden. Uiteraard is dat niet geval. Neem de misdaad. Die heeft altijd bestaan. Sterker nog: ik hoop dat die altijd blijft bestaan. Ik moet er niet aan denken hoeveel politie, camerabewaking, biometrische controles en gevangenissen er nodig zouden zijn om de samenleving volledig misdaadvrij te maken. Alleen heb ik graag weinig misdaad en weinig geweldsdelicten, en bepaalde vormen van migratie hebben de cijfers daaromtrent de hoogte ingestuwd. Of wil Vos dat ontkennen?
     De sluwste truc van Vos bestaat erin verwarring te zaaien tussen verschillende soorten migratie: arbeidsmigratie, familiehereniging en asiel. Men richt, klaagt Vos, alle aandacht op de asielmigratie terwijl die maar 15 procent uitmaakt van de totale migratie. Tja, maar met betrekking tot het ‘samenleven met veel culturen’ gaat het natuurlijk om die 15 procent, en niet om de Nederlanders, Fransen en Duitsers die naar hier komen om te werken. Als ikzelf denk aan een migratiestop denk ik nooit aan Nederlanders, Fransen en Duitsers, en eigenlijk ook amper aan Polen, Roemenen en Bulgaren. ‘Over die arbeidsmigratie wordt weinig gezegd,’ schrijft Vos, ‘want politici maken niet graag ruzie met werkgevers.’ Dat geeft met die ‘werkgevers’ weinig te maken. Het is gewoon niet de arbeidsmigratie, maar de asielmigratie, die de pers haalt, die de maatschappelijke onvrede veroorzaakt, en die in haar eentje verantwoordelijk is voor de aanwezigheid van illegalen.
     De mooiste trouvaille van Vos vind ik dan weer die waarbij hij het getal van 30.000 asielzoekers per jaar in een levendig beeld probeert te vatten. Rechts stelt die 30.000 nieuwkomers voor als elk jaar een nieuw middelgroot dorp dat erbij komt. Dat is enigszins bedrieglijk, want dat dorp wordt niet echt gebouwd. Meestal komen de asielzoekers uiteindelijk terecht in enkele grote steden. Vos heeft een ander beeld verzonnen. Die 30.000 asielzoekers stelt hij verhoudingsgewijs voor als een groepje van 20 mensen in een bomvolle Lotto Arena-zaal. 20 mensen op een zaal van 8000, dat is toch geen tsunami, schrijft Vos. Die 20 worden volgens hem dan nog eens ‘homeopatisch’ verdund in de grote massa. Als met die homeopathische verdunning verwezen wordt naar een snelle integratie, vrees ik dat de professor zich aan wishful thinking bezondigt.
     En wel hierom. Laten we het beeld van de Lotto Arena even aanhouden. Ons land telt ongeveer 2 miljoen mensen met een niet-EU migratie-achtergrond (18 procent van de bevolking). In de Lotto Arena wordt dat een groep van 1440 mensen op een totaal van 8000. Nu is die groep van 1440 mensen geen aaneengesloten blok: daar zijn mensen bij uit gemengde huwelijken, daar zijn goed geïntegreerde derde-generatie-migranten bij, enzovoort, en die kunnen dus best onopvallend verspreid in de zaal zitten. Misschien maken ze wel meer dan de helft van die 18 procent uit. Zulke zaken zijn hoe dan ook maar in graadverschillen te vatten. Maar dan blijft nog altijd een grote groep over die wel op zichzelf is teruggeplooid is en als apart blok zichtbaar is. Wie ooit toezicht heeft gedaan op de speelplaats van een school, weet wat ik bedoel.
       Ik ben optimistisch over de perspectieven om die groep op lange termijn te integreren in onze samenleving, zelfs als die groep om demografische redenen nog toeneemt. Maar om dat te bevorderen zou ik oppassen dat daar niet niet jaar na jaar nog eens een groep nieuwelingen bijkomt. Ik sprak onlangs met een Poolse professor op bezoek in ons land. De aanwezigheid van niet-EU vreemdelingen in ons land bekeek hij als een geamuseerde antropoloog. ‘You’re in for a lot of trouble,’ zei hij, ‘but in the very long run, things will sort themselves out. People always find a way. We had communism for so long.’ Ik wou van hem nog weten of hij in verband met integratie eerder voorstander was van pampering dan wel van tough love‘The best you can do,’ zei hij, ‘is combining optimism with dark humor’.
 
     Over één punt heeft Vos gelijk. Hij zegt dat de instroom van asielzoekers minder bepaald wordt door de samenstelling van de nationale regeringen dan door internationale crisissen. De oorlog in Syrië zorgde ervoor dat er onder migratiebeperker Theo Francken meer asielzoekers naar hier kwamen dan nu. Maar Vos heeft weer maar half gelijk als hij beweert dat Vlaams Belang en N-VA het onmogelijke beloven als ze nu beweren het aantal asielzoekers terug te kunnen brengen tot ‘zo goed als nul.’ Vos heeft maar half gelijk want zo’n operatie is vandaag wél mogelijk aangezien het recente Europese migratiepact een achterpoortje opent voor landen die minder asielzoekers willen opnemen op voorwaarde dat ze de EU een afkoopsom betalen. Dat maakt de weg vrij om via politiek getouwtrek de asielmigratie in een land tijdelijk te beperken. Maar tegelijk is het niet meer dan een lapmiddel, en moet de politieke aardverschuiving inderdaad op Europees niveau tot stand komen. Dat weet Europa-expert Vos ook.
    Bij één passus van Vos zijn artikel moest ik lachen, maar dat was buiten zijn schuld. Hij wil de ‘insinuatie’ weerleggen dat de asielaanvragen alleen van alleenstaande mannen komen. Daarnaast echter heeft de Standaard-redactie een foto geplaatst van vluchtelingen die zich aanmelden bij de Dienst Vreemdelingenzaken … allemaal mannen. Ook de weerlegging van Vos zelf is zwak: ‘In werkelijkheid is een op drie asielzoekers vrouw.’ Zo is dat. En 66 procent zijn dus mannen.  In dezelfde alinea schrijft Vos dat die asielzoekers heel weinig aanvragen indienen om gezinsleden te laten overkomen. ‘Het zijn er jaarlijks niet meer dan een paar honderd.’ Hier zou ik graag preciezere cijfers hebben. Er werden vorig jaar 18.000 asielaanvragen erkend. Hoeveel nabije gezinsleden volgen dan op korte en langere termijn? Ik denk dat het er meer dan 200 zijn. 
      Trouwens, in De Standaard van 3-4 februari las ik dat er in 2022 niet minder dan 59.000 migranten ons land binnenkwamen in het kader van gezinshereniging (waarvan 33.000 van buiten de EU). En Vos schrijft dat 
maar 10 procent van de aanvragen tot gezinsherenigingen van vluchtelingen komen. Met die weinig precieze gegevens kan ik alleen maar een ordegrootte vermoeden, en die is 59.000 x 10 procent = 5.900 in plaats van ‘een paar honderd’. Als iemand preciezere cijfers heeft, houd ik mij aanbevolen. 

