dinsdag 23 juli 2024

Kamala Harris-opwinding, e.a.

Kamala Harris-opwinding
     Half januari schreef Frans Verhaegen een opinie in De Standaard over de Amerikaanse primaries. ‘‘Het is nog niet zeker dat Trump de Republikeinse nominatie in de wacht sleept.’ Ik zag daarin niets meer dan een troostend woord voor mensen zoals ik die vier jaar geleden geloofden dat Trump politiek dood en begraven was, en die nu met lede ogen moeten aanzien dat hij sterker is dan ooit. In De Standaard van 22 juli heeft Verhaegen een nieuw woord van troost: ‘De Republikeinen hebben te vroeg gepiekt.’ Dat vind ik al geloofwaardiger. De kandidatuur van Kamala Harris, waar ik bij wijze van spreken nog nooit van had gehoord, veroorzaakt ook bij mij in het verre Vlaanderen een zekere opwinding. Maar ik geef toe dat zo’n opwinding bij mij van korte duur is. Het is dus best mogelijk dat Harris bij mij ook te vroeg gepiekt heeft en dat ik op 5 november alsnog vergeet om te gaan stemmen. 

‘Helaas’
     Steven Defoer heeft een voor zijn doen beheerst stuk geschreven (DS 23/7) over de ‘vliegende start van de Harris-campagne.’ Maar zich helemaal zakelijk uitdrukken lukt niet. Hij spreekt over ‘het blok aan het been dat Biden helaas geworden was.’ Dat helaas heeft alleen het perspectief van de Democraten weer, voor de Republikeinen was het misschien een gelukkig maar.
      In mijn ideale berichtgeving ontbreken zulke woordjes. Op 31 juni 1934 wil ik ook niet lezen in de avondkrant dat Herr Hitler ‘helaas’ de leiding van de SA heeft laten ombrengen en dat hij ‘jammer genoeg’ ook enkele conservatieve tegenstanders heeft laten doden. In de berichtgeving wil ik de namen lezen van degenen die omgebracht zijn, en wat hun functie was. In een analyse wil ik speculaties lezen als ‘Hitler heeft door deze roekeloze stap zijn al wankele machtspositie verder ondergraven’, of ‘voortaan zullen we een nieuwe, gematigder Hitler leren kennen.’ En in de commentaarstukken mag men die Hitler gerust een zwijn noemen.

Jean-François Revel
     Ik ben La grande parade aan het lezen van Jean-François Revel. Het boek is verschenen in 2000 en het lijkt om een ander tijdperk te gaan. In Revels bijtende uitvallen tegen links vind je amper verwijzingen naar wat we nu woke zouden noemen. Het neoliberalisme bepaalt nog de agenda: steeds meer vrijhandel en steeds minder protectionisme. Zelfs de Franse socialisten begrijpen dat je werknemers geen dienst bewijst door van alles te nationaliseren. Intellectuelen voeren nog achterhoedegevechten om het sovjetcommunisme zoveel mogelijk goed te praten. Wel actueel is de manier waarop links het begrip ‘fascisme’ gebruikt en misbruikt als passe-partout die op elke deur past en als bliksemafleider die kritiek op het eigen falen neutraliseert.
     Revel is een grappige auteur. Hij laat zich meeslepen in zijn eigen polemiek, vertelt anekdotes, analyseert de psychologie van de linkse medemens, wijst op flagrante contradicties, en brengt elementaire feiten in herinnering – waarvan ik er veel eigenlijk nooit gekend heb. Uit terloopse verwijzingen blijkt dat hij goed op de hoogte is van de libertaire literatuur: Bastiat, Mises, de Jouvenel. Het nadeel van zijn retoriek is dat zijn tegenstanders zich niet zullen herkennen in de manier waarop hij hun standpunten samenvat of interpreteert, en al zeker niet als ze uitgescholden worden.
     Soms moet ik lachen met de onhandige uitspraken die hij kwistig citeert. Zoals die Peruaanse dictator die zei dat hij ‘geen kapitalisme of communisme wou, maar het tegendeel.’ Of dat eminente lid van de Académie française dat zijn ongenoegen uitsprak over de democratie in het oude Athene: ‘Quel épouvantable despotisme! Tout le monde fait ce qu’il veut.’

Communisme
      Onlangs hoorde ik Raoul Hedebouw zeggen dat hij liever ‘marxist’ dan ‘communist’ wordt genoemd. Nou ja, Marx was de auteur van het Communistisch Manifest toch? Bij Revel las ik nog iets anders. In Frankrijk werden in 1997 de resultaten van een grote peiling gepubliceerd naar de politieke opvattingen van het publiek. Daaruit bleek dat het begrip ‘marxisme’ slechts bij 7 procent van de ondervraagden een positieve bijklank had, tegenover 20 procent voor het begrip ‘communisme’. ‘Marxisme is blijkbaar meer iets voor intellectuelen.
Zweet en tranen     Bloed, zweet en tranen is natuurlijk het ergste, maar zweet en tranen alleen zijn ook al erg. Als ik in de winter fiets, gebeurt het dat ik tranen in mijn ogen krijg van de kou. Die tranen mengen zich dan met heel kleine zweetdruppeltjes. Die twee samen doen erg pijn aan de ogen.

Toxisch
     Een directeur van iets mag ongemanierd zijn, brutaal, bruut, lomp, boers, venijnig, achterbaks, gemeen, zolang hij maar niet toxisch is. Vroeger was dat probleem minder, want met de legerdienst werden jongens geïmmuniseerd tegen toxisch leiderschap. Het was een karweitje dat de sergeant op zich nam. 

Maatpak
     Wie zou er eigenlijk eerst de uitdrukking ‘fascisten in maatpak’ gebruikt hebben. Het is waar dat fascisten en nazi’s vaak in uniformen liepen, in hemdsmouwen zoals Hitler in Mijn Kamp aanraadt, naar het voorbeeld van de roden. Maar je vindt ook foto’s van Hitler en Mussolini in avondkledij en met hoge hoed. Zou men toen al iets van die op maat gemaakte kledij gezegd hebben?
    Een vroeg voorbeeld van dat pak vond ik bij Karel van het Reve. Hij citeert de de sovjetroman Wat wil je nou eigenlijk van Vsevolod Kotsjetov (1969). Daar infiltreert een Duitse spion en saboteur in het Russische moederland: ene Klauberg, 'wiens burgerpak de schneidige houding van de SS-officier niet verbergt.’ Burgerpak is eigenlijk beter dan maatpak, want het laat het verschil met het uniform beter uitkomen. Ook zal het woord meestal preciezer omschrijven welk pak de vermeende fascist aan heeft. Vaak is dat geen maatpak, maar slobberpak, zoals Joop den Uyl droeg. Zou Joop ooit door iemand fascist genoemd zijn geweest? Of sociaalfascist? In de radicale jaren 60 en 70? Je weet maar nooit. 

zondag 21 juli 2024

Idealen of het recht van de sterkste

Neiman, Plato, Foucault, Marx
     
Susan Neiman begint haar derde hoofdstuk over rechtvaardigheid en macht met een kleine overhoring vermomd als een verhaaltje. Een stelletje rijkelui zijn in een mooie villa aan het praten over koetjes, kalfjes, auto’s en de nieuwste elektronische gadgets. Een van de gasten wil wat dieper graven en begint te praten over ‘rechtvaardigheid.’ De jongste van het gezelschap ziet zijn kans schoon. ‘Rechtvaardigheid? Bullshit!’ zegt hij. ‘Niets meer dan een masker waarachter het recht van de sterkste schuilgaat*.’ De vraag bij dit verhaaltje is: wie herkent hier het begin van Plato’s dialoog De republiek? Wie herkent het cynisme van Trasymachus?
      Neiman heeft een reden om Trasymachus ter sprake te brengen. Volgens haar wordt de huidige woke-ideologie gekenmerkt door een zelfde cynisme.  Woke vervangt immers de strijd voor een rechtvaardig ideaal door een strijd om de macht. Intersectionaal verdrukten moeten aaneensluiten om hun macht te laten gelden, niet om een moreel ideaal te verwezenlijken. Waar zou dat moreel ideaal immers vandaan moeten komen? Van oude witte heteroseksuele cismannen?* Maar die kunnen toch onmogelijk hetzelfde ideaal hebben als jonge biseksuele transvrouwen van kleur? Dus is het weer een kwestie van wie zijn ideaal kan opleggen aan wie, met andere woorden wie de macht heeft.
     Neiman ziet in die gedachtegang een invloed van Foucault. Zelf zie ik vooral de gelijkenis met de morele leer van het marxisme. Wat er ook van zij, ik sta hier aan de kant van Neiman. We kunnen vanuit de ‘rede’ algemene morele beginselen en idealen formuleren die ongeveer dezelfde zijn voor alle mensen, beginselen dus die niet speciaal gelden voor bepaalde rassen, klassen, leeftijden en geaardheden, en voor andere niet.

