zondag 30 april 2023

Danny Frederic

     De Engelse journalist Christopher Hitchens zei ooit: ‘Everyone has a book inside them, which is exactly where it should, in most cases, remain.’ Ik geloof vooral in het eerste deel van de bewering, dat ongeveer iedereen in zijn leven wel genoeg heeft meegemaakt, gevoeld en gedacht om daar een uniek boek over te schrijven. Alleen moet hij dat boek helemaal zélf schrijven en daarbij zijn eigen stem vinden. Anders krijg je het verhaal van een bokser dat gelijkt op dat van een autocoureur dat gelijkt op dat van een charmezanger.
     Ik kwam de naam van Danny Frederic tegen in een discussie op Facebook over de Oostenrijkse filosoof Karl Popper, met name over diens bekende paradox dat een ‘open samenleving’ tolerant moet zijn, behalve voor wie zelf intolerant is. Ik beweerde dat die paradox géén pleidooi was om intolerante meningen zomaar te verbieden en Frederic beweerde ook zoiets, maar met betere argumenten.
      Ik zocht wat verder – wat is het internet toch een heerlijke uitvinding – en vond een reeks korte autobiografische anekdotes die Frederic verzameld had onder de titel: Danecdotes – Reminiscences and Reflections Concerning a Largely Wasted Life. Ik scrolde door de tekst en las dat de auteur in zijn jeugd, net als ik, tot een marxistisch-maoïstische organisatie had behoord. Nu was mijn belangstelling helemaal gewekt. Het was geen verhaal van een bokser, dat geleek op dat van een autocoureur, dat geleek op dat van een charmezanger.
     Frederic is geboren en groeide op in een krotterige woning in Notting Hill, met niets meer dan een keuken, een slaapkamer die gedeeld werd door de ouders en de vier kinderen, en een buiten-WC waar nog twee andere families gebruik van maakten. Ik denk dan meteen aan de 19de eeuw, en controleer nog eens Frederics geboortedatum: 1955, mijn eigen geboortejaar. De volslagen andere levensomstandigheden waarin ik ben opgegroeid zijn tekenend voor het verschil tussen middenstand en arbeidersklasse, maar minstens evenzeer voor het verschil tussen Vlaanderen en Engeland.
     Ook Frederics schooltijd gelijkt niet erg op de mijne.Hij spijbelde vaak, organiseerde voor zijn vriendjes weddenschappen op paardenraces, en bleek tussendoor ook erg begaafd voor wiskunde. Door dat laatste komt hij in aanmerking om verder te studeren, wat hij zelf graag wil doen. Zijn moeder begrijpt dat niet, maar zijn vader vindt dat kinderen hun eigen weg moesten vinden.
     Het leven van Frederic volgt geen rechtlijnig pad. Na drie jaar universiteit – waar hij zich onpopulair maakt door professoren in wiskundige logica te verbeteren als ze in de knoei raken met een bewijs – wordt hij arbeider, dan barman, dan werkloze, dan filosofieprofessor, dan organisatiemanager, dan, na in een recordtempo het nodige diploma te hebben behaald, financieel manager. Als hij 50 wordt, beslist hij te stoppen met werken, een bescheiden huisje te huren op het Isle of Wight, te leven van zijn spaarcenten, en zijn tijd te wijden aan het lezen van romans, boeken over filosofie, politiek en economie, en aan het schrijven van academische artikels. In 2013 wordt darmkanker vastgesteld, in 2020 beslist hij om de chemotherapie stop te zetten. Hij voorziet om te sterven ergens tussen december 2020 en juni 2021. Het wordt mei 2021.
     Het meest indrukwekkende deel van de Danecdotes was voor mij de barman-periode en de daarop volgende periode van werkloosheid, wanneer Frederic nog méér tijd in cafés doorbrengt. Het is een periode die getekend is door alcoholisme en talrijke café- en straatgevechten. Vooral die agressie heeft iets mysterieus’. Frederic zoekt voortdurend ruzie met kerels die een kop groter zijn dan hijzelf, of die in groep optreden. Het maakt hem niets uit. De enige verklaringen die hij daarvoor geeft, zijn  dat wat hij doet in zijn milieu sociaal aanvaard is, en dat hij nu eenmaal niet in staat is om angst te voelen. Hij noemt zichzelf niet moedig, want daarvoor moet je, volgens Aristoteles, je angst overwinnen, en die angst, die voelt hij dus niet. ’t Is een trekje, vermoed ik, dat Frederic met veel misdadigers gemeen heeft. Hij beschrijft het allemaal heel nuchter, zonder de minste literaire verfraaiing. Het is niet eens een diepgewortelde drang tot zelfdestructie, want hij zal op een bepaald moment, op puur rationele gronden, voor een andere levenstijl kiezen.
     Die pure rationaliteit is een wezenskenmerk van Frederic. Hij twijfelt lange tijd over de vraag of God bestaat of niet, maar als hij ziek en depressief wordt, schort hij die twijfel tijdelijk op omdat hij niet in zijn conclusies wil worden beïnvloed door een behoefte aan troost. Ook zijn politieke en ideologische overtuigingen worden uiteindelijk door ratio beslist. Hij wordt marxist en maoist omdat hij op school te maken krijgt met censuur op het schoolkrantje en omdat hij getuige is van politiegeweld tegen betogers. Hij leest de marxistische klassiekers, is niet onder de indruk van de economische theorie waar hij al iets van afweet, maar is geïnteresseerd in de sociale en filosofische theorie waar hij nog niets van af weet. Op het moment dat hij, twee jaar later, de wetenschapsfilosofie van Popper leert kennen, laat hij het marxisme ogenblikkelijk vallen, al blijft hij voorlopig politiek links.
     Later komt hij door zijn interesse voor pornografie in contact met het libertarisme. Hij begrijpt vrij snel de parallellie tussen ‘vrijheid in de slaapkamer’ en ‘vrijheid in de economie’ en wordt een aanhanger van het radicale vrije markt denken en van anarcho-kapitalisten als Rothbard. Hij heeft methodische bedenkingen bij de gebruikte a priori-redeneringen maar hij legt die het zwijgen op omdat de conclusie van de redeneringen hem wel bevallen. Later zal hij, als hij de kritische methode van Popper herontdekt*, het anarcho-kapitalisme inruilen voor een minder ambitieus klassiek-liberalisme dat meer mogelijkheden tot twijfel open laat**.
     Rond de eeuwwisseling krijgt Frederic een zware depressie die leidt tot (letterlijk) tandengeknars,  kaakkrampen en overgevoeligheid voor lawaai. Hij blijft ondanks alles werken en probeert achtereenvolgens een uitbreiding van zijn sociale activiteiten, het dragen van gebitsbescherming, hypnose en autohypnose, medicatie, sport, psychotherapie, therapeutisch schrijven, acupunctuur, en het zoeken van een nieuwe woonomgeving. Het lijkt alsof hij als een goede leerling van Popper zijn kwaal te lijf gaat volgens de methode van trial and error. In werkelijkheid geeft hij de verschillende therapieën amper een kans. Hij heeft ergens gelezen – dat wil zeggen hij heeft enorm veel gelezen over de kwestie – dat zware depressies meestal vanzelf verdwijnen na drie tot vijf jaar.
      Op een dag – hij is dan bijna vijf jaar depressief – maakt hij een wandeling en ziet hij voor het eerst weer de kleur van de bomen. Hij weet dat hij aan de beterhand is. Hij staat op het punt om de gelukkigste jaren van zijn leven door te maken, ondanks de kanker. Je vindt het boek academia.edu. Het heeft mij dieper geraakt dan de interessante, vlot geschreven, maar toch ook een beetje gladde mémoires van Christopher Hitchens.


 

* Frederic herontdekt Popper bij het verschijnen van een nieuwe uitgave van de Logic of Scientific Discovery, met uitgebreide voetnoten die een aantal problemen met de theorie oplossen en een aantal kritieken weerleggen. 


** Frederic noemt het marxisme een ideologie – met verdrukkers, verdrukten en verlossers; het anarcho-kapitalisme noemt hij een theorie. Maar zijn beleving was omgekeerd. Het marxisme heeft hij als theorie aanvaard en weer verworpen, terwijl hij het anarcho-kapitalisme gedurende een langere periode als ideologie, en dus onkritisch, heeft aangehangen.