     Over de motieven van de asielzoekers stelt Vos ons voor de keuze tussen twee verklaringen: ofwel komen ze naar hier om vervolging, oorlog en geweld te ontvluchten, ofwel zijn het gemene bedriegers. De werkelijkheid is anders. Er zijn verschillende redenen om een land te ontvluchten: politieke vervolging, oorlog, armoede … Wie uitzichtloze armoede ontvlucht en politieke vervolging als reden opgeeft, zal ik vanuit mijn confortabele positie niet gauw een bedrieger noemen. Ik zou in zijn plaats hetzelfde proberen te doen. Wie anderzijds oorlog ontvlucht, en daarbij zoekt naar een kans om permanent in een welvarend land te gaan wonen, is voor mij evenmin een bedrieger. Hij is iemand die probeert iets goeds te halen uit een slechte situatie. Dat hij dan verklaringen aflegt die zo goed mogelijk stroken met de criteria van de Europese administratie is voorspelbaar en menselijk.
     ‘Dossiers van vluchtelingen worden buitengewoon streng beoordeeld,’ schrijft Vos. Hij geeft als voorbeeld dat de helft van de Afghaanse vluchtelingen geen erkenning krijgt. Mag ik daaruit besluiten dat hij vindt dat élke Afghaan die asiel aanvraagt eigenlijk recht heeft op zo’n erkenning? Dat zou best mogelijk zijn als men de criteria versoepelt. Je zou zo’n versoepeling dan ‘genereus’ kunnen noemen. Zelf ben ik voorstander van een verstrenging van de criteria. Hier speelt een verschil in de waardenhiërarchieën die Vos en ik aanhangen, en ook een verschil in inschatting van hoe de wereld werkt en hoe de mensen zijn. Hoe moeilijk of gemakkelijk zal de integratie verlopen tussen oudkomers en nieuwkomers? In welke mate wordt zoiets beïnvloed door een verdere toename van het aantal nieuwkomers? In welke mate is integratie stuurbaar door een beroep te doen op de goede wil van alle betrokken partijen?
   Ik geloof dat Vader Tijd, zoals zo vaak, zijn werk zal doen, maar we mogen het dat weerbarstige parsonage niet te moeilijk maken door het aantal nieuwkomers blijvend te laten toenemen. 

* Met een titel als Enkele misverstanden over migratie had ik het waarschijnlijk de moeite niet gevonden om dit stukje te schrijven. 

