zaterdag 27 oktober 2018

Vlaams Belang, N-VA en het cordon sanitaire

    Zelf zal ik nooit op Vlaams Belang stemmen. Mijn vrouw en mijn zoon zouden niet meer met me praten. Maar zelfs zonder mijn huisgenoten gerekend, zou ik het niet doen. Voor het sociaaleconomische is de partij mij te links, voor immigrantenzaken te rechts, en voor het Vlaamse te voortvarend. Maar ik heb begrip voor de mensen die er wél voor stemmen. Daar zitten flaminganten bij die hun geduld kwijt zijn, knappe koppen die de Islam bestudeerd en de gevaren ervan overwogen hebben, en ook lieden uit volkse buurten, die hun leven achteruit zagen gaan door de immigratie van de laatste 40 jaar. Die laatsten voelden zich veiliger op straat toen hun buurt nog helemaal blank was. Ze leven van een sociale uitkering en ze hopen dat die wat hoger zou zijn, als er minder middelen naar de nieuwkomers gingen. Men noemt die mensen ‘proteststemmers’ of ‘foertstemmers’, maar dat is een neerbuigende interpretatie. Sommige van die mensen willen niets liever dan dat het Belang mee kan besturen  zodat er, zo hopen zij, eindelijk iets gedaan wordt aan de onveiligheid en de lage uitkeringen.
   Het Belang heeft bij de laatste verkiezingen weer wat meer stemmen behaald, 4 % meer dan bij de vorige gemeenteraadsverkiezingen. Met zo’n vooruitgang moet je je ogen niet neerslaan en met je pet frunniken. Dan kun je best eens met je vuist op tafel slaan en iets eisen. De opheffing van het cordon sanitaire bijvoorbeeld, die afspraak van 30 jaar geleden waarbij alle Vlaamse partijen – N-VA bestond nog niet – beloofden om nooit een bestuurscoalitie te vormen met wat toen nog het Vlaams Blok heette.

     30 jaar – dat is lang geleden, zul je zeggen. Misschien mag dat cordon inderdaad wel zoetjesaan overboord. Het Belang van nu is gematigder dan het Blok van toen. Als de partij aan coalitiebesturen deelnam, zou ze misschien nóg gematigder worden. Bovendien is het cordon eenzijdig omdat enerzijds de centrumrechtse partijen wel het extreemrechtse Vlaams Belang uitsluiten, maar anderzijds de centrumlinkse partijen toch bereid zijn coalities aan te gaan met de extreemlinkse PVDA. Van rechts wordt het uiteinde van de staart afgekapt, terwijl links een ongeschonden exemplaar bewaart om mee in het rond te slaan.
    Om het cordon te doorbreken richt het Belang zich in de eerste plaats tot N-VA en Bart De Wever, van wie het die 4 % heeft afgesnoept. ‘In zestien gemeenten,’ schrijft VB-voorzitter Tom van Grieken, ‘zijn er meerderheden Vlaams Belang/N-VA. Vlaams Belang reikt duidelijk de hand aan N-VA om deze wil van de kiezer om te zetten in een Vlaamse meerderheid.’ Als De Wever niet op de uitnodiging ingaat, dreigt Van Grieken om hem bij de volgende verkiezing ‘de rekening te presenteren’. Hij bedoelt daarmee dat het Belang dan nog meer stemmen van N-VA zal afsnoepen.
        Maar De Wever zal wel niet snel als eerste en als enige op zo’n uitnodiging ingaan. Als hij in één van die zestien gemeenten een coalitie met het Belang aanging, zouden de partijen van centrumlinks én centrumrechts geen coalities met N-VA meer willen aangaan. N-VA bevond zich dan zelf ook binnen het cordon, in ‘splendid isolation’. ’t Zou mooi en solidair zijn natuurlijk, maar ik betwijfel of De Wever tot dergelijke zelfopoffering genegen is en ’t zou voorzeker niet erg verstandig zijn.
     Dat stemmenverloop van N-VA naar Vlaams Belang bij de volgende verkiezingen zou overigens best kunnen meevallen. Je weet nooit hoe zo’n muntstuk valt. Misschien gaat dat verloop wel in de omgekeerde richting. Zowel het cordon als een eventueel doorbreken van het cordon, kan een dubbele nawerking hebben. Mét het cordon blijft het Belang buiten het bestuur, behoudt de partij haar zuiverheid en haar radicale taal, en zoiets trekt sommige kiezers aan. Maar andere kiezers hebben liever dat hun verkozenen een paar procenten van hun ideaal realiséren dan dat ze honderd procent gelijk hebben in de oppositie. Welke kiezersgroep zal groter zijn? Mocht het cordon daarentegen ooit doorbroken worden en Vlaams Belang aan het bestuur deelnemen, dan vallen ook dan de gevolgen niet te voorspellen. Zou Vlaams Belang in zo’n geval kiezers winnen door haar gematigde koers en haar nieuwe argument van ‘nuttige stem’, of zou ze ontgoochelde alles-of-niets-kiezers verliezen? Wie zal het zeggen?
     Dat is allemaal hogere electorale rekenkunde, gebaseerd op speculaties, wensdromen en angstscenario’s. Politiek is wel wat meer dan dat. Elke generatie heeft een aantal politici die, terwijl ze verzuipen in de dossiers en de volgende verkiezing voorbereiden, ook nadenken over de middellange en de lange termijn. De gedachten van De Wever over de middellange termijn zijn geen geheim:  een gematigd besparingsbeleid, minder belastingen, en een armoedebestrijding door meer werkgelegenheid liever dan door hogere uitkeringen. Zo’n beleid kun je voeren met een krappe centrumrechtse coalitie, ook al komt daar heel wat trekken en duwen aan te pas.