donderdag 27 april 2023

Een smeerlapperijtje van Knack


    Alhoewel vanuit linkse hoek vaak gewaarschuwd wordt dat ‘de polemiek het niet mag overnemen’, publiceert Knack vandaag een scherp polemiekje van Walter Pauli tegen Bart De Wever. Ik vind dat prima, want ik ben niet links en van mij mag de polemiek het dus af en toe ‘overnemen’. Ik ben bereid daar zelfs aan mee te doen.
     Het smeerlapperijtje waar ik het in de titel over heb, slaat niet op het stuk van Pauli, maar op de kop en de foto. De zaak-Dalilla Hermans: als antiwoke racisme wordt, met daaronder een foto van Bart De Wever. Ik krijg dat zo in mijn mailbox en het voelt een beetje aan als een stomp in mijn maag  die anders veel verdragen kan. Toen de hoofdredacteur van Knack schreef dat ‘racistische stereotypen diep in het Vlaamse DNA zijn ingebakken,’ dan voelde ik mij, in tegenstelling tot velen, helemaal niet beledigd. Na een kort moment van zelfreflectie besloot ik dat ik wellicht niet meer last had van racisme dan de hoofdredacteur, en alleen wat minder last had van antiracisme, maar dat is een heel andere kwestie.
     Is die combinatie van kop en foto een welbewuste zet van Knack, of is het een toevalligheid of een slordigheid? Daar wil ik mij niet over uitspreken, want ik heb een hekel aan intentieprocessen in polemiek. Maar ik maak de volgende bedenking. De vrees bestaat, lees ik in de krant, dat men vanuit Rusland zal proberen om onze verkiezingen te beïnvloeden, en meer bepaald langs de sociale media. Ik stel mij voor dat die beïnvloeding niet zal verlopen door essays à la Walter Pauli, maar door schofterige combinaties van titels en beeldmateriaal. We zullen zien.
     Nog iets over het essay van Pauli dat, trouwens het zinnetje ‘De Wever is geen racist’ bevat. De journalist gebruikt tegen De Wever allerlei redelijke argumenten die het overpeinzen waard zijn. Ik wil dat bij gelegenheid wel eens doen, maar ik heb nu wat anders aan mijn hoofd. Twee details kan ik echter niet laten liggen. Pauli verwijst naar het debat over woke in Terzake waar De Wever en Dalle aan deelnamen. De Wever kreeg de vraag of hij de zaak-Dalilla Hermans koppelde aan woke? Ik citeer het antwoord van De Wever:

‘Wel, ik ga mij met die benoeming niet bemoeien. Dat is een zaak van de burgemeester van Brugge met wie ik een uitstekende relatie heb. Dat is zijn beslissing, ik heb daar geen commentaar bij te geven. Maar als men ons dan een reactie vraagt: vinden jullie dat een goede persoon om een verbindend cultuurproject te leiden, dan zeg ik neen. Als iemand in deze studio zou zeggen: ‘Kijk, zwarten hebben altijd aan de verkeerde kant van de geschiedenis gestaan, hebben overal onheil en verderf gebracht, terwijl blanken zichzelf overstijgen en trots mogen zijn, dan zou zo’n persoon waarschijnlijk voor niks nog in aanmerking komen. Vervang de termen ‘blank’ en ‘zwart’ en dan heb je letterlijk het citaat van mevrouw Hermans.’

‘En dat is een woke punt?’ vraagt de journalist.

‘Ja, het woke punt is dan dat je zoiets als slachtoffer mag zeggen, niemand reageert erop, dat citaat is blijkbaar niet bekend, zo’n dame komt nog altijd in aanmerking. Behoor je tot de dadergroep en zou je dat over zwarten hebben gezegd, dan kom je nergens meer aan de bak. Nergens meer. Dan word je volledig en volstrekt gecanceld. En dat is een ongelijkheid die de mensen wel percipiëren, dat de enen alles mag zeggen, ook puur platte antiblanke racistische uitspraken. Ze zegt over mevrouw Kanko, mijn partijgenote, dat dat een collaborateur is van het systemisch racisme. Als je dan aan een N-VA-parlementslid vraagt, post factum: is dat een goede benoeming? Dan zegt hij: ‘Neen, ik vind dat dat geen goede benoeming.’

    En wat schrijft Pauli? ‘In Terzake besloot N-VA-voorzitter Bart De Wever dat Dalilla Hermans niet geschikt is voor haar functie. Hij framet haar alsof ze een halve volksvijand zou zijn.’ Vind hij dat zelf een billijke samenvatting van de hierboven geciteerde uitspraken?
      En dan nog een punt. Pauli schrijft: ‘Ditmaal gebruikte De Wever een jachthoorn [in plaats van een hondenfluitje]. Op sociale media was de meute los en de jacht op Hermans open. Zij had de Vlamingen pijn gedaan, ze moest meteen terug naar Rwanda, het n-woord was niet van de lucht enzovoort.’
     Ik begrijp enigszins waar Pauli naar toe wil met zijn
jachthoorn. Als ikzelf een kritisch stukje plaats over Bert Bultinck, Hilde Van Mieghem, Paul Goossens, Marc Reynebeau, enzovoort, dan krijg ik op mijn FB-muur flink wat harde commentaren op voornoemde figuren. Ik heb ook twee kritische stukjes geplaatst over Dalilla Hermans. De commentaren die binnenkwamen waren juist veel minder hard dan wanneer ik over blanke woke-sympathisanten schrijf. 

dinsdag 25 april 2023

De dichter en de Siberische strafkampen

     Een van de minder prettige kanten van het stalinistisch regime bestond uit de Siberische strafkampen, de zogenaamde Goelagkampen. In Koude Oorlogsbuit, waar ik in mijn twee vorige stukjes al iets over schreef*, vertelt dichter Charles Ducal daar een geweldig verhaal over. Als leraar Nederlands moest hij mee beslissen over het handboek dat men op zijn school zou gebruiken. Zijn voorkeur ging uit naar een uitstekend boek, waarin evenwel ‘een kleinigheid’ hem stoorde. Het had een gruwelijke foto afgedrukt van een massa uitgemergelde lijken met als onderschrift: ‘Hygiëne volgens de nazi’s: het concentratiekamp van Bergen-Belsen bij de bevrijding op 15 april 1945. Maar het had net zo goed om een van de Stalinkampen kunnen gaan.
    Dat laatste zinnetje kon Ducal niet over zijn kant laten gaan. Hij stuurde een mail naar de uitgeverij waarin hij stelde dat de opmerking over de Stalinkampen ‘vanuit historisch-wetenschappelijk standpunt onjuist was.’ Een redacteur van het handboek antwoordde dat er ‘miljoenen mensen door Stalin zijn omgekomen,’ waarop Ducal, met een koppigheid die ik ook bij holocaust-negationisten bewonder, de redacteur bleef bestoken met mails totdat die toegaf dat ‘zijn overtuiging niet op bijster veel kennis of onderzoek steunde’ en dat hij zijn ‘best zou doen om het bijschrift bij een volgende druk te veranderen.’
  
  Toen ik leraar was, zou ik zoiets niet gedaan hebben. Ik wou zo weinig mogelijk met handboeken te maken hebben. Maar ik kon er goed mee leven dat ze over controversiële kwesties een mainstream versie aanhielden. Het geschiedenisboek van mijn zoon bevatte tal van beweringen over de 19de euw, de industrialisatie, de sociale strijd en het socialisme die ik heel verkeerd vond. Ik zou er niet aan gedacht hebben om de redacteurs met mijn revisionistische visie lastig te vallen.
      Van een historicus kreeg Ducal te horen: ‘Ook negationisten beweren wel eens iets wat klopt of maken wel eens een terechte correctie ... maar dat maakt het ontkennen van [de historische waarheid] niet minder crimineel.’ Ducal is daar erg bitter over en herhaalt die woorden vijf keer in zijn boek. Maar ’t is natuurlijk wel waar dat elke revisionist of negationist wel eens iets zegt wat klopt. Zo beweert Ducal bijvoorbeeld over de Siberische strafkampen dat ze niet in alle opzichten met de nazi-kampen vergelijkbaar waren. Dat is zeker waar. Het belangrijkste verschil is dat stalinistisch Rusland geen vernietigingskampen met gaskamers had, zoals Chelmno, Belzec, Sobibor, Treblinka, Majdanek, Auschwitz-Birkenau en Mauthausen die wel hadden. Dat is een immens verschil. In dat opzicht was het nazisme inderdaad uniek en met niets te vergelijken, ook niet met het stalinisme.
     En zelfs de gewone concentratiekampen Dachau, Sachsenhausen, Buchenwald, Bergen-Belsen enzovoort verschilden in belangrijke mate van Stalins Siberische strafkampen. Eén belangrijk verschil haalt Ducal aan in zijn mailverkeer met de ongelukkige handboekenredacteur van hierboven. ‘In tegenstelling tot een wijdverbreide opvatting tonen de archieven van de Goelag aan dat er een aanzienlijke doorstroming van gedetineerden bestond, aangezien er 20 tot 35 procent van hen elk jaar werd vrijgelaten.’
      De kritische lezer denkt nu onmiddellijk: als er elk jaar 20 tot 35 procent werd vrijgelaten, moeten er ook elk jaar 20 tot 35 procent nieuwe gevangenen gearriveerd zijn, anders zouden die kampen spoedig leeg geweest zijn. De kritische lezer heeft gelijk. Die kampen raakten niet leeg. Integendeel. Het aantal gevangenen steeg vanaf 1930 jaar na jaar, om een hoogtepunt van 2,5 miljoen te bereiken in het sterfjaar van Stalin**.
     Het eerste grote verschil tussen de Duitse en de Russische kampen betreft dus het totale aantal gevangen dat in de kampen terechtkwam. In de Duitse kampen belandden er ongeveer 1,5 miljoen gevangenen***, in de Russische kampen een kleine … 20 miljoen. Dat betekent dat ongeveer 5 tot 10 procent van de Sovjetburgers ooit in zo’n kamp verzeild raakte – weliswaar met veel meer overlevingskansen dan in een Duits kamp. Het aantal mensen dat omkwam in de Duitse concentratiekampen, vooral in de laatste oorlogsmaanden, was ongeveer 1 miljoen, twee derde dus, en het aantal dat in de Russische kampen omkwam was een kleine 2 miljoen****. Met andere woorden, zelfs met een veel lagere mortaliteit telden de Russische kampen uiteindelijk meer slachtoffers dan de Duitse vanwege het veel grotere aantal gedetineerden.
     Zowel de Duitse als de Russische kampen moesten verschillende functies vervullen: onschadelijk maken van potentiële opposanten, tewerkstelling van zeer goedkope arbeidskrachten, beteugeling van misdaad en ‘asociaal gedrag’, verspreiding van angst over de hele maatschappij, politiek-morele heropvoeding. Die laatste twee, typisch totalitaire, kenmerken zijn vooral karakteristiek voor de Russische aanpak: het ene door het massale aantal van de arrestanten, het tweede omdat zoiets goed past bij de communistische opvatting van de maakbare mens.
     Eigenlijk denk ik over die verschrikkelijke toestanden liefst niet te veel na. Ik heb deel 1 van De Goelag Archipel gelezen en had niet veel zin om daarna deel 2 en deel 3 te lezen. Ook is de troost die ik bij Ducal vind, nogal beperkt. Hij vertelt dat in sommige Russische strafkampen goede bibliotheken aanwezig waren, dat er schaaktornooien, filmvoorstellingen en voetbalwedstrijden werden georganiseerd, en dat er toneelstukken werden opgevoerd door de gevangenen. Ik denk dan heel even aan het modelkamp van de nazi’s in Theresiënstadt, met zijn rijk cultureel leven, zijn concerten, zijn lezingen, zijn scholen en zijn duizenden doden.  Ducal haalt verder het voorbeeld aan van de levensomstandigheden die Solzjenitsyn uit de eerste hand beschrijft in Een dag in het leven van Ivan Denisovitsj. Die levensomstandigheden, suggereert Ducal, vielen best mee vergeleken met die in Auschwitz. Dat is zeker waar, denk ik dan, maar toch liever Ivan D. dan ik.
      Mijn sarcastische terzijdes in bovenstaande alinea kunnen niet wegnemen dat Ducal iets zegt wat klopt en wat een correctie aanbrengt aan het populaire beeld van de Siberische straf: het ene kamp was minder erg dan het andere, de ene kampdirecteur was menselijker dan de andere, veel straffen waren beperkt in duur, en de overlevingskansen van een gevangene waren veel hoger dan in een nazi-kamp. Maar het bleef heel erg natuurlijk.
     Wat ik mij ondertussen afvraag is of Ducal voor dat handboek Nederlands ook een alternatief heeft voorgesteld om het bijschrift over het Bergen-Belsen-foto aan te vullen. Waar dacht hij aan? In de Stalinkampen daarentegen waren er bibliotheken en schaaktoernooien.  Of misschien vindt hij dat té rooskleurig en dacht hij eerder aan: De meeste moordpartijen van Stalin kregen hun beslag buiten de kampen. Of: Dankzij de lage mortaliteit in de Stalinkampen bleef het aantal slachtoffers beperkt tot één à drie miljoen. Of: In het Goelagkamp van Nazino konden de gedeporteerden zich in leven houden door kannibalisme, waardoor slechts 4000 van de 6000 omkwamen*****. 