zaterdag 24 februari 2024

Naomi Klein: voor wie al overtuigd is


     Met haar boek Dubbelganger heeft de Amerikaans-Canadese schrijfster Naomi Klein de juiste snaar geraakt in menig linkse ziel. Om je daarvan te vergewissen volstaat het om even te grasduinen in de honderden commentaren op GoodReads. Klein ontrafelt in haar boek de denkbeelden van haar naamgenote Naomi Wolf en gebruikt dat als leidraad om iets te zeggen over alle thema’s die al enkele jaren door het hoofd spoken van de linkse medemens: de opkomst van radicaal-rechts, het succes van samenzweringstheorieën, de toenemende ongelijkheid in de wereld, de triestige staat van de sociale zekerheid, de tech-miljardairs die de sociale media controleren, de scheidingslijn tussen rechts en links die kantelt – met rare bondgenootschappen als gevolg –, de niet aflatende discriminatie van minderheden, de dekolonisatie van de geesten, de arrogantie van het meritocratisch indivualisme, de milieuramp die op ons afkomt. Zelfs Israël-Palestina krijgt een hoofdstuk.
     Over al die thema’s formuleert Klein welsprekend wat de linkse medemens al lang dacht, maar ze formuleert het welsprekend en meeslepend, zacht genoeg om niemand van het eigen kamp te kwetsen, vaag en algemeen genoeg om niemand van het tegenovergestelde kamp tot veel tegenspraak uit te dagen. Ook vindt ze de juiste toon: enig mededogen met haar doelwit, af en toe een tikje zelfspot, aarzelend haar weg zoekend, persoonlijk zonder narcistisch te zijn, suggererend eerder dan ponerend.
     Dubbelganger is geen boek dat wil overtuigen. Het richt zich tot mensen die al overtuigd zijn. In die zin onderscheidt het zich van ‘rechtse’ tegenhangers als Hayeks Road to Serfdom en Hernando De Soto’s El otro sendero. Hayek droeg zijn boek op aan de ‘socialisten in alle partijen’, De Soto droeg het zijne op aan ‘zijn linkse vrienden die hetzelfde doel nastreven’ als hijzelf. Die boeken waren een poging om de socialisten of linkse vrienden te overtuigen om van mening te veranderen. Of die socialisten of linkse vrienden het boek lazen, dat is natuurlijk een andere kwestie. Johan Norberg is voorzichtiger en draagt zijn Capitalist Manifesto op aan de ‘klassiek-liberalen in alle partijen’. Als alleen al zijn geestesgenoten het boek lezen, is het halve werk gebeurd. Dan kunnen zij de anderen in hun partijen proberen te overtuigen, met de cijfers, de feiten, de syllogismen en de gedachte-experimenten die Norberg verzameld en geordend heeft.
     De overtuigde linkse medemens, tot wie Klein zich richt, is het stadium van de twijfel voorbij. Hij twijfelt er niet aan dat alle kwalen in de wereld te wijten zijn aan het neoliberaal kapitalisme. De vraag die hem bezighoudt, is de vraag die de linkse student na 1968 bezighield: we weten dat de wereld fout in elkaar zit, maar wat kunnen we eraan doen? Een studentenleider als Ludo Martens las één boek dat uitlegde waarom het kapitalisme niet deugde – dat moet Monopoly Capitalism van Baran & Sweezy geweest zijn – en voor de rest van zijn leven wijdde hij zijn niet geringe denkkracht aan het bedenken van de beste strategie om dat kapitalisme, dat dus niet deugde, omver te werpen. Een van de eerste stappen bestond erin seminaries te organiseren over de pamflettaire geschriften van Lenin. En het eerste pamflet dat hij behandelde was het klassiekertje Wat te doen? In het Leuvense maoïstisch jargon van die tijd werd het boekje Que Faire genoemd. 
     Die titel was, in welke taal ook, een perfecte verwoording van de kreet die brandde in het hart van de soixante-huitard.  Het is dezelfde kreet die vandaag brandt in het hart van – zeg – de jonge milieuactivist, en Klein probeert er, in haar laatste hoofdstuk, een antwoord op te geven. Uiteraard valt dat antwoord voor de meeste lezers – spoiler alert – wat mager uit, maar dat deed het antwoord van Lenin ook – zeker als je het boekje in je eentje las, zonder de bezielende exegese van Ludo Martens*. 
     Om het eens anders te zeggen: Dubbelganger is eigenlijk geen boek voor mij. Het is comfort food voor de linkse medemens en ik ben geen linkse medemens. Maar het boek is mij toch heel goed bevallen. Het is elegant geschreven, slim gestructureerd, bevat net genoeg herhaling om vlot gelezen te worden. Het bevat filosofische en psychologische beschouwingen over het dubbelganger-syndroom die ik als midbrow met milde interesse lees, in het besef dat ik het niet moet kennen voor het examen, en zonder mij af te vragen of het allemaal wel klopt. 
     Ook straalt het boek een aangename eruditie uit. Het wemelt van verwijzingen naar romans en films. Vroeger was het een heel karwei om erudiet te zijn. Je moest duizenden en duizenden boeken gelezen hebben, en als je dan iets moest doen met het thema ‘dubbelganger’ kon je uit je geheugen misschien twintig of dertig titels opvissen. Vandaag is eruditie een koud kunstje geworden. Je googelt op internet en je hebt in geen tijd je lijstje van twintig tot dertig boeken die je kunt lezen, en die je dan ter sprake kunt brengen in je eigen tekst. Je moet geen duizenden en duizenden boeken meer lezen, en voor de lezer is het effect hetzelfde: hij voelt zich in het prettige gezelschap van een auteur wiens eruditie op hem – de lezer – afstraalt, zeker als die lezer af en toe de titel van een roman of film herkent.
     In zekere zin was het boek ook comfort food voor mij. Ik moest mij op geen enkel moment ‘bedreigd’ voelen door de linkse overtuiging van de auteur. Ik moest mij bijvoorbeeld niet angstig afvragen waar die overtuiging vandaan komt. Natúúrlijk is die auteur links. Haar grootouders waren communisten, haar vader was een anti-Vietnamoorlog activist en een dienstweigeraar, haar moeder was een feministe. Die trouw aan de familietraditie ontroert mij, eerder dan mij te verontrusten. Ook de inhoud van het boek voelt niet bedreigend aan. De dagelijkse krant staat vol met feiten en meningen die op het eerste gezicht niet goed in mijn wereldbeeld passen. Dat maakt mij onrustig. Met Kleins boek is dat anders. De vage radicaal-linkse clichés** die erin opduiken, zijn ongeveer die waar ik al geruime tijd klaar mee ben – niet helemaal, maar ongeveer. Het is zelfs aardig om ze eens allemaal samen te zien. Het is misschien ook een gelegenheid om er hier en daar wat commentaar bij te geven. Ik begin er morgen aan.

 

* De overtuigingskracht van Wat te doen – geschreven in 1902 – schuilt niet in de argumentatie, maar in het besef dat het kleine kringetje rond Lenin amper 15 jaar later zou uitgroeien tot een organisatie die een succesvolle revolutie leidde. Als aankomend revolutionair krijg je dan de indruk dat er van 1902 een kaarsrechte rode streep loopt naar 1917, en dat elke stelling uit Wat te doenbewezen wordt door de latere revolutie. 

** ‘Vage clichés …’ Dat geldt niet, of minder, voor haar eerdere boeken No LogoThe Shock Doctrine en This Changes Everything.  