     Maar De Wever heeft daarnaast nog andere plannen die niet op de korte termijn en niet met een krappe meerderheid kunnen worden gerealiseerd. Ook die plannen zijn geen geheim: een Vlaanderen dat loskomt van Wallonië en een volledige ommekeer in het migratiebeleid. Zulke plannen zijn veel ingrijpender. Je kunt ze niet verwezenlijken zonder het héle politieke centrum mee te krijgen. Wie een ingrijpende verandering wil afdwingen op een radicale manier, steunend op een minderheid of op een kleine meerderheid, is een revolutionair. En De Wever is géén revolutionair. Hij is als leerling van Burke vóór alles een antirevolutionair. Hij mag vaak ronde taal spreken en in debatten vrolijk op de vijand van het ogenblik inhakken, hij eindigt graag, geloof ik, met een of ander compromis, niet alleen met andere partijen, maar ook met dat deel van de bevolking dat zich door die partijen vertegenwoordigd voelt.
     Neem de kwestie van de migratie. Tegen een restrictief migratiebeleid bestaan veel bezwaren van emotionele aard. Hoewel zo’n beleid op een rationele en humanitaire grondslag rust*, hangt er snel een geur van racisme omheen. Filip De Winter, nu Vlaams Belang maar toen nog Vlaams Blok – draagt hier een deel van de verantwoordelijkheid omdat hij met zijn 70-puntenprogramma zowel anti-immigratie als anti-immigrant was.
     Die geur van racisme moet weg. De Vlaming heeft, wat Bert Bultinck van Knack daarover ook moge denken of schrijven, weinig racisme ingebakken in zijn DNA. Om de gemiddelde Vlaming, en zeker de jonge Vlaming, voor een migratiestop te winnen, zal het nodig zijn om een tweeluikig plan voor te stellen: het sluiten van de grenzen voor nieuwe migranten én de integratie in onze maatschappij van de oude migranten. Dat laatste heb ik door N-VA’ers wel eens ‘inclusief nationalisme’ horen noemen. Vlaams Belang heeft nog een stuk weg af te leggen vooraleer ze een geloofwaardige partner kunnen worden voor het tweede luik van het plan. En zolang dat stuk weg niet is afgelegd, zal De Wever wel afstand blijven houden.
     Voor de Vlaamse kwestie is het nog duidelijker. De Vlaming heeft heel wat te winnen bij een financiële opsplitsing van het land. Je hoort niet zo vaak meer over de transfers van Vlaanderen naar Wallonië, maar die zijn er nog. Ik las ergens dat élke Vlaming – vader, moeder, zoon, dochter en inwonende grootmoeder – jaarlijks ongeveer 1000 euro aan Wallonië betaalt en dat elke Waal – vader, moeder, enzovoort – ongeveer 1800 euro van Vlaanderen ontvangt.** In Wallonië is er niet veel enthousiasme om aan die toestand iets te doen. Maar eigenaardig genoeg, in Vlaanderen ook niet. De socialisten verbinden hun lot aan hun grote Waalse PS-broer, de groenen verkeren in een hogere sfeer, de liberalen denken door meer België de chaos van de vele bestuursniveaus te verminderen, en CD&V wil wel meer Vlaanderen maar toch vooral eerst minder N-VA.
     Chris Janssens van Vlaams Belang heeft op Doorbraak een uitgebreid stuk gepubliceerd waarin hij N-VA hekelt omdat de partij coalities aangaat met centrumlinks en centrumrechts maar niet met het Belang. Hij wil dat de volgende verkiezingen een ‘referendum over het cordon’ worden. Hij hoopt met andere woorden dat heel veel Vlamingen, liefst meer dan de helft, voor het Belang stemmen, want daar gaat het bij een referendum om.
     Het is een stuk in de oude stijl. Het gaat over Waalse Dictaten en Vlaamse Principes. Het woord ‘kaakslag’ komt er niet in voor, maar het woord ‘knieval’ wel. Janssens haalt verkiezingscijfers aan, citeert rechters, professoren en journalisten, en verwijst naar extreemrechtse regeringsdeelnames in het buitenland. Maar dat verandert niet veel aan het volgende gegeven. In Vlaanderen behalen N-VA en Vlaams Belang samen 38 % van de stemmen. In het Belgische parlement bezetten ze 25 % van de zetels. Dat zijn geen cijfers waarmee je een Vlaamse onafhankelijkheid uitroept. Je kunt dat cijfer van die 38 % verhogen door veel affiches op te hangen, veel folders te verspreiden en te twitteren alsof je leven ervan afhangt. Misschien halen de twee partijen in Vlaanderen ooit samen 48 of zelfs 51 %. Dat is nog altijd veel te weinig om tegen een verenigd Waals front van 99 % uit te komen.
    Het valt te verwachten dat De Wever in die omstandigheden de voorkeur zal blijven geven aan samenwerkingsverbanden met centrumlinkse en centrumrechtse partijen. Hij kan zelfs hopen dat er door zo’n gezamenlijk bestuur ooit meer eenheid van visie komt op een Vlaamse toekomst, dat de socialisten zich verder verwijderen van hun PS-kameraden, dat de groenen hun hogere sfeer verlaten, dat de liberalen juist in meer Vlaanderen een middel gaan zien tegen de bestuurlijke chaos, en dat CD&V went aan haar verminderde status en haar Vlaamse aspiraties weer bovenhaalt.
     Ja, misschien gebeurt dat ooit. Of misschien niet.


