zaterdag 29 februari 2020

Propagandaoorlogje (2)

     Gisteren plaatste ik een stukje over de ruzie tussen N-VA en Open-Vld. N-VA had een filmpje met twee fragmenten van Gwendolyn Rutten gepost, één van 2010 waar ze zich vóór confederalisme uitspreekt, en één uit 2020 waar ze tégen is. Het filmpje van Open-Vld had als slagzin: ‘Wij beantwoorden de charge van N-VA met Abraham Lincoln: ‘Truth is generally the best vindication against slander’.
      Dat is een goede raad. Alleen begrijp ik niet goed waarom Open-Vld hem zelf niet toepast. Waarom weerlegt ze de laster niet door de waarheid te vertellen. Bijvoorbeeld dat Gwendolyn Rutten níet van mening is veranderd over confederalisme. Of dat de vrouw op het filmpje niet Gwendolyn is maar iemand die op haar lijkt. Of dat de fragmentjes uit hun verband zijn gerukt. Of dat  Open-Vld goede redenen had om van standpunt te veranderen. Dan zouden ze die goede redenen kunnen uitleggen, desnoods in een langer filmpje. Maar helaas, zo werkt het niet in politieke propaganda. Daar geldt het pragmatische adagium: never apologize, never explain.
     Moet ik dan alles zelf doen?
     Toen ik een jaar of acht, negen was, vroeg een buurjongen mij of ik wist wat PVV betekende? Nee, dat wist ik niet. Pest Voor Vlaanderen, zei hij. Het was de tijd van de taalgrens. Het vlakbij gelegen Komen werd ‘overgeheveld’ naar Wallonië. Overal zag je gekalkte leuzen: Nee Theo, Dat Nooit! Dat was toen natuurlijk nog een andere Theo.
     Veel is ondertussen veranderd en de PVV van toen heet nu Open-Vld. Toch moest ik bij Gwendolyns pleidooi voor herfederalisering terugdenken aan dat Pest Voor Vlaanderen. Was er dan toch in de blauwe familie een latent Belgicistisch virus aanwezig dat vijftig jaar lang werkzaam bleef? Zelfs nadat de helft van de Volksunie was naar die familie was overgelopen?
     Dat is een weinig geloofwaardige verklaring. Maar de verklaring die Open-Vld’ers desgevraagd zelf geven is ook niet erg geloofwaardig. (Zie bijvoorbeeld hier).  Er is veel veranderd sinds 2010, zeggen ze. Er is ondertussen een zesde staatshervorming geweest die ‘het zwaartepunt bij de gewesten legt’. Heel goed. Maar waarom mag dat zwaartepunt niet verder verlegd worden? Dát willen we weten.
     Zelf heb ik twee andere verklaringen. Open Vld is op minder dan 20 jaar tijd gezakt van bijna 25 procent naar 13 procent. De Waalse MR daarentegen blijft comfortabel boven de 20 procent. De Vlaamse liberalen hebben er dus meer dan vroeger belang om met de Waalse broeders een  blauw ‘front’ te vormen – als ik dat belligerente woord ook eens mag gebruiken. Hoe hechter de politieke eenheid in België, hoe gemakkelijker het is om zo’n front tot stand te brengen over de taalgrens heen. L’union fait la force … voor blauw … en nu ik erover nadenk ook voor groen en rood.
     Een andere verklaring voor het nieuwe belgicisme ligt in de politieke marketing. Op economisch vlak zijn de liberalen niet goed te onderscheiden van N-VA. Op migratievlak verschillen ze wel, maar dat zouden ze, als ze slim, zijn, beter niet aan de grote klok hangen. Rest de communautaire kwestie. Daar kunnen de liberalen zich wel onderscheiden.
     Uit allerlei onderzoek blijkt dat de Vlaming van die communautaire kwestie ‘niet wakker ligt’, zoals men zegt. ’t Is ook een verduiveld ingewikkelde zaak, die al zestig jaar aansleept. Elke hervorming is ingewikkelder dan de vorige. Er wordt eindeloos vergaderd. Er worden kilometers teksten opgesteld, met artikels die uitdijen tot bis, ter, quater en quinquies. Er is een financieringswet waarvan slechts enkele geleerden begrijpen hoe die in elkaar zit. Je hebt een Belgische regering, een Vlaamse regering, een Duitstalige regering,  een Brusselse regering en twee Franstalige regeringen – één voor het Gewest en één voor de Gemeenschap. Het is een warboel. Zou één regering niet eenvoudiger zijn?
     Het was de strategie van Rutten, geloof ik, om in te spelen op dat wat naïeve verlangen naar eenvoud. Gedaan met de in-sti-tu-tio-nele hervormingen – zo’n moeilijk woord ook! Laten we alles laten zoals het was. En de échte problemen aanpakken: milieu, zorg, onderwijs, jobs, het coronavirus, immigratie, of nee, dat laatste eigenlijk niet.
      Kan zo’n strategie aanslaan? Wie zal het zeggen. Bij mij niet. Als ik naar het Waalse onderwijs kijk, ben ik blij dat het departement gesplitst is. Met Wallonië erbij zou ons onderwijs niet eenvoudiger worden, en zeker niet beter. Justitie mag van mij morgen worden gesplit
st, en Asiel en Migratie en de Sociale Zekerheid ook. ’t Zal een beleid in Vlaanderen een stuk eenvoudiger maken. Ik begrijp dat links tegen zo’n splitsing is. ’t Is hun goed recht en ik ken hun principiële argumenten ongeveer. Maar wat zijn die van de liberalen? Behalve politieke berekening?

