In deze longread heb ik mijn stukjes verzameld die ik in 2022, 2023 en 2024 Oekraïne gewijd heb. De andere stukjes zijn min of meer chronologisch gerangschikt.
2022
Oekraïne: het stukje dat ik niet wou schrijven
(1) Ik
wou eigenlijk al lang een stukje schrijven over ‘activistische rechtspraak’ en ‘juristocratie’.
En nu komt Poetin met die inval in zijn buurland. Nare man, die Poetin.
(2)
Het Westen wou Oekraïne verleiden. Poetin heeft Oekraïne verkracht. Ook in
MeToo-tijden mag dat onderscheid nog altijd worden gemaakt.
(3)
Over buitenlandse politiek en militaire conflicten in heden en verleden heb ik
meestal geen uitgesproken mening en al zeker geen oplossing: de Amerikaanse
interventie in Vietnam, de Russische interventies in Tsjechoslovakije en
Afghanistan, de Navo-interventie in de Balkan, de tweede golfoorlog, de
conflicten in Libië, Syrië en Israël-Palestina. Als in zulke conflicten de ene
partij min of meer liberaal-democratisch is en de andere autoritair, dan gaat
mijn sympathie uit naar de eerste. My liberal democracy, right
or wrong. Maar verder probeer ik niet te hoog van de toren te blazen.
(4)
Over enkele conflicten heb ik overigens wel een mening: de inval van Mussolini
in Abyssinië, de inval van Hitler in Polen, de inval van Saddam Hoessein in
Koeweit en de inval van Poetin in Oekraïne. Ik ben er tegen.
(5)
Ik heb de huidige inval niet voorspeld, maar ik ben ook niet verrast. Ik was er
niet gerust in als ik Biden bezig hoorde. Ik nam ik aan dat hij over
inlichtingen beschikte van zijn geheime diensten. En als ik Poetin hoorde, was
ik nog minder gerust. Er was nog altijd een kans op een
diplomatieke oplossing, zei hij. Ja, en wat was die àndere kans dan?
(6)
Ik lees dat Poetin minachting heeft voor de Westerse decadentie. Hij heeft
wellicht gelijk. Maar alles samen genomen, sluit ik mij aan bij Charles
Laughton in de film Spartacus: “I’ll take a little republican decadence
along with a little republican freedom.” Alhoewel Laughton sprak van ‘corruption’
in plaats van ‘decadence’.
(7)
Ik zal het nog sterker zeggen, maar dan moet ik eerst diep ademhalen en mij
moed inspreken: ik verkies Ursula von der Leyen boven de Russische
borstontblote, paardrijdende judoka.
(8)
Poetin wil, zegt hij, Oekraïne ‘denazificeren’. Ik vrees dat Poetins definitie
van ‘nazi’ dermate ruim is, dat ze veel van zijn Westerse bewonderaars zou
insluiten.
(9)
Het Westen krijgt er van langs in onze krantencommentaren. En de kritiek is dubbel.
Men heeft Poetin met onvoldoende respect behandeld, schrijft men, en men heeft
hem te veel laten betijen, schrijft men. Dat is nogal tegenstrijdig.
Anderzijds: die twee fouten sluiten elkaar niet helemaal uit. Het is altijd
goed je vijand met respect tegemoet te treden. Of hij daardoor welwillender
wordt, is een heel andere kwestie.
(10)
Had Oekraïne lid moeten worden van de Navo? Men begrijpt nu in elk geval waarom
het land vragende partij was. Uiteraard konden de Russen er in dat geval op
aandringen dat in dat land geen nucleaire raketten zouden worden opgeslagen.
Dat zou een redelijke eis geweest zijn. Bij mijn weten staan er ook geen
nucleaire Natoraketten in Estland, Polen of Roemenië.
(11)
Vormt de Navo een militaire bedreiging voor Rusland? Is de Navo van plan Moskou
te bombarderen, zoals Rusland Kiëv bombardeert? Ik geloof het niet. De Navo
heeft zich, ondanks zekere militaire avonturen, altijd defensief opgesteld
tegenover Rusland, net zoals het Warschaupakt zich indertijd, ondanks zekere militaire
avonturen, defensief opstelde tegenover het Westen. De Russische inval kan
moeilijk als een ‘preemptive strike’ omschreven worden.