Hiërarchie van waarden
     Als kind was ik erg onder de indruk van de film Spartacus. Dat was, weet ik nu, de minste van de Kubrick-films, maar de parallelmontage van de toespraken, van Spartacus en Crassus, laten toch even zien wat de meester in huis heeft. We zien Spartacus vanaf de rug, terwijl onze ogen geleid worden naar de menigte slaven vóór hem. Crassus daarentegen wordt frontaal gefilmd, vanuit een kikvorsperspectief dat zijn macht onderstreept. De eerste spreekt van vrijheid, de tweede van orde. Maar zelfs hier hebben we niet echt te maken met louter particuliere idealen. Zowel vrijheid als orde zijn een algemeen moreel goed. Alleen hecht Spartacus oneindig meer waarde aan het eerste en Crassus aan het tweede.
     Tacitus vertelt een ander verhaal over slaven. Het was de gewoonte in Rome als een meester gedood was door een slaaf, dat dan als straf al zijn slaven werden gedood. Soms ontstond daar discussie over. Iedereen vond dat de straf eigenlijk te wreed was. Tegelijk vond iedereen dat het bestaan van zo
n straf de beste garantie was dat slaven die van een moordcomplot op de hoogte waren dat met bekwame spoed aan de meester zouden melden. Hier zie je dus waarden met elkaar botsen, en moet, zoals zo vaak in het leven, gekozen worden voor het kleinste kwaad: de wreedheid van de straf of de kans op moordcomplotten. Voor- en tegenstanders van de collectieve straf hadden dezelfde waarden, zij het in een verschillende hiërarchie.

Universele principes
     De hiërarchie van waarden kan soms op een eenvoudige manier opgelost worden met universele principes. De voorbeelden hierboven van Spartacus en Tacitus zijn meteen opgelost als men het beginsel aanvaardt dat alle mensen vrij geboren worden en gelijke rechten hebben. Ook veel hedendaagse knopen kunnen op die manier worden doorgehakt. Je kunt bij het aanwerven van werknemers besluiten om iedere kandidaat gelijk te behandelen en niet te kijken naar ras of geslacht. Je kunt bij het spreken van recht alleen rekening houden met de feitelijke bewijzen. Universalisten als Neiman, en ikzelf, voelen zich op hun gemak met zulke principes. De mensen van woke zullen er sneller van afwijken en ad hoc waarden invoeren, die uitmonden in bijvoorbeeld positieve discriminatie of in kringredeneringen over de geloofwaardigheid van slachtoffers (
victime on te croit).
     Maar ook universalisten kunnen niet altijd beginselen vinden waarmee geschillen in waardehiërarchie worden beslecht. Die kan immers ten dele bepaald worden door de belangen die men heeft, of door de belangen die men denkt te hebben, of door de inzichten die men heeft over hoe die echte of denkbeeldige belangen het beste worden gediend. En dan komen we weer uit bij de kwestie van de macht: wie kan zijn belangen of zijn inzichten opleggen aan anderen. De boeren of de milieumensen? De ondernemers of de vakbonden? De Vlamingen of de Walen? De stad of het platteland? De toerist of de autochtoon? De festivalganger of de omwonende? De villabouwer of de natuurliefhebber? We komen hier op het terrein van de politiek en het compromis**. 

Politiek en moraal
     Neiman loopt niet hoog op met de manier waarop Carl Schmitt de sfeer van moraal, esthetiek en politiek onderscheidt. Het eerste, zegt Schmitt, is een kwestie van goed en kwaad, het tweede van mooi en lelijk, en het derde van vriend en vijand. Men zou er nog de economie aan toe kunnen voegen die een kwestie is van winst en verlies.
     Schmitt heeft gelijk, maar niet helemaal. Het is gevaarlijk om alles te moraliseren. Het is goed om de sferen hun eigenheid te laten. Kunst is gewoon kunst, en moet niet noodzakelijk in dienst staan van het Goede Doel. Een bedrijf is gewoon een bedrijf, met als eerste doel, zoals Milton Friedman zei, to make a buck for the shareholder. En politiek is politiek. We denken onvermijdelijk aan de goede Sir Humphrey Appelby.  ‘Government isn’t about morality. It’s about stability. Keeping things going. Preventing anarchy. Stopping society falling to bits. Still being here tomorrow. Government isn’t about good and evil, it is only about order and chaos.’ 
     Maar die stelling van Sir Hymphrey is moeilijk consequent vol te houden, want ook keeping society together is een moreel goed en anarchy is, minstens in zijn visie, een moreel kwaad.  Geen enkele politiek beleid kan losgekoppeld worden van een moreel doel: minder verkeersdoden, minder corona-doden, minder armoede, meer welvaart, meer vrijheid, meer rechten enz. Je kunt geen belastingen verhogen, zonder dat je met die belastingen iets ‘goeds’ wilt doen. Je kunt geen belastingen verlagen, zonder dat je het een ‘goed’ vindt dat de mensen zoveel mogelijk hun eigen geld mogen houden. Zelfs de meest opportunistische windhaan in de politiek voert een beleid dat maatregel per maatregel op de weegschaal van ‘goed’ of ‘kwaad’ kan worden afgewogen. Maar aangezien niet iedereen dezelfde belangen heeft, dezelfde waardenhiërachie hanteert, of er dezelfde inzichten op nahoudt, ontstaan er conflicten met, zoals Schmitt al zei: vrienden en vijanden, of liever – alles wat afgezwakt – bondgenoten en tegenstanders. Tegen woke heeft Neiman in mij een bondgenoot, aangaande socialisme heeft ze in mij een tegenstander.
     Politiek zien als iets van morele idealen zoals Neiman dat doet, is geen slecht vertrekpunt. Ik zou echter niet te ver dat paadje aflopen. Het moraliseren mag niet te ver gaan. Een politicus moet van beroepswege het spel van de macht spelen, en het is gezond als hij dat af en toe aan zichzelf en aan het publiek toegeeft. Dat is beter dan altijd een schijnheilig gezicht op te zetten. Het is vooral beter dan de eigen ideeën over rechtvaardigheid zodanig absoluut te stellen dat de proporties verwaarloosd worden, dat de stelregel van Cruijf overboord wordt gegooid dat elk voordeel zijn nadeel hep, en dat de wijsheid vergeten wordt dat men in de politiek, zoals in het leven, vaak niet kiest tussen goed en kwaad, maar tussen het minste van de twee kwaden. Niet-politici die zich met politiek bezighouden, als activist, boekenschrijver, journalist, tooghanger of sociale-mediagebruiker, moeten af en toe overdenken dat politieke overtuigingen, met hun typische waardeschalen, weinig te maken hebben met de inborst en het gedrag van de mensen die die overtuigingen aanhangen. Ten slotte moeten de landen zich in de diplomatie en de buitenlandse politiek houden aan de regel van 20  procent Moralpolitik en 80 procent Realpolitik***.

De ideale samenleving
     Mijn ideale samenleving zou er nogal anders uitzien dan die van Neiman. Neiman gelooft in een samenleving waarin zoveel mogelijk rechten worden toegekend. Maar die rechten van de ene betekenen de plichten van de andere. En allebei, rechten en plichten, worden toegekend door de overheid. Zelf zie ik liever dat de overheid een beperktere rol krijgt.
     Als mensen en groepen verschillende belangen hebben, moet de overheid vooral een kader bepalen waarin die mensen zelf een weg vinden om hun belangen met elkaar in overeenstemming te brengen. Vaak gebeurt dat in een ruimte die economen de ‘markt’ noemen. En als mensen en groepen verschillende opvattingen hebben over hoe ze hun leven willen inrichten, zonder iemand kwaad te doen, moet de overheid helemaal niet tussenkomen, zolang men die opvattingen niet aan elkaar oplegt.
     Neiman is liberaal genoeg om het met mij over dat laatste punt eens te zijn. En over dat eerste punt, de rol van de overheid en de afbakening ervan, moeten we in een goede maatschappij naar hartenlust ruzie kunnen maken zolang we willen, liefst zonder boos te worden, en zonder al te vaak de uitzonderingstoestand uit te roepen.  Zou dat niet ideaal zijn?

