donderdag 1 februari 2024

Heksenvervolging, en andere kortjes


Heksenvervolging
     Kristof Smeyers schrijft in De Standaard een sympathiek, lichtjes gefrusteerd, stukje over de heksenvervolging. Ik begrijp hem volkomen. Je bent historicus, je hebt de heksenvervolging van voor naar achter bestudeerd, je hebt originele procesverslagen ontcijferd, je kent de Heksenhamer uit het hoofd, je volgt de secundaire literatuur op de voet, en dan moet je vaststellen dat de eerste de beste neofeministe zonder kennis van zaken de hele zaak recupereert om de strijd tegen het ‘patriarchaat’ te voeren. Soms is het nog erger en heeft die neofeministe wél kennis van zaken en selecteert ze moedwillig het materiaal zodat het in haar kraampje past. Dan word je als kenner van de hele zaak terecht boos.
      Met één passus van Smeyers heb ik echter hardop moeten lachen. ‘We weten ondertussen … dat heksen doorgaans niet van hekserij werden beschuldigd omdat ze vrouwen waren … maar omdat men hen ervan verdacht bovennatuurlijk kwaad te veroorzaken.’ Zeker. Dat weten we ondertussen. Heksen werden van hekserij beschuldigd omdat men hen van hekserij verdacht.
     Nu heb ik wel, zoals gezegd, hardop gelachen, maar ’t is natuurlijk ook de kern van de zaak. Men geloofde helaas in hekserij, en zoals Smeyers aanhaalt, bestaat dat geloof nog altijd in vele delen van de wereld, en maakt het nog altijd slachtoffers. 

Twaalf
     Kop in de Knack: ‘Twaalf nieuwe inzichten over migraine.’ Ik lees de kop voor aan mijn vrouw. ‘Twaalf,’ zegt ze, ‘dát is veel.’ ‘Ja,’ zeg ik. ‘Eén nieuw inzicht was mooi geweest.’     

Actiecomité
     Aan de kassa staat een man uitleg te geven aan de winkeluitbaatster. Een ander soort blogger zou hier een heel tafereeltje uit puren. Ik noteer alleen (1) dat de man namens een actiecomité spreekt, (2) tegen de aanleg of afbraak van een parking is, (3) een affiche bij zich heeft om op te hangen in de winkel en (4) dat ik een golf van blijdschap door mijn lichaam voel trekken omdat ik geen burgemeester ben, of schepen van Openbare Werken. Ik heb medelijden met die mensen.

Ford Fiesta
     Ik rij op de autosnelweg en haal een Ford Fiesta in die op het rechtse rijvak rijd. Plots schiet het door mijn hoofd dat ik vannacht over een Ford Fiesta gedroomd heb. Wat, dat weet ik niet meer. Wat valt er over een Ford Fiesta te dromen?

Voornamen
     Mijn vrouw heeft naar een reportage gekeken over de Spaanse dichter Antonio Machado. ‘En dan gaat het plots over zijn ontmoeting met Federico,’ vertelt ze, ‘terwijl ze de moeite niet doen om te zeggen dat het om Lorca gaat. Gelukkig lieten ze een portret van hem zien dat ik herkende.’
     Dat is inderdaad iets raars met die namen. Als we koningen en keizers erbuiten laten, lijkt de algemene regel, zeker voor schrijftaal, dat je eerst voor- en achternaam vermeldt, en daarna verder gaat met de achternaam. Maar er speelt ook gewoonte, conventie, en gevoel. Laat ik mij hier beperken tot kunstenaars en schrijvers. Ik zeg en schrijf Picasso en Rubens, maar Michelangelo en Leonardo. Bij Walter Scott valt het mij moeilijk om de voornaam weg te laten, bij Charles Dickens is het mij om het even, en van Thackeray of Dostojevski vind ik de voornaam overbodig. Een vrouwelijke auteur met alleen de familienaam aanduiden vind ik ongemakkelijk. Jane Austen lijkt mij beter dan AustenAusten alleen is een jongensnaam. ‘Austen!’ roept de strenge leraar. ‘Stop talking to your neighbour.’ De Fransen lossen dat soms op met Madame. Madame de Sévigné, Madame de la Fayette, Madame de Staël.
 