(12)
Zou Rusland Oekraïne ook zijn binnengevallen als dat land openlijk had
verklaard nooit lid van de Navo te worden? Ik denk het niet. Had Servië in 1914
toegestaan dat Oostenrijkse ambtenaren op hun grondgebied het onderzoek deden
naar de aanslag op Frans-Ferdinand, dan was er misschien ook geen Eerste
Wereldoorlog geweest. Maar in het geval van Oekraïne zou Rusland nieuwe eisen
hebben gesteld in verband met de oostelijke ‘volksrepublieken’, in verband met
het Donetsbekken, in verband met een ‘corridor’ naar de Krim, in verband met ‘denazificatie’.
Het strategisch einddoel zou hetzelfde geweest zijn: een regimewissel in
Kiëv.
(13)
Rusland volgt de 19de-eeuwse logica van ‘bufferzones’ die nodig zijn
om zich te beschermen. Maar dan heb je daarna weer een nieuwe bufferzone nodig
om die bufferzone te beschermen. Dat soort logica bracht
Napoleon tot in Moskou.
(14)
Internationale politiek is een kwestie van macht – overheersing én verdediging
- , samenwerking, recht en moraal. Het eerste beginsel is altijd ‘macht’
geweest, maar Steven Pinker, in The Better Angels of Our Nature, beschrijft
dat er een zekere verschuiving is gekomen in de richting van de drie andere.
Het is echter niet duidelijk of Rusland en China wel mee zijn
met die verschuiving. Als ze niet mee zijn, dan moeten de
andere landen daar hun conclusies uit trekken.
(15)
Joren Vermeersch stelde op zijn facebookpagina voor om Oekraïne op te delen in
twee autonome regio’s, een Europees-gezinde westelijke regio en een
Russisch-gezinde oostelijk regio. Dat was vóór de inval natuurlijk,
maar het voorstel zelf is interessant omdat het ons op de paradox van het
nationalisme wijst. Als Oekraïne het recht had zich los te maken van het
Sovjetimperium, waarom zou het oostelijk gebied zich niet los mogen maken van
Oekraïne? Als Ierland zich mocht afscheuren van Groot-Brittannië, waarom zou
Noord-Ierland zich dan niet mogen afscheuren van Ierland? Voor deze paradox
bestaat geen logische oplossing, alleen redelijkheid, rechtsprincipes,
tolerantie en diplomatie. Hoe het met de andere partijen zit, weet ik niet,
maar Poetin kun je er in elk geval niet van verdenken dat hij die principes al
te slaafs volgt.
Redenen om Oekraïne te steunen
De kop van dit stukje is misleidend, aangezien
ik hier eigenlijk alleen redenen heb verzameld om Oekraïne niet te
steunen. Maar aangezien die redenen niet de mijne zijn, heb ik het ontkennend
bijwoord weggelaten. Als mijn blogstukje op Facebook of Twitter verschijnt,
ziet de lezer in eerste instantie alleen de kop van het stukje. De lezer die
niet doorklikt zou dan kunnen besluiten dat ik een halve of een hele Poetinist
ben, quod non.
Ik beperk mij tot het opsommen van redenen die
ik hier en daar tegenkwam, vooral op sociale media. Enkele redenen heb ik niet
opgenomen omdat ze vertrekken van een te belachelijke premisse, of omdat ze,
als de premisse wél plausibel is, toch op geen enkele manier een reden
opleveren om aan Oekraïne onze steun te ontzeggen.
Hier gaan we.
- De Oekraïense regering heeft zich schuldig gemaakt aan schending van de mensenrechten tegenover de Russisch sprekende minderheid.
- De regimes in Rusland en Oekraïne zijn allebei even corrupt en autocratisch.
- Een grootmacht heeft het recht om zich tegen een vijandelijke omsingeling te beschermen met een bufferzone.