* Rationeel: migranten komen naar Europa omdat hier een betere levenskwaliteit is, maar doordat hier meer migranten komen, vermindert die levenskwaliteit die die de oorspronkelijke reden van de migratie was.
Humanitair: als een rijk land 1, 2 of 5 % van zijn rijkdom wil besteden aan armoedebestrijding in Afrika, bestaat de minst billijke manier om dat te doen erin om enkele miljoenen Afrikanen naar Europa te laten komen en de rest in de miserie te laten.
** Een jaarlijkse transfer van 7 miljard euro. Zie hier, en recenter hier.

woensdag 24 oktober 2018

Verlichting nu. Niet seffens, niet subiet, maar nu, maintenant, tout de suite, heute nog godverdomme

Het boek van Pinker is eindelijk in het Nederlands vertaald
  De boeken van Steven Pinker lees ik met een mengeling van ergernis en fascinatie en dat geldt ook voor dit boek, dat een pleidooi is voor de waarden van de Verlichting. Pinker laat zien hoe die waarden zich verhouden tot de grote problemen van onze tijd: welvaart, levenskwaliteit, milieu, oorlog, islam, terrorisme, democratie …
     Pinker drijft zijn lezer in de hoek met cijfers en logica. Die cijfers vormen het beste deel van het boek. Het zijn geen zorgvuldig uitgekozen spectaculaire getallen over de 0,004 % rijksten ter wereld, de   productiviteitswinsten van 9000 miljard dollar, en de armoede die in Vleteren gestegen is met 566 procent in één jaar. Pinkers cijfers hebben goede bronnen, laten vergelijking toe, overspannen grote periodes, doen ter zake, worden niet lichtvaardig gebruikt om oorzakelijke verbanden te leggen, en gaan vergezeld van een duidelijke omschrijving van de meetmethodes.
     Ook de logica van Pinker is solide, alhoewel niet altijd subtiel. Hij formuleert scherp, waardoor je altijd wel iets vindt om op af te dingen, maar elk argument dat hij aandraagt is het overwegen waard. Wel gaat hij niet altijd diep in op mogelijke tegenargumenten.

     In Amerika is Pinker een man van het centrum. In Europese termen zou hij een gematigde, een zéér gematigde, sociaaldemocraat zijn. Hij is redelijk goed op de hoogte van sommige andere denkstromingen: klassiek liberalisme, rechts populisme, links radicalisme, emotioneel ecologisme en die krijgen om beurten een veeg uit de pan, vooral de laatste drie. De denkwereld van het conservatisme lijkt hem echter totaal vreemd. Die doet hij af met een woord: ‘cultuurpessimisme’.
     Je vindt in de bibliografie achteraan weinig boeken van de grote Verlichtingsauteurs. Dat is niet Pinkers specialiteit. Pinker beperkt zijn Verlichting tot rationalisme, positivisme en (atheïstisch) humanisme. Daarin leunt hij naar mijn smaak te veel aan bij de radicale Franse traditie en te weinig bij de sociaal gematigde Engels-Schotse denkers als John Locke, David Hume en Adam Smith, wier leer meer aanknopingspunten heeft met het conservatieve denken.
     Het boek bevat een reeks fundamentele cijfers waarzonder een ernstige discussie over de problemen van deze tijd onmogelijk is. De conclusies zullen geloof ik in de smaak vallen van de zéér gematigde sociaaldemocraat en van de zéér rationeel ingestelde ecologist. Anderen zullen ze lezen met gevoelens die van bladzijde tot bladzijde of van hoofdstuk tot hoofdstuk variëren. Het is immers lang niet altijd leuk om meningen te lezen die botsen met je eigen wereldbeeld. Maar je wordt er wel groot en sterk van.

zaterdag 20 oktober 2018

Meester, hij polariseert weer!