vrijdag 23 februari 2024

Folteringen door de CIA

      
Jones, Daniel - het folterrapport van
 
      Er zijn weinig onderwerpen waar de moderne mens zo’n uitgesproken oordeel over heeft als over foltering, dat wil zeggen, over de verwerpelijkheid ervan. Zelfs als wetenschappelijk werd aangetoond dat openbare foltering op de Grote Markt als straf voor zware criminelen de misdaadcijfers gevoelig zou doen dalen, zouden we er nog altijd tegen zijn. We zouden ook geen foltering aanvaarden als de misdadigers zelf folteraars waren, want ‘we willen ons niet verlagen tot hun niveau.’ Er is een theoretische – en soms praktische – uitzondering: foltering van terroristen om inlichtingen te verkrijgen waarmee men aanslagen kan vermijden. Jeremy Bentham heeft aan dat dilemma een gedachte-experiment gewijd*.
     De kwestie kwam ook vaak aan bod in de televisiereeks 24. Jack Bauer is een gedreven, erg idealistische anti-terreur-expert. Om bedreigde Amerikaanse levens te redden aarzelt hij geen seconde om een terrorist die in zijn handen valt, te folteren, of desnoods zelfs zijn vrouw of zijn kind. Het gaat allemaal zo snel dat je zonder er bij na te denken meegaat in de keuze van Bauer
     Als je er achteraf over nadenkt, besef je dat het nog moeilijker is dan Bentham dacht. Bentham woog alleen de pijn die je toebrengt af tegenover de pijn die je vermijdt. Maar is er meer. Er is vooreerst de kwestie dat de echte folteraars van deze wereld geen idealisten zijn van het slag van Jack Bauer. Clive James komt daar verschillende keren op terug in Cultural Amnesia. Hij heeft de zaak bestudeerd en kwam tot de in zekere zin geruststellende conclusie dat de beulen in de kampen van Hilter, Stalin en Pinochet géén idealisten waren. Het waren geen ideologen zoals de beulen in Darkness At Noon en 1984, maar gewone sadisten. Je kunt uit die gedachte een zekere troost putten.
     En dan is er de kwestie van het rendement van de foltering. De CIA heeft in de nasleep van 9/11 gedurende enkele jaren technieken van enhanced interrogation toegepast, waarvan waterboarding de bekendste is. Later zijn die technieken weer verboden. ‘Ze helpen toch niet,’ zei Obama op tv, ‘iemand die gefolterd wordt, is bereid om het even wat te bekennen.’ Ik vond dat niet overtuigend als argument, want het ging niet om ‘bekentenissen’ maar om informatie. Wat Clive James hierover vertelt, is minder geruststellend dan wat Obama zei. James haalt het voorbeeld van Algerije aan waar de folteringen onder leiding van kolonel Jacques Massu wel effectief waren om grote delen van het anti-Franse verzet uit te schakelen. Althans tijdelijk.
     Maar nu zag ik de film Report (2019) en bekijk ik de zaak nog anders. Adam Driver speelt in de film de rol van CIA-agent Daniel Jones die in opdracht van de Senaat de foltering van terreurverdachten moet onderzoeken. Na jaren onderzoek legt hij een rapport neer van 6.700 pagina’s, met 38.000 voetnoten. Dit zijn zijn bevindingen. Er zijn minstens 119 gevangenen door de CIA of op initiatief van de CIA ondervraagd. Minstens 39 van hen werden gefolterd. En in geen enkel geval leverde dat informatie op waarmee mensenlevens konden worden gered. De keren dat dat wel het geval leek, betrof het informatie die men ook op andere manieren had verworven.
     De film illustreert heel treffend het verschil tussen de fictie en de realiteit. In de fictieve wereld van 24 weet Jack Bauer precies welke informatie hij moet krijgen van de verdachte. Hij weet dat de verdachte die informatie heeft. De realiteit zag er anders uit. Van de meer dan honderd terreurverdachten was er een vierde waarvan men achteraf moest toegeven dat de aanhouding onterecht was. De ondervragingstechnieken werden uitgewerkt door twee psychologen die niets van inlichtingenwerk afwisten maar die vooral pretentieuze praatjes verkochten over een ‘wetenschappelijke aanpak’. En de ondervraagden werden bestookt met vragen: ‘Waar zal de volgende aanslag plaatsvinden?’ ‘Wanneer zal de volgende aanslag plaatsvinden?’ Het verwondert mij niet dat die vragen weinig informatie hebben opgeleverd.
     Zelfs als Daniel Jones zijn onderzoek met een vooringenomen ingesteldheid heeft gevoerd, en zelfs als de film de zaken eenzijdig voorstelt, besef je dat je met een stuk realiteit te maken hebt. Zulke mensen als Jack Bauer bestaan niet echt. Zulke mensen als die pretentieuze psychologen, die bestaan wel echt. Daar ben ik zeker van.  

* Mijn stukje over Benthams gedachte-experiment vindt u hier.

Oxfam en de ongelijkheid

        Eva Smets geeft haar opinie in De Standaard als titel mee: ‘Jawel, nóg een stuk over ongelijkheid.’ Elle ne croyait pas si bien dire, zegt men in het Frans. Op de ommezijde van haar stuk staat een nog groter stuk over dezelfde ongelijkheid, geschreven door Paul Goossens.      Goossens is in zijn stuk humeurig, vermoeid, en heeft weinig zin om te argumenteren en beperkt zich tot wat cijfers en verontwaardigde kreten. Dat is zijn goed recht. Als ik zo oud zal zijn als hij zal ik ook nog weinig zin hebben om in alle hoeken en gaten argumenten bij elkaar te zoeken om andersdenkenden te overtuigen. Maar Eva Smets is jong en  enthousiast en heeft argumenten bij de vleet. ‘Twee miljoen mensen die aanschuiven bij de voedselbanken, die hun huurprijzen zien stijgen terwijl hun reëele inkomen daalt door inflatie, die de bus nemen om op hun werk te geraken terwijl De Lijn snoeit en bespaart.’
     Ik schrik even van die twee miljoen mensen die aanschuiven bij de voedselbanken, en zoek snel een en ander op. Het gemiddeld aantal mensen dat per maand een beroep doet op voedselhulp is 193.344 en geen twee miljoen*. Ik moet de zin dus anders lezen. Die twee miljoen mensen is een optelling van de mensen die een beroep doen op voedselhulp, plus degenen die hun huurprijzen zien stijgen, plus degenen die met inflatie te maken krijgen, plus degenen die de bus nemen naar hun werk. Dat moeten er meer dan twee miljoen zijn.
     Die rare zin over die twee miljoen aangschuivende mensen, komt door een retorisch trucje. Smets heeft gelezen over twee miljoen mensen met een vergroot ‘risico op armoede’, en dat wil ze concreet maken. Show don’t tell. Maar dan schrijf je al snel iets dat heel overdreven klinkt als je het letterlijk leest. Nog een ander voorbeeld van show, don’t tell.  Smets schrijft: ‘Ik geloof niet dat je miljardair wordt van hard werk of intelligentie alleen. Dan zouden alle leerkrachten en verplegers een Rolex dragen.’ 
      ’t Is een prachtig beeld: al die leraren en leraressen en verplegers en verpleegsters met een Rolex om de pols. Ik voel mij twee keer aangesproken. Ik ben zelf 25 jaar leraar geweest, én ik heb ooit een poosje een perfect nagemaakte Rolex gedragen. Mijn Amerikaanse neef had er net zo een, maar dan een echte, en je zag het verschil niet de eerste twee jaar. Daarna begon het goedkope blik door het verguldsel zichtbaar te worden.
     Naast haar retoriek en haar ongelijkheidscijfers heeft Smets nog een economische argumentatie. Ze spreekt van een ‘nieuw monopolistisch tijdperk.’ Ze geeft voorbeelden van bedrijven die fuseren en altijd maar groter worden en besluit: ‘Dankzij hun monopolies kunnen bedrijven de prijs opdrijven voor essentiele goederen en diensten, zonder voor hun marktaandeel te moeten vrezen.’ 
     Ik ben niet zeker of dat klopt. Ik heb weinig zin om in alle hoeken en gaten argumenten bij elkaar te zoeken – kijk daar begint het al, en ik ben nog maar 68. Maar op het eerste gezicht komt de monopolietheorie niet goed overeen met de werkelijkheid. Als de prijzen van voedsel, kleren, computers, tv’s, streamingdiensten, vliegtuigreizen, en pakketbezorging aan huis volgens de monopolielogica waren tot stand gekomen, dan zouden ze denk ik heel wat hoger zijn. En omgekeerd: zaken die wij veel te duur vinden, zoals huizen en appartementen, worden slechts beperkt door de ‘mega-bedrijven’ gecontroleerd.
     Eva Smets, zie ik, is directrice van Oxfam België. Dan denk ik aan de Wereldwinkels maar nog meer aan de 11.11.11-actie. 11.11.11 is een koepel van 60 organisaties zoals Chiro, Dierenartsen Zonder Grenzen, Sensoa en Jong-VLD. Maar de ideologische grondslag wordt geloof ik geleverd door Oxfam. Ik heb mijn eerste stappen in de politiek gezet toen ik 15 was en vlugschriften uitdeelde tégen 11.11.11 11.11.11 was de vijand. 11.11.11 was een kleinburgerlijke, systeembevestigende, tiers-mondistische organisatie. Het waren ontwikkelingssamenwerkers,  die beweerden dat de rijke landen de arme landen plunderden, en dat we coöperatieven moesten steunen in de Derde Wereld. Dat was fout. De werkende massa’s in de rijke landen en de werkende massas in de Derde Wereld werden allebei geplunderd door de monopoliekapitalisten. In de Derde Wereld moesten er volksopstanden komen en in ons land moest de klassenstrijd worden gevoerd.
     Dat laatste punt is in elk geval doorgedrongen bij Oxfam. De tekst van Smets gaat niet over de plundering van de Derde Wereld, maar over de klassenstrijd in ons land: de ongelijke verdeling van de financiële activa, de lonen van de ceo’s, de winsten van de farmaceutische bedrijven, de vennootschapsbelasting, de loonindexering en de loonnorm. De vlugschriften die ik uitdeelde, hebben vruchten afgeworpen. De vijand heeft zich bekeerd. 
     Maar nu heb ik weer heimwee naar de tijd dat de communisten nog echte communisten waren en de ontwikkelingssamenwerkers nog echte ontwikkelingssamenwerkers, en je het verschil kon zien tussen de twee. 