vrijdag 28 februari 2020

Propagandaoorlogje tussen N-VA en Open-Vld

     ’t Zit mij dwars dat de twee partijen die op economisch vlak enigszins liberaal zijn zo’n ruzie maken. Maar er is niets aan te doen.  De partijen hebben nu elk een filmpje gemaakt waarin ze elkaar aanvallen. Ik wou er eerst niet kijken naar, maar toen ik hoorde dat Jan al gekeken had, en er zijn mening over had, heb ik het toch maar gedaan.
     De twee filmpjes zijn ongeveer even lang: dat van  N-VA duurt 35 seconden; dat van Open-VLD duurt 48 seconden en ’t heeft een leuk muziekje op de achtergrond.
     Het N-VA-filmpje bestaat alleen uit fragmenten van twee tv-interviews met Gwendolyn Rutten, een uit 2010 en een uit 2020. In het eerste zegt Rutten dat ze vóór confederalisme is, en in het andere dat ze er tégen is. Daar staat een wat idioot citaat van Eisenhower bij volgens hetwelk je je principes niet mag verloochenen omdat je anders ook je privileges verliest. Dat citaat suggereert dat Rutten haar principes verloochende en om opportunistische redenen van standpunt veranderd is.
    Die suggestie was een dwaasheid. De redenen waaróm een partij van standpunt verandert, behoren tot het domein van de speculatie. De eerste vraag zou moeten zijn of het om een verandering ten goede of ten kwade gaat. En dan: welke partij begaat nooit inconsequenties, maakt geen opportunistische berekeningen, en verandert nooit van standpunt? Zo’n verwijt kun je alleen nuttig gebruiken als je zelf je eigen maagdelijkheid hebt weten te bewaren in de veilige omgeving van een gedwongen of zelfgekozen oppositie.
     Het filmpje van N-VA was een stinkbommetje richting Open-VLD. Het antwoord was een regen van ontploffende stinkgranaten: vijftien krantenkoppen over zeven verschillende onderwerpen spatten open in je gezicht. Hoe meer, hoe beter, moet men gedacht hebben. Zelf hou ik daar niet zo van. Het gebeurt dat ik met veel moeite een redenering uitwerk in een stukje en dat iemand dan een antwoord op mij afvuurt van driehonderd lettertekens bevattende vijf cijfers, tien onderwerpen en een oproep om mijn leven te beteren.
     Wat ik ook flauw vindt, is dat Open-VLD slechts af en toe met echte N-VA-citaten werkt. De meeste krantenkoppen gaan óver N-VA, en als ik op mijn eigen krant – Het Nieuwsblad – afga, zijn die koppen vaak niet het meest evenwichtige onderdeel van het artikel.
     Volgens Open-VLD heeft N-VA beweerd dat ze
 
  1. via regeringsdeelname het confederalisme wil bereiken
  2. tegen asielfraude is
  3. solidair is met Catalonië
  4. Bart De Wever wou als minister-president
  5. nooit samen in een regering zou vormen met de PS
  6. voor het Marakesh-pact was
  7. heel grote verschillen zag tussen haarzelf en Vlaams Belang
    Ik geloof dat de zaak van het Marakesh-pact (6) niet helemaal correct is weergegeven, maar het is vrijwel het enige punt waar N-VA werkelijk van standpunt veranderd is – en gelukkig maar.  Over het Vlaams Belang (7) kun je discussiëren: de verschillen zijn gebleven maar de bereidheid tot samenwerken zal ongetwijfeld zijn toegenomen.  De overige vijf punten zijn spijkers op laag water omdat N-VA daarover niet van mening veranderd is. N-VA
  1. wil nog altijd het confederalisme – al kan die niet met gelijk welke regeringscoalitie worden bewerkstelligd
  2. is nog altijd tegen asielfraude – al wordt een van haar ex-leden beschuldigd van zo’n fraude
  3. is nog altijd solidair met Catalonië; dat standpunt is niet veranderd toen de Spaanse unitaristen van Vox – tegen de wil van N-VA – tot hun Europese fractie werden toegelaten
  4. had met 30 procent van de stemmen ongetwijfeld Bart De Wever naar voren geschoven als minister-president die daarna communautair kon gaan onderhandelen met de Waalse minister-president
  5. is altijd bereid geweest om te regeren met PS als een staatshervorming op de agenda staat –  maar ook alleen dán; de PS en CD&V zijn voor zon staatshervorming zelfs altijd de bevoorrechte partner geweest.  
     Bij (2) hoort nog een kleine bemerking. Het gebruik van de krantenkop ‘Francken liet 32 sans-papiers met strafblad vrij’ heeft naar mijn smaak een groot Vlaams Belang-gehalte. De zaak heeft ten eerste niets met asielfraude te maken, wat nochtans wordt gesuggereerd. En ten tweede moest Francken zich aan de principes van de rechtstaat houden. Hij heeft, succesvol, geprobeerd om zoveel mogelijk criminele illegalen uit het land te zetten. Maar als de uitzetting volgens de gerechtelijke procedures niet mogelijk is, wat hier het geval schijnt te zijn geweest, dan kon Francken die illegalen niet in voor onbepaalde duur in een asielcentrum opgesloten houden. Een staatssecretaris is geen rechter, en een gesloten asielcentra is geen gevangenis.
     Als ik Bart Somers was, zou ik nu de 
‘Propaganda-Abteilung’ van Open-VLD beschuldigen van – vooruit dan maar – van populisme.