     Aan alles wat hij zegt of doet, merk je dat Kristof Calvo graag polariseert. Ik heb daar geen probleem mee. Een aantal politici die ik graag aan het werk zie of zag, hebben of hadden dat ook: Bart De Wever, de jonge Verhofstadt, de oude Tobback. Zo iemand heeft graag een vijand om op in te hakken, en bij Calvo is die vijand N-VA.
     In Het Nieuwsblad demonstreert Calvo nog een keer waar hij goed in is. ‘De Wever speelt toneel,’ zegt hij zo ongeveer. ‘De Wever faalde in zijn opdracht als burgemeester.’ ‘Antwerpen is een stad als parking.’ ‘In Antwerpen kun je jezelf niet zijn aan een loket.’
     Dat laatste begreep ik eerst niet. Waarom zou je in Antwerpen jezelf niet kunnen zijn aan een loket? Pas achteraf begreep ik dat hij het niet sprak over de Antwerpse man of vrouw die zich aan een loket aanmeldt. Het ging om de persoon aan de andere kant van het loket – meer bepaald de vrouwelijke ambtenaar die haar islamitische obediëntie kenbaar moet kunnen maken door het dragen van een hoofddoek. Alleen zo, denkt Calvo blijkbaar, kan die ambtenaar ‘zichzelf zijn’.
     In de Jambersreportage van donderdag hebben we gezien hoe De Wever met de verkiezingsuitslagen voor zich op tafel begon na te denken over een coalitie met Groen. CD&V en OpenVLD had hij natuurlijk liever, maar die haalden zo weinig zetels. Met Groen daarentegen kon hij een mooie meerderheid vormen, en dan zou er misschien wat minder ruzie zijn. ‘Ik word daar zo moe van, die oorlog elke dag,’ zei hij nog.
     Zo’n uitspraak is natuurlijk betrekkelijk. De Wever is altijd een ‘happy warrior’ geweest, in die mate zelfs dat hij het vergaderzaaltje waar hij zich liet filmen had omgedoopt tot de ‘war room’. Maar hij is ook zes jaar bestuurder van een stad geweest, en dan word je het wel eens beu als je meer tijd moet besteden aan het verdedigen van je beleid dan aan je beleid zelf. Ik heb op mijn school een poosje op overlegvergaderingen mijn mond geroerd. Ik vergeet niet snel die keer dat de toenmalige directeur uitriep: ‘Kun je ons dan nooit eens met rust laten, zoals wij jullie met rust laten.’ Die was de oorlog ook moe.
     Voor De Wever heeft een coalitie met Groen dus een paar voordelen. Voor de groene kiezer ook, want dan heeft die niet voor niets gestemd. Maar voor groenen als Calvo zou zo’n coalitie een vloek zijn. Het is immers moeilijk om tijdens de komende nationale verkiezingscampagne overal ten lande N-VA voor te stellen als nare asocialen, milieuverpesters en halve racisten als je er zelf een erg zichtbare coalitie mee aangaat. Zo’n werkwijze is meer iets voor ... tja, wie hier geen namen kan plaatsen heeft geloof ik de politiek van de laatste drie jaar niet aandachtig gevolgd.
       Ik heb de voorbije week vastgesteld dat iedereen bereid is goede raad te geven aan de politieke leiders van dit land. Dat lijkt mij een goed idee. Ik heb dus zelf ook een bierviltje genomen en daar enkele eisen op genoteerd waarmee Calvo, als hij dat wil, de Antwerpse coalitiegesprekken kan doen mislukken – vooral als hij die eisen op voorhand doorgeeft aan de pers. Het zijn er vier:
1.       De Wever weg uit de nationale politiek.
2.       In Antwerpen een circulatieplan zoals in Gent.
3.       Een sociale woning voor wie erom vraagt. Verdrievoudiging van het aantal gesubsidieerde woningen.
4.       Moslima’s met een hoofddoek aan het loket. Weg met het secularisme.
     Ik was van plan om het bierviltje op te sturen naar Calvo, maar nu ik het stuk in Het Nieuwsblad helemáál gelezen heb, en ook dat in De Morgen, zie ik dat ze daar bij Groen mijn goede raad niet nodig hebben.

zaterdag 13 oktober 2018

Groen, N-VA, Vlaams Belang en CD&V

     Op de facebookpagina van een groene vriend las ik dat hij zich verheugde over de goede peilingen voor Groen en de slechte peilingen voor N-VA. Dat eerste vond ik normaal, maar dat tweede vond ik raar. Die vriend moest toch weten dat de stemmen die N-VA verliest vooral naar Vlaams Belang gaan. Dáár kon hij zich toch niet op verheugen? Voor zo’n groene jongen moet Vlaams Belang toch het vleesgeworden kwaad zijn, meer dan N-VA of enige andere partij?
    Ik heb daar lang over nagedacht, niet aan een stuk door, maar af en toe, op de fiets of ergens anders. Misschien, zo dacht ik, had die groene jongen zijn morele intuïtie ondergeschikt gemaakt aan een strategische overweging. Misschien vond hij een verzwakt N-VA en een versterkt Vlaams Belang wel een mooie kans voor Groen.