 

* Zie mijn twee vorige stukjes hier en hier.

** Zelf lijd ik aan het vooroordeel dat er na de Holodomor en de Grote Zuivering een zekere liberalisering intrad. Dat geldt dan in elk geval niet voor het aantal mensen dat naar strafkampen werd gestuurd.

*** Dus altijd zonder de miljoenen van de vernietigingskampen gerekend. Ook niet bijgeteld zijn de miljoenen Russische krijgsgevangenen. In Duitse kampen kwam bijna 60 procent van de Russische krijgsgevangenen om. In Russische kampen was het iets minder erg: daar kwam ongeveer 30 procent van de Duitse krijgsgevangenen om. 

**** Ducal haalt het cijfer aan van 1.054.829 doden tussen 1934 en 1953. Anne Applebaum denkt dat de Goelagkampen meer dan 3 miljoen slachtoffers maakten. En.Wikipedia geeft aan dat de meeste geleerden vandaag het dodental op ongeveer 1,6 miljoen schatten.

***** Ducal zelf haalt Nazino aan als voorbeeld van ‘misdadige nalatigheid van verantwoordelijken op verschillende niveaus. Toen over het drama een rapport werd opgesteld, schrijft Ducal nog, reageerde de leiding in Moskou en de publieke opinie geschokt. Hoezo, de publieke opinie? Kwam het nieuws dan in de Pravda? Werden er boze lezersbrieven  geschreven? Als Ducal dát gelooft, heeft hij inderdaad een heel ander beeld van stalinistisch Rusland dan ik.

maandag 24 april 2023

De dichter en het totalitarisme

In zijn boek Koude Oorlogsbuit vat dichter Charles Ducal de totalitarisme-theorie van politiek filosofe Hannah Arendt samen in vijf kenmerken. Ik citeer:
  1. het streven naar wereldheerschappij, naar de totale onderwerping van de totale mensheid; 
  2. het creëren van een partij die ideologisch zo geïndoctrineerd is dat ze de bestaande werkelijkheid negeert en vervangt door een fictieve werkelijkheid waar ze blind in gelooft; 
  3. het vernietigen van het sociale weefsel, van de sociale klassen, die vervangen worden door een massa van geatomiseerde, geïntimideerde en volstrekt machteloze individuen; 
  4. constante zuiveringen, niet als terreurmiddel tegen echte opposanten, maar tegen iedereen die willekeurig tot ‘objectieve vijand’ kan worden uitgeroepen, teneinde te worden geliquideerd of naar een concentratiekamp gestuurd; 
  5. het vernietigen van familiale en persoonlijke relaties door fictieve aanklachten tegen een individu automatisch uit te breiden tot zijn omgeving, om op die manier ieder tot ieders potentiële vijand te maken en een systeem van zelfbescherming en valse beschuldiging in het leven te roepen. 
     Ik weet niet of dat een juiste samenvatting is van Arendts theorie, want ik heb Origins of Totalitarianism niet herlezen en mijn kennis ervan gaat terug op een lectuur van dertig jaar geleden. Ik weet ook niet of de kenmerken die Ducal hier opsomt logisch met elkaar verbonden zijn, of ze een goede basis vormen om nazisme en stalinisme te vergelijken, en of sommige ervan ook niet in andere politieke systemen aanwezig zijn. Maar het lijstje is in elk geval verdomd goed toepasbaar op het socialisme 1.0 van de Sovjet-Unie. Hoogstens zou je kunnen zeggen dat elk punt nuances verdient. Laten we eens kijken naar de nuances van Ducal, die hij als weerleggingen voorstelt. 

  1. Het stalinistische streven naar wereldheerschappij betekende niet dat de Sovjet-Unie zich in de nabije toekomst op een aanvalsoorlog voorbereidde. 
    Dat klopt. 
    Daar had Stalin op dat moment de middelen niet voor. Ducal gelooft verder dat Stalin hoopte op een vreedzame overwinning van het wereldcommunisme. Dat is mogelijk maar het verandert niets aan de redenering van Arendt*.
  2. De ideologische indoctrinatie ging niet zover dat elk onderscheid tussen werkelijkheid en fictie verdween. 
    Dat klopt. 
    Maar waar de waarheid niet paste in het kader, werd ze vervangen door leugens – tot en met het ‘weggommen’ van historische figuren in encyclopedieën. Die leugens moest je openbaar belijden, en voor je gewetensrust kon je ze beter ook geloven. De alomtegenwoordige alternative truth** leidde tot een alomtegenwoordige cognitieve dissonantie. De Sovjet-burgers die vanwege hun functie in het buitenland waren geweest, werden bij hun terugkeer gewantrouwd omdat ze in het Westen een realiteit hadden gezien die niet overeenkwam met de officiële versie***. Ze maakten bovengemiddeld kans om in een strafkamp terecht te komen.
  3. Ducal heeft geloof ik weinig problemen met dat ‘vernietigen van sociale klassen’. Elders in zijn boek merkt hij op dat die vernietiging niet betekende dat de mensen van die klassen allemaal fysiek werden geliquideerd. Van de ‘rijke boeren’ werd het land afgenomen en daardoor waren ze ‘als klasse’ vernietigd.
    Dat klopt. 
    Maar heel veel van die rijke boeren werden óók als fysieke persoon geliquideerd. (Voor de kwestie van ‘sociaal weefsel’ en ‘atomisering’, zie hieronder punt 5).
  4. Niet álle zuiveringen waren willekeurig. Er kunnen bij de honderdduizenden die werden terechtgesteld en de miljoenen die in kampen terechtkwamen, ook echte opposanten zijn geweest. Dat klopt. 
    Maar er wás voldoende willekeur om iedereen bijzonder onzeker te maken. Zelfs Molotov, de naaste medewerker van Stalin, moest dulden dat zijn vrouw zonder proces in de gevangenis verdween als staatsvijand. Hij kon nooit weten of en wanneer hijzelf aan de beurt zou zijn.
  5. Niet alle ‘sociaal weefsel’, niet alle vriendschappen, niet alle familiebanden werden vernietigd, zoals blijkt uit dagboeken van die tijd****. 
    Dat klopt. 
    Maar ook al blijven mensen altijd mensen en slaagt het totalitaire project nooit volledig, men deed zijn best. Ducal zal ongetwijfeld het voorbeeld kennen van Pavlik Morozov, de veertienjarige jongen die in 1932 door een familielid of meerdere familieleden werd vermoord, nadat hij zijn vader bij de autoriteiten als volksvijand had verklikt. Die vader was geëxecuteerd. Ik citeer uit nl. WikipediaPavlik groeide uit tot held van een propagandistische cultus. Verhalen, films, toneelstukken, biografieën, liedjes: keer op keer werd Pavlik geëerd als de perfecte Pionier, een waakzame partijactivist aan het thuisfront. De onzelfzuchtige moed die hij had getoond door zijn eigen vader op te offeren werd alle kinderen ten voorbeeld gesteld. 