  

* De stelling van Trasymachus kan met een oneindig aantal voorbeelden worden geïllustreerd. Neiman vindt dat terecht een zwak punt van de theorie: ze kan alleen met voorbeelden worden gestut. Anderzijds zijn er amper voorbeelden van despoten die zich expressis verbis op het recht van de sterkste beroepen hebben. Caesar, Ivan de Verschrikkelijke, Napoleon, ze beriepen zich allemaal op een bepaald ideaal. Dat bewijst niet alleen hun hypocrisie, maar ook op de intellectuele onmogelijkheid om het principe van recht van de sterkste consequent door te denken. Het principe wordt wel consequent doorgedacht in een fictiewerk als 1984 waarin de macht van elke inhoud wordt losgekoppeld.
**De misvatting dat al die geschillen met universele principes te regelen zijn, kan ertoe leiden dat rechtbanken in deze materie een te grote macht naar zich toetrekken, ten nadele van de andere machten

*** Realpolitik in buitenlandse betrekkingen betekent dat een land zich een groter egoïsme veroorlooft dan wat private burgers zich veroorloven in een staat. Tacitus laat een Parthische vorst het volgende zeggen: ‘id in summa fortuna aequius quod validius, etsua retinere privatae domus, de alienis certare regiam laudem esse.’ Op het hoogte niveau geldt het recht van de sterkste. Een private burger wordt geprezen als hij zijn bezittingen verdedigt, een koning als hij strijdt om de bezittingen van anderen. Volgens Mearsheimer geldt dit ‘agressieve realisme’ nog altijd. Staten proberen zoveel mogelijk gebied in handen te krijgen als garantie voor hun veiligheid. Ook binnen dat agressieve realisme kunnen er gradaties van moraliteit zijn. En ook hier kunnen universele principes zoals territoriale integriteit helpen om orde in de chaos te brengen.

  

Communistische Cognitieve Dissonantie

     Laatst werd ik herinnerd aan de memoires van Gijs Schreurders (1947-2020), waarin hij afrekent met zijn verleden in de Communistische Partij van Nederland. Ik heb dat boek meer dan 30 jaar geleden gelezen en herinner er mij niets meer van, behalve een treffend stuk uit het eerste hoofdstuk. De kleine Gijs was geboren in een communistisch gezin. Toen hij veertien was, had hij als lid van de communistische scholierenclub Oost-Berlijn bezocht, juist het op het ogenblik dat de Muur gebouwd werd. Hij had de ideologie er met de paplepel ingegoten gekregen. Hij had De nacht in de middag van Koestler gelezen over de Stalinistische vervolgingen en was erin geslaagd die weg te redeneren als een tijdelijke afwijking.
      En dan, vertelt Schreuders, zag hij op 25 juni 1963, thuis, op de nieuwe televisie, de beroemde redevoering van John Kennedy:

There are some who say that communism is the wave of the future
Let them come to Berlin!
And there are some who say in Europe and elsewhere we can work with the communists
Let them come to Berlin!
And there are even a few who say that it is true that communism is an evil system, but it permits us to make economic progress.
Lass sie nach Berlin kommen! 
Let them come to Berlin

      Schreuders was toen zestien jaar en hij voelde zich verpletterd onder de frase ‘communism is an evil system’. Nu zou je kunnen denken dat Schreuders dus een geloofscrisis doormaakte, dat hij aan het twijfelen sloeg aangaande zijn levensbeschouwing. Maar dat geeft het niet goed weer. Het was iets anders. ‘Verstijfd van angst was ik toen de drie woorden tot mij doordrongen, omdat ik besefte: dit is waar. De nacht in de middag was geen tijdelijke afwijking. Het socialisme was zelf de nacht.’
     En toch bleef Schreuders na die openbaring nog 20 jaar bij de partij, als lid van het dagelijks bestuur, als volksvertegenwoordiger, en als hoofdredacteur van de krant. Al die tijd wist hij dat communisme slecht was, en al die tijd geloofde hij het omgekeerde. Credo quia absurdum. Ik geloof het omdat ik weet dat het zo niet is.
     Mijn eigen communistisch verleden ligt te ver achter mij om mij nog veel details van mijn cognitieve dissonantie te herinneren. Ik had, voor ik mij aansloot bij de beweging, voldoende gelezen over Stalin*, en voldoende gehoord over Mao, om te weten dat het om een evil system ging. Op een geheimzinnige manier droeg die slechtheid bij aan de verhevenheid van het ideaal. Hoe goed moest een Zaak niet zijn om zoveel slechtheid te behoeven en te verdragen? Maar het was een besef dat meestal op de achtergrond bleef, en dat slechts af en toe kwam piepen. Ik zag ooit het boek 1984 ergens liggen. Omdat ik wat tijd om handen had, nam ik het op en las het in een ruk uit. Toen had ik ook dat gevoel van zekerheid: dát is het. Haal alle literaire fantasie uit het boek weg, en je houdt de kern over: communism is an evil system. Je kon die zekerheid eigenlijk maar smoren door verdubbeld engagement voor de Goede Zaak.
     Dat verdubbelde engagement leidde dan op zijn beurt tot nieuwe vormen van cognitieve dissonantie. De PVDA in die tijd beschouwde zich als ‘de voorhoede van het proletariaat’, de kern van een partij die uiteindelijk een succesvolle volksopstand zou leiden. Alle buitenstaanders zagen dat het partijtje een krankzinnige sekte was die – in die vorm – niet de minste toekomst had. En die buitenstaanders waren meestal niet te beroerd om dat ook luidop te zeggen. Maar de leden wisten dat in hun diepste binnenste even goed, en moesten dan om de zoveel tijd bij de lurven worden gevat met een ‘campagne voor partijfierheid’.
    Ook bij dat soort cognitieve dissonantie waren er aparte openbaringsmomenten. Ik herinner er mij twee. Een keer was ik aan het lezen in Ralph Elissons Invisible Man. De held van het verhaal wordt benaderd door een communistische leider, die hem uitvraagt over de zwarte gemeenschap in Haarlem. De held doet alsof hij iedereen in Haarlem kent, en de communist besluit: ‘Good, good, we have to work with all these forces during the coming periode.’ In de grootspraak van deze New-Yorkse communist van de jaren 30, herkende ik heel precies onze eigen grootspraak. 
      Een ander moment van openbaring had ik op de redactie van het PVDA-blad Solidair. Ik moest een foto zoeken van de Russische revolutie en zocht die in een boek met de titel Rusland, hoe het was. Daar stond een mooie foto in van revolutionaire arbeiders, boeren en soldaten die in een vrachtwagen ergens naartoe reden. De samensteller van het boek had er een bijschrift aan toegevoegd: ‘Ondanks alle inspanningen heeft men niet kunnen achterhalen waar de vrachtwagen naar toe reed.’ Dat bijschrift sloeg bij mij in als een bliksem. In een flits begreep ik het: zelfs de drukdoenerij in het heilige jaar 1917 geleek heel precies op onze eigen marginale drukdoenerij. De samensteller van het fotoboek heette Karel van het Reve. Wie is dat nu weer, vroeg ik mij af. 

 * Over mijn geloof in Stalin, ondanks alles, zie ook hier.  


zaterdag 20 juli 2024

Het formatieberaad, en andere kortjes

Formatieberaad
    
Men vraagt mij waarom ik niets schrijf over het formatieberaad. Dat heeft een eenvoudige reden: ik mag daar niets over zeggen.  

Geconditioneerd
     Op de voorpagina van De Standaard (19/7) prijkt een grote kop: ‘Vlaamse kinderen slikken tot drie keer vaker ADHD-medicatie dan Waalse.’ Ik verwacht daaronder een stuk waarin die Vlaamse praktijk wordt aangeklaagd, maar het is omgekeerd: het gaat erover dat Waalse kinderen niet genoeg ADHD-medicatie nemen. Was ik geconditioneerd in mijn verwachting door de term ‘slikken’? 