* Voedselbanken: zie hier

donderdag 22 februari 2024

Oekraïne: kortjes


Poetin-adept Elon Musk?
     Ik lees een lang stuk van de NRC dat overgenomen werd door De Standaard, en dat gaat over de dubbelzinnige houding van radicaal-rechts tegenover het regime van Poetin. De auteur bespreekt de posities van de verschillende radicaal-rechtse partijen in Europa. De Spaanse Vox, de Poolse PiS en de Fratelli d’Italia waren al kritisch voor Poetin vóór de inval in Oekraïne. Andere partijen werden het ná de inval: Vlaams Belang, de Oostenrijkse FPÖ, het Hongaarse Fidesz. In het stuk wordt gespeculeerd dat die veranderde houding kan zijn ingegegeven door electoraal opportunisme. Ik heb er geen bezwaar tegen dat in zo’n stuk, naast informatie, ook wat speculatie aan bod komt.
     Bij één woord echter word ik onredelijk woest. Ik citeer: ‘Meloni, die overigens in december nog het podium deelde met Poetin-adept Elon Musk …’ Poetin-adept Elon Musk ... schrijven we voortaan ook over Hitler-adept Chamberlain? Zo’n woordkeus is slordig, fout, dom en goedkoop, het is ondoordacht, het is laster, het is polemiek van laag allooi, het is normvervaging, en vooral: het is geen berichtgeving*. Het zou alleen berichtgeving zijn als Musk écht een Poetin-adept was, en iedereen die wat rondsnuffelt op de sociale media weet dat er échte Poetin-adepten bestaan. Je herkent ze zo.
     Ik kan mij voorstellen dat de omschrijving valt in een stuk op de opiniepaginas. Wat retorische overdrijvingen en scheldproza in die sectie van de krant, dat moet kunnen. Sommige mensen houden daarvan. Ik zou bijvoorbeeld graag een stuk lezen van Herman Jacobs die Elon Musk aangaande Oekraïne de bol wast, over de knie legt, de mantel uitveegt, de levieten leest, de huid vol scheldt en over de hekel haalt. Ik vermoed dat Herman daarbij de term Poetin-adept niet nodig zou hebben. 
       Maar terug naar de binnenpaginas van de krant, die voorbehouden zijn voor berichtgeving, en waar het woord stond dat in die context mijn woede opwekte. Ik word, als ik erover nadenk, vooral woest bij de gedachte dat weinig lezers zich aan die ongepaste taal zullen ergeren. ‘Ik heb al wel straffere taal gelezen op FB of op X,’ denkt de lezer. ‘Juist daarom,’ antwoord ik in gedachten. Hoe straffer de taal op de sociale media, hoe meer de berichtgeving van kranten het goede voorbeeld moet geven met een zakelijke, niet-polariserende toon. Als ik in de berichtgeving woorden als Poetin-adept lees, word ik, wellicht ten onrechte, wantrouwig tegenover de rest van het stuk, en de rest van de krant. 
     In het Oekraïne-debat zijn er stemmen die de historiek van het conflict verdraaien, verregaande toegevingen aan Poetin verdedigen, of de militaire steun aan Oekraïne in vraag stellen: Elon Musk*, Tom Vandendriessche van Vlaams Belang, Raoul Hedebouw van PVDA, professor Tom Sauer, professor Idesbald Goddeeris, Sid Lukassen. Ik heb de redenaties van sommige van die heren proberen onderuit te halen. Ik heb geen enkele keer het lasterlijke woord Poetin-adept gebruikt, terwijl mijn blog niet eens aan berichtgeving doet, niets meer is dan een opiniepagina, en terwijl ik alleen via polariserende sociale media communiceer. 

Radicaal-rechts en radicaal-links over Oekraïne
     Waarom zijn sommige partijen van radicaal-rechts zo afkerig voor steun aan Oekraïne? Van radicaal-links kennen we de motieven. Naast een historische sympathie voor Rusland, spelen vooral anti-Westerse en anti-Nato motieven een rol. Maar hoe zit dat bij de rechtse populisten? Is het de vijandigheid tegenover de EU die een rol speelt? Is het een afkeer van een humanitaire buitenlandse politiek? Leeft er bij hen soms een zekere sympathie voor gespierde regimes zoals die van Poetin, regimes die krachtdadig kunnen optreden – ongeveer zoals er bij ons krachtdadig zou moeten worden opgetreden in de migratiekwestie, zonder al te veel te letten op liberal niceties? Een beetje zoals Groene radicalen een krachtdadig beleid zouden willen dat zich niet laat afremmen door democratic niceties

Ingegraven
     Vorig jaar heerste er veel optimisme over de situatie in Oekraïne. Het Oekraïense leger zou de Russen kunnen terugdringen uit de bezette gebieden. Dat leek mij toen een heel moeilijke onderneming: de Russen zaten ingegraven aan het front. Vandaag heerst er veel pessimisme. De Russen zouden het Oekraiënse leger kunnen terugdrijven. Ook dat lijkt mij een moeilijke onderneming: de Oekraïners zitten evengoed ingegraven aan het front, zij het aan de andere kant.

Bevraging
     De European Council on Foreign Relations (ECFR) heeft een peiling uitgevoerd onder de Europese burgers naar hun mening over Oekraïne. 10 procent gelooft in een Oekraïense overwinning, 37 procent gelooft in een onderhandelde vrede, en 20 procent gelooft in een Russische overwinning. Ik volg de wisdom of the crowds: natuurlijk komt er een soort 
onderhandelde vrede. Alle Oekraiënse gebieden terugwinnen is onmogelijk. Ook vindt een meerderheid dat Europa moet verdergaan met de steun aan Oekraïne. Alweer volg ik de wisdom of the crowds: de blijvende steun is nodig om een voordelige vrede te bekomen, waarbij het vrije deel van Oekraïne het recht krijgt zich bij het Westen aan te sluiten. De ergst mogelijke uitkomst zou zijn dat Poetin zich in zijn analyse bevestigt ziet: dat het decadente Westen niet in staat is een ingeslagen weg lang vol te houden.

Onderhandeld compromis
     
In De Standaard van 23 februari staan op de opiniepagina
s, naast elkaar, de stukken van Timothy Garton Ash en van Luuk van Middelaar. De twee heren bepleiten allebei meer Europese militaire steun voor Oekraïne. Over de redenen van die steun lijken ze enigszins van mening te verschillen. Ash wil een Oekraïense overwinning mogelijk maken, en Van Middelaar wil een Oekraïense nederlaag vermijden. Ash verwerpt ook de gedachte aan een onderhandeld compromis. Het hangt er maar van af wat je onder overwinning en compromis begrijpt. De oorlog zal in elk geval niet eindigen met een inname van Moskou, zoals WO II eindigde met de inname van Berlijn. Vredesonderhandelingen zullen onvermijdelijk zijn. Zelf beschouw ik de toetreding van Oekraïne tot de Nato als het minimum om van een overwinning te kunnen spreken. 



* Kritiek op Musk heb ik hier geformuleerd. 

 

woensdag 21 februari 2024

3808 Cadieux Road, etc.


3808, Cadieux Road
     Ik heb, zoals de meeste mensen, op heel verschillende adressen gewoond, maar het adres dat ik nooit zal vergeten is dat van mijn jeugd: Speiestraat 16, Wervik. Ik heb op veel scholen les gevolgd, maar de school die ik nooit zal vergeten is het pensionaat in Aalbeke, een woord dat in Vlaanderen gebruikt wordt om zowel een kostschool als een gevangenis aan te duiden. Ik heb in veel parken gewandeld, maar het park dat ik nooit zal vergeten is dat van de Balokken*, dat in mijn jeugd een vuilnisbelt was omgeven door populieren.
     Bij mijn vader is dat net zo. Het park dat hij nooit zal vergeten is dat van Bel Isle bij Detroit. De school die hij nooit zal vergeten is de katholieke Saint Clare School in Grosse Point, waar sommige klasgenootjes werden afgezet door een privé-chauffeur. Het adres dat hij nooit zal vergeten is Cadieux Road, 3808 – spreek uit Cadjee Road – waar hij woonde tussen zijn derde en zijn twaalfde levensjaar. Mijn vader meent met zekerheid te weten dat het hierboven afgebeelde huis, gevonden op Google Earth, niet het huis is van zijn jeugd.

De sneeuw van vroeger
     We herinneren ons allemaal de massa’s sneeuw van onze jeugd. Où sont les neiges d’antan, vroeg Villon zich al af. Met kerstmis moesten we tunnels graven door de sneeuw om ergens te komen. Maar als je zoiets zegt, is er altijd een wijsneus in de buurt die beweert dat onze herinneringen bedrieglijk zijn en dat er met kerstmis weinig sneeuw gevallen is de laatste 60 jaar. Dat kan best zijn**. Wel herinner ik mij met zekerheid dat er in 1970 drie dagen vóór Pasen sneeuw lag in Meldert (in Oost-Vlaanderen). En op Nieuwjaar 1980 lag er sneeuw tussen Ieper en Reninge. Ik had toen een verloofde die in Reninge woonde. Ook toen kon het openbaar vervoer niet goed om met sneeuwval. Een trein bracht mij van Wervik naar Ieper, niet verder, en vandaar was het nog 12 kilometer lopen, door een Dokter Zjivago-landschap. ‘s Avonds voerde mijn verloofde mij met de auto naar Brugge, waar ik een trein kon nemen naar Leuven. Die reed wel.