Als ik alle nuances van Ducal samentel, kan ik maar één ding besluiten: Hannah Arendt overdreef. Maar niet veel. 



 

Let wel dat het hier gaat om het streven naar een wereldheerschappij. De nazis zongen van Heute gehort uns Deutschland, und morgen die ganse Welt en de communisten van de ‘sozialistische Weltrepublik. Het trachten naar een continentale heerschappij is, zoals Mearsheimer uitlegt, een ‘normaal’ streven van een Europese grootmacht, ongeacht de ideologie. Dat Hitler op militair vlak een grotere avonturier en gokker was dan Stalin, lijkt mij overigens een correcte vaststelling. 

** Dat is iets helemaal anders dan het Trumpiaanse en post-Trumpiaanse Amerika waar de ene helft van de bevolking oprecht in waarheid A gelooft, de andere helft in waarheid B, met daarnaast enkele opportunisten die liegen over waar ze echt in geloven. In Rusland moest iedereen doen alsof hij in waarheid A geloofde, tot de autoriteiten beslisten dat het toch waarheid B was.

*** Arendt geeft het voorbeeld van de metro van Moskou. Die werd als een grote overwinning van het socialisme voorgesteld. Dat ook andere landen een metro hadden, was een inconvenient truth. Arendt wijst erop dat de ultieme consequentie van zo’n cognitieve dissonantie erin bestaat om die andere metro’s te vernietigen. Ducal grijpt die hyperbool aan om de hele redenering over cognitieve dissonantie belachelijk te maken.

**** Terzijde: het voortbestaan van het sociale weefsel en menselijke solidariteit zou ongetwijfeld ook blijken uit Duitse dagboeken uit de Hitlertijd.

donderdag 20 april 2023

De dichter en de massamoordenaar


    Dat boek waarin dichter en ex-maoïst Charles Ducal de massamoordenaar Stalin min of meer goedpraat heb ik in een ruk uitgelezen. Ik ben, moet je weten, zelf ex-maoïst en ex-stalinist. Af en toe heb ik hard moeten lachen als ik een oude formulering of een oude redenering herkende. Ergens schrijft Ducal dat de revolutionairen onder Lenin ‘de massa’s organisatorisch aan zich te wisten te binden.’ Hoe mooi is dat!
      Maar het boek Koude oorlogsbuit is niet komisch bedoeld. Ducal heeft het geschreven in een eerlijke poging om met zijn verleden in het reine te komen. Hij heeft het aangevat als een onderzoek met een open einde. Ducal is een diepgelovig en levenslang tegenstander van het kapitalisme. Van zijn links-liberale vrienden op café krijgt hij te horen dat het kapitalisme, met al zijn gebreken, nog het minst slechte systeem is. Het enige alternatief dat ooit op grote schaal is uitgeprobeerd, zegt men hem, heeft geleid tot de moordpartijen van Lenin-Stalin-Mao.
    De zoektocht die Ducal heeft aangevat kon in die omstandigheden maar drie uitkomsten hebben. Bij de eerste uitkomst zou hij ontkennen dat er slechts twee alternatieven waren. Hij kon kiezen voor een ‘derde weg’. Maar die derde weg is degene die West-Europa al vijftig jaar bewandelt, en die voor een koppige, rebelse idealist als Ducal weinig aantrekkelijks heeft. De tweede uitkomst was dat hij zijn links-liberale vrienden gelijk gaf als ze zeiden dat het kapitalisme met al zijn gebreken het minst slechte systeem was. (Dat nooit!) De derde uitkomst bestond erin te erkennen dat de weg van Lenin-Stalin-Mao nog zó gek niet was. Had Ducal mij op café van zijn plan verteld, op dan had ik hem kunnen voorspellen dat hij bij díe uitkomst zou eindigen.
     Ik had hem ook een methode voor zijn studiewerk aan de hand kunnen doen. ‘Kijk,’ beste Charles, ‘had ik gezegd. Je begint met een aantal bronnen te verzamelen die erg anti-Stalin zijn. Een paar sensationele televisie-reportages waar de vooringenomenheid van afdruipt, een paar gedateerde werken van Robert Conquest (een vriend van Thatcher!), de redevoering van Chroetsjov die zelf een schurk was, een opportunistische resolutie van het Europees Parlement, een recente populaire bestseller over de Oekraïense Hongersnood (1932-1933), dat soort werk. Als je daarmee klaar bent, ga je op zoek naar enkele dissidente academici die ‘het dominante beeld bijstellen’. Die zijn er altijd. Hou je daarbij ver van marxist-leninisten, maoïsten en excentriekelingen. En let vooral op Nieuw Archiefmateriaal.’  – Welnu, ’t is ongeveer de methode die Ducal heeft gevolgd*.
       Met zijn dissidente academici in de aanslag behandelt Ducal achtereenvolgens de Grote Zuivering van 1936-1938, de Oekraïense Hongersnood (1932-1933), Stalins pact met Hitler om Polen te verdelen (1939), de Grote Vaderlandse Oorlog (1941-1945), de Koude Oorlog (1946-1991) en de Goelag-strafkampen (1930-1953). Op sommige van die onderwerpen kan Ducal makkelijk punten scoren. Het pact met Hitler wás een verdedigbaar stukje Realpolitik, Stalin hééft met zijn leger dat van Hitler verslagen, de Koude Oorlog kwám niet van één kant, een aantal Goelag-strafkampen verschílden nogal van de uitroeiingskampen van de nazi’s, en de Oekraïense Hongersnood wás niet alleen het gevolg van beleid maar ook van een misoogst waar Stalin noch zijn weermannen of -vrouwen schuld aan hadden. 
    Eigenaardig genoeg begint Ducal zijn onderzoek niet met de Oekraïense Hongersnood waar hij gemakkelijk enkele overdrijvingen kan aantonen, maar met de krankzinnige repressie van 1936-1938 waarbij in anderhalf jaar tijd tussen de 950.000 en de 1.200.000 mensen omkwamen. Ducal gebruikt liever het cijfer van de gedocumenteerde executies: 681.692 doden, een mooi staaltje van nauwkeurige boekhouding hoewel het wezenskenmerk van de hele zaak er volgens Ducal op neerkwam dat het daar in Sovjet-Unie, zoals zijn vrouw het formuleert, ‘een zootje’ was.
     Ik probeer zuinig te zijn met ad hominems, maar ik vind het om te beginnen raar dat Ducal er als schrijver en dichter niet even bij stilstaat dat bij zijn 681.692 doden – waar blijft het cijfer na de komma?  –  ook een aantal bekende schrijvers en dichters waren zoals Osip Mandelstam, Isaac Babel en Boris Pilnjak. Denkt hij liever niet aan het lot dat hemzelf had kunnen treffen als hij in die tijd en op die plaats had geleefd? Of redeneert hij als een maoïstische vriend van mij die ooit zei: ‘Osip Mandelstam is voor mij niet meer waard dan een van de drie miljoen Bengalen die omkwamen bij de door Churchill georganiseerde hongersnood van 1943.’ Dat is misschien een wat autistisch maar in de grond redelijk argument, en ik ga in zo’n geval niet meteen op zoek naar dissidente academische bronnen die de rol van Churchill nuanceren, relativeren en contextualiseren – zoals Ducal dat doet met Stalins rol in de Oekraïense hongersnood.
     Ducal zelf geeft een mogelijke verklaring van zijn stilzwijgen over de ongelukkige dichters. Hij ontkent immers helemaal niet de menselijke drama’s die tijdens de Grote Zuivering hebben plaatsgevonden. Hij vindt ze net als iedereen verschrikkelijk. Maar er is al zo veel over geschreven. Ook vindt hij dat die drama’s ons niet mogen beletten om tegelijk in de archieven op zoek te gaan naar de correcte cijfers (681.692!), en verder naar de precieze verantwoordelijkheden, de verzachtende omstandigheden en de mogelijke verklaringen.
     Hier komen we bij een verhaal dat ik min of meer ken van in mijn maoïstische jeugd. De verantwoordelijkheid voor de moordpartijen lag niet bij Stalin maar bij zijn naaste medewerker Jezjov; de bureaucratische bestuurskanalen waren ‘een zootje’; de uitvoerders van het beleid waren ‘ongeschoold’; er waren rivaliteiten binnen de partij; en ten slotte Stalin heeft dan wel een flink deel van zijn collega’s van de oude partijleiding vermoord, maar zij waren op hun beurt van plan om Stalin te vermoorden. Je vraagt je af of je hier met verzachtende dan wel met verzwarende omstandigheden te maken hebt. Stalin zou dus een slecht mensenkenner geweest zijn, een organisatorisch warhoofd en een zwak manager. Ik geloof dat niet, maar ’t is mogelijk. En misschien was hij inderdaad niet de enige moordenaar binnen de oude partijleiding, maar waren de collega’s die hij liet liquideren dat ook.  Het maakt er echter de zaak van het socialisme 1.0 zoals Ducal het noemt niet veel beter op als álle oude leiders moordenaars waren, en niet alleen Stalin.
     De traditionele verdediging van de Grote Zuivering, die ik ken van in mijn jeugd, gaat nog een stap verder. De Zuivering was, in die redenering, noodzakelijk om een grote samenzwering te ontmantelen van in sabotage gespecialiseerde ingenieurs, een buitenlandse oppositie geleid door Trotski, de oude partijleiding die zich door Stalin aan de kant geschoven voelde, een aantal ambitieuze generaals en … Hitler die in het geheim alle betrokkenen financierde en omkocht.  Het is het soort wilde beschuldigingen die je vandaag op gespecialiseerde internetsites kunt aantreffen, met dit verschil dat de toenmalige beschuldigden, voornamelijk de oude partijleiders, vooraleer doodgeschoten te worden, op openbare processen hun snode complot openhartig bekenden.
     De houding van Ducal tegenover die complottheorie is ambivalent. Hij doet er ironisch over, vindt ze aan de andere kant weer niet zó gek, haalt feitjes aan die er verenigbaar mee zijn, stelt lastige vragen aan hen die ze verwerpen, lacht de ene keer met de Amerikaanse ambassadeur Davies die ze geloofde, maar lijkt een andere keer Davies ernstig te nemen. Boven alles probeert hij aannemelijk te maken dat de theorie, zelfs als ze niet klopt, dan toch door Stalin zelf oprecht werd geloofd. Dat is al het halve werk, schijnt Ducal te denken.
     Bij het lezen van het boek, heeft de dichter mij af en toe op de zenuwen gewerkt. Hij bespreekt bijvoorbeeld het quota-systeem dat gehanteerd werd bij de Grote Zuivering: een aantal slachtoffers dat vastgelegd werd per provincie. Hij wijst erop dat die quota maximavastlegden en geen minima. Dat is in die context, vind ik, een erg bot onderscheid. Maar dan denk ik weer aan Ducals prachtige verhaal De meesterknecht dat ik las toen ikzelf een maoïstische student in Leuven was. De ironisch-nuchtere beschrijving van het maoïstische studentenmilieu zorgde bij mij voor een klein barstje in mijn wereldbeeld, een wereldbeeld waarin alles samenhing – het verspreiden van vlugschriften, het organiseren van stakingen en het verheerlijken van Stalin. Er zouden nog heel veel barstjes moeten volgen voor het hele wereldbeeld aan diggelen viel, maar het was toch íets. Ik blijf er Ducal dankbaar voor. 