Durfkapitalisme
     Lieven Sieoen (DS 19/7) zet een aantal tegenstrijdigheden in het het Republikeins economisch programma op een rijtje. ‘Jobs en hogere lonen moeten afgeschermd worden door massale deportatie van migranten zonder verblijfsvergunning en heffingen van 60 procent op import uit China en 10 procent op de rest van de wereld.’ Dat valt moeilijk te rijmen met de strijd tegen inflatie, vindt Sieoen. Dat lijkt mij juist opgemerkt. Daarnaast vindt hij het tegenstrijdig dat J.D. Vance zegt op te komen voor de verarmde arbeidersgezinnen, het milieu van zijn jeugd, en ondertussen een durfkapitalist is geworden. Dat vind ik dan weer niet noodzakelijk tegenstrijdig.

Opinies over Trump
      Op de opinie-pagina’s van De Standaard zie ik het zoveelste stuk over ‘de ramp’ die zich in de VS aan het voltrekken is. De auteur is dit keer de linkse activist Owen Jones die door de PVDA in 2013 al op haar Manifiesta-feest werd opgevoerd. Ik wil dat stuk van Jones gerust eens lezen. De analyse is misschien wat extreem, maar de toon is al met al zakelijker dan die van Steven De Foer op de pagina’s voorbehouden voor berichtgeving.

Hardvochtige technocraten
     Het voordeel van technocraten is dat ze kunnen zeggen wat ze denken. Politici moeten heel voorzichtig zijn als ze iets zeggen over bijvoorbeeld de nakende sluiting van Audi. De eenvoudige waarheid kan ‘hardvochtig’ of ‘koud’ klinken. Herman Daems, die verantwoordelijk was voor de reconversie in Limburg, kon vrijer spreken. ‘Toen Ford Genk dreigde te sluiten, was mijn advies: laat dat maar gebeuren.’ (DS, 12/7).
     Uit hetzelfde interview leer ik eindelijk een van de voordelen kennen van het protectionisme. ‘De auto-industrie in Vlaanderen kwam onder meer tot ontwikkeling omdat Amerikaanse groepen zoals GM invoerheffingen wilden vermijden.’ Door invoerheffingen verplicht je industrieën naar je eigen land te verhuizen. Maar zoals de sluitingen in onze auto-industrie achteraf lijken aan te geven, was zelfs dat voordeel van tijdelijke aard.

Legale cocaïne
     Vincent van Menen somt een aantal voordelen op van de legalisering van cocaïne (DS 12/7). Hij suggereert zelfs dat Oxfam een Fair Trade-product op de markt zou kunnen brengen, de Flanders White Lines. Ergens in zo’n betoog moet je ook een tegenargument bespreken en onderuithalen. Een trucje is dan om een heel zwak tegenargument te zoeken. Dat van Van Menen is dat hijzelf helemaal niet van cocaïne houdt, maar dat belet niet enzovoort.

Trump en de pers
     Een liberale democratie kan niet functioneren, schrijft Ian Buruma (DS, 10/7), zonder een onafhankelijke rechtspraak, een vrije pers en een onpartijdig ambtenarenapparaat. Aangezien Trump ‘vijandig staat’ tegenover de rechterlijke macht, de bureaucratie wil ‘volproppen’ met zijn aanhangers, en de pers ‘haat’, vormt hij een ‘existentieel gevaar voor de democratie.’
     Vooral die ‘haat’ intrigeert mij. Ik kan Trumps hart en nieren niet doorschouwen, maar ik twijfel eigenlijk niet aan het bestaan van die haat. Ik geloof dat de kracht van Trump is dat hij veel van zijn ressentiment niet huichelt. Maar die haat voor de pers heeft tijdens Trumps vorige presidentschap niet belet dat de The New York Times en The Washington Post dagelijks onvriendelijke dingen over hem schreven. Ik voorspel dat dat bij het volgende presidentschap niet anders zal zijn. Al moet de lezer mij niet geloven. Mijn vorige voorspelling was dat Trump, na de bestorming van het Capitool, voorgoed had afgedaan.

De compromisbereidheid van Trump
     Een passus van Buruma blijft door mijn hoofd spoken. ‘Een meerderheid van de stemmen geeft het recht om te regeren, maar niet om een beleid te dicteren.’ Is dat nu spelen met woorden? Wat later is Buruma duidelijker: ‘Belangenconflicten moeten in een democratie worden opgelost in compromis.’ Die gedachte spreekt mij wel aan. Je kunt niet over alles compromissen sluiten, maar zonder een zekere matiging in beleid en toon kan het inderdaad slecht aflopen. Daarom is het bijvoorbeeld beter dat een president zijn haat tegen de pers niet al te dikwijls in zijn uitspraken laat blijken. Ook kapitaliseren op ressentiment dient met mate te gebeuren. Je mag de boosheid van het publiek verwoorden tijdens een verkiezingscampagne, of als je in de oppositie bent, maar ermee doorgaan als zittend president, zoals Trump indertijd deed, is ongezond. 

Chinezen
     Een kop in de krant – welke krant weet ik niet meer, ik ben vergeten de datum op het knipsel te schrijven. ‘Chinese bevolking halveert tegen 2100.’ Ik heb daar niet héél diep over nagedacht, maar ik vind het wel goed nieuws*. 

Ruraal Vlaanderen
     Na de verkiezingen las ik in mijn krant af en toe suggesties die moesten helpen om het VB-succes in het rurale Vlaanderen te stoppen. Er moest meer geïnvesteerd worden in lokale nutsvoorzieningen. De overheid moest de banken verplichten er een kantoor open te houden, en moest zelfs meer bussen voorzien. Op die manier zou de ontevredenheid verminderen en zouden de mensen een minder boze stem uitbrengen.
     Maar zo eenvoudig is het niet. Als steeds meer Vlamingen het platteland verlaten, worden de nutsvoorzieningen per streekbewoner duurder. Men kan dat opvangen door hogere belastingen op het platteland, maar dan hebben die mensen iets nieuws om boos over te zijn. Men kan het ook opvangen door hogere belastingen op de stedelijke bevolking, maar dan krijg je dáár ontevredenheid. Of men kan de leegloop goedmaken door meer asielzoekers naar het platteland te over te brengen, zoals burgemeester Mimmo Lucano deed in dat Italiaans bergdorpje**. Maar het is niet zeker of dat de VB-aanhang zal verminderen. 

Zij-instromer
     Sam Vandenbosch probeerde een jaar lang een job als freelancejournalist te combineren met die van leerkracht. Volgens haar stuk in De Standaard van 8/7 verliep het contact met de directieleden en de secrerariaatsmedewerkers vlot, maar werd ze door de lesgevende collega’s argwanend bekeken. Onderwijsmensen hebben een aparte mentaliteit, zei ze. Dat is waar: een mentaliteit met goede en slechte kanten. Eén slechte kant van onderwijsmensen is dat ze nogal makkelijk klagen. Op dat vlak zit Sam geloof ik in een gunstige uitgangspositie. ‘Het lijden van de jong zij-instromer,’ heette haar stuk. 

Bewapening tegen Rusland
     Wij zijn het gewend dat zowel centrum-rechts als centrum-links, na Oekraïne, voor hernieuwde bewapening opkomt. Maar het is nieuw dat ook delen van radicaal-links zich bij de elementaire feiten neerleggen. Ten getuige de groene activist George Monbiot. De Standaard (8/7) nam een van zijn stukken uit The Guardian over. ‘De omstandigheden zijn veranderd … Ik ben van mening dat we ons conventionele wapenarsenaal moeten uitbouwen, zowel om andere Europese landen als om onszelf eventueel te kunnen beschermen, hoe onvoorstelbaar dat laatste een paar jaar geleden ook was.’

Neokoloniaal of provinciaal
     Nu iedereen bijna uitgelachen is met het stuk ‘Reizigers als moderne kolonialen’, wil ik toch nog even mijn reactie weergeven. Ik begrijp dat de schrijfsters Maaike Bergsma en Jitske Wildschut, respectievelijk holistisch coach en facilitator, erg trots zijn op hun stuk. Wellicht zijn hun ouders dat ook. Ik heb daarom besloten ook dit jaar geen ver land te bereizen, maar mij hoogstens in een Europees land aan kerken, oude gebouwen en museumstukken te vergapen, niet als een koloniale heer, maar als een provinciale snob***. Alleen weet ik niet of ik in de toekomst ooit nog naar Manhattan mag reizen, want dat heeft ooit nog behoord aan de Indianen. Maar ik denk dat ik, als het ooit zover komt, wel een manier vind om mijn geweten te sussen. 