     En dan heb je het affectieve gebruik van de voornaam, waarmee een persoonlijke vertrouwdheid wordt gesuggereerd. Federico valt daaronder. 19-eeuwse bewonderaars spraken geloof ik niet over Rousseau, maar over Jean-Jacques. Wij, Karel van het Revianen, schrijven wel eens over Karel, nadat we eerst voluit Karel van het Reve geschreven hebben. Bij het praten zou dat wat geaffecteerd zijn. Je kunt ook moeilijk Hugo zeggen, als je Hugo Claus bedoelt, al zijn er die dat wel doen.  

#MeToo-films
    Ik heb een hekel aan #MeToo, maar ik heb de films en series over dat onderwerp met genoegen bekeken: Bomb Shell (2019), She Said (2019), The Morning Show (2019-2023). Ik ben al blij als de fanatieke toon ontbreekt. Misschien is subtiliteit gevaarlijker dan openlijk en eerlijk fanatisme, maar ik zal altijd het eerste boven het tweede verkiezen.

Woke en rechtspopulisme
     Woke is een extreme uitwas van de progressieve idealen, zoals het populisme een extreme uitwas is van de conservatieve idealen. Het extremisme van woke is vooral zichtbaar in de overdrijving van futiliteiten, dat van het populisme in de demagogische stijl. 

Achturendag
     Ik heb al eens iets positiefs gezegd over de Filosofiekalender van 2014, die bij ons op het toilet ligt. Interessant is bijvoorbeeld 24 september, met een citaat van Russell  uit In Praise of Idleness. ‘Een hoop schade in de moderne wereld ontstaat door ons geloof in de deugdzaamheid van werk.’ Russell haalt uit die stelling argumenten voor werktijdverkorting tot vier uur per dag. Ik vind die argumentatie verkeerd, vanwege de zelfde redenen die Marianne M. van Dijk opgeeft in de Filosofiekalender. Als mensen vrij kunnen kiezen tussen luxe – geld dus – en vrije tijd, kiezen ze uiteindelijk voor een werkdag van acht uur. Acht uur werken, acht uur slapen, acht uur gapen, zoals de anti-socialisten van voor de Groote Oorlog dat noemden.

Sympathiek
     Wie zich interesseert voor politiek of ideologie heeft de neiging om mensen van het eigen kamp sympathiek te vinden, en mensen van het andere kamp onsympathiek. Ik heb dat slechts in geringe mate, denk ik, maar ik ontsnap er niet aan. Is dat een vorm van synesthesie, waarbij verschillende kenmerken in de waarneming samenvloeien? Of zit er meer achter? 

‘Persuasief’ en ‘revolutionair’
     Een van de vaardigheden die een leraar Nederlands moet bijbrengen aan zijn leerlingen is dat ze het verschil kunnen maken tussen tekstsoorten. Je hebt namelijk ‘informatieve’, ‘persuasieve’ en ‘diverterende’ teksten. Zo staat het in het Leerplan of in de Eindtermen, of hoe die dingen ook mogen heten. Dat woord ‘persuasief’ stond mij niet erg aan. Je moest dan uitzoeken of de auteur de lezer probeerde te ‘overtuigen’. Hoe kon je dat weten? Ik gebruikte liever het woord ‘argumenterende’ tekst. Die argumenten kon je met de vinger aanwijzen. Maar of die argumenten bedoeld waren  om iemand te overtuigen, dat wist ik als leraar ook niet. De ene mens kan niet rusten tot iedereen denkt zoals hij, en een andere is daar stoïcijns in.
      Daarmee wil ik niet zeggen dat er geen persuasief genre bestaat. In het zesde middelbaar kregen we les van meneer Delameilleure. Van hem moesten we een ‘revolutionaire’ redevoering houden, niet in de klas maar vanop het podium van de grote zaal van onze school. De revolutionairen in de klas, waar ik toe behoorde, vonden dat natuurlijk een puik idee, maar helaas bleek dat het hele begrip niet rechtstreeks met de Grote Revolutie te maken had. Het was gelijk welke redevoering die een ‘omwenteling’ teweeg bracht in de overtuiging of het gemoed van de toehoorder. Je mocht in die redevoering dus oproepen om dagelijks je tanden te poetsen, of minder koekjes te eten, of om meer sport te beoefenen. Maar je mocht natuurlijk ook oproepen tot solidariteit met de Vietnamese communisten of de Palestijnse verzetstrijders. Als je dat laatste deed kon je erop rekenen dat meneer Delameilleure lichtjes spottend toekeek.

 

* Over abortus heb ik vroeger als eens een stukje geschreven, maar ook dat was eerder een zijdelingse benadering. Zie hier.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten