Een van de oudste literaire genres is dat van de kortjes: aforismen, spreuken, bon mots, puntdichten, anekdotes, karakterschetsen: van Prediker tot Cioran, van Heraclitus tot Dorothy Parker, van Seneca tot Nietzsche.
Godfried Bomans onderbreekt in Buitelingen zijn cursiefjes door af en toe een bladzijde ‘Invallen’ tussen te voegen. Elke bundel van Karel van het Reve eindigt met een reeks ‘Fragmenten’. Joe Brainard heeft zijn boekje I Remember, Jo Komkommer heeft zijn blogrubriek ‘Ik herinner mij’ en Padgett Powell heeft zijn eindeloze reeks vragen in The Interrogative Mood.
Dan dan had je de 17de, 18de en 19de eeuw met Pascal, La Rochefoucauld, Vauvenargues, La Bruyère, Lichtenberg, Schopenhauer, Chamfort, Bloy. Soms lijkt het of de Faust van Goethe alleen geschreven is om de krachtige aforismen een plaats te geven**.
En vandaag doet iederéén mee, dankzij Twitter en Facebook.
Die kortjes hebben het voordeel dat je een leuke inval niet homeopathisch moet verdunnen zoals Addison deed in zijn Spectator***. Maar dat aanlengen met water is niet altijd zinloos. Je moet dan wel goed schudden. Karel van het Reve had ooit een kortje geschreven over de evolutieleer van Darwin. Later schreef hij een langer stuk, dat ongeveer hetzelfde zei, maar dat ik toch niet zou willen missen. Het voordeel van een langer stuk is dat de ene inval de andere meebrengt.
Een ander voordeel van kortjes zal vooral de luie medemens aanspreken. Ik ben zo’n medemens. Nu noteer ik vaak een inval, met het vaste voornemen om die later uit te werken. En dan komt het er niet van.
Enkele voorbeelden?
Al heel mijn leven ken ik de Lettres van Mme de Sévigné. Het boek nam een opvallende plaats in in de boekenkast van van mijn vader. Pas onlangs heb ik een deel van die correspondentie gelezen****. – Al heel mijn leven weet ik dat Camus omgekomen is bij een auto-ongeluk. Pas sinds eergisteren weet ik dat hij bij dat ongeluk niet aan het stuur zat, en dat zijn uitgever bij hetzelfde ongeluk de dood vond. – Al heel mijn leven ken ik de muziek van Les parapluies de Cherbourg. Pas gisteren heb ik de film gezien. – – Wat valt daaraan uit te werken?
Of kijk. Ik heb geen zin om een recensie te schrijven over Les parapluies, maar ik wil toch graag iets kwijt over de interieurs. Wat was me dat allemaal? Die meubels? Dat behang? Die kleuren? Hebben die echt bestaan? Mensen die zo woonden, na hoeveel maanden werden ze opgenomen in een instelling? Wij hebben laatst bijna een appartement aan zee gekocht, en de slaapkamer was precies in dezelfde ‘style bonbonnière’ ingericht als in de film. ‘Alles gaat eruit,’ zei mijn vrouw.
En tussen haakjes. Catherine Deneuve was 21 in die film. Julie Christie was 22 in The Fast Lady. Zouden er nog veel vrouwen zijn die na die leeftijd móóier worden?
* Ik herinner mij een ruzie met een professor in de taalkunde over de
morfologische mogelijkheid van het Nederlands om verkleinwoorden te maken van
bijvoeglijke naamwoorden. Ik had ongelijk.
** Over de Maximes van La Rochefoucauld: zie ook hier.
Voorbeelden van kortjes bij Chamfort
vind je hier,
hier
en hier.
Van Dorothy Parker: hier.
Over die aforismen in Faust: zie ook hier. Over
Schopenhauer en Nietzsche, zie ook hier,
met name ook over het gebruik van aforisme door die laatste.
*** Een ander voordeel is dat je niet hoeft te argumenteren, zie ook hier.
**** Over Madame de Sévigné: zie ook hier.