Er moet een Gouden Tijd bestaan hebben toen universitaire diploma’s van wiskunde, fysica en germanistiek directe toegang verleenden tot het lerarenberoep. Je moest er nog twee of drie pedagogische vakjes bij nemen, je moest een paar stagelessen geven, en de zaak was beklonken. Die Gouden Tijd heb ik niet meer meegemaakt. Toen ik afstudeerde waren die vakjes al zodanig uitgedijd dat ik er een heel jaar mee bezig was.
Dat was niet altijd even aangenaam. Mijn ergernis was meteen gewekt toen ik in ‘Algemene pedagogie’ op de eerste bladzijde een definitie van ‘leren’ kreeg die nergens op sloeg. Uit die definitie volgde dat we als leraren niet aan ‘kennisoverdracht’ mochten doen.* Ook moest ik op geregelde tijden met medeleerlingen, en onder begeleiding, ‘reflecteren over de onderwijspraktijk’. Maar laat ik mild zijn: niet alles in het programma was onzin. Ik heb er enkele inzichten in leerprocessen aan overgehouden, en een paar nuttige adviezen. Als je echter alles wat interessant of nuttig was bij mekaar harkte, had je toch voor niet meer dan twee of drie kleine vakjes, zoals vroeger.
Goed, je wilt lesgeven en je moet erdoor. Je denkt dat je dat lesgeven wel al doende zult leren en je hebt een paar oud-leraren voor ogen die je graag wil nabootsen, maar je zet die gedachten tijdelijk uit je hoofd en je verstand op nul – wat een uitstekend uitgangspunt is om pedagogie te studeren. Wat is nou een extra jaar? Un mauvais quart d’heure à passer, meer niet.
Helaas is er de laatste tijd iets nieuws aan de hand. De nieuwigheid bestaat erin dat de pedagogische opleiding niet alleen wordt uitgebreid – wat al erg genoeg is – maar dat ze wordt uitbreid ten koste van de wetenschappelijke vakopleiding. Hoe zal Crevits voor meer wiskundeleerkrachten zorgen? ‘Ze wil,’ zo schrijft Het Nieuwsblad, ‘dat jongeren na het middelbaar ook aan de unief meteen voor een lerarenopleiding kunnen kiezen, met de zogenaamde educatieve master.’ Wie geen bezwaar heeft tegen slecht proza kan over die educatieve master lezen in Crevits haar conceptnota ‘Wervende en kwalitatieve lerarenopleidingen’ – alinea 3.2.7.
Ik weet hoe het zal eindigen met die educatieve master. We komen ten langen leste uit op twee universitaire opleidingen: de echte wiskunde en de onderwijswiskunde, de echte fysica en de onderwijsfysica, de echte taal-en-letterkunde en de onderwijstaal-en-letterkunde. En de onderwijsvariant wordt de light versie. Universitaire wiskunde light! Tja. Ik weet ook hoe men dat zal ontkennen: ‘de bacheloropleiding blijft gemeenschappelijk’, ‘we zullen de instroom versterken via een verplichte, niet-bindende toelatingsproef’*, ‘we gaan zowel de vakinhoudelijke als de educatieve inhoud versterken’.
Dat zijn praatjes, vooral dat laatste. In alinea 3.2.4 van de Conceptnota worden de terreinen van de versterkte lerarenopleiding opgesomd:
-
Vakinhoudelijke kennis
- Didactische vaardigheden
- Klasmanagement
- Praxisonderzoek
- Toenemende diversiteit in een grootstedelijke context.
De reden die Crevits voor de educatieve master aangeeft is kletskoek. ‘We willen dat jongeren op 18 al een bewuste keuze kunnen maken voor leraar.’ Maar die bewuste keuze hebben achttienjaren altijd al kunnen maken. Toen ik aan mijn opleiding Romanistiek begon, had ik niet de minste twijfel dat ik leraar wou worden, net zoals tachtig procent van mijn medestudenten. Daarvoor moest er echt geen educatieve master Romanistiek worden opgericht. Wel waren er sommigen die in de loop van hun studies veranderden van mening en vooralsnog een andere loopbaan kozen. Dat is uitstekend. We leven in een vrij land. Wij willen alleen échte leraren en leraressen in ons beroep. De rest doet maar iets anders.