woensdag 26 februari 2020

Brave bolsjewieken

Clerikov en Boeljanov

     Bij de eerste stukjes die ik schreef waren er drie waarin hoofddeksels ter sprake kwamen (o.a. hier en hier). Een vriendin dacht dat ik het in die richting zou blijven zoeken. Ik moest haar teleurstellen. Ik heb de kwestie daarna maar heel af en toe meer aangeraakt (o.a. hier en hier).  Maar nu ben ik er weer.
     Dat komt door de ‘honderd dagen’ die wij op school hebben gevierd met de gebruikelijke verkleedpartij.
     Omdat het deze keer niet alleen voor de zesdejaarsleerlingen, maar ook voor mij de laatste honderd dagen waren, heb ik meegedaan aan dat verkleden. Ik heb dat ook gedaan toen de leerlingen enkele jaren geleden het thema ‘Jane Austen’ hadden gekozen. Dit jaar hadden ze ‘Peaky Blinders’ gekozen, en dat kon er evengoed mee door.
     Voor mij was het gemakkelijk. Sinds enige tijd draag ik op school een jas en vest van L
impeccable Marcel die enigszins lijken op wat de Birminghamse gangsters dragen. Ik moest er alleen nog een passende broek bij kopen, een lange jas lenen van een leerlinge, en zo’n slappe werkmanspet bestellen, die ik als kind altijd al graag had gewild. Om helemaal goed te zijn, had ik in die pet scheermesjes moeten verstoppen, maar daar begin ik niet aan.
     Welke gangster kon ik als model nemen? Thomas Shelby was uitgesloten. Die heeft nog al zijn haar, ziet er veel jonger uit dan ik, en heeft zo’n intense blik die ik in geen duizend jaar kan nabootsen. Zijn broer Arthur lag meer voor de hand. Die heeft ook nog al zijn haar, maar hij had evengoed kaal kunnen zijn. En hij is zo cool, vindt Jan, als hij met zijn schorre stem roept: ‘We are the  - Peaky - fucking - Blinders!’
     Om op Arthur te lijken moest er nog een kleine ingreep gebeuren. Mijn baard moest eraf, alleen de gevaarlijke snor mocht blijven. Ik ben een half uur bezig geweest met mij te scheren. Mijn vrouw en Jan hebben geprobeerd iets aan het weinige hoofdhaar te doen.
     Op school viel het mee. De leerlingen herkenden mij als Arthur. Collega’s vroegen mij of mijn snor echt was. En er was een collega die vond dat ik er als een gevaarlijke bolsjewiek uitzag.
     Dat was niet de eerste keer dat ik zoiets hoorde. Ik stond ooit aan de straatkant met Wim de Neuter te praten. Het was kort voor zijn dood – een hersentumor – en hij kwam juist terug van een bestralingssessie. ‘Zie ik er niet stralend uit,’ vroeg Wim. En wat later, naar onszelf verwijzend: ‘Er zijn twee gevaarlijke bolsjewieken gesignaleerd aan de kant van de weg.’
     Als ik naar mijzelf kijk, kan ik mijn collega en Wim maar half gelijk geven. Bolsjewiek, akkoord, maar gevaarlijk? Welnee. Eerder een hele brave bolsjewiek, zoals die goeie Boeljanov in Ninotchka. (hier)



De welwillende Mr. Bennet van enkele jaren geleden


dinsdag 25 februari 2020

Hoe rijker thuistaal, hoe beter 't Nederlands

Meuleman (Groen): Hoe rijker thuistaal, hoe beter 't Nederlands
Hendrik V: The fewer men, the greater share of honor
     Laatst had ik weer een discussie. Een vriendin beweerde dat er in ons onderwijs meer ruimte moest komen voor de thuistaal van Marokkaanse, Turkse of Poolse kinderen. Die hebben het in ons onderwijs moeilijk omdat ze tegelijk Nederlands moeten leren én een reeks andere vakken - vakken die bovendien in het hen vreemde Nederlands worden gegeven. En vaak beheersen die kinderen niet eens goed hun thuistaal. Nochtans, zei mijn vriendin, betekent een rijke thuistaal dat ze ook sneller het Nederlands zullen beheersen.
     Die laatste stelling is natuurlijk juist. Als je goed je eigen thuistaal kent, de grammatica ervan beheerst, er veel in leest, veel verschillende woorden begrijpt en kunt gebruiken, dan zul je ook gemakkelijker een nieuwe taal leren zoals het Nederlands. Maar als argument voor meer  thuistaal in het onderwijs is het, geloof ik, een drogreden.
     Hoe kan dat nu: ’t is een juiste stelling en toch een drogreden?
     Welja, en het is een drogreden met koninklijke allures. Hendrik V gebruikte hem voor zijn redevoering in Azincourt in 1415.  Het Engelse leger stond toen, zoals wij in 1302, tegenover een Franse overmacht. Het zou fijn zijn als we nu tienduizend man meer zouden hebben, verzucht een Engelse edelman. Maar de koning legt uit dat het net goed is dat hun leger zo klein is.