     Wat het bestuurlijke niveau betreft is dat een robuuste redenering. Neem nu Antwerpen. Hoe slechter de score daar is voor N-VA, hoe kleiner het verschil met Groen, en hoe groter de kans dat Groen op een geloofwaardige manier het burgermeesterschap kan opeisen. Het stemmenaantal van Vlaams Belang heeft daar weinig invloed op, omdat die partij toch uit het bestuur geweerd wordt en omdat ze vanuit haar verleden weinig bestuurlijke capaciteit heeft opgebouwd en wellicht ook niet zoveel echte bestuurlijke ambitie heeft. Als men De Winter vraagt welk ambt hij in het stadsbestuur bereid zou zijn te aanvaarden, antwoordt hij ‘burgemeester’. Dat is een brutaal antwoord, dat helemaal past bij zijn gespierde stijl, maar ’t is een antwoord dat je moeilijk serieus kunt nemen. Het is zoals een kind dat, gevraagd naar zijn toekomstige beroep, ‘koning’ of ‘paus’ als zijn keuze opgeeft.
     Maar mijn groene vriend moet toch ook weten dat de invloed van Vlaams Belang zich niet langs bestuursdeelname doorzet. Met haar anti-immigratiestandpunten treedt Vlaams Belang op als zogenaamde ‘zweeppartij’, dat wil zeggen een partij die door harde oppositie ervoor zorgt dat de besturende partijen in haar richting opschuiven. En als mijn groene vriend dat weet – is hij dan niet bang dat een versterkt Vlaams Belang nog zwaarder gaat wegen op het beleid? Ik geloof dat hij daar inderdaad niet bang voor is, en ik geloof zelfs dat hij daar gelijk in heeft.
     Het is een ingewikkelde kwestie. Buiten de bestuurssfeer is Vlaams Belang de pleitbezorger van een restrictief immigratiebeleid. De partij doet dat in een stijl die past bij een eeuwige opposant: met harde taal en zonder veel rekenig te houden met wetten, reglementeringen en andere politieke meningen. Binnen de bestuurssfeer is dat anders. Daar is N-VA de partij van het restrictieve migratiebeleid. De partij speelt daarbij een dubbele rol: de harde taal van de Theo-tweets, en de voorzichtige weg van administratieve maatregelen, juridische hervormingen en politieke compromissen.  En nu zou je denken: een versterkt Vlaams Belang zal ervoor zorgen dat N-VA die anti-immigratiekoers blijft varen  en zelfs naar een hogere versnelling schakelt.
     Dat zou in de praktijk echter anders kunnen lopen. Ik ken weinig van interne partijkeukens, maar ik hoor wel eens dat binnen N-VA verschillende strekkingen huizen. Er zou in de partij een VU-achtige linkerflank bestaan die op sociaal-economisch gebied graag wat meer geld zou uitgeven, en die op immigratiebeleid graag wat minder strikt zou zijn. Je leest soms dat Jan Peumans tot die strekking behoort. ’t Is mogelijk. Zeker is in elk geval dat die strekking het de laatste tijd niet makkelijk heeft gehad (hier). De rechtervleugel had namelijk, naast inhoudelijke argumenten, ook de electorale logica aan zijn kant. De partij móest wel stevige standpunten innemen inzake migratie want anders zou een deel van haar kiespubliek naar Vlaams Belang deserteren.
     Maar als die desertie toch plaatsvindt, dan ziet de zaak er anders uit. Dan krijgt de linkervleugel van N-VA een deel van het electorale gelijk aan zijn kant. N-VA heeft dan immers kiezers aan het Vlaams Belang verloren ondánks haar stevige anti-immigratiestandpunten. Dan kun je je afvragen wat nog het electorale nut is van die standpunten? De partij kan die kiezers niet terugwinnen door haar standpunten en beleid onveranderd te laten, want het is op die manier dat ze die kiezers is kwijtgeraakt. Maar N-VA kan ze ook niet terugwinnen door haar standpunten en haar beleid verder te radicaliseren. Radicaler dan Vlaams Belang kan ze toch nooit worden, en bovendien zou zoiets ingaan tegen de filosofie van geleidelijkheid en redelijkheid die Bart De Wever altijd heeft voorgestaan.
     De meer linkse N-VA’ers kunnen dat allemaal gebruiken om op een koersverandering aan te dringen. Voortaan, zo kunnen ze pleiten, moeten we het kiespubliek van ándere partijen voor ons zien te winnen. We moeten polariserende kwesties ontwijken, een vager taalgebruik hanteren, meer spreken over ‘humanitaire bezorgdheid’ en ‘sociale accenten’. Hoe minder we over de immigratie spreken, hoe beter, want anders ‘spelen we in de kaart van het Vlaams Belang’.
     Of die aanpak zou lonen, is natuurlijk niet zeker. Er bestaat al een partij van het ‘moedige midden’. Net zoals N-VA nooit radicaler kan worden dan Vlaams Belang, kan ze nooit waziger worden dan CD&V. Bart De Wever zal nooit een goede Kris Peeters worden. Zelf hoop ik dat N-VA, of ze nu versterkt of verzwakt uit de verkiezingen komt, zich altijd meer zal laten leiden door de urgentie van de problemen, dan door electorale sterrenwichelarij.