Crevits heeft daarbij wel gelijk als ze denkt met universitaire opleidingen light meer kandidaten aan te trekken. Dat zullen dan kandidaten zijn die wetenschappelijk wat minder aanleg hebben.* Natuurlijk betwist ik niet dat er daar bij zullen zijn die goed les kunnen geven. Het zijn niet altijd de beste wetenschappers die de beste lesgevers zijn. En dan: is al die wetenschap wel nodig? Is het wel nodig dat eenvoudige leraren Nederlands, om in mijn vakgebied te blijven, noties hebben van Indo-Germaans, Gotisch, principes van klankverschuiving, fonologische en morfologische analyse, structuralistische en generatieve grammatica, allemaal zaken waar zij in hun lessen toch niets mee aanvangen Waarom die arme studenten lastig vallen met de poëzie van Willem Bilderdijk, Jacob Da Costa en P.A. de Génestet als ze die aan hun leerlingen toch niet verkocht krijgen, gesteld dat zij dat zouden willen?
Ja, dat heb je met universitaire studies. Veel is niet direct nuttig. De fictie wordt in stand gehouden dat al die studenten eigenlijk toekomstige wetenschappers zijn die hun verdere leven aan de studie van klankverschuivingen en dergelijke zullen wijden. Maar die fictie heeft zijn charme. Het is, om met Plato te spreken, een ‘nobele fictie’. Dat elk jaar tienduizenden jongeren een instituut bezoeken waar niet ‘nut’ maar ‘waarheid’ centraal staat, trekt een versterkte muur op rond onze beschaving. Het is goed dat die jongeren gedurende enkele jaren worden aangewaaid door de tegendraadse gedachte ‘Fiat veritas, pereat mundus’. Het is eveneens goed dat een flink deel van die jongeren in het onderwijs terecht komen waar ze hopelijk de vlam van de wetenschap, zij het op een laag pitje, levend houden.
In de vroege jaren zeventig gaf op het Sint-Aloysiuscollege te Menen, dat nu SAM heet, de jonge Antoon Vandendriessche les in de vakken Nederlands, Engels, Duits en Geschiedenis. Hij vertelde over Paul Lebeau, aan wie hij zijn scriptie had gewijd, en over George Bernard Shaw, ‘der Alte Fritz’, Barbarossa, en ook over die andere keizer die in zijn onderhemd en op zijn blote knieën naar Canossa trok. Als hij op dreef was schreef hij een Indo-Europese stam op het bord, tekende hij een Hegeliaanse triade, stelde het werk van Elsschot voor op een x- en y-as, of lichtte het begrip ‘chaosmos’ toe tegen de achtergrond van Finnegan’s Wake.
Wij waren een beetje trots op onze leraar. Antoon Vandendriessche kwam net van de universiteit. Hij was aangeraakt door de wetenschap. Maar ik geloof niet dat hij veel lerarenopleiding had meegemaakt. Hij deed aan kennisoverdracht.
* Alle aanhalingen uit Het Nieuwsblad, 8 juni 2017 – Het Laatste Nieuws 26 maart 2016 (hier) en de conceptnota Lerarenopleidingen versterken – Wervende en kwalitatieve lerarenopleiding als basispijler voor hoogstaand onderwijs (hier). De titel van de conceptnota geeft een stilistisch voorproefje van het hele opstel.
** Van Popper heb ik geleerd dat je uit een definitie héél weinig kunt afleiden.
*** ‘Verplicht, maar niet bindend’. Heerlijk is dat.
**** De educatieve master kan de opleidingstermijn natuurlijk verkorten omdat er dan na de vakinhoudelijke master geen aparte lerarenopleiding moet worden gevolgd. Ook dat kan nieuwe studenten opleveren. Maar door de pedagogische kant van de opleiding drastisch te verminderen, zoals ik voorstel, krijg je dezelfde uitkomst.