- Steun aan Oekraïne zal het conflict langer doen aanslepen, met meer slachtoffers als gevolg. Uiteindelijk wint Poetin toch.
- Steun betuigen in woorden is een goedkope vorm van internationale ‘deugpronkerij’.
- Steun betuigen in daden kan leiden tot internationale escalatie en zelfs tot een wereldoorlog.
- Economische sancties (a) hebben nooit gewerkt, (b) hebben een omgekeerd effect op narcistische leiders, (c) treffen vooral de gewone burgers, en (d) zorgen ervoor dat die zich nauwer aansluit bij hun leider.
- Poetin biedt een sociaal-cultureel alternatief tegenover de politiek-correcte koers van de decadente Europese elites.
- Het Westen heeft Poetin vernederd door oude Russische bondgenoten en vazalstaten op te nemen in Westerse allianties, en doet dat nu opnieuw door Oekraïne te steunen.
- De basisregel in internationale politiek moet zijn: jezelf beschermen en je niet moeien met conflicten tussen derde partijen.
- Door één van de partijen te steunen verspeelt Europa de kans om bemiddelend op te treden.
- (Toegevoegd op 26/2: Door Poetin te dwarsbomen duwen we hem in de armen van Ch
Sommige
van de hierboven opgesomde redenen zijn tegenstrijdig. Wie consistent wil
pleiten tégen steun voor Oekraïne kan dus onmogelijk alle redenen tegelijk
gebruiken. De redenen zelf zijn overigens van verschillende aard. Sommige
redenen bevatten een feitelijke bewering (1, 2 en 3). Andere rusten op een
causale speculatie (5, 7, 8), een appreciatie (9, 10), een ethisch oordeel (6)
of een algemene opvatting over internationale politiek (4, 11, 12). En in de meeste
gevallen lopen feiten, speculatie, appreciatie, ethiek en politiek door elkaar.
Bovendien blijft altijd de vraag open of de premisses voldoende zijn om over te
gaan tot de conclusie om Oekraïne niet te steunen.
‘t Is
dus allemaal behoorlijk ingewikkeld, en dan ben ik nog niet begonnen aan de
redenen om Oekraïne wél te steunen, zoals bijvoorbeeld die andere
basisregel dat een soevereine natie nooit een andere
soevereine natie mag aanvallen. In die omstandigheden zullen de meeste mensen
partij kiezen – of geen partij kiezen – door te vertrrouwen op hun emoties, hun
empathie, hun temperament en hun diepgewortelde vooroordelen. Bij mij leidt dat
tot: steun aan Oekraïne. Ik doe dat met een geruster geweten als ik eerst de
tegenargumenten even overlopen heb. Maar over de vraag hoe vèr die steun moet
gaan en welke vorm ze moet aannemen*, daar denk ik liever niet te veel over na.
Poetin, de PVDA en de de-escalatie*
De
PVDA heeft, zoals bekend, geweigerd om in het Vlaamse Parlement een resolutie
over Oekraïne goed te keuren. De resolutie stelde voor om (1) de Russische
agressie te veroordelen, (2) solidariteit te betuigen aan Oekraïne, (3) extra
Europese sancties door te voeren, en (4) humanitaire en andere hulp aan
Oekraïne te verlenen. De PVDA ging blijkbaar alleen akkoord met het eerste punt
en vond de rest van de resolutie eenzijdig omdat ze de verantwoordelijkheid van
de Navo niet belichtte. Die had zich immers uitgebreid met nieuwe lidstaten
waardoor ‘Rusland zich bedreigd voelde’. Verder had Oekraïense regering zelf
ook boter op het hoofd omdat ze geen autonomie had verleend aan de oostelijke
gebieden.