zaterdag 6 oktober 2018

Sp.a belooft bijna-gratis hoorapparaten

     De Gentse professor Carl Devos heeft van de week voor zijn college politicologie de partijvoorzitters uitgenodigd. Ik las daar een stukje over in Het Nieuwsblad. ‘John Crombez (sp.a) zette van bij het begin de toon,’ schrijft HN. ‘Hij deinsde er niet voor terug om de gehele sociale zekerheid met zijn partij te claimen.’ Van mij mag Crombez alles claimen. Zijn partij heeft in de ontstaansgeschiedenis van die sociale zekerheid haar rol gespeeld. Als Crombez wil mag hij op die manier ook het algemeen stemrecht claimen. De werkelijkheid is echter dat álle partijen – ook n-va en de liberalen –  ondertussen voorstander zijn van de sociale zekerheid – én van het algemeen stemrecht. De socialisten zitten al vier jaar in de oppositie, en toch zijn de sociale uitkeringen in die tijd alweer met 8 procent gestegen.* Die uitkeringen vertegenwoordigen de helft van alle staatsuitgaven en 25 % van ons bruto binnenlands product. Het grootste deel ervan gaat naar pensioenen** en geneeskundige zorg.
     Die sociale zekerheid is een erg ingewikkelde materie. Jan moest daar vorig jaar een en ander over leren, en hij deed dat al zuchtend en steunend, om dan zo snel mogelijk de monoklonale antilichamen en de cytokinen weer op te zoeken. Maar voor de burger valt het mee. Ik moest laatst een heelkundige ingreep ondergaan. Ik werd onder handen genomen door een team van hooggeschoolde en duurbetaalde specialisten die daarbij gebruik maakten van kostbare apparatuur. Een maand later kregen we met de post een belachelijke lage factuur toegestuurd. De rest was al allemaal betaald door de sociale zekerheid. Bij de huisarts is het iets ingewikkelder. Daar moet ik eerst betalen, en krijg ik later een deel van het geld teruggestort. Ook dan krijg ik de indruk dat ik wel erg goed wegkom.
     Maar die indruk is bedrieglijk. Met de geneeskunde is het gesteld als met een ontbijt – je krijgt ze nooit écht gratis, ook niet in Cuba. Er is altijd iemand die betaalt, en die iemand is, in laatste instantie, de patiënt die zijn geld stort in de sociale zekerheidskas. De sociale zekerheid kun je zien als een verzekering die je verplicht bent te nemen – en te betalen – zoals je ook verplicht bent een autoverzekering te nemen – en te betalen. Maar er is een verschil. Die autoverzekering moet je nemen zodat iemand ánders, die door jouw toedoen schade lijdt, zeker mag zijn dat die schade vergoed wordt. Je wordt dus verplicht je te verzekeren om een derde partij te beschermen. In het geval van ziekteverzekering is dat niet zo. Daar word je verplicht jezélf te beschermen.*** Om in de sfeer van de auto te blijven: het is alsof de staat je verplicht een omniumverzekering af te sluiten, iets wat slecht is voor je financiën maar goed voor je gemoedsrust. Inzake gezondheid weegt de staat in jouw plaats financiën en gemoedsrust tegen elkaar af en neemt een beslissing voor je eigen bestwil.
     Elke regeling waar je je verplicht aan moet onderwerpen ‘voor je eigen bestwil’ mag gerust paternalistisch worden genoemd. Dat is een lelijk woord, maar de zaak zelf heeft zo zijn voordelen. Daniel Kahneman heeft uitvoerig geargumenteerd dat de emotionele homo sapiens soms beslissingen neemt die aantoonbaar in zijn eigen nadeel zijn. Een paternalistische overheid kan de sapiens dan met harde verplichtingen of zachte wenken in de ‘juiste’ richting duwen. Misschien is dat ook wat gebeurt met de ziekteverzekering. Misschien gaan we allemaal wat sneller en wat vaker naar de dokter nu we toch verzekerd zijn, en misschien is dat terecht en zijn we daardoor allemaal een klein beetje gezonder en misschien zelfs een heel, heel klein beetje gelukkiger.****
     Toch zou ik met paternalisme ook niet overdrijven. Ik zag onlangs een advertentie van sp.a passeren die hogere terugbetalingen voor brillen, lenzen en hoorapparaten eiste. ‘Sp.a. – we zorgen ervoor,’ stond erbij. Er stond een foto naast van een hardhorende bejaarde die schrok van de prijs van zijn hoorapparaten: 675 euro. Daar hebben veel mensen op gereageerd. De meesten wilden weten waar je die hoorapparaten aan 675 euro kon krijgen. Ik zou dat ook wel willen weten, want ik ben zelf een hardhorende bejaarde. Ik heb me enkele jaren geleden geïnformeerd over die kwestie. Zo’n paar hoorapparaten waarmee je ook in gezelschap de gesprekken kunt volgen, kost al gauw 5000 en niet  675 euro. Ik heb toen maar beslist dat ik eigenlijk ook niet álles wil horen.*****
     We vinden in het verleden van de sp.a geen aanwijzingen, dat die partij in de toekomst van plan zou kunnen zijn zelf de kosten van onze hoorapparaten terug te betalen uit de partijkas. Dat geld zal ergens anders vandaan moeten komen. Eenvoudig gesteld: als we bijna-gratis hoorapparaten willen, dan zal de verzekeringspremie die we betalen omhoog moeten. Zoals het nu is moet ik zelf de beslissing nemen en voorlopig haalt de gierigheid het van mijn wens om alles te verstaan wat om mij heen wordt gezegd. Met het sp.a-voorstel is mijn keuze sterk verminderd: ik moet dan hoe dan ook de verhoogde premie betalen. Ik kan alleen nog beslissen of ik die bijna-gratis hoorapparaten nu wil of niet, en díe beslissing zou snel genomen zijn.
     Is die verhoogde premie de enige oplossing om bijna-gratis hoorapparaten te krijgen? Ik geloof het wel. Je kunt die hoorapparaten natuurlijk ook terugbetalen door pvda-gewijs hogere belastingen te heffen op de rijken, of door de patronale bijdragen bovenop de werknemerslonen te verhogen. Maar dat verandert niets aan het paternalisme. Als men geld van de rijken wil doorsluizen naar de hardhorenden, kan dat nog altijd cash gebeuren. Dan kan de hardhorende zelf beslissen wat hij met dat geld doet. Of als de loonkosten moeten stijgen, dan kan die stijging evengoed rechtstreeks naar de werknemers gaan, in plaats van naar een kas waarop de werknemer later, als hij oud en grijs of kaal is, een beroep kan doen om zijn hoorapparaat te betalen. ******
     Anderzijds is het hele sp.a-voorstel misschien écht wel in mijn voordeel als hardhorende. Misschien moet ikzelf maar een klein bedrag bijbetalen en wordt de kost verder mooi gespreid over mijn niet-hardhorende buren. Maar, ten eerste, put ik weinig troost uit de gedachte dat mijn buren voor mij moeten opdraaien. En, ten tweede, misschien hebben die buren allerlei andere zorgen nodig, waar ik dan weer voor moet opdraaien. Ik wil, zoals elke solidaire Vlaming, heel gráág voor die kosten opdraaien, als het gaat om duur onderzoek, om levensreddende operaties, of om dure, experimentele medicijnen. Maar als het gaat om hoorapparaten, neussprays, kinesibeurten voor een frozen shoulder, of mooie tandheelkundige kronen, dan moeten die buren zelf maar beslissen of ze hun goede geld daarvoor over hebben. Ze kunnen in plaats daarvan ook hun hand achter hun oorschelp brengen, hun neus wat vaker snuiten, enkele maanden wachten tot die schouderpijn vanzelf weggaat, of zich tevreden stellen met een vals gebit.
     Voor de rest zou ik het mooi vinden als mijn buren en ik voor onze medische uitgaven konden kiezen tussen een reeks omnium verzekeringsformules. Ikzelf zou kiezen voor de zogenaamde ‘kleine omnium’. Daar zijn geen hoorapparaten bij, geloof ik.