If we are marked to die, we are enough
To do our country loss; and if to live,
The fewer men, the greater share of honor.
God’s will, I pray thee wish not one man more.

    Of in de wijdlopige, maar goed in de mond liggende vertaling van Tom Lanoye

Indien wij voorbeschikt zijn om te sterven
Is ons getal al meer dan groot genoeg
Om ’t vaderland te ruineren. Maar
Als ’t lot beslist ons lijf te sparen, en
Het zelfs te kronen met een overwinning,
Dan is voor elk van ons, hoe kleiner ons
Getal, het aandeel des te groter in
De eer. Dus wens, bij God, niet één man meer.

 De koning zegt terecht dat het eervoller is te winnen met een klein leger tegen een groot leger dan omgekeerd. De stelling is juist. Maar de koning vergeet iets. De kans om te winnen als je een klein leger hebt, is heel wat kleiner dan als je over een groot leger beschikt.
     De thuistaaladepten zeggen terecht dat je gemakkelijker Nederlands leert als je ook investeert in beter Turks, Pools of Arabisch. De stelling is juist. Maar de thuistaaladepten vergeten iets. Je leert nóg gemakkelijker Nederlands als je alles investeert in beter Nederlands in plaats van daarnaast nog eens in beter Turks, Pools of Arabisch.
     En als je in allebei, thuistaal en Nederlands, evenveel investeert? Having the cake and eating it too? Ja, dat kan. Als je je wat de kennis van het Nederlands betreft tevreden stelt met een halve taart.

zaterdag 22 februari 2020

Hollywood-propaganda


     Een leerling had mij aangeraden om de film Vice te bekijken. Ik had eerst nog wat moeilijk gedaan. Zou het geen typische Hollywood-propaganda zijn? Ex-vice-president Cheney als de grote slechterik, want Republikeins en rechts? Nee, zei de leerling, ’t is een erg goede film.
     Maar voor mij startte de film slecht. Vooral bij de eerste seconden heb ik mij geërgerd. Er was een vertelstem die uitlegde waarom gewone mensen zich niet voor politieke kwesties interesseren: ze hebben er de tijd niet voor; ze moeten altijd maar langer werken voor altijd maar minder loon. Ik heb daar een en ander over gelezen, en dat is niet waar: ze werken korter en het loon stijgt.
     Of de rest van de film evenveel onwaarheid bevat, weet ik niet. Cheney wordt verantwoordelijk gesteld voor zowat alles wat misloopt in de wereld: oorlog, leugen, corruptie, sportvisserij, Fox News, milieuvervuiling, vastgoedcrisis, islamistische terreur, bestrijding van islamistische terreur, en nog veel meer. ’t Is wat veel voor één man, vind ik, 
maar ik ben niet goed op de hoogte van de Amerikaanse politiek.
     Volgens de film heeft Cheney een juridische interpretatie van de grondwet ingevoerd, de Unitary Executive Theory, waardoor een president onbeperkt, zonder ‘checks and balances’, kan doen wat hij wil. De Verenigde Staten zouden door Cheney nu een tirannie geworden zijn. De film illustreert dat door de camera in te laten zoemen op het fronton van het Amerikaanse hooggerechtshof, waarin de spreuk gebeiteld is: ‘Where law ends, tyranny begins’. Als dat waar is,  hadden zowel G.W. Bush als Obama als Trump zonder moeite alle maatregelen kunnen doorvoeren die ze wilden. Maar zo schijnt het niet te zijn gegaan.
     Soms wordt in de film iets voorgesteld als heel slecht, wat ik zelf als heel goed ervaar. De film is zo gemonteerd dat het lijkt of Cheney een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van conservatieve en libertarische denktanks. Je ziet de gebouwen en de publicaties in beeld verschijnen van Cato Institute, American Heritage en American Enterprise Institute. Die gebouwen kunnen mij gestolen worden, maar die publicaties zijn vaak erg interessant en je kunt ze gratis downloaden. Ze worden gesubsidieerd, zegt de film, door de rijke broers Charles en David Koch. Dat vind ik sympathiek van die broers. Waarom zou alle geld naar de linkse denktanks moeten gaan?
     De film deed mij af en toe aan ‘Death of Stalin’ denken, met veel flauwe en surrealistische mopjes. Ik hou daar wel van. Er is een moment van pillow talk waarin Cheney en zijn vrouw hun gesprek voeren in jambische pentameters. Dat is mooi meegenomen, al is scenarioschrijver en regisseur Adam McKay geen Shakespeare. Die laatste brengt, lijkt mij, wel wat meer sympathie op voor Macbeth en zijn Lady, of stelt hun motieven in elk geval genuanceerder voor. McKay ziet bij Cheney alleen ambitie. Zouden die bestaan, de politici die alleen uit ambitie handelen?
     Er wordt van Cheney verteld dat hij de meest extreme beleidsdaden kon voorstellen als praktijken van gezond verstand. Dat lijkt mij een aardige eigenschap om te hebben. Als fictief voorbeeld zie je in de film een ernstige Cheney die op rustige toon bepleit dat de regeringsleden in de tuin van het Witte Huis een collectieve masturbatie-oefening zouden uitvoeren voor de camera’s.  Er komen veel details bij kijken. Je voelt dat er overtuigingskracht uitgaat van de stem, de houding en de mimiek van Cheney, en dat wát hij vertelt daar min of meer los van staat.
     Cheney wordt voortreffelijk vertolkt door Christian Bale. Hij loopt, praat en maakt gebaren, zegt men, precies zoals Cheney dat deed. In de film kijkt hij altijd somber, terwijl de echte Cheney op de televisie wel eens lacht, maar zo’n film mag gerust een eigen accent leggen. Rumsfeld en G.W. Bush zijn niet veel meer dan karikaturen. De vrouw die Condoleeza Rice speelt lijkt sprekend op haar voorbeeld.