Zijn lelijke kop opsteken
     Ik las onlangs nog ergens, in een aardig stuk overigens, dat het ‘fascisme zijn lelijke kop weer opsteekt.’ Je kunt de uitdrukking, zeker in het Engels, voor alles gebruiken wat je onaangenaam vindt. Anthony Trollope gebruikte ze om over rebellion te spreken, en Dashiel Hammett om zijn afkeer van celibacy uit te drukken. In een politieke context leent de uitdrukking zich goed om extreemrechtse opvattingen te kastijden. Je krijgt 15.200 hits voor ‘racism rears its ugly head’, waaronder ook een van de Cambridge Dictionary, en 4.200 hits voor ‘fascism rears its ugly head again.’ Maar bij ‘communism rears its ugly head again’ krijg je van google amper reactie. Ik zou zelf ook nooit schrijven dat ‘het communisme zijn lelijke kop weer opsteekt,’ hoeveel stemmen de PVDA ook zou behalen.

De trouw
     70 jaar geleden was het nog de gewoonte dat artsen met een rijke vrouw trouwden. Dat was een interessante regeling voor de arts. Hij kon dan meteen een imposant huis kopen, zo een dat patiënten ervan overtuigde dat er een échte dokter woonde. Ook voor de vrouw was het interessant: ze wist dat ze met haar dokter nog rijker zou worden. Zo kwam het dat de beginnende arts T. zou trouwen met de rijke R. van het naburige dorp. Alleen had R. vroeger een relatie gehad met een andere man. Ik ken zijn naam niet; laat ik hem X. noemen.
      Nu komt de plot op gang. Twee dagen voor het trouwfeest was X. op café met vrienden. Hij werd ermee geplaagd dat zijn liefje zou trouwen met een arts. ‘Ach,’ antwoordde X., ‘ze eet nog altijd uit mijn hand. Als ik met mijn vingers knip, volgt ze mij. Als ik zeg dat er geen trouw komt, dan komt er geen trouw.’ En zo gebeurde het ook. Op de dag van de trouw, kwam R. niet opdagen. Ze was er met X. vandoor. Dat was natuurlijk vervelend voor de betrokken families. Er werd beslist om het feest toch maar te laten doorgaan, zonder de bruid. Je kon het eten moeilijk weggooien. 
   
 Een maand later keerde R. terug, zonder X. De werkelijkheid had – om het zo maar eens te zeggen – haar lelijke kop weer opgestoken. Er werd getrouwd in intieme kring, met een korte ceremonie in alle vroegte. Van R. wordt verteld dat niemand haar sindsdien ooit nog heeft zien lachen.

Hamas
     7 of 8 jaar geleden plaatste ik een stukje waarin ik terloops de islamistische organisatie Hamas ter sprake bracht. Ik schreef toen dat er in een Hamas-staat weinig plaats zou zijn voor de Joden die nu Israël bewonen. Een bekende Vlaamse conservatief reageerde met een verwijzing naar het officiële programma van Hamas dat juist wel een gelijkwaardige plaats voorzag voor iedereen die het nationale Palestijnse project genegen was. Ik heb dat programma toen vluchtig gelezen en vastgesteld dat het er inderdaad democratischer uitzag dan je zou denken
.
     Nu pas bedenk ik mij dat je officiële programma’s van revolutionaire en terroristische organisaties niet altijd letterlijk moet opvatten. In de jaren 60-70 van vorige eeuw had je de Vietnamese communisten die de Zuid-Vietnamese regering en de Amerikaanse aanwezigheid bevochten. Wat was hun programma? Dat de communisten de macht zouden overnemen? Helemaal niet! Wat denk je wel? De communisten waren maar één fractie in het 
brede democratische bondgenootschap dat Nationaal Bevrijdingsfront (NBF) heette, en ook dat NBF wou maar één derde van de macht. De overige tweederde zou gaan naar de bestaande administratie enerzijds en naar neutrale groeperingen anderzijds. De Vietnamese communisten zouden zich dus tevreden stellen met een fractie van een derde van de staatsmacht. Drie keer niks eigenlijk. De werkelijkheid is enigszins anders uitgedraaid.

Amnestie in Spanje
     In de zomer bezochten we het Archief-museum van Salamanca, dat gewijd is aan de Spaanse burgeroorlog (1936-1939). Er hingen twee teksten uit die het verschil tussen de linkse republikeinen en de rechtse nationalisten moesten duidelijk maken. Een van die teksten was van de republikeinse regeringsleider Negrín: hij beloofde amnestie te verlenen aan de vijand als zijn kamp overwon. De andere tekst was van Franco: hij beloofde daarentegen bij een gebeurlijke overwinning het vijandelijke kamp te straffen. 
Iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen daden.’
     We kennen de afloop van het verhaal. Franco overwon, duizenden republikeinen werden terechtgesteld en tienduizenden werden opgesloten of van hun kinderen beroofd. Daarna werd de repressie geleidelijk minder. Hoe zou het verlopen zijn als de republikeinen hadden overwonnen en als – wat waarschijnlijk is – de communisten in de nieuwe regering de macht naar zich toe hadden getrokken. Ze hadden in elk geval al 60 à 70.000 vijanden geëxecuteerd of gelyncht nog vóór ze aan de macht hadden kunnen komen - vergelijkbaar in omvang met de slachtpartijen die op dat moment aan de overkant plaatsvonden.
     Dat Franco de hele gedachte van amnestie niet genegen was blijkt ook hieruit. Bij de onderhandelingen over de capitulatie van de republikeinen was afgesproken dat die laatsten, als ze dat wilden, een paar dagen kregen om het land te ontvluchten. De dag erna al trok Franco zijn belofte in, omdat volgens hem de republikeinen zich van hun kant ook niet aan bepaalde afspraken gehouden hadden. Dat kan best zijn en ik ga dat niet onderzoeken maar ik geloof dat men in zulke situaties vlug een stok vindt als men een hond wil slaan.

Vertalen
     Op sommige Brusselse bussen is achteraan de volgende boodschap aangebracht, als waarschuwing voor stepgebruikers: Ne finissez pas dans ce bus; laissez le quitter son arrêt. Ik zou werkelijk niet weten hoe je dat moet vertalen. Pas op dat je niet tegen deze bus botst? Dat lijkt nergens naar. Zelfs de uitdrukking entrer dans le décor vind ik moeilijk om te vertalen. Van de weg af raken?

Islamitische klederdracht
     Bij het winkelen in Ikea valt mij op hoeveel vrouwen in volledige islamitische kledij rondlopen, niet alleen een hoofddoek, maar ook een plechtig gewaad dat tot op de grond hangt. Hun mannen die naast of vóór hen lopen zijn westers gekleed, in jekkers en trendy winterjassen. Hoewel ik mij nergens mee wil moeien, werkt dat verschil een beetje op mijn zenuwen. Anderzijds verlang ik niet naar de dag dat ook de moslimmannen in Ikea allemaal op kaftans overschakelen. 

