Kamala Harris-opwinding
Half januari schreef Frans Verhaegen een opinie in De Standaard over de Amerikaanse primaries. ‘‘Het is nog niet zeker dat Trump de Republikeinse nominatie in de wacht sleept.’ Ik zag daarin niets meer dan een troostend woord voor mensen zoals ik die vier jaar geleden geloofden dat Trump politiek dood en begraven was, en die nu met lede ogen moeten aanzien dat hij sterker is dan ooit. In De Standaard van 22 juli heeft Verhaegen een nieuw woord van troost: ‘De Republikeinen hebben te vroeg gepiekt.’ Dat vind ik al geloofwaardiger. De kandidatuur van Kamala Harris, waar ik bij wijze van spreken nog nooit van had gehoord, veroorzaakt ook bij mij in het verre Vlaanderen een zekere opwinding. Maar ik geef toe dat zo’n opwinding bij mij van korte duur is. Het is dus best mogelijk dat Harris bij mij ook te vroeg gepiekt heeft en dat ik op 5 november alsnog vergeet om te gaan stemmen.
‘Helaas’
Steven Defoer heeft een voor zijn doen beheerst stuk geschreven (DS 23/7) over de ‘vliegende start van de Harris-campagne.’ Maar zich helemaal zakelijk uitdrukken lukt niet. Hij spreekt over ‘het blok aan het been dat Biden helaas geworden was.’ Dat helaas heeft alleen het perspectief van de Democraten weer, voor de Republikeinen was het misschien een gelukkig maar.
In mijn ideale berichtgeving ontbreken zulke woordjes. Op 31 juni 1934 wil ik ook niet lezen in de avondkrant dat Herr Hitler ‘helaas’ de leiding van de SA heeft laten ombrengen en dat hij ‘jammer genoeg’ ook enkele conservatieve tegenstanders heeft laten doden. In de berichtgeving wil ik de namen lezen van degenen die omgebracht zijn, en wat hun functie was. In een analyse wil ik speculaties lezen als ‘Hitler heeft door deze roekeloze stap zijn al wankele machtspositie verder ondergraven’, of ‘voortaan zullen we een nieuwe, gematigder Hitler leren kennen.’ En in de commentaarstukken mag men die Hitler gerust een zwijn noemen.
Jean-François Revel
Ik ben La grande parade aan het lezen van Jean-François Revel. Het boek is verschenen in 2000 en het lijkt om een ander tijdperk te gaan. In Revels bijtende uitvallen tegen links vind je amper verwijzingen naar wat we nu woke zouden noemen. Het neoliberalisme bepaalt nog de agenda: steeds meer vrijhandel en steeds minder protectionisme. Zelfs de Franse socialisten begrijpen dat je werknemers geen dienst bewijst door van alles te nationaliseren. Intellectuelen voeren nog achterhoedegevechten om het sovjetcommunisme zoveel mogelijk goed te praten. Wel actueel is de manier waarop links het begrip ‘fascisme’ gebruikt en misbruikt als passe-partout die op elke deur past en als bliksemafleider die kritiek op het eigen falen neutraliseert.
Revel is een grappige auteur. Hij laat zich meeslepen in zijn eigen polemiek, vertelt anekdotes, analyseert de psychologie van de linkse medemens, wijst op flagrante contradicties, en brengt elementaire feiten in herinnering – waarvan ik er veel eigenlijk nooit gekend heb. Uit terloopse verwijzingen blijkt dat hij goed op de hoogte is van de libertaire literatuur: Bastiat, Mises, de Jouvenel. Het nadeel van zijn retoriek is dat zijn tegenstanders zich niet zullen herkennen in de manier waarop hij hun standpunten samenvat of interpreteert, en al zeker niet als ze uitgescholden worden.
Soms moet ik lachen met de onhandige uitspraken die hij kwistig citeert. Zoals die Peruaanse dictator die zei dat hij ‘geen kapitalisme of communisme wou, maar het tegendeel.’ Of dat eminente lid van de Académie française dat zijn ongenoegen uitsprak over de democratie in het oude Athene: ‘Quel épouvantable despotisme! Tout le monde fait ce qu’il veut.’
Communisme
Onlangs hoorde ik Raoul Hedebouw zeggen dat hij liever ‘marxist’ dan ‘communist’ wordt genoemd. Nou ja, Marx was de auteur van het Communistisch Manifest toch? Bij Revel las ik nog iets anders. In Frankrijk werden in 1997 de resultaten van een grote peiling gepubliceerd naar de politieke opvattingen van het publiek. Daaruit bleek dat het begrip ‘marxisme’ slechts bij 7 procent van de ondervraagden een positieve bijklank had, tegenover 20 procent voor het begrip ‘communisme’. ‘Marxisme is blijkbaar meer iets voor intellectuelen.
Zweet en tranen Bloed, zweet en tranen is natuurlijk het ergste, maar zweet en tranen alleen zijn ook al erg. Als ik in de winter fiets, gebeurt het dat ik tranen in mijn ogen krijg van de kou. Die tranen mengen zich dan met heel kleine zweetdruppeltjes. Die twee samen doen erg pijn aan de ogen.
Toxisch
Een directeur van iets mag ongemanierd zijn, brutaal, bruut, lomp, boers, venijnig, achterbaks, gemeen, zolang hij maar niet toxisch is. Vroeger was dat probleem minder, want met de legerdienst werden jongens geïmmuniseerd tegen toxisch leiderschap. Het was een karweitje dat de sergeant op zich nam.
Maatpak
Wie zou er eigenlijk eerst de uitdrukking ‘fascisten in maatpak’ gebruikt hebben. Het is waar dat fascisten en nazi’s vaak in uniformen liepen, in hemdsmouwen zoals Hitler in Mijn Kamp aanraadt, naar het voorbeeld van de roden. Maar je vindt ook foto’s van Hitler en Mussolini in avondkledij en met hoge hoed. Zou men toen al iets van die op maat gemaakte kledij gezegd hebben?
Een vroeg voorbeeld van dat pak vond ik bij Karel van het Reve. Hij citeert de de sovjetroman Wat wil je nou eigenlijk van Vsevolod Kotsjetov (1969). Daar infiltreert een Duitse spion en saboteur in het Russische moederland: ene Klauberg, 'wiens burgerpak de schneidige houding van de SS-officier niet verbergt.’ Burgerpak is eigenlijk beter dan maatpak, want het laat het verschil met het uniform beter uitkomen. Ook zal het woord meestal preciezer omschrijven welk pak de vermeende fascist aan heeft. Vaak is dat geen maatpak, maar slobberpak, zoals Joop den Uyl droeg. Zou Joop ooit door iemand fascist genoemd zijn geweest? Of sociaalfascist? In de radicale jaren 60 en 70? Je weet maar nooit.