 

* Bij zijn keuze van academici heeft Ducal zich wat laten gaan. Een productieve maoïst als professor Losurdo Domenico kon hij links niet laten liggen. Ook citeert hij uitvoerig uit een zestal boeken van de wat excentrieke professor Furr Grover. Het zij hem vergeven. Zo’n excentriekelingen maken ook wel eens punt. Bij de film Denial voelde ik wel enige sympathie voor de Holocaust-ontkenner, meer dan voor die Amerikaanse professor die van het proces een emo show wou maken.

dinsdag 18 april 2023

Dalilla Hermans - randbemerkingen


Geen spokesperson
‘Ik ben niet de spokesperson van de onbestaande woke-movement,’ liet Hermans weten. Het tweede deel van de bewering (‘onbestaand’) is een vergissing. Hopelijk is het eerste deel wel juist. 

Blanken
In het fameuze citaat van 2017 spreekt Hermans nog netjes van de ‘blanken’ als boosdoeners. ‘Blanken’ in plaats van ‘witten’, ik word daar nostalgisch van.


Hamas

Stefan Sintobin (Vl. B. Brugge) verweet Hermans dat ze ‘een adept is van Hamas’.  Daar zou ik graag bewijzen van zien.

Noyer le poisson

Vandendriessche (europarlementslid Vl. B.) zei dat dat links zich beziggehouden heeft met het ‘begrijpen, contextualiseren en relativeren’ van de racistische uitspraak van Hermans. Alle donders! Ik dacht dat ik de enige was die dat gedaan had in mijn stukje van gisteren*, en nu zou links het al gedaan hebben vóór mij! Ik heb daar anders weinig van gemerkt. Mijn indruk was dat links de racistische uitspraak vooral zedig verzweeg, of ergens verstopte tussen een reeks commentaren over secundaire kwesties – de zogenaamde strategie van noyer le poisson.

Eindeloos gejammer

Tom Vandendriessche (VB) verwijt Hermans haar ‘eindeloos gejammer over racisme’ en haar ‘manifeste diepe minachting voor de Vlaamse cultuur’. Als ik zoiets lees, concludeer ik dat de column van Hermans in De Standaard elke maand vol staat met woke analyses. Mensen die die column lezen, hebben mij verzekerd dat dat niet het geval is. Een van hen verzuchtte: ‘Was het maar waar!’

De grote en de kleine oorlog

In zijn stuk op Doorbraak geeft Vandendriessche een goede samenvatting van de woke-ideologie, maar in zijn overdrijvingen lijkt hij enigszins zelf op Hermans. Die laatste zei ooit:  ‘De discussie over Zwarte Piet, het prentje van Suske en Wiske, het woord neger … Afzonderlijk lijken het futiliteiten, maar samengeteld creëert het vreselijke associaties … Dat voedt het structurele racisme.’ En Vandendriessche gebruikt precies dezelfde futiliteiten** om Hermans uit te roepen tot ‘een woke taliban … die een manifeste diepe minachting voor onze Vlaamse cultuur etaleert.’ 
Over Hermans toekomstige rol als cultureel ambassadeur van Brugge schrijft Vandendriessche: ‘Wat is het eerste standbeeld dat neergehaald zal worden? Welke Vlaamse schilder zal de eerste zijn om gecanceld te worden? Welke Vlaamse boeken zullen als eerste herschreven worden met genderinclusief taalgebruik?’
Maar ik beloof het, als Hermans haar functie als cultureel ambassadeur misbruikt om Memlincs werk uit het Sint-Janshospitaal te ‘cancelen’, wil ik meedoen aan de Grote Cultuuroorlog voor de Redding van de Vlaamse Ziel waar Vandendriessche toe oproept. Tot dan voer ik, naar het voorbeeld van Boontje, mijn kleine oorlog voor een beetje redelijkheid en nuance. 

Mia Doornaert

Ik had eerst iets willen schrijven over de gelijkenis tussen de huidige rel en die andere van 5 jaar geleden, toen Mia Doornaert kandidaat-voorzitter was van het Vlaams Fonds voor de Letteren. Ik begreep echter dat het moeilijk is om een duistere kwestie te verduidelijken door er een andere duistere kwestie bij te halen. 

Gedachte-experiment

Bart De Wever en anderen stelden als gedachte-experiment voor om in de uitspraak van Hermans het woord ‘blanken’ te vervangen door ‘zwarten’.
J.A. kwam met een tegenzet en suggereerde om het woord te vervangen door ‘Walen’. ‘In de loop van de geschiedenis stonden de Walen altijd aan de verkeerde kant. In bijna elk verhaal brachten de Walen dood, verderf en miserie. Daar kunnen de Walen toch niet blij mee zijn? Terwijl de Vlamingen telkens hun lot overstegen. Dat geeft mij als Vlaming een soort trots.’ J.A. beweert dat die uitspraak ‘dagelijkse kost is in Vlaams-nationalistische kringen, zonder verpinken.’
Ik weet niet of dat waar is van die Vlaams-nationalistische kringen, ik weet ook niet of de uitspraak op zichzelf waar is, maar ik weet wel zeker dat ze polarisering tussen Vlamingen en Walen zou kunnen uitlokken. Voor je het weet zouden de beledigde Walen zich wel eens van Vlaanderen kunnen losscheuren. Daar zouden de Vlaams-nationalisten niet van terug hebben.

Spreken of zwijgen

Hannes Heynderickx, chef politiek bij Het Nieuwsblad, schreef in de editie van 15 april dat N-VA door kritiek te geven op Hermans riskeert de positie van het Vlaams Belang te verstevigen. Heeft Heynderickx een handig lijstje met welke van haar standpunten N-VA allemaal moet verzwijgen om dat laatste scenario te vermijden?
Op dezelfde dag als Heynderickx schreef socioloog en woke-specialist Walter Weyns in De Tijd zijn analyse neer: ‘De Wetstraat is alsmaar meer in de ban van woke. Extreemrechts profileert zich op het thema. N-VA heeft nu een antwoord klaar. Maar de traditionele partijen … zwijgen omdat het onderwerp hun achterban verdeelt. Door geen standpunt in te nemen wordt het debat aan de extremen overgelaten.’ Het minste wat je kunt zeggen is dat wat Weyns schrijft óók waar is.

Sanctorum

Het stuk van Johan Sanctorum over Hermans heb ik met belangstelling gelezen. Het is, zoals vaak bij die auteur, scherp maar al bij al redelijk en beargumenteerd.  Maar ook dit keer vroeg ik mij af of hij niet niet beter af en toe een provocerend geintje kan schrappen. ‘Als je vandaag in het historische centrum van de Breydelstad loopt, kom je alleen nog chocolade- en pralinewinkels tegen … Binnen dat concept is Hermans de perfecte keuze. Even leeg en stereotiep als de decorstad Brugge is de parade van woke-prinses Dalilla, en sorry als ik haar nu met een chocoladepostuur vergelijk.’ Zou het hem veel lezers kosten om die laatste negen woorden weg te laten? Of zou het hem doodongelukkig maken?

 

* Mijn stukje van gisteren vind je hier.
** Af en toe schrijf ik ook graag iets over die futiliteiten. Hier eentje uit de oude doos, waar Hermans even ter sprake komt.  

maandag 17 april 2023

Het citaat van Dalilla Hermans


     Er is vorige week veel te doen geweest over de benoeming van Dalilla Hermans als cultureel ambassadeur van Brugge. Er werd een oud interview opgediept waarin Hermans het volgende had gezegd:

In de loop van de geschiedenis stonden de blanken altijd aan de verkeerde kant. In bijna elk verhaal brachten de blanken dood, verderf en miserie. Daar kunnen jullie toch niet blij mee zijn? Terwijl de zwarten hun lot telkens overstegen. Dat geeft mij een soort trots. Klinkt dat raar?’

     De Standaard schreef op 11 april een heel stuk over de zaak-Hermans, zonder ook maar één keer dat citaat te vermelden. Dat was boter aan de galg want dezelfde avond haalde Bart De Wever het citaat aan in Terzake. Hij vergeleek het met een blanke racist die zou zeggen dat zwarten altijd aan de verkeerde kant van de geschiedenis stonden. ‘Ik ga mij niet bemoeien met de benoeming in Brugge,’ zei De Wever, ‘maar als men ons vraagt: vinden jullie dat een goede persoon om een verbindend cultuurproject te gaan leiden, dan zeg ik daarop neen’.
     Over de aanstelling van Hermans hoef ik geen mening te hebben. Ik ben geen schepen van de stad Brugge en ben geen gemeenteraadslid van de oppositie. Maar die uitspraak van Hermans, daar blijf ik mee zitten. Is die uitspraak correct? Natuurlijk niet. ‘De’ blanken stonden niet eens altijd aan dezelfde kant van de geschiedenis, zoals blijkt uit de Amerikaanse Burgeroorlog. Is de uitspraak woke? Natuurlijk wel. Het is precies het soort veralgemeningen en overdrijvingen waarmee de beweging de samenleving polariseert. Is de uitspraak racistisch? Dat is moeilijker. Op een een racisme-schaal van 1 tot 10 zou ik de uitspraak een 4 geven. Ik ben niet van de strekking dat je ‘niet een beetje racist’ kunt zijn. Mijn opvatting is eerder: ‘We zijn het allemaal een beetje, en laten we er iets aan doen, en laten we er onze slaap niet voor laten.’ Daarom wil ik ook bij Hermans indien mogelijk een en ander door de vingers zien.
     Dus: waarom is zo’n grove veralgemening over de blanken naar mijn smaak geen 10-op-10 racisme?
      Het zou niet mogen, maar ik kijk altijd eerst even naar de persoon die de veralgemening in de mond neemt. En dan kan ik er niet om heen dat Hermans met een blanke getrouwd is. Echte racisten trouwen niet met iemand van een ander ras. Dat belet hen niet om er racistische opvattingen op na te houden. Misschien heeft die blanke partner van Hermans ook wel zulke anti-blanke opvattingen, maar aan mij krijg je niet verkocht dat zoiets volbloed racisme is. Dus in het slechtste geval: 9 op 10.
     Vervolgens kijk ik naar de toon. Er klinkt weinig fanatisme door. Twee keer wordt een vraag gesteld. De laatste keer zelfs een bijna verontschuldigende: ‘Klinkt dat raar?’ Ik heb dat liever dan – in deze materie toch – de honderd procent zekerheid die je bij echte fanatici vindt. Natuurlijk is Hermans heilig overtuigd van haar gelijk. Ze blijft ten slotte een wokie. In een ander interview vertelde ze dat ze soms huilt als ze ‘lange gesprekken heeft gehad over racisme met mensen die het maar niet wilden begrijpen.’ Als ik zoiets lees, vraag ik mij af waar het gebrek aan openheid ligt: bij de mensen die het maar niet wilden begrijpen, of bij Hermans zelf? Desalniettemin: 8 op 10 voor de vraagtekens.
     Daarmee verbonden is de kwestie van nuances. Wat in de eerste zin ‘altijd’ is, wordt in de tweede zin ‘bijna elk verhaal’. Het is nog altijd waanzinnig fout, maar we moeten zuinig zijn op mensen die af een toe een ‘bijna’ in hun betoog gooien. Zelfs de kwalificatie die Hermans gebruikt als ze spreekt van ‘een soort trots’ bevalt mij. Als ik op televisie een Amerikaanse supremacist zou zien, met kaalgeschoren hoofd, een ruige baard, en tatoeages op de gespierde armen, en hij zegt dat hij ‘kind of proud’ is blank te zijn, dan trek ik bij hem ook een racismepuntje af voor die ‘kind of’. Bij Hermans doe ik hetzelfde en dat wordt dan 7 op 10.
     Dan heb je nog de context. De uitspraak komt niet uit een weloverwogen eigen stuk dat Hermans geschreven heeft voor DeWereldMorgenDe Standaard, of Knack, maar is een spontaan antwoord op een vraag van een journalist. Een suggestieve vraag, dan nog: ‘Zwart zijn lijkt soms alleen maar kommer en kwel. Heeft het ook voordelen?’ Wat moet Hermans daar nu snel-snel op antwoorden? ‘Ach, het racisme in Vlaanderen valt wel mee?’ Of: ‘In de culturele en gesubsidieerde sector is een kleurtje eerder een voordeel dan een nadeel?’ Dat gaat niet. Dan maar het eerste woke cliché dat je te binnen schiet: iets over geschiedenis, en over de blanken die aan de verkeerde kant stonden, en over de zwarten die hun lot overstegen. Ik hou niet van gebruiksklare clichés, maar we gebruiken ze allemaal. 6 op 10.
    Iets anders. Zowel Maarten Boudry op zijn FB-pagina als Walter Weyns in De Tijd halen de verzachtende omstandigheid aan dat het om een uitspraak van vijf jaar geleden gaat. Echt verzachtend vind ik de omstandigheid niet, want het betekent ook dat Hermans al vijf jaar de tijd heeft gehad om er halfslachtige excuses voor te bedenken. Niemand moet zich van mij in het stof wentelen, maar ik kan Hermans een reeks formules aan de hand doen die ze vrij kan gebruiken. ‘Ik zou dat nu zo niet meer zeggen.’ Of: ‘Wat ik eigenlijk wilde zeggen was …’ Of: ‘Natuurlijk hebben de blanken ook goede dingen gedaan.’ Of: ‘Tja, trots, ik weet wel dat ik er geen verdienste aan dat ik zwart ben.’ Maar ook zonder excuses, is Hermans blijkbaar iemand die dat soort uitspraken niet elke week doet, anders had men wel iets recenters gevonden. Dus nog maar 5 op 10 voor racisme.
    En daarmee zijn we aanbeland bij de heikele kwestie van ‘omgekeerd racisme’, van zwarten tegen blanken dus. Voor Hermans is dat eenvoudig. ‘Ik geloof niet,
’ zei ze ooit, in het hele idee van reverse racism.’  Mij goed. Als ze daar niet in gelooft, is dat haar goed recht. Maar helaas kun je een verschijnsel niet wegtoveren door er niet in te geloven. Als we racisme definiëren als de vijandigheid (of minstens vijandige onverschilligheid) tegenover mensen van een ander ras, dan is het bestaan van zwart racisme zowel een a priori als een empirisch gegeven. Als mensen van kleur beweren dat er alleen blank racisme bestaat, geven ze daarmee alleen al een stevige aanwijzing van het tegendeel.
      Een van de boeken die op mij een diepe indruk hebben gemaakt was Invisible Man van Ralph Elisson. We lazen stukjes uit dat boek in het vijfde middelbaar, en later las ik het helemaal. Het boek vertelt de belevenissen van een jonge zwarte communist in Haarlem en van zijn eeuwige rivaal, de zwarte nationalist Ras. Ik kon in Ras niets anders zien dan een hevige anti-blanke racist, een omgekeerde racist dus, maar tegelijk werd hij zo beschreven dat ik niet anders kon dan sympathie voor hem hebben. Die Ras moest veel meegemaakt hebben.
     Hermans zelf heeft meer dan eens een traumatiserende gebeurtenis beschreven die ze meemaakte toen ze 25 was. In haar eigen woorden: ‘Ik zat in de tram, keerde terug van mijn werk, het regende en ik was hoogzwanger, dus prikkelbaar. Ik snoot mijn neus, en de man naast me wees mij erop dat ik hem blijkbaar niet goed had afgeveegd. Ik bedankte hem en deed mijn oortjes in, zonder dat ik naar muziek luisterde. Hij draaide zich om, naar een andere blanke passagier, en zei hij: “Ge moet die toch alles leren, hé, die negers, net gelijk klein kinderen”. Toen brak het bij mij. Ik stond recht en schold hem de huid vol. Ik weende ook. Vanaf dan wist ik: tot hier en niet verder.’
     Als de vijf jaar oude racistische uitspraak van Hermans die ik in het begin van dit stukje citeer, als die dus verband houdt met het incident op de tram, dan wil ik daar rekening mee houden. Ik trek nog een puntje af van de racisme-score en eindig op 4/10. Maar het blijft natuurlijk wel racisme, al is het ondertussen al lang onder het niveau van het strafrecht gedaald. 

De citaten van Dalila Hermans komen uit een interview in De Standaard van 1 juli 2017 (hier) en een in De Morgen van 23 oktober 2017 (hier).

zondag 9 april 2023

De blijde boodschap van Bert Bultinck


 
Elke week krijg ik een mailtje van Bert Bultinck die mijn aandacht vestigt op de interessantste stukken in het weekblad Knack. Hij geeft daar zelf enkele commentaren bij. Zoals dit: 

‘Eerder deze week raakte bekend dat er vorig jaar een ‘recordbedrag’ aan leeflonen is uitgekeerd. Ook dat werd vooral als een probleem gekaderd, terwijl het eigenlijk gewoon goed nieuws is. Allemaal samen hebben we de ellende van iets meer dan 200.000 mensen een beetje kunnen verzachten.

     Als ik zoiets lees, gaat er van alles door mij heen. Kan ik daar nu een ernstig antwoord op geven? Maak ik mijzelf niet belachelijk als je dat doet? Is het niet beter om een reeks treffende scheldwoorden te verzinnen zoals Jeroen Brouwers indertijd deed als hij zijn vijanden te lijf ging? Moet ik misschien gewoon het bericht op je Facebook plaatsen en er een boos gezichtje onder zetten? Of een diepe zucht slaken, wat ik toch al voortdurend doe, ook zonder reden of aanleiding? Ik vraag wat mijn vrouw ervan vindt. ‘Ja,’ zegt ze, ‘Bultinck, daar is iets mis mee.’
     De brave burger die naar de leeflooncijfers kijkt – een uitgave van 1,2 miljard* –  maakt zich wat ongerust. Hij denkt aan de begroting, die 10 procent* meer uitgaven dan inkomsten voorziet. Hij bedenkt ook dat 40 procent van de leeflonen naar niet-Belgen gaat, dat ons systeem dus eerst migranten aantrekt en er daarna niet goed in slaagt om die migranten aan het werk te krijgen***. Dat is dus drie keer slecht nieuws: voor de begroting, voor het immigratiebeleid en voor het activeringsbeleid.
     Maar als de brave burger zich ongerust maakt, kent Bultinck daar de ware reden van. Het ligt aan het DNA van de brave burger. En dan wil de hoofdredacteur graag demonstreren hoe zijn DNA in elkaar zit. Slecht nieuws? We maken daar gewoon goed nieuws van. Probleem opgelost.
     Aangezien het vandaag Pasen is wil Bultinck desnoods een andere motivering toeschrijven dan ordinaire dwarsheid. Misschien is de man een volgeling van Jezus van Nazareth en denkt hij: wat we ook doen aan immigratie en activering, de armen zullen altijd bij ons zijn (Matteüs 26:11, Marcus 14:7, Johannes 12:8). Dan is het inderdaad ‘goed nieuws’ (evangelie, dus) dat er iets gedaan wordt om die armoede te verzachten. Maar ook dan mag er best nagedacht worden over hoe die armoede het beste kan worden verzacht in een wereld van beperkte middelen. En ook dan komen we uit bij beleidskeuzes aangaande immigratie, activering en sociale zekerheid.

 

 

* Die 1,25 miljard is maar een deel van de financiële kost. Daarnaast is er nog de steun aan niet-leefloongerechtigde inwoners met buitenlandse nationaliteit, allerlei bijkomende subsidies en uiteraard de meerkost voor de collectieve voorzieningen van onderwijs tot ziekteverzekeringen en openbaar vervoer. Het aantal van 211.000 leefloners schijnt een heel klein beetje lager te liggen dan het vorige recordaantal. 

** De cijfers zoals ik ze kan onthouden:  een BBP van 500 miljard, een begroting van 250 miljard, een jaarlijks begrotingstekort van 25 miljard. (Alle cijfers zijn in werkelijkheid een stuk hoger).

*** Dat cijfer werd deze week door Stijn Baert aangevuld met een ander gegeven: van onze migranten buiten de EU tussen de 25 en de 64 jaar is meer dan 44 procent noch aan het werk, noch op zoek naar een baan.




donderdag 6 april 2023

‘Gematigd nazisme,’ en andere kortjes

 


‘Gematigd nazisme’ 
Af en toe plaats ik iets over de islam/islamisme discussie op mijn blog. Ik moet dan goed opletten dat ik met alle gevoeligheden rekening hou. Ik denk daarbij niet zozeer aan de moslims onder mijn lezers, want veel zullen dat er niet zijn, maar aan enkele felle tegenstanders van de islam, die bovendien van de hele kwestie meer afweten dan ikzelf, dankzij hun vlijtige studie van de materie of hun rijke levenservaring in vreemde landen of exotische buurten. Als ik in een bepaalde context de woordkeus ‘islamisme’ verdedig, om daarmee aan te geven dat er naast de fanatieke, fundamentalistische, extremistische moslims – de islamisten dus – ook veel gematigde moslims bestaan, dan vraagt men mij vanuit die hoek of er misschien ook een ‘gematigd nazisme’ bestaan heeft.  
Het antwoord op die laatste vraag is, geloof ik, nee. Er bestond binnen het nazisme géén gematigde strekking. Meer zelfs, er bestonden, na de Nacht van de Lange Messen, helemaal geen strekkingen meer, alleen bondgenootschappen van intriganten en hofnarren die ijverden om in de gunst van de Führer te komen – en die gunst verwierf je niet door gematigd te zijn.
Maar zelfs over het nazisme zal ik in mijn taalgebruik onderscheid aanbrengen. Niet alle Duitsers waren nazi’s en niet alle nazi’s waren even fanatiek, en niet alle fanatici waren even moordlustig. Ik zal dus, als dat pijnlijke onderwerp ter sprake komt, liever spreken van uitroeiingskampen van de nazi’s, dan van uitroeiingskampen van de Duitsers. En de Kristallnacht zal ik omschrijven als een een actie van fanatieke nazi’s, want veel huisvaders en huismoeders die partijlid waren, bleven die nacht thuis in hun warme bedje*. En van Julius Streicher zal ik zeggen dat hij een rabiate antisemiet was, daarmee aangevend dat andere partijleden dat wellicht minder waren.
Als ik zo’n onderscheid maak voor nazi’s, die vrijwillig lid van hun partij waren geworden, dan moet ik dat met nog meer nadruk maken voor moslims, die in hun meer dan duizend jaar oude geloof gebóren zijn. Als mijn grootmoeder getuigen van Jehovah aan de deur kreeg, ging ze nooit in discussie. Ze zei eenvoudig: ‘Mijnheren, ik ben in mijn geloof geboren en ik zal in mijn geloof sterven.’**  

Metaforen
De televisie-reeks Daisy Jones and the Six vertelt het verhaal van een fictieve popgroep uit de jaren 70. Ik weet daar weinig van, maar naar het schijnt wordt inspiratie geput uit de geschiedenis van Fleetwood Mac. Mijn vrouw vindt in elk geval dat de muziek in de reeks, aflevering na aflevering, meer op die van Fleetwood Mac begint te gelijken. De fictieve groep wordt geleid door twee singer-songerwriters die veel ruzie met elkaar maken: lead zanger Billy Dune en natuurlijk Daisy Jones zelf, die ook lead zangeres is. Maar ondanks hun ruzie begrijpen de twee elkaar goed. Tijdens een studio-opname veegt Daisy Jones de bandleden de mantel uit. De muziek klinkt niet zoals ze het wil. De muziek moet swampier, zegt ze. De bandleden kijken elkaar onbegrijpend aan. ‘Play longer notes,’ zegt Billy, want hij begrijpt Daisy Jonish.
Ik van mijn kant begrijp de bandleden. Ik voel mij ook onzeker als de pianolerares mij zegt dat ik een rijtje noten breekbaar moet spelen. En vroeger begreep ik ook nooit wat de voetbaltrainer bedoelde als hij riep dat Jan zijn voorzetten scherper moesten zijn. Een scherp mes en een breekbaar glas, dat zijn eigen die ik begrijp. Maar als er metaforen om de hoek komen kijken, dan ben ik de weg kwijt. Of de draad. Of het hoofd.

Exotische namen
Mochten sommige van mijn lezers van plan zijn om zich ooit in libertarische literatuur te gaan verdiepen, dan raad ik hen aan om de voetnoten niet over te slaan. Je komt er mooie exotische namen tegen zoals Gustave de Molinari (1819-1912), Lysander Spooner (1808-1887) en Betrand de Jouvenel (1903-1987). 
Gustave de Molinari … klinkt dat niet precies als een keurslager uit een provinciestadje die met een valse naam en charmante praatjes probeert binnen te dringen in de Brusselse beau monde? Lysander Spooner … meteen moet ik denken aan dat boekje van Godfried Bomans, Thomas Robert Spoon, dat velen als een gênante mislukking beschouwen, maar waar ik altijd goed mee kan lachen. Bertrand de Jouvenel … heeft zo iemand wel echt bestaan? Ik heb het eens opgezocht op Wikipedia en, jawel hoor: echt bestaan, geboren en gestorven in Parijs. 
De  levensbeschrijving van Jouvenel klinkt als een les in cultuurgeschiedenis. Zoon van een beroemde Dreyfusard; heeft op 16-jarige leeftijd een seksuele relatie met zijn stiefmoeder, de beroemde schrijfster Colette*; behoort als jonge man tot een radicale strekking binnen de Parti Radical, de zogenaamde ‘Jeunes Turcs’ – de eersten om die naam aan te nemen na de Turkse putchisten van 1908; trouwt met Martha Gelhorn voordat die later weer trouwt met Ernest Hemingway; is bevriend met vooraanstaande schrijvers en denkers als Drieu de la Rochelle, André Malraux, Raymond Aron en onze eigen Hendrik De Man; komt in in de jaren ’30 in het vaarwater van de Nieuwe Orde terecht;  interviewt Hitler in 1936 voor Paris-Midi; keert zich tegen het nazisme uit sympathie voor Tsjecho-Slovakije; werkt in het bezette Frankrijk als spion voor de Britten. Tussendoor en later vindt hij tijd om vier romans te schrijven en een vijftigtal boeken over economie, ethiek, ecologie en geschiedenis.
In 1947 sticht hij, samen met Friedrich Hayek en enkele andere de Mont Pelerin Society, waar ook Karl Popper, Milton Friedman en Ludwig von Mises toe behoren. De organisatie heeft 7 winnaars ‘Nobelprijzen economie’ voorgebracht, en heeft een belangrijke rol gespeeld bij de intellectuele voorbereiding van het ‘neoliberalisme’. 
Maar Jouvenel blijft ook op latere leeftijd geestelijk een avonturier. In 1960 wordt hij weer linkser. Hij doet zijn beklag bij Friedman dat de Mont Pelerin Society ten onrechte alle heil van de privé-ondernemers verwacht. In mei 1968 sympathiseert hij met de opstandige studenten. Bij de presidentsverkiezingen van 1981 steunt hij François Mitterrand.