Filmsterren die op elkaar lijken
     Soms zie ik iemand in een film of serie waarvan ik vind dat die op iemand anders gelijkt die je ook in films of series ziet. Ik zeg dat dan tegen mijn vrouw, en die antwoordt onmiddellijk: helemaal niet! Laatst keken we samen naar de serie Irma Vep (Vrt Max). Dat is een leuke reeks voor iemand die houdt van films over films. Er komt een heel klein stukje toneelrepititie in en ik zei onmiddellijk: Bérénice! En jawel hoor, daar kwamen de beroemde woorden: ‘J’aimais, Seigneur, j’aimais: je voulais être aimée.’
     Ook vond ik dat de hoofdactrice, Alicia Vikander, goed op Nathalie Portman geleek. Maar dat durfde ik niet te zeggen. Ik googlede eerst op ‘Nathalie Portman looks like …’ en ik kreeg in de eerste plaats Keira Knightley en Millie Bobby Brown, en verder een eindeloze rij namen, van Wiona Ryder over Greta Garbo tot, uiteraard, Jacky Kennedy. Ik besloot het omgekeerd aan te pakken en tikte ‘‘Alicia Vikander looks like’ … en de eerste vier namen waren: Emily Blunt, Alba Baptista, Brie Larson en … Natalie Portman. Toen pas durfde ik luidop iets over de gelijkenis te zeggen.
 

Miljonairs voor hogere belastingen
     Honderden miljonairs van organisaties als Patriotic Millionairs en Tax Me Now hebben een oproep ondertekend om meer belastingen te mogen betalen. Onder hen: Jan Colruyt, Abigail Disney, Valerie Rockefeller en de auteur Rutger Bregman, die ondertussen ook miljonair geworden is met zijn boeken tegen miljonairs**. De oproep doet mij denken aan media tycoon Ted Turner die indertijd een deel van zijn fortuin wegschonk … aan de staatskas.
      ‘And they call themselves capitalists!’ zou Ayn Rand gegromd hebben.


 

 

* Over de Balokken, zie ook hier.

** Maar dankzij de blog van Jan Devriese weten we dat er dat laatste 50 jaar bij ons minstens één keer sneeuw gevallen is met kerstmis. Zie hier

** Het laatste van mijn stukjes over Bregman vindt u hier, met in een voetnoot verwijzing naar de daaraan voorafgaande stukjes. 

 

dinsdag 20 februari 2024

'Narratief' en 'omvolking'


 ‘Narratief’
     Niet zo lang geleden was er een debat op Terzake over de ‘omvolking’, met Mark Elchardus en Christophe Busch. Ik luister graag naar die mensen. Elchardus is altijd zo scherpzinnig en onverzettelijk. En Busch heb ik ooit op mijn school horen spreken, toen de directie beslist had iets te doen tegen de opkomst van extreem-rechts onder de leerlingen. Busch zei toen dat je van je extreemrechts geen karikatuur mocht maken. Dit keer echter vond ik het onaangenaam dat hij zo vaak woorden gebruikte als denk- en handelingskader en vooral narratief. ‘Waarom is het oude woord discours niet goed genoeg?’ dacht ik bij mijzelf. En toen schoot het mij te binnen dat discours ooit ook een nieuw woord was geweest.      
       Ik heb het woord discours – in de betekenis van visie en ideologie – voor het eerst gehoord op een feestje bij ons thuis, toen ik afstudeerde in de Romanistiek. Ik had mijn professoren Spaans uitgenodigd, en een van hen had haar vriend meegebracht. De conversatietaal aan tafel was Frans, en op zeker ogenblik gebruikte de vriend van mijn professor het woord discours. Ik begreep dat hij niet redevoering bedoelde, maar wat hij dan wel bedoelde wist ik niet. Toen ik het hem vroeg, voelde hij zich betrapt. Hij dacht dat ik sarcastisch probeerde te zijn.
     Nog even terug naar Busch. Ik was het niet eens met wat hij zei in Terzake, vanwege de redenen die Elchardus aangaf, én om nog om een andere reden. Busch zei dat mensen die het woord omvolking gebruikten, vastzaten in een ‘binair denk- en handelingskader.’ Maar – pas op, hier volgt een tu quoque – zelf was hij ook erg binair. Als je hem bezig hoorde, leek het alsof er maar twee uitkomsten mogelijk waren in het debat: enerzijds de massamigratie ‘in al haar complexiteit’ aanvaarden, of anderzijds overgaan tot ‘remigratie’ en ‘deportatie’. Ik zie hier minstens nog een derde weg als mogelijk narratief. 

‘Omvolking’
      Ik vind ‘omvolking’ een redelijk goed woord om over massa-immigratie te spreken. Dat is in mijn mening daarover. Er zijn echter vier redenen waarom ik het woord zelf niet zou gebruiken, drie goede en en een dubieuze. De goede redenen zijn de volgende: het woord kan de verkeerde indruk geven dat massa-immigratie een bewust beleid is, dat de autochtone bevolking zal worden vervangen of verjaagd door een meerderheid van migranten, en dat de migranten op termijn geen deel kunnen uitmaken van het ‘volk’. De dubieuze reden heeft te maken met de symbolische betekenis van het woord. Het woord is gebruikt geworden en wordt soms nog gebruikt door racisten, en heeft op die manier een racistische 
bijklank gekregen. Goed, goed. Dan gebruik ik het woord ‘migratie’. Ik wil het andersdenkenden die graag over een woord vallen niet te gemakkelijk maken.
      Maar als ze beginnen zeuren over een ‘narratief’ of over ‘de betekenis van woorden die wordt bepaald door de context’, dan sla ik die passages over. Ik heb graag dat de betekenis van woorden een zekere betrekking onderhoudt met het woordenboek, de etymologie en het gezond verstand. En ik vind het flauw als iemand de semantische analyses van Frege, Wittgenstein en Austin gebruikt om een politiek debat te winnen. Of nee, dat lijkt mij iets dat ik ook wel zou durven proberen.