Nucleair afval en de vakbond
     MYRRHA, heb ik begrepen, is een nog te bouwen onderzoeksreactor die nieuwe technieken op punt kan stellen om nucleair afval te verwerken. Op Wikipedia lees ik: ‘Dankzij transmutatie wordt het volume aan eindafval met factor 100 gereduceerd en het natuurlijke stralingsniveau al na 300 jaar bereikt (i.p.v. na 300 000 jaar).’ Laten we hopen dat het waar is. Ik laat de kwestie volledig over aan de geleerden en aan de vakbonden. In De Standaard van 5 juli las ik dat de hoofdafgevaardigde van het ACV Frank Vandervoort scherp gereageerd had op de ondernemingsraad van het onderzoekscentrum (SCK CEN) in Mol. ‘Er zijn ondertussen,’ zie de ACV-man, ‘voldoende wetenschappelijke rapporten die niet in lijn liggen met de uitspraken over MYRRHA. We begrijpen dan ook niet dat het SCK CEN hier niet gepast op reageert.’

Stationsloketten
     Een grote reportage in De Standaard (20/7) over het verdwijnen van stationsloketten. Vandaag moet je niet meer aanschuiven voor een loket, maar koop je een ticket aan een automaat of met je mobieltje. Sommige reizigers betreuren het verlies aan menselijk contact, maar dat valt mee. Als ik in Brussel-Centraal enkele seconden te lang naar het informatiebord kijk, word ik aangesproken door vriendelijke jongens of meisjes in uniform die mij willen helpen. En vroeger? Eén reiziger heeft dezelfde herinneringen als ik: ‘We moeten het verleden niet romantiseren. Waren de mensen achter de loketten dan altijd zo enthousiast om een babbeltje te slaan? Stonden ze u glimlachend op te wachten? Een automaat spreekt niet, maar snauwt ook niet.’

Geoff Dyer en Herman Melville
     Wat kunnen smaken toch verschillen. Ik lees in DSL (20/7) een recensie van het dertig jaar oude boek Uit pure woede, van Geoff Dyer. ‘Irritant ironisch’, ‘niet geheel gedateerd’, ‘het blinde vertrouwen in de belangwekkendheid van zijn eigen gedachten’, ‘ironie die uiteindelijk begint te vervelen.’ Dat staat allemaal ver van mijn vrij recente ervaring met het boek. Over één punt ben ik het met de recensent eens: dat Dyer je ‘onderweg uitzonderlijk vaak aan het lachen brengt.’ Maar dat een boek enigszins 
gedateerd raakt omdat het over onbelangrijkheden gaat, is een gedachte die mij vreemd is. In Montaignes Essays komen ook veel onbelangrijkheden voor, en het boek is meer dan 400 jaar oud.
    Op de volgende pagina zie ik een lange, en naar het mij toeschijnt enthousiaste, commentaar op Herman Melvilles Moby Dick. Dat boek vond ik dan weer, op de eerste vijftig bladzijden na, zo vervelend dat ik zelfs een stuk over het boek niet wil lezen. 

 

* Over de bevolkingsgroei en -afname: zie mijn stukje hier.

** Ine Roox schreef er laatst nog een enthousiaste reportage over in De Standaard (20/7).

*** Over mijn reisgedrag als provinciale snob: zie mijn stukje hier;

vrijdag 19 juli 2024

Het cordon sanitaire van Livestro


      In De Standaard van 14 juli bepleitte zekere Joshua Livestro een permanent, internationaal cordon sanitaire rond de extreemrechtse partijen, zoals die van Wilders, Le Pen, Van Grieken en Orban. Ik begrijp dat de aanhangers van die partijen daar niet gelukkig van worden, maar aangezien ikzelf geen aanhanger ben, zit de zaak mij minder hoog.
 
    Ik ken ongeveer de argumenten vóór het cordon: 

  1. het is perfect democratisch om met een aantal kleine partijen een meerderheid te vormen tegen één grote partij; 
  2. extreemrechtse partijen kunnen vanuit regeringsposities de democratie zodanig ondergraven dat er geen weg terug is; 
  3. hun partijprogramma’s bevatten dermate onfatsoenlijke voorstellen dat een fatsoenlijk mens er niet aan kan meewerken.     
     Ik ken ook ongeveer de argumenten tégen het cordon: 

  1. door extreemrechtse partijen buiten coalities te houden, maak je het onmogelijk dat ze ‘vervellen’ tot normale partijen; 
  2. als regeringsdeelname het radicalisme van extreemrechtse partijen niet afzwakt, als ze minstens hun onbekwaamheid demonstreren om hun populistische programma te realiseren; 
  3. in de meeste landen kun je maar een inhoudelijke alternance krijgen als ook extreemrechts af en toe aan een coalitie kan deelnemen; 
  4. het grootste deel van de extreemrechtse partijprogramma’s bestaat overduidelijk niet uit buitensporig onfatsoenlijke voorstellen.
     In dit stukje ga ik alleen in op de argumentatie zoals Livestro die onder woorden brengt. Een aantal kwesties heb ik in een vorig stukje behandeld. Livestro, heb ik begrepen, is een politiek consulent met een rechts-conservatief verleden.

‘Bolsonaro, Trump, Orban, Wilders en Le Pen zijn fascisten’.
       Livestro doet een sterke uitspraak over de hedendaagse extreemrechtse leiders: het zijn geen conservatieven maar ‘fascisten’. Dat woord heeft als nadeel dat het een discussie eerder afsluit dan stimuleert. De communistische leider Dimitrov definieerde het fascisme als de ‘openlijke terroristische dictatuur van de meest agressieve groepen van het financierskapitaal.’ Dat is een hele mond vol, maar met de eerste drie woorden komen we ook al een heel eind: ‘openlijke terroristische dictatuur.’ Dan denk ik aan

  1. Afschaffen van parlement
  2. Ondergeschikt maken van alle macht en recht aan een leider of kliek die niet (her)verkozen hoeft te worden
  3. Opschorten van zekere mensenrechten 
  4. Verbieden van oppositionele partijen
  5. Opsluiten van opposanten
  6. Censureren van de media en verbieden van oppositionele pers
  7. Verlaten van de gelijkheid voor de wet     
   Geen van deze maatregelen staan in de partijprogramma’s van extreemrechtse partijen*. Is het mogelijk dat ze er in het geheim van dromen om die maatregelen door te voeren? Dat kan. Is het mogelijk dat ze die maatregelen doorvoeren bij het behalen van een absolute meerderheid? Dat kan. Is het mogelijk dat ze ze doorvoeren met een coalitieregering? Tja, alles kan. Het minste wat we kunnen zeggen is dat we hier heel ver gaan in de speculatie.

‘Extreemrechts zit in een aparte morele categorie’
      Over de kwestie  van de morele categorie moet ik nog eens nadenken, vooral omdat Livestro uiterst-links nadrukkelijk niet tot die categorie rekent. Hoogstens zouden er bij uiterst-links wat ‘problematische’ figuren rondlopen, zoals Mélenchon, en hebben die mensen wat ‘problematische’ standpunten rond Poetin en de Europese samenwerking. 

‘Extreemrechts bestaat uit racisten’
     In de Nederlandse Tweede Kamer zijn twee PVV-ministers door de oppositie beschuldigd geworden van racisme. De aanval werd ingezet door Frans Timmermans. Rob Jetten (D66) sprak van ‘racistische omvolkingstheorieën’. Esther Ouwehand van de Partij van de Dieren zijn dat er ‘twee racisten in het kabinet zitten.’ ‘Wat gewoon de waarheid is,’ voegt Livestro daaraan toe.
     Dat je geen politieke coalities aangaat met hartsgrondige racisten begrijp ik, hoewel we niet van iedereen in de politiek weten wat hij op café zegt. Maar het gebruik van het woord ‘omvolking’ vind ik wat mager om tot racisme te besluiten.
     Sommige PVV’ers, zal men zeggen, hebben ook hitserige complottheoriën over omvolking verspreid. Ja, nee, kijk, dat er minder frisse jongens en meisjes bij de PVV zijn zal niemand ontkennen. Maar oppositiewerk ophangen aan verontwaardiging over ‘uitspraken’ lijkt mij een zwaktebod.