woensdag 19 februari 2020

Aktie Tomaat


Toen ik voor het eerst hoorde over de Ultima Cultuurprijzen was ik erg boos. Het ging mij vooral over de naam. Je moet weten dat leraren Nederlands zoals ik, les horen te geven over literaire prijzen. Als het om buitenlandse prijzen gaat, is er geen probleem. We kennen de Nobelprijs, de Bookerprijs, de Pulitzerprijzen, de Prix Goncourt … Met die laatste prijs moeten mijn leerlingen altijd lachen als ze horen dat er een bedrag van 10 euro aan verbonden is. Maar de prijs wordt wel mooi elk jaar onder dezelfde naam uitgereikt, en dat sinds 1903.
   In ons taalgebied loopt dat anders. Daar gaat vernieuwing in de literatuur hand in hand met vernieuwing van de prijsnamen. Zo bestaat er een Nederlandse prijs die achtereenvolgens de naam droeg van AKO-prijs, Generale Bank-prijs, Fortis-prijs, weer AKO-prijs, ECI-prijs om ten slotte, voorlopig, te eindigen als Book Spot-prijs. Onze eigen Gouden Uil heet nu Fintro-prijs.
     Enkele jaren geleden heb ik uitgezocht hoe dat allemaal werkte in Vlaanderen. Daar waren de ‘Belgische Staatsprijzen’ voor toneel, fictie, essay, vertalingen en poëzie in 2003 vervangen door een rijtje ‘Vlaamse Cultuurprijzen’  van 12.500 euro. ’t Was behoorlijk ingewikkeld, want elk jaar kwamen er prijzen bij en vielen er andere weg. Zo werd er in 2006 een ‘Cultuurprijs voor Smaakcultuur’ ingevoerd – twee keer cultuur in de naam –, maar die werd na 2009 weer afgeschaft. En andere Cultuurprijzen waren driejaarlijks, wat het ook niet eenvoudiger maakte.
    Nu echter blijkt dat de Vlaamse Cultuurprijzen achter mijn rug om alweer van naam veranderd zijn, zoals ook de naam van mijn bank, van mijn school en van de studierichtingen in mijn school van naam veranderd zijn, zonder dat mij iets werd gevraagd. Onze Vlaamse cultuurprijzen zijn nu dus de Ultima Cultuurprijzen.   Niemand had mij gewaarschuwd.  Ik heb vorig jaar mijn leerlingen nog wijsgemaakt dat er een ‘Vlaamse Cultuurprijs voor de Strip’  bestond, terwijl er op dat moment alleen nog Ultimas werden uitgereikt en er bij die Ultimas geen meer is die speciaal voor stripverhalen wordt toegekend.
     Eigenlijk mag ik blij zijn dat enkele ontevreden cultuurmensen gisteren op de Ultima prijsuitreiking met tomaten hebben gegooid naar Jan Jambon, en hem ‘fascist’ hebben toegeroepen. Zulke incidenten komen breed in de krant en daardoor heb ik nu weet van die nieuwe naam. Ik vind het daarbij minder erg als die tomaten naar een minister-president worden gegooid dan naar een kunstenaar, schrijver of acteur.
     In 1969 was dat anders. Toen had je in Nederland 
Aktie Tomaat’ - aktie gespeld met een k. Rebelse cultuurmensen  waren ontevreden over de spellingsregels, de consumptiemaatschappij, en de theatersubsidies.  Ze vonden dat die subsidies onvoldoende naar ‘vernieuwende’ en ‘geëngageerde’ projecten gingen. Ze trokken naar de theaterzaal en gooiden dáár hun tomaten, niet naar de subsidieverstrekkende minister, maar rechtstreeks naar subsidie-ontvangende acteurs die met niet-geëngageerde en niet-vernieuwende projecten bezig waren. Verkeerde projecten dus. De minister begreep de boodschap en sindsdien gaan subsidies, beurzen en prijzen vooral naar goede projecten, zowel in Nederland als bij ons, want wij volgen het gidsland.
     En Jambon in dat alles?  Hij doet braaf wat hij moet doen. Als een bevoegde commissie prijzen toekent aan zijn tegenstanders – PVDA-sympathisant Walter Swennen, boerkaverdedigster Rachida Lamrabet, arrogante zak Luc Tuymans – dan legt hij lijdzaam de centen op tafel. Als hem op de radio iets over die Tuymans wordt gevraagd,  zegt hij beleefd dat dat een groot kunstenaar is met een internationale reputatie. En als hij een prijs moet uitreiken, trekt hij zijn goeie pak aan, reikt hij de prijs uit met een glimlach en hoopt hij dat mogelijke tomatengooiers de krachtige, trefzekere arm ontberen die bij dergelijke ondernemingen het verschil maakt tussen briljant succes en jammerlijke mislukking. 