In
de tijd dat PVDA nog een kleine sekte was zag je in de huizen van partijleden
vaak een slagzin van Mao aan de muur hangen die luidde: ‘Tegen de stroom
inroeien is een marxistisch principe.’ Dat principe hebben de PVDA’ers in het
Vlaamse parlement dus toegepast. Ze hadden kunnen doen zoals Vlaams Belang,
waar nogal wat sympathie voor Poetin bestaat: ze hadden kunnen zwijgen. Maar
die kans hebben ze gemist. Ze hadden ook een lange toespraak kunnen houden
tegen de Navo en het Amerikaanse imperialisme om dan als slot de resolutie tóch
goed te keuren. Maar ook dat hebben ze niet gedaan. Ze hebben zich stoutmoedig
in de strijd geworpen: één tegen allen.
De politieke vijanden
van de PVDA – alle partijen dus – grepen de politieke flater aan om de partij
scherp te veroordelen. Ze stelden het voor alsof de PVDA de invasie goedkeurde.
Dat was niet helemaal waar. Maar het PVDA-standpunt deed me wel denken aan wat
gebeurde toen Hitler in 1939 Polen binnenviel. De Franse communisten voelden
zich gebonden door het recente verdrag tussen Duitsland en de Sovjetunie. Ze
keurden de nazi-inval weliswaar niet goed, maar ze wezen erop dat die het
gevolg was van het ‘Engelse en Franse imperialisme’ en dat ‘het
wereldproletariaat onmogelijk het fascistische Poolse regime kon verdedigen.’
De Franse communisten
van 1939 en de Vlaamse communisten van 2022 hebben de inval in respectievelijk
Polen en Oekraïne niet ‘goedgekeurd’, maar hun standpunt zat zo vol nuances –
helaas op een moment dat die nuances niet helemaal op hun plaats waren, en
bovendien, op de keeper beschouwd, berustten op de bedenkelijke analyse van ‘fouten
aan de twee kanten’. Een buitenstaander die niet doorkneed is in de
marxistische dialectiek kan weinig met die nuances aanvangen op een ogenblik
dat een zwak onafhankelijk land wordt binnengevallen door een sterke agressieve
buur, en dàt onder het absurde voorwendsel dat die agressie nodig was om de
regering van dat land te zuiveren van ‘neo-nazis’ en ‘druggebruikers.’
De PVDA is geen klein
sekte meer, maar een partij die rekening moet houden met buitenstaanders die
niet in de marxistische dialectiek doorkneed zijn. Op het VRT-journaal van
gisteren kreeg Raoul Hedelbouw uitgebreid de kans om een elegante pirouette uit
te voeren. Bart Verhulst stelde hem de vraag waarom PVDA zoveel moeite had om
Poetins inval te te veroordelen. Raoul stak van wal met een reeks scheldwoorden
aan het adres van Poetin: autocraat, oligarch, man van de big business,
crimineel. Hij was tegen de Russische ‘agressie’ en ‘voor de erkenning van de
Oekraïense staat’ en gaf verder een lange uitleg over de Helsinki-akkoorden van
1975, de ontwapening, de vredesbeweging, het belang van de-escalatie, het
gevaar voor een wereldoorlog, en de noodzaak voor België om als klein land een
diplomatieke rol te spelen.
Ik vond dat Bart
Verhulst aan het einde van de tirade had moeten vragen of dat nu allemaal een
reden was om de resolutie in het Vlaams Parlement niet te onderschrijven. In
plaats daarvan besloot Verhulst: ‘Dank u, meneer Hedebouw. Ja, dat is wel een
duidelijke boodschap nadat PVDA-PTB toch wat geïsoleerd stond in de politiek en
het leek alsof ze die inval niet meteen veroordeelde; die veroordeling is er nu
toch wel heel duidelijk gekomen.’ Ik vond dat een erg mooi cadeautje van de
journalist aan de politicus.
De pirouette van Raoul
Hedebouw bestond trouwens niet in de veroordeling van Poetins agressie – die
had de PVDA inderdaad al eerder uitgesproken – maar in de verschuiving van de
stugge anti-Navo retoriek naar het aantrekkelijker vredesdiscours. Communisten
kunnen inspiratie putten uit een rijk verleden waarin ze op verschillende
momenten verschillende deuntjes zongen: in 1939 was het dat van het
anti-imperialisme, van 1941 tot 1945 werd het dat van het patriottisme, en in
de jaren 50 werd het dat van het pacifisme, met de vredesduif van Picasso als
symbool.