 

 *Dat pleit die huisvaders en en huismoeders uiteraard niet vrij van medeplichtigheid.

** Ik wil graag geloven dat de islam, naast een godsdienst, ook en misschien vooral een politieke ideologie is, maar het is óók een godsdienst. Sommige van de meest kwalijke onderdelen van de islam-ideologie, zoals het jihadisme en het terrorisme, hebben zelfs rechtstreeks te maken met de godsdienstige kant van de ideologie: het geloof in de hellestraffen en de overtuiging dat die afgekocht kunnen worden door martelaarschap. 
*** Ik had hier eerst geschreven: ‘zekere Colette, die ook boeken schreef’, maar ik ik raakte in paniek bij de gedachte dat een lezer zou kunnen denken dat ik de schrijfster niet kende.

woensdag 5 april 2023

Herman van Goethem, en andere kortjes


Herman van Goethem

 In een recent stuk in De Morgen pleit rector Herman van Goethem tegen cancelcultuur – yes! – en vóór verplichte bijscholingen over ‘onbewuste vooroordelen’ – euh ... Om mensen zoals ik over dat laatste gerust te stellen, voegt hij eraan toe: ‘Dat is heus geen strafkamp.’ Van Goethem verdedigt dat soort bijscholingen omdat ze volgens hem nodig zijn voor een respectvolle omgang van medewerkers, ‘ook in onze lerarenkamer.’ 
Ik ben een groot voorstander van respect. Mocht Van Goethem een boekje schrijven met etiquetteregels voor de lerarenkamer, en zijn medewerkers verplichten om dat boekje te lezen en toe te passen, dan zou je mij daar niet over horen klagen. Maar zo’n schimmige ‘opleidingen’ vertrouw ik niet, vooral niet als ze zich als ‘professioneel’ aandienen.  Zijn daar cursusteksten van? Kunnen wij die ergens raadplegen? Wie garandeert mij dat die opleidingen meer zijn dan een geraffineerde vorm politieke indoctrinatie? Van Goethem zelf? Maar is die man wel in staat indoctrinatie te herkennen als die toevallig overeenstemt met zijn eigen gedachtegoed? Ik betwijfel het.
Bijvoorbeeld. In zijn stuk in De Morgen schrijft de rector: ‘De universiteit moet zich neutraal opstellen,’ en in hetzelfde stuk schrijft hij : ‘Het wokedebat in Vlaanderen is uitgegroeid tot een sloophamert(je) om op rechts electoraal garen te spinnen.’ Dat van dat garen spinnen kan best juist zijn, maar past het wel voor de rector van een zich neutraal opstellende universiteit om electoraal rechts even de oren te wassen? Zou hij zelf zien dat hij hier blijk geeft van enige politieke tendentie?  

Julien Weverbergh
Op de redactievergadering van een Vlaamse krant werd gisteren de vraag gesteld hoeveel aandacht moest gaan naar het overlijden van uitgever Julien Weverbergh. Weverbergh? Daar hadden de meeste jongens en meisjes op de vergadering nog nooit van gehoord. Er was nochtans een tijd dat Gerard Walschap hem belangrijk genoeg vond om er een boek-pamflet over te schrijven dat Culturele repressie (1969) heette. Maar de vraag die ik mij hier stel is deze: hebben de jongens en meisjes op die redactievergadering ooit al van Gerard Walschap gehoord? 
Ach, Weverbergh, waar is de tijd? Ik heb hier wellicht nog enkele nummers van het tijdsschrift Bok liggen, met de klinkende namen van weleer: Herwig Leus, die studentenleider Ludo Martens ging interviewen voor De Vlaamse Gids, Herman J. Claeys, die gerechtelijk vervolgd werd omdat hij het tijdschrift Gandalf verkocht in zijn boekenwinkel, Jan-Emiel Daele, die zo kritisch over wielrennerij schreef en zo tragisch aan zijn einde kwam, Hedwig Speliers, die, in tegenstelling tot wat zijn voornaam liet vermoeden, een man was, en die vernietigend uithaalde naar Stijn Streuvels. En Weverberg zelf natuurlijk, die na zijn Bok-periode met een zekere regelmaat in Humo over UFO’s schreef en dus een ‘wappie’ avant la lettre was. Je werd daarvoor niet uitgescholden, toen.

Walschap als Chinareiziger
Ik heb, terwijl ik bovenstaand kortje aan het schrijven was, snel een tweedehands exemplaar van Culturele repressie besteld. Dat is nu eens een boekje dat ik graag eens opnieuw wil lezen. In mijn herinnering gaat het over de Chinezen die ons land bezetten en die Julien Weverbergh als collaborerend cultuurpaus aanstellen. Walschap had toen, kort voor hij het boekje schreef, een bezoek gebracht aan China en was, in tegenstelling tot de meeste andere China-reizigers van die tijd, niet erg enthousiast teruggekeerd. De Grote Proletarische Culturele Revolutie vond hij maar niets.

Engelse woorden
Ik kan er goed tegen dat Engelse woorden tijdelijk in onze taal binnendringen. Ik begrijp bijvoorbeeld dat Jan zegt soms awkward in plaats van ongemakkelijk. Als op restaurant iemand rode wijn morst op een witte broek, kun je probleemloos zeggen: 
Dít is awkward!’  ‘Hoe gênant!’ kan ook.* Maar Hoe ongemakkelijk! klinkt voor mij minder goed. Je moet dan al bijna zeggen ‘Dit is een ongemakkelijke situatie.’ Dus, awkward, waarom niet? 
Engelse termen uit de managementswereld dat is weer iets anders.  Die roepen weerstand op omdat je denkt aan het soort mensen dat ze gebruikt. Je zou kunnen zeggen: laat die maar gewichtig doen onder elkaar, wat hebben wij daar mee te maken? Maar het vervelende is dat ze sommige van hun termen aan ons proberen op te dringen, zoals content en consent. Bij dat laatste woord kan ook de homografie, zoals wij taalkundigen dat noemen, voor problemen zorgen. ‘Geef je consent als je content bent met de content.’

Hoe lang duurt ‘nu’?
Er bestaat een oude cartoon van Kamagurka met de bekende Bert in de hoofdrol. ‘Als je “nu” zegt,’ zegt Bert, ‘is het al voorbij.’ En dan volgen enkele tekstbalonnetjes met ‘Nu!’ ‘Nu!’ ‘Nu!’ Bert gaat er dus van uit dat ‘nu’ een oneindig klein moment is. Maar psychologisch schijnt dat niet te kloppen. Ons ‘nu’ schijnt ongeveer 3 seconden te duren, de tijd die we nodig hebben om iemand een hand te geven, om een dichtregel op te zeggen, om iets, zelfs als we verstrooid zijn, toch in het kortetermijngeheugen te houden*. Maar als ons leven bestaat uit zo’n opeenvolging van stukjes van 3 seconden, hoe noemen we dan het scheidingslijntje tussen die stukjes?

Oxford-komma
De Oxford-komma is de komma die je gebruikt vóór het woordje en in een opsomming. Toen ik onlangs een kopje plaatste Hilde van Mieghem en andere kortjes, dan suggereerde ik eigenlijk dat de actrice zelf een kortje was. Een lezer reageerde: ‘Bij mij zou het niet waar zijn!’ Ik zal dus voortaan een komma plaatsen voor de toevoeging ‘en andere kortjes’. Je kunt dubbelzinnigheid maar beter vermijden. Anders krijg je zinnetjes als: ‘This book is dedicated to my parents, Ayn Rand and God.’
(Het is grappiger als je wat thuis bent in het Ayn Rand-universum.)


* Gênant werd mij gesuggereerd door Herman Jacobs. Dat woord heeft inderdaad een mooiere staat van dienst in onze taal. Jan gebruikt het trouwens ook.
** Jan zegt iets tegen mij en hij merkt dat ik niet oplet. Wat heb ik gezegd, vraagt hij. Als hij die vraag stelt binnen de 3 seconden, kan ik het antwoord geven. Wij vinden dat dan allebei raar.