* Perscommuniqué van de Nationale bank van 2018-04-20 en Kerncijfers. De sociale uitkeringen bedroegen 101.301 miljard in 2014 tot 110.092 miljard in 2017. De sociale uitkeringen zijn ook gestegen als percentage van de totale staatsuitgaven: van 46 % naar 48 %. De stijging van de staatsuitgaven is volledig toe te schrijven aan en stijging van de sociale uitkeringen. Er is alleen een heel kleine daling van de sociale uitkeringen vergeleken met het bbp: van 25,3 % naar 25,1 %. Die relatieve daling is wellicht een gevolg van de dalende werkloosheid en de verhoogde pensioenleeftijd.
** Over de pensioenen heb ik al eens een stukje geschreven. (Hier)
*** Anders dan bij sommige andere verzekeringen, ben je met de ziekteverzekering bijna zeker dat je niet alleen veel geld betaalt, maar ook veel geld of diensten terugkrijgt. Gemiddeld zal iemand met een zwakke gezondheid of een hypochondrische aanleg er wat meer uithalen dan iemand anders, maar iedereen is wel eens ziek en niemand is veilig voor de streken van het noodlot.
**** Misschien ben ik niet alleen gelukkiger omdat ik gezonder ben, maar ook omdat ik niet te veel zélf moet beslissen. Of misschien ben ik daardoor juist ongelukkiger, wie weet. Sp.a-politici lijken in elk geval gelukkiger als zij over mijn lot mee kunnen beslissen en voor mij kunnen ‘zorgen’. ‘Horen, zien en lachen is geen luxe,’ schrijft sp.a, waarmee ze verwijst naar hoorapparaten, brillen en tandzorg. De onderliggende redenering is dat alles wat geen ‘luxe’ is, geregeld moet worden door de staat, zodat we het niet ‘uit eigen zak’ moeten betalen.
***** Sp.a beweert dat ze gemiddelde prijzen genomen heeft. In haar resolutietekst over de kwestie lijkt ze niet goed te beseffen dat hoorapparaten meestal met twee stuks tegelijk worden gekocht: één voor elk oor. Eén stereofoon toestel kost al snel € 2500, samen dus € 5000. Met een totale terugbetaling van € 1317 betaal je dus zelf  € 3683. Sp.a stelt voor de tussenkomst van de verplichte verzekering ‘significant’ te verbeteren. Dat is vaag. Wil sp.a bijvoorbeeld € 4500 terug laten betalen? Dan zal het aantal kandidaten erg snel de hoogte ingaan. Ik zal er zeker ook bij zijn. Overigens heeft sp.a nog een reeks voorstellen om de toestellen aan lagere prijzen aan te bieden, zoals openbare aanbesteding, maximumprijzen, controle van de audiciens en aanmoedigen van goedkopere technieken. Ik heb daar allemaal niet zo veel vertrouwen in.