‘Extreemrechts is antisysteem’
    Is dat niet wat kinderachtig van een ervaren politiek consulent om zo in het algemeen over ‘het systeem’ te spreken? Neemt hij daarmee dat zinloze begrip niet over van de linkse extremisten met hun ‘fight the system’ of van rechtse extremisten met hun ‘regimepers’? Livestro schijnt het soort conservatief te zijn, of te zijn geworden, voor wie de status-quo het ideaal vertegenwoordigt, behalve dan als het hervormingen betreft waar hij zelf voorstander van is.
 
     Status-quo is trouwens een dubbelzinnig begrip. Je kunt niet overal tegelijk status-quo hebben. Wie bijvoorbeeld een demografische status-quo nastreeft, wie, om het zo maar eens te zeggen, tegen omvolking is, die kan niet meegaan in een status-quo voor migratiebeleid. Bij een gelijkblijvende instroom, krijg je een veranderende bevolkingssamenstelling. De vraag of zo’n veranderende bevolkingssamenstelling een goede of een slechte zaak is, heb ik vroeger al behandeld.** Het korte antwoord is: geen probleem, als het niet te snel gaat. En het gaat al zo lang zo snel dat een .

‘Extreemrechts ondermijnt de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht’
     PVV, Vlaams Belang en RN ‘zijn fundamenteel tegen de rechtstaat,’ zegt Livestro. ‘De kern daarvan is de machtenscheiding.’ En hij heeft gelijk dat een onafhankelijke rechterlijke macht onontbeerlijk is. Het is daarbij belangrijk dat de uitvoerende macht niet op het terrein van de rechterlijke macht komt, maar het is aan de andere kant even belangrijk dat de rechterlijke macht niet op het terrein van de wetgevende macht komt. Zowel centrum- als extreemrechts stellen vast dat de rechterlijke macht soms wordt ingezet voor een linkse politieke agenda. Dan is het minstens de moeite waard om de verhoudingen opnieuw te bekijken, zoals Marc Elchardus en Matthias Storme bepleiten, uiteraard met de nodige voorzichtigheid.
     Ik lees bij Livestro ook dat Wilders de levenslange benoeming van rechters wil afschaffen. Hij is daar tegen, en ik ook. De levenslange benoeming van rechters is waarschijnlijk niet de enige, en niet noodzakelijk de beste garantie voor onafhankelijke rechtspraak, maar ze heeft nu eenmaal een plaats in onze checks and balances, en daar moeten we omzichtig mee omspringen. Als je aan één onderdeel gaat knoeien, moet je ook aan een ander onderdeel gaan knoeien om het evenwicht te bewaren. Ik zou het niet doen, als het niet strikt noodzakelijk was.

‘Extreemrechts erkent de grondrechten niet’
     Wat zijn grondrechten? Als conservatief zou Livestro er eigenlijk een beperkt lijstje moeten op nahouden. De grootste controverse met extreem- én met centrumrechts, betreft rechten in verband met migratie, asiel en gezinshereniging. Geen van de drie behoren voor een conservatief of liberaal tot het domein van de grondrechten, maar tot dat van de wijzigbare nationale en internationale wetgeving. Ook met een ongelijke behandeling van burgers en niet-burgers, bijvoorbeeld voor stemrecht of sociale zekerheid, worden op zich geen grondrechten geschonden.
 
    Livestro haalt een voorbeeld aan dat wél een schending van de grondrechten inhoudt. ‘In Nederland speculeert men over het afnemen van burgerrechten van mensen die dan wel in Nederland geboren zijn, maar niet van ‘oorsprong’ Nederlander zijn. Die zouden na het uitzitten van hun straf moeten worden uitgewezen. Een dubbele straf dus.’
 
     Zoiets gaat inderdaad in tegen de grondrechten. Het is heel begrijpelijk dat men die misdadigers liever kwijt dan rijk is, maar je kunt een misdadiger niet zwaarder straffen dan een andere omdat hij een vader, moeder, grootvader of grootmoeder heeft die in een ander land geboren is.  

‘Anders dan extreemrechts is uiterst-links niet antisysteem.’
     Zijn de radicaal-groene en radicaal-rode partijen niet anti-systeem? Daar twijfel ik aan. Het valt immers te bezien of ze hun agenda kunnen realiseren binnen het normale spel van verkiezingen en parlementaire meerderheden. De enigen die je vandaag soms hoort zeggen dat de problemen zo groot en dringend zijn geworden dat ze niet kunnen worden opgelost binnen de klassieke democratie zijn de radicale ecologisten. Het is bij radicale ecologisten bijvoorbeeld dat je hoort dat ‘klimaatontkenners’ voor de rechtbank worden gebracht**. Of neem de uitspraak van groene jongen Dirk Draulans in De Morgen van 14 november 2020: Ik ben er steeds meer van overtuigd dat de democratie niet bestand is tegen crisissen als corona en klimaat. 
     Anderzijds is het wel zo dat uiterst-links vandaag weinig bezwaar maakt tegen de uitbreiding van de rechterlijke macht ten nadele van de twee andere machten. Uiterst-links, en met name ecologisch en open-grenzen-links, maakt juist zoveel mogelijk gebruik van de rechterlijke macht. Op mij komt dat over als het uithollen van het systeem van binnenuit.

‘Men heeft in de naoorlogsche periode decennialang de communisten uitgesloten. Op de communisten na heeft daar niemand last van gehad.’
     Of niemand op de communisten na last heeft gehad van bijvoorbeeld het McCarthyisme, zou ik niet durven beweren, maar ik begrijp waar Livestro naartoe wil. De naoorlogse sociaaldemocratische partijen beschouwden de communisten als polariserende elementen, als handlangers van een buitenlandse vijand en als principiële anti-democraten. Voor het verzilveren van sociale hervormingen hadden ze hen niet nodig. De sociaal-democraten hebben dus slechts uitzonderlijk coalities aangegaan met de communisten. Die strategie was succesvol. Waar de communistische partijen klein waren, bleven ze klein, en waar ze groot waren, zoals in Frankrijk en Italië, bleven ze in de marge. Uiteindelijk werden ook de grote partijen meegezogen in het geleidelijke – en daarna versnelde – verval van het oostblokcommunisme.
     Maar moet vandaag dezelfde taktiek gevolgd worden tegenover extreemrechts? Bij die historische vergelijking kunnen best wel enkele kanttekeningen gemaakt worden. De programma’s van de communistische partijen in de jaren 50 en 60 waren heel wat subsersiever dan die van de huidige extreemrechtse partijen. De banden tussen extreemrechtse partijen en buitenlandse machten vandaag zijn heel wat minder doorslaggevend. En met name in Frankrijk heeft Mitterrand de communisten indertijd klein gekregen door ze wél in een coalitie op te nemen.

‘De liberale VVD had een coalitie moeten maken met PVDA-GroenLinks.’
     Livestro betoogt dat VVD pro forma met de PVV van Wilders had moeten onderhandelen, om die onderhandelingen te laten mislukken, en dan te onderhandelen met PVDA-GroenLinks. ‘Het is toch volkomen onacceptabel,’ zegt hij, ‘dat je een legitieme partij als GroenLinks, waarmee je het op een paar dossiers oneens bent, bij voorbaat uitsluit, maar dat niet doet bij extreemrechts, een vergaarbak van volstrekt abjecte standpunten.’
     Als je de ene partij op voorhand ‘legitiem’ noemt, en de andere ‘abject’, dan krijg je natuurlijk een petitio principi. De normale gang van zaken is dat je alle dossiers samenlegt, en dan kijkt met welke partij je het makkelijkst tot een compromis kunt komen. Als je meer raakvlakken hebt met GroenLinks, dan ga je met GroenLinks in zee, heb je meer raakvlakken met PVV, dan kies je die laatste als coalitiepartner.
     Dat het in de politieke werkelijkheid veel ingewikkelder is, geef ik ondertussen graag toe. Er zijn niet allen de ‘dossiers’, maar ook de politieke stijl, de betrouwbaarheid, de bekwaamheid, de hufterigheid, de gevolgen voor de volgende verkiezingen … Ik ben in elk geval blij dat ik daar zelf niet heb moeten onderhandelen. Ik weet echt niet wat ik zou hebben gekozen: Groenlinks of PVV? 