zondag 16 februari 2020

Somers en Francken gefactcheckt

     In een interview met De Zondag zegt Bart Somers iets opmerkelijks: ‘Wist u dat 37 procent van onze kinderen tot 5 jaar migratieroots hebben?’
     37 procent!?
     Enkele weken geleden had Theo Franken op het vtm-nieuws gezegd dat er 50 000 gezinsherenigingen per jaar waren. Hij werd onmiddellijk gefactcheckt op vrt-nws.  Het was allemaal niet waar en overdreven, want (1) het recht op gezinsleven wordt gegarandeerd door de Europese Verklaring van de Rechten van de Mens, want (2) een deel van die gezinsherenigingen betrof kinderen die eigenlijk hier geboren waren en want (3) in bijna de helft van de gezinsherenigingen ging het om EU-burgers. En, o ja, het aantal gezinsherenigingen in 2018 bedroeg in totaal … 53 109. Het cijfer zelf was dus correct, dat wel.
     Komt er op vrt-nws nu ook een factcheck van de ‘37 procent kinderen met vreemde roots’ van Bart Somers? Zullen we daar kunnen lezen dat het allemaal niet waar is, en erg overdreven, want (1) er staat iets in de Europese Verklaring van de Rechten van de Mens – wat weet ik niet, maar er staat vast iets, want (2) een groot deel van die 37 procent kinderen met vreemde roots is geboren met de Belgische nationaliteit en want (3) veel van de ándere kinderen die niet de Belgische nationaliteit hebben, zijn EU-burgertjes. Verder, ook belangrijk, geldt die 37 procent voor België, voor Vlaanderen of alleen voor Mechelen?
     Die factcheck van Somers zijn bewering komt er, geloof ik, niet. Factcheckers zijn niet zozeer op zoek naar feitelijke fouten als wel naar ‘schadelijke’ beweringen. Dat is in elk geval wat Maarten Schenk, factchecker bij Facebook, verklaart in Humo van 14 januari. ‘Ons criterium is: we controleren die boodschappen die schadelijk kunnen zijn.’ Dat is een heel begrijpelijk criterium. Beweringen over kabouters en de Kerstman moet je niet checken, want niemand, behalve Maarten Boudry, vindt ze schadelijk.
     Het wordt allemaal moeilijker als factcheckers zich met politieke thema’s gaan bezighouden, wat ze bijna altijd doen. Wat ‘nuttig’ is en wat ‘schadelijk’ wordt dan ingekleurd langs politieke lijntjes. Als Francken beweert dat er 50 000 gezinsherenigingen per jaar zijn, ondersteunt hij daarmee zijn wetsvoorstel om  gezinshereniging voor een bepaald soort asielzoekers te beperken. Zo’n wet zou ons land minder aantrekkelijk maken voor asielzoekers. Ik vind dat een nuttige wet, maar groen-links, dat een ruime asielpolitiek voorstaat, vindt zo
’n wet schadelijk. Op die manier worden de 50 000 gezinsherenigingen van Francken voor hen een schadelijk cijfer dat moet worden gefactcheckt.
     Maar hetzelfde groen-links zal de 37 procent van Somers niet schadelijk vinden. Somers gooit dat stevige cijfer over kinderen met vreemde roots op tafel met een heel andere bedoeling dan Francken dat doet. De boodschap van Somers luidt dat migratie niet positief of negatief is, maar een realiteit. ‘37 procent’ maakt van die realiteit een onontkoombaar gegeven*. ’t Is een realiteit waar de Oude Vlamingen zich volgens Somers moeten aan aanpassen.  En ook groen-links wil graag dat die Oude Vlamingen zich flink aanpassen. Met zo’n boodschap wordt de 37 procent een nuttig cijfer waar geen factcheckende nuances bij nodig zijn.
-
     En hoe moeten de Oude Vlamingen zich aanpassen aan nieuwkomers ‘met vreemde roots’? Johan Leman heeft enige tijd geleden veel kritiek gekregen toen hij uitlegde wat dat concreet betekende – hoe je je bijvoorbeeld als homo moest aanpassen aan een moslimomgeving in Molenbeek (zie hier). Die fout zal Somers niet maken. Concreet zijn is gevaarlijk voor een politicus. Als hij de vraag krijgt van De Zondag waarom en hoe Oude Vlamingen zich moeten aanpassen, blijft hij, zoals Polly Peachum in dat bekende liedje ‘ganz allgemein’. ‘Ik bedoel daarmee niet, zegt hij, dat Vlamingen hun manier van leven moeten aanpassen. Ik bedoel daarmee dat élke mens zich voortdurend aanpast. Toen ik vader werd, heb ik mij aangepast aan mijn nieuwe rol. Toen de sociale media opkwamen, heb ik mij als politicus aangepast aan de nieuwe realiteit. Als ik nieuwe buren krijg, dan ga ik mij ook aanpassen.’
     Wat kun je daarop antwoorden? Weinig. Toen Jan geboren werd heb ik mij ook aangepast. De sociale media zijn ook van mijn leven een niet onbelangrijk deel geworden, al ben ik geen politicus. En als ik nieuwe buren krijg, en het zijn moslimfundamentalisten, met of zonder vreemde roots, dan zal ik de banden van hun auto niet kapot steken, ook al omdat ik bang ben dat zij hetzelfde zouden doen met de mijne. Ik zal, als ze hier legaal verblijven, hun deportatie eisen noch suggereren. Dat laat ik over aan Vlaams Belangers als Sam van Rooy. Maar ik zal mij aan die nieuwe buren niet ‘aanpassen’ in een van de normale betekenissen van het woord. Ik zal mij ergeren, in stilte hopen dat hun kinderen later minder fundamentalistisch zullen zijn dan hun ouders, en ondertussen elke maatregel steunen die de neutraliteit van de staat bevestigt en uitstraalt**, en elke regeling die een dam opwerpt tegen de politieke ambities van van welke godsdienst ook, maar zeker tegen die van de islam.

* Weinig Oude Vlamingen maken zich zorgen over het aantal vreemdelingen in het algemeen, waaronder heel wat Nederlanders, Fransen en Italianen. Wel maakt men zich zorgen over de groei van de moslimgemeenschap sinds duidelijk is dat fundamentalisten binnen die gemeenschap ongeveer de helft uitmaken. Het aandeel van de moslims in ons land is nu ongeveer 6 procent, en zal nog stijgen. (Zie hier). Maar als er een strikte immigratiepolitiek komt, is er weinig kans dat die ooit stijgt tot een landelijk gemiddelde van 37 procent.

** Somers vindt het niet nodig dat de staat neutraliteit uitstraalt. Hij is voorstander van een ‘andere stroming binnen het liberalisme’. Hij vindt het jammer dat het regeerakkoord stipuleert dat religieuze tekens, zoals de hoofddoek, verboden worden aan loketten en in het onderwijs. ‘Dat is voor mij de moeilijkste passage van het regeerakkoord,’ zegt hij.

zaterdag 1 februari 2020

Mark en de broodjeaapverhalen

     Vanmorgen was ik te lui om voor bij het ontbijt – havermout met yoghurt, banaan en peer – de krant uit de brievenbus te halen. Op tafel lag een nummer van Brandpunt, het tijdschrift van de christelijke onderwijsvakbond waar ik lid van ben. Je moet daar niet mee lachen, lieve lezer, want mijn vrouw ontvangt wekelijks De Nieuwe Werker, het blad van de rode vakbond. Dat is nog wat anders!
     Ik bladerde vanmorgen dus bij mijn havermout, yoghurt, banaan en peer wat in dat Brandpuntnummer. Op de laatste bladzijde stond een column van Mark Van de Voorde. Ha, dacht ik, daar is Mark. De titel van de column luidde: ‘Een broodjeaapverhaal en de vraag naar de waarheid’ Ha, dacht ik weer, dat gaat over Jambon; dat wil ik wel eens lezen. De kwestie interesseert mij*, en Mark kan wel ik aan.
     Ik had gelijk. Het begin en het einde van het artikel gingen over Jambon en het middenstuk eigenlijk ook, maar daar kwam eveneens Karl Popper ter sprake, en Pontius Pilatus, Dmitri Mendeljev en Edgar Morin. Mark citeert uit de losse pols een uitspraak van Popper en illustreert die uitspraak daarna met een voorbeeld. Dat voorbeeld laat vermoeden dat hij Popper anders begrepen heeft dan de meeste lezers Popper begrijpen. Popper zou gezegd hebben dat ‘feiten gebaseerd zijn op redeneringen’ en Mark geeft als voorbeeld dat het armoedepercentage van de bevolking (feit) afhangt van het inkomen dat men hanteert als armoedegrens (redenering). Met een andere definitie van de minimale inkomensgrens zou er dus meer of minder armoede zijn.  Nou ja, die definitie van de armoedegrens, dat is goed gevonden, maar als voorbeeld heeft het bitter weinig met Popper te maken. Popper heeft vaak het tegenovergestelde betoogd: dat definities niet helpen om de waarheid te achterhalen.**
     Nu, misschien heeft Mark dat voorbeeld niet bedoeld als illustratie van Poppers waarheidsleer. In een column  mag je wat van de hak op de tak springen, van Popper naar de armoedegrens, en dan weer naar Popper. Zelf doe ik dat  te weinig. En uiteindelijk schrijft Mark ‘voor de eigen achterban’ en dan moet niet alles ‘wetenschappelijk correct’ zijn, zoals Wilfried Vandaele het wat ongelukkig verwoordde toen hij Jambon te hulp wilde schieten. Zelf zou ik het zo zeggen: je moet niet preciezer willen zijn dan de context vereist.***
     In het middenstuk van zijn column doet Mark een stevige uitspraak: ‘Over dat broodjeaapverhaal van Jambon bestaat geen twijfel: dat was verzonnen, een leugen, fictie, onwaar, niet correct.’ Denkt Mark dat je door een stelling vijf keer te herhalen haar waarheidsgehalte verhoogt? Dat is een misvatting. Of denkt hij dat het een leuke stijlfiguur is om vlak na elkaar vijf keer hetzelfde te zeggen met ongeveer synonieme woorden. In dat geval heeft hij gelijk. Wat mij hier echter interesseert, is iets anders. Mark schijnt te denken dat ‘broodjeaapverhaal’ en ‘leugen’ ongeveer synoniemen zijn. Dat is niet zo. Een leugen berust op een opzettelijke verdraaiing van de feiten. Je zegt iets dat waarvan je weet dat het niet waar is. Bij een broodjeaapverhaal is dat anders. Daar vertel je een sterk verhaal verder dat je van iemand gehoord hebt, en dat je zelf gelooft.
     Ik heb jarenlang het verhaal verteld van wat in de straat van P.M. gebeurd was. Toen de bewoners van zeker huis in die straat al enkele dagen niet meer gezien waren, al stond hun auto voor de deur, werden de politie en de brandweer erbij gehaald. De deur werd opengebroken, men hoorde geroep vanuit de slaapkamer en daar trof men de vrouw des huizes aan, helemaal naakt en vastgebonden aan de spijlen van het bed. Haar man zat met een gebroken been in de kleerkast geklemd. Hij had zich – in het kader van een rollenspel – als Zorro verkleed, was op de kast geklommen, door de afdekplaat gezakt en kon zich daarna niet meer uit de kast bevrijden.
    Ik had geen reden om aan het verhaal te twijfelen. Ik had het gehoord van T.C, een vriend van P.M. Het bevatte geen fysieke onmogelijkheden, telepathie of andere hocus-pocus. Seksueel rollenspel met vastbinden en verkleedpartijen komt naar het schijnt in de beste families voor. Pas toen ik les begon te geven over broodjeaapverhalen, in het vierde middelbaar, begon het mij te dagen dat ik erin was getuind. Ik had me laten vangen aan die achteraf bekeken erg onwaarschijnlijke historie. Ik was al die jaren daarom nog geen leugenaar geweest, net zomin als Jambon een leugenaar was toen hij verder vertelde wat hij tijdens de regeringsonderhandelingen had gehoord – naar het schijnt van een CD&V’er – namelijk dat een asielgezin een zo groot bedrag aan achterstallig kindergeld had ontvangen dat het er een huis mee had gekocht.
     Eigenlijk doet Mark in zijn column een beetje hetzelfde als wat ik in mijn stukjes vaak doe: een tegenstrever te pakken nemen, en daar dan wat algemene beschouwingen rond ontwikkelen die je eigenlijk meer interesseren dan die tegenstrever zelf. Als gelovig christen vindt Mark het probleem van de waarheid interessant en weidt hij graag uit over waarheidsgradaties en over het verschil tussen feitenwaarheid, onderzoekswaarheid, waardewaarheid, relatieve waarheid en transcendente waarheid. Maar over het probleem van onwaarheid, en van leugen, waar ik dan weer in ben geïnteresseerd, heeft hij weinig te vertellen.
    Daarom nog dit. Ik schreef hierboven dat je bij een leugen iets zegt waarvan je weet dat het niet waar is. Dat is te streng. Je kunt ook liegen als je iets met zekerheid poneert, terwijl je die zekerheid niet hebt, en de bewering zelf grote onwaarschijnlijkheden bevat. Dat is misschien een minder erge vorm van liegen, maar het komt toch in de buurt. Welnu, om, zoals Mark, bij het einde van mijn stukje naar Jambon terug te keren: ook dat heeft onze minister-president niet gedaan. Hij heeft zijn bewering niet met zekerheid geponeerd, maar ze –  zoals wij taalkundigen dat noemen – gemodaliseerd met de uitdrukking ‘ik heb gehoord dat’. Verder moet Jambon geweten hebben dat het achterstallige kindergeld voor asielzoekers tot vele tienduizenden euro kon oplopen, waardoor de grote onwaarschijnlijkheid wegviel dat er ooit een huis mee was aangekocht.
     Het was met andere woorden niet zomaar broodjeaapverhaal.
     Maar dat weet Mark ook wel.


* Ik heb er al over geschreven hier, hier en hier.

** Definities brengen ons niet dichter bij de waarheid, maar we hebben ze natuurlijk wel nodig om onderscheidingen aan te brengen en misverstanden te vermijden.

*** Mark interpreteert de woorden van Vandaele anders. Volgens Mark zegt Vandaele dat je leugens mag vertellen om je punt te maken.