dinsdag 2 oktober 2018

Inhoudelijk sterker onderwijs - Trots op mijn vakbond

     De Christelijke Onderwijscentrale (COC) komt met een opmerkelijk standpunt naar voren. Voortaan zal de bond niet alleen meer ijveren voor betere arbeidsvoorwaarden, maar ook voor een inhoudelijk sterker onderwijs. Ik ben daar erg blij mee. Natuurlijk heb ik op het einde van de maand graag een hoger loon, en aan het einde van mijn loopbaan een hoger pensioen. Maar ik ga daar niet graag voor in staking, want dat hoger loon en dat hoger pensioen moeten betaald worden door de hogere belastingsbijdragen van mijn buurman, en ik wil met die brave ziel geen ruzie. Maar inhoudelijk sterker onderwijs is goed voor iedereen: voor mij, voor mijn buurman en voor de kinderen van mijn buurman.
     In Het Nieuwsblad van 1 oktober geeft Koen Van Kerkhoven van de COC de krachtlijnen van zijn programma: gestructureerde kennis in plaats van ervaringsleren en competenties, klassikale lessen in plaats van groepswerk, discipline in plaats van eindeloze ‘gesprekken’, duidelijk afgebakende vakken gegeven door specialisten in plaats van allegaartjes gegeven door all-rounders. I second these motions. En ik ben blijkbaar niet de enige. Als zo’n vakbond die dingen zegt, dan moeten ze wel sterk leven aan de basis – om het jargon van de sector te gebruiken. De christelijke vakbond gaat hier immers in tegen wat de christelijke onderwijskoepel opdringt in leerplannen, omzendbrieven, bijscholingen en pedagogische richtlijnen.
     Ik heb de foto van Koen Van Kerkhoven eens goed bekeken, en die man lijkt mij van het redelijke type. Ik veronderstel dus niet dat hij álle vaardigheden wil bannen, élk groepswerk wil verbieden, of álle vakoverschrijdende initiatieven wil afschaffen. In sommige vakken zijn zulke methodes meer op hun plaats dan in andere. Sommige leraren hebben daar een speciaal talent voor. Sommige leerlingen vinden dat fijn. Maar die methodes moeten een aanvulling zijn, en kunnen niet het hoofdbestanddeel vormen van een gezonde didactiek. Het werd tijd dat iemand dat eens in ronde woorden durfde te zeggen. Dat iemand erop wees dat – pas op voor het cliché – de slinger veel te ver was doorgeslagen.
     Mijn cliché heeft zijn reden. Het wordt namelijk ook gebruikt in het nijdige commentaartje dat Peter Mijlemans in Het Nieuwsblad van 2 oktober aan de nieuwe COC-koers heeft gewijd. Mijlemans beweert namelijk dat de COC op zijn beurt ‘de slinger enkele decennia terugslaat’. Hij gebruikt daarvoor een aantal onnozele beelden van ‘stofjassen’ en ‘ijzeren linialen’. Mijlemans geeft toe dat veel ‘onderwijsvernieuwingen’ hebben geleid tot ‘nivellering’, maar, zegt hij erbij, ze hebben ook gezorgd voor ‘nieuwe kansen’.  Dan denk ik bij mijzelf: over wélke onderwijsvernieuwingen heeft die idioot het eigenlijk? Hebben het ervaringsleren, het competentie-onderwijs, de groepswerken en de vakoverschrijdende obsessie gezorgd voor nieuwe kansen? Ik geloof het niet. En dát zijn nochtans de punten die de COC aanhaalde. Mijlemans stelt het voor alsof de bond tegen élke vernieuwing is. Dat is belachelijk. Zelfs ik ben niet tegen élke onderwijsvernieuwing.
     Mijlemans houdt verder een pleidooi voor een ‘opleiding op maat voor elke leerling’ en haalt daarbij het voorbeeld aan van Joris Janssens (17) een leerling die door ‘het watervalsysteem’ in het beroepssecundair onderwijs (bso) terechtkwam waar hij niet thuishoorde. Die leerling krijgt nu door de ‘nieuwlichterij’ van een ‘naamloos 7de jaar’ toch de kans zich voor te bereiden op hoger onderwijs en een studie in de Rechten. ‘In het klassieke model waartoe de COC zich bekeert, had hij die kans nooit gekregen,’ schrijft Mijlemans.’
     De onzin staat hier echt wel dicht opeengepakt. Het is om te beginnen al geen goed idee om het algemene onderwijsbeleid af te stemmen op de uitzonderlijke gevallen – zoals iemand die wil overstappen van het bso naar een Rechtenstudie. Je moet rekening houden met die uitzonderingen, je mag die mensen niet dwarsbomen, je moet er ruimte voor voorzien, maar je mag ze het algemene design van een systeem niet laten bepalen.
     Verder zou Mijlemans beter een keer toegeven dat de watervalregeling een broodnodig correctiemechanisme is in élk gezond onderwijsopzet. Een leerling die verkeerdelijk een zware studierichting kiest waarvoor hij de aanleg of de studie-ijver mist, moet de kans krijgen in een minder zware richting verder te gaan. Zulke verkeerde keuzes kunnen geminimaliseerd worden door meer informatie, door goede adviezen van de klassenraad of door een betere begeleiding. Maar de kans op verkeerde keuzes zal blijven staan. Of heeft Mijlemans nooit verkeerde keuzes gemaakt die hij achteraf moest corrigeren? Dat zou me verwonderen.
     Leerlingen kunnen hun verkeerde keuze ook in de omgekeerde zin maken. Ze kiezen dan voor een studierichting die niet zwaar genoeg is. Dat is wat Joris Janssens twee keer heeft gedaan: eerst toen hij van aso overschakelde naar Sociaal-technische wetenschappen en later toen hij van die richting overschakelde naar Kantoor. Ook dat zijn verkeerde keuzes die men achteraf moet kunnen rechtzetten. Elk initiatief dat die rechtzetting – de zogenaamde ‘zalmbeweging’ – vergemakkelijkt, kan op mijn goedkeuring rekenen. Een voorbereidend 7de jaar hoort daarbij. Zo’n jaar moet misschien niet, zoals Joris vraagt in een interview met Het Nieuwsblad, in héél Vlaanderen worden ingericht. Daar zullen waarschijnlijk te weinig kandidaten voor zijn. Maar het principe is gezond. Ongezond is alleen als men de zwaardere richtingen minder zwaar gaat maken met als enige doel om de zalmbeweging te vergemakkelijken.* En men mag evenmin van een school verwachten dat ze buitensporig veel investeert in begeleiding van zalmkandidaten, ten koste van de reguliere leerlingen. De zalm zal toch vooral op eigen kracht, met forse slagen van zijn staart, omhoog moeten zwemmen.
     Ook bazelt Mijlemans als hij beweert dat Joris in het ‘klassieke model’ zijn kans op hoger onderwijs zou hebben gemist. Dat is niet zo. Je kon in het verleden, net als nu, met een bso-diploma aan elke vorm van hoger onderwijs beginnen. Wij hebben op onze school een leerling gehad die rechtstreeks vanuit de beroepsopleiding Kantoor aan succesvolle Rechtenstudies is begonnen. Dat is een vergelijkbaar scenario met wat Joris voor ogen staat. Het komt niet elk jaar voor, maar gelukkig kómt het voor en wordt het niet door reglementen onmogelijk gemaakt.
     Mijlemans beweert dat ‘nieuwlichterijen’ nodig kunnen zijn om leerlingen toe te laten hun kansen te benutten. Ik zal dat niet tegenspreken. Maar mag ik er hem op wijzen dat het vaak net die ‘nieuwlichterijen’ zijn die die kansen vernietigen. Dat zien we ook in het dossier van Joris. Joris kreeg in zijn tweede jaar Sociaal-technische wetenschappen een B-attest. Hij had dat jaar ‘geen zin gehad om te studeren’. Hij had daar spijt van en wou het jaar overdoen, maar dat mocht niet van zijn moeder. Goed, dat is een zaak tussen moeder en zoon. Nu vraagt de oudere lezer zich wellicht af: als Joris spijt had van zijn verloren jaar, waarom probeerde hij dat niet goed te maken door aan herexamens mee te doen? Het antwoord zal de oudere lezer verbazen: de school liet dat niet toe. En waarom liet de school dat niet toe? Ook dat weet ik. Omdat die school bestookt werd met nieuwlichterijen vanuit Brussel, en één van die nieuwlichterijen was om géén herexamens meer te geven.**


* Dat was meen ik te weten de filosofie van de ‘gemeenschappelijke eerste graad’.
** Gelukkig is sinds kort in die herexamenskwestie – vooruit, nu we toch in clichés grossieren – de klok enkele minuten teruggezet. Koen Daniels van N-VA heeft daar een paar jaar kabaal rond gemaakt, en het heeft blijkbaar een beetje geholpen.