‘Met extreemrechts krijg je een circus van onkundig bestuur’
     Livostro wil nog nuanceren: ‘Ik sluit niet uit dat een enkeling van de PVV tot bestuursdaden in staat is – wat ik niet hoop – maar de meesten zullen volkomen onkundig blijken.’ Hier kan de consulent best gelijk hebben. De toekomst zal het uitwijzen. Ten gronde heeft de kiezer natuurlijk het recht om zich door onkundigen te laten vertegenwoordigen en regeren, om die dan bij de volgende verkiezing de laan uit te sturen. Het is bijna een argument om de PVV wel te laten meebesturen. 

* Men kan natuurlijk proberen een definitie te geven van het fascisme die geen kenmerken uit mijn lijst bevat, maar de kans is groot dat ik van dát soort fascisme minder bang zal zijn.

** Over migratie: zie mijn longread naar aanleiding van Paul Colliers boek Exodus: hier.

*** Klimaatontkenners voor de rechtbank: zie hier

donderdag 18 juli 2024

Werklozen activeren, en andere kortjes

Debat over begrotingstekort
     
Ik wil het hier niet hebben over het voorstel van Conner Rousseau om het begrotingstekort uit de begroting te houden, maar over het debat op Het Conclaaf dat die materie behandelde. Ik heb het zojuist opnieuw bekeken. Hoe zou men in de komende jaren, vroeg Eric Goens,
 27 miljard kunnen besparen, zodat de staatsschuld niet verder zou toenemen? Raoul Hedebouw van de PVDA vond die staatsschuld geen groot probleem maar de anderen zochten naar oplossingen. De discussie was het hevigste over de ‘activering van de werklozen’. Samy Mahdi (CD&V) brak de spits af. 

‘Volgens mij gaat het pijn doen bij mensen die vandaag nog niet werken. Dáár moet het pijn doen. We moeten ervoor zorgen dat de mensen geactiveerd geraken, en de werkloosheid beperken in de tijd. Vandaag blijft de uitkering op eenzelfde niveau liggen. Eigenlijk moeten we ervoor zorgen dat die uitkering na een aantal maanden sneller daalt, waardoor de mensen ook sneller een inspanning leveren om de vele vacatures die er zijn in te vullen. Het is alleen maar als iedereen werkt dat het verschil tussen werken en niet werken groot genoeg is zodat je ervoor kunt zorgen dat je de gaten gedicht krijgt.’

      Dezelfde opvatting – dat materiële welvaart maar kan veilig worden gesteld worden hard te werken – werd later door anderen overgenomen, met veel enthousiasme door Ongena van Open-VLD, en en sourdine door Bart De Wever en Conner Rousseau. Bij de tegenstanders van die opvatting was Tom Van Grieken voor een keer de welbespraakste: 

‘Ik vond het een mooi staaltje van komedie van meneer Ongena over al die werklozen die er massaal zijn en die niet willen werken … Meneer Ongena, hoe hoog is het aantal werklozen in Vlaanderen? Tweehonderdduizend? Historisch is dat het laagste ooit. Wat zien wij? Dat de Vlamingen tussen hun 20ste en hun 60ste massaal werken, per kop actiever zijn en meer uren kloppen dan in onze buurlanden. Wij persen onze mensen uit als een citroen en we zien dat er vanaf 55-60 een uitval is op de arbeidsmarkt. Als je de begroting op orde wilt krijgen, als je meer mensen aan het werk wilt krijgen, ga je ook de work-life balance moeten herzien. En dan doe ik niet mee met dat liberaal praatje dat al die mensen die niet aan het werk zijn, dat het allemaal luieriken zijn. Dat is echt niet zo. Het is omdat je het beste van je leven hebt gegeven tussen je 20 en je 55 en op het einde van je leven, dat je zegt: ‘ik weet het niet meer.’ Ik denk dat daar ook eens een grondig debat over moet worden gevoerd. 

     ‘Couldn’t agree more,’ zei Petra De Sutter (Groen), die bij de hele uiteenzetting instemmend had zitten knikken*. Hedebouw was niet in beeld, maar hij moet ook aan het knikken geweest zijn. Een geel-groen-donkerrode triple entente, dus.
     Vanuit mijn libertair standpunt is er niet veel mis met mensen die liever minder werken, die meer belang hechten aan hun work-life balance, of die het na hun 55ste rustig aan willen doen. Alleen lijkt het mij ethisch gesproken de normaalste zaak ter wereld dat die mensen dan ook een lager inkomen hebben dan degenen die hun work-life balance anders instellen. Uitkeringen mogen niet dienen om die ongelijkheid uit te vlakken. 

Marc Reynebeau – Lang heeft het niet geduurd
     Gisteren schreef ik iets over het goede voornemen van Marc Reynebeau om voortaan de voorkeur te geven aan ‘acuratesse, nuance en argument’ boven ‘de superlatief, de schreeuw, en de emotionele suggestiviteit.’. Vandaag heeft hij het immers over zijn politieke vijanden MR en N-VA. De woordkeuze laat zien dat er nog een flinke weg moet worden afgelegd: ‘flutakkoord’, ‘kiezersbedrog’, ‘tengels van afhouden’, ‘hypocrisie’, ‘flutargument’, ‘mediocriteit’, ‘eenheidsworst’, ‘gehuichel’ …
     Ook in zijn argumentatie moet Marc zijn ‘scalpel’ nog wat aanscherpen. Hij verwijt de formateur dat hij bij zijn zoektocht naar besparingen zijn inspiratie haalt uit het buitenland. Marc brengt daar tegenin dat wij in ons land op een aantal unieke en waardevolle praktijken kunnen bogen. Ik moet toegeven dat Marc van die praktijken een grappig lijstje heeft gemaakt die de schrille klank van zijn non sequitur wat verzacht.
     Als het Marc menens is met zijn nieuwe manier van argumenteren, raad ik hem aan om in een eerste periode politieke onderwerpen te vermijden.

3 procent
  
     Naar aanleiding van de nieuwe rampenfilm Twisters merkt recensent Ruben Aerts (DS 18/7) op dat ‘op geen enkel moment in de film de link wordt gelegd met de klimaatverandering.’ Hij citeert ook een verontrustende studie die ‘becijferde dat in minder dan 3 procent van de films en tv-reeksen die tussen 2016 en 2020 uitkwamen klimaatverandering … ter sprake komt.    Ik herhaal het nog een keer: in minder dan 3 procent van de films en tv-reeksen wordt de klimaatverandering zelfs maar vermeld! En wat doet de regering?
 

* Overigens hadden Van Grieken en De Sutter elk heel andere voorstellen om het begrotingstekort dan wél te verminderen. Van Grieken zou besparen op transfers naar Wallonië en op immigratie. De Sutter zou geld ophalen door vermogensbelasting, vermogenswinstbelasting, huurbelasting, enzovoort.  

   

 

woensdag 17 juli 2024

Censuur, en andere kortjes

Censuur
     Rechts en links zijn allebei tegen censuur, maar ze definiëren het begrip anders. Rechts spreekt van censuur als de sociale en andere media gezuiverd worden van schadelijke opvattingen – islamofobie enzo – en links spreekt van censuur waar subsidies voor bepaalde persorganen of culturele manifestaties worden teruggeschroefd, of waar politici kritiek geven op journalisten – wat dan ‘intimidatie’ genoemd wordt.
      Ik volg de definitie van rechts. Bruno Struys verwoordde in De Morgen kernachtig de visie van links:  

  1. ‘Sommige radicaal-rechtse politici zetten kritische journalisten systematisch weg als een ‘als journalist vermomde activist’. Daarmee verraden deze politici wat ze eigenlijk het liefst zouden zien. Ze willen dat journalisten kleur bekennen, maar dan natuurlijk wel hun kleur.
  2. ‘Het is een plicht om de persvrijheid te garanderen, maar evenmin kan je toestaan dat extremisten onder het mom van journalistiek onze vrede, vrijheid en samenleven schaden.’     
     Ik ben het helemaal niet eens met Struys. Wat precies de ‘vrede, vrijheid en samenleven’ schaadt, is in een liberale maatschappij een blijvend onderwerp van debat. En je kunt best journalistieke activisten hekelen, zonder ook maar in het minst de wens te koesteren dat ze ooit je eigen kleur zouden overnemen.

Censuur (2)
     Een andere linkse verantwoording van censuur vond ik bij Renee DiResta**, die uitgebreid geïnterviewd werd in De Standaard (13/7). Ze pleit voor ingrijpende moderatie op de sociale media, waar Google en Facebook aan meewerken, maar waar Twitter een ‘onzekere factor’ is. Alleen mag die moderatie geen ‘censuur’ genoemd worden, want dan ben je het begrip aan het ‘oprekken’. Het censuur noemen ‘is een manier om je (conservatieve) achterban op te hitsen …’ Maar de censuur blijft, net als de roos van Juliet, dezelfde geur behouden als ze een andere naam krijgt.
      Natuurlijk, desinformatie, haatspraak en complottheorieën zijn een probleem. Niet alles wat Di Resta daarover zegt is onzin. Alleen is een censurerende moderatie niet de juiste aanpak, noch voor wat de principes, noch voor wat de efficiëntie betreft. Die Resta beseft dat ook wel een beetje. Daarom stelt ze voor dat elk politiek kamp zijn eigen straatje schoon probeert te houden. ‘Mensen aan de rechterzijde zouden de extreemrechtse nichemedia moeten aanpakken en zeggen: ‘Komaan, die complottheorie is onwaar, dit is belachelijk, we moeten beter doen dan dit.’ Behalve dat Di Resta hier het probleem uitsluitend ter rechterzijde plaatst, vind ik dat een waardevolle suggestie. 

Marc Reynebeau 
   
 We krijgen in de toekomst een andere Marc Reynebeau. In De Standaard van 17 juli schrijft hij: ‘Veel te snel duiken hyperbolen en superlatieven op … De gezwollen grootspraak verkiest de brutaliteit van de voorhamer boven de accuratesse van het scalpel; de superlatief boven de nuance, de schreeuw boven het argument … Ze wil het publiek met emotionele suggestiviteit overdonderen.’
     Dat beoogde afscheid van de superlatief en de emotionele suggestiviteit kan ik alleen bewonderen. Als Reynebeau dat goede voornemen kan waarmaken, zal ik hem nooit meer uitlachen. Dat is mijn goed voornemen.

Handelsbalans 
   
 In De Standaard van 15/7 schreef Stijn Decock iets over het Belgische tekort op de ‘lopende rekening’. Dat begrip is bij de ‘economische leek’ niet zo bekend. Daar heeft hij helemaal gelijk in, wat die economische leek betreft, want ik ben er zo een. Gelukkig legt Decock het een beetje uit: ‘De lopende rekening bestaat hoofdzakelijk uit de handelsbalans.’
     Met die handelsbalans heb ik het altijd moeilijk. Af en toe lees ik bij een liberale econoom, Adam Smith bijvoorbeeld, dat de handelsbalans er eigenlijk niet toe doet. Meer uitvoeren dan invoeren, meer invoeren dan uitvoeren, het maakt geen verschil voor de gezondheid van de economie. Maar Decock schrijft: ‘Een tekort betekent dat we ... bij het buitenland moeten lenen om onze levensstijl te financieren.’
     Hoe kan een werkwijze van lenen, en blijven lenen, zonder afbetalen, nu gezond zijn?
      

Defensie-industrie
      ‘Het idee dat we een gruwelijke oorlog moeten voeren,’ zegt J.D. Vance, ‘omdat het goed is voor onze economie, is gewoon grotesk.’ Dominique Minten (DS 17/7) noemt dat een ‘nobele’ gedachte, en hij verwijt Vance dat hij ze niet consequent toepast als het over militaire steun aan Israël gaat. Maar dat heeft er niets mee te maken. De gedachte is niet ‘nobel’ en ze staat steun voor Israël niet in de weg. Het gaat hierom: uitgaven voor bewapening doe je om geostrategische redenen, niet om de economie erbovenop te helpen.
     Daar staat tegenover die recente uitspraak van Theo Francken: ‘Je moet daar niet flauw over doen. Defensie-uitgaven betekenen ook extra banen. We ­mogen ons de kaas niet van het brood laten eten.’ In theorie heeft Francken hier ongelijk. Wat hij verkondigt is protectionisme. Als we 2 procent van ons budget willen uitgeven aan defensie, dan moeten we vooral zorgen dat we de beste prijs/kwaliteit krijgen. Als we daarom Duitse tanks moeten invoeren, is dat geen drama. Dan kunnen we ons toeleggen op het ontwikkelen en vervaardigen van chemische producten; die kunne we dan op onze beurt uitvoeren naar Duitsland.
     Maar dat is theorie. In de praktijk gaat het over overheidsuitgaven, beslist door een lieden die ze zelf niet moeten betalen, waarvan zowel de prijsberekening als de kwaliteit ondoorzichtig zijn. Dan begrijp ik dat een land zich ‘de kaas van het brood niet wil laten eten.’ Maar zo wordt de lijst van uitzonderingen op de gezonde vrijhandel altijd maar langer: landbouw, elektrische auto’s, spitstechnologie, tanks … 

De wetenschap en de biovoeding
     Er wordt te vaak geschermd met de uitdrukking ‘wetenschappelijk aangetoond’. Men vergeet dan te vermelden dat het in werkelijkheid om wetenschappelijke controverses gaat. Maar als een studie tot resultaten komt die niet ‘politiek correct’ zijn, dan kent met het begrip ‘controversieel’ plots weer wel.
      Neem de recente studie van professor Nik van Laerebeke die vastgesteld had dat jongeren die meer biovoeding eten, meer gifstoffen in hun bloed hebben.’ Ai, de biovoeding … Het verwonderde mij niet dat er direct andere experten een opinie plaatsten die ‘brandhout’ maakte van Van Laerebeke zijn methodologie, noch dat de inhoud van die opinie ten overvloede als bericht in dezelfde krant werd samengevat. (DS 17/7)
     Ik schrijf dat niet om de drie experten of om De Standaard te bekritiseren, behalve misschien hier en daar de toon en de woordkeus. Eigenlijk zou men aan elke berichtgeving over wetenschappelijk onderzoek een beschrijving en evaluatie van de methodologie moeten toevoegen en een geleerde aan het woord laten die het niet met het onderzoek eens is. Men doet het soms, maar veel te weinig als het onderzoek toevallig politiek correcte resultaten heeft opgeleverd. Dan komt volksopvoeding boven berichtgeving te staan.

Economisch programma van Trump
     Zelfs als de beelden die wij op televisie te zien krijgen zorgvuldig geselecteerd zijn, weet ik nog met zekerheid dat Trump een grofbesnaarde, onverdraagzame en leugenachtige man is. Dat is voor mij genoegd. Stijl zegt niet alles, maar beeldfragmenten van Churchill, De Gaulle en Hitler dragen toch bij tot de mening die ik over die figuren heb. De gemoedelijke Stalin is hier een uitzondering.
      Mocht ik echter in de VS wonen, dan zou ik mij ook moeten gaan verdiepen in het beleid dat iemand als Trump voorstaat. Ik zou moeten lezen wat insiders schrijven over het te verwachten Oekraïne-beleid van Trump in plaats van af te gaan op enkele quotes. En ik zou het te verwachten economisch beleid van Trump moeten vergelijken met dat van Biden. Zij zijn voor het buitenland allebei min of meer aanhangers van het protectionistisme – wat jammer is – en voor het binnenland allebei min of meer aanhangers van de vrije markt – wat fijn is. Trump lijkt mij verder te gaan in zijn protectionisme én in zijn vrije-marktbeleid. Dan zou ik dus moeten inschatten wat het zwaarste doorweegt.
     Gelukkig leef ik in Vlaanderen waar ik wel weet voor wie ik moet stemmen.

 

* Zie ook mijn stukje over de rechtstaat hier.
*Di Resta verloor de subsidies voor haar onderzoek naar desinformatie op de sociale media. Dergelijk verlies van subsidies wordt  in de linkse visie meestal als ‘censuur’ beschouwd. Die Resta moest ook voor de commissie Justitie van het Amerikaanse Congres verschijnen, wat mij weliswaar geen censuur, maar toch intimidatie lijkt vanwege de Republikeinse rechterzijde.