Nu we het toch over
pirouettes hebben. Ik vond de herhaalde verwijzing, vijf of zes keer, van Raoul
naar de de Helsinki-akkoorden bijzonder vermakelijk. De vader van Raoul, Berten
Hedebouw, moet als oude Amadees en PVDA-er, aan tientallen betogingen hebben
deelgenomen tégen de Helsinki-akkoorden. Die akkoorden brachten immers, volgens
de Chinese communisten en Ludo Martens, niet de vrede maar de oorlog
dichterbij. Amada-PVDA beschouwde indertijd de Sovjet-Unie als verraders van
het echte communisme, en bovendien als de belangrijkste ‘oorlogsstoker’ in de
wereld. De argumentatie voor die laatste stelling sneed enig hout. De
Sovjet-Unie, zo hield kameraad Ludo ons voor, raakte economisch achterop. De
enig mogelijkheid om haar positie op het wereldtoneel te versterken, bestond
erin de militaire kaart te spelen.
Vandaag is Rusland
economisch nog meer achterop geraakt. Daardoor kon het Westen één na één de
vorige vazalstaten van Rusland aan zich binden. Poetin kan daar weinig
tegenover stellen behalve militair geweld. Wellicht is Rusland ondertussen
dermate achterop geraakt, dat zelfs dat militaire geweld op een zwakkere basis
berust dan in de tijd van Brezjnev. Wat zou betekenen dat het oorlogsgevaar
vandaag heel wat minder is dan in 1975.
Dit alles echter is speculatie, en op grond van
zulke speculaties moeten beter onderlegde mensen dan ik beslissingen nemen en
geostrategische keuzes maken. Escaleren of de-escaleren? Churchill of
Chamberlain? Achteraf is het makkelijk praten. De diplomatieke voorgeschiedenis
van de Eerste Wereldoorlog laat zien hoe de tragedie vermeden had kunnen worden
door inbinden, wederzijdse toegevingen, begraven van ultimatums, verminderde
achterdocht, en bereidheid om de ‘eer van de natie’ op de tweede plaats te
stellen. De-escalatie had een wereldbrand kunnen voorkomen.
Dat weten we we nù.
Maar de voorgeschiedenis van de Tweede
Wereldoorlog biedt, ook achteraf gezien, het tegenovergestelde beeld. Toen had
men juist wel moeten grijpen naar hoge principes van moed en eer en naar
een no passaràn-mentaliteit; men had Hitler kunnen stoppen – met
dreigende ultimatums en desnoods met een oorlog – toen het nog kon, dat wil
zeggen toen de opbouw van zijn leger nog niet voltooid was. Churchill bleek,
achteraf, gelijk te hebben: men had veel vroeger moeten escaleren.
Dat weten we nù. Maar wat we nu niet weten, althans niet met zekerheid, dat is
wat we nù moeten doen. Aan mij moet je het niet vragen, want ik heb geen
antwoorden. En aan Raoul Hedebouw moet je het zeker niet vragen, want die heeft
àlle antwoorden.
* Zie ook het artikel
van Boudewijn Bouckaert op Doorbraak of op de Facebookpagina van de
professor.
Medialeugens over Oekraïne
Ik ben, zoals ik in mijn stukje van gisteren
toegaf, geen dossiervreter als het op buitenlandse politiek aankomt. Ik
geef mijn mening dus graag voor een betere. Maar is mijn veronderstelling fout
dat de leugens vandaag vooral in de Russische media komen? Heeft men daar niet
maandenlang geschreven dat de militaire maneuvers aan de grens met
Oekraïne geen voorbereiding waren op een inval? En nu die
inval er toch gekomen is, is er weer iets anders. De inval mag nu geen inval of
oorlog worden genoemd. Er is, als je de Russische media leest, geen oorlog
aan de gang, en die oorlog die niet aan de gang verloopt
naar wens. Als een burgerdoelwit wordt gebombardeerd, is het altijd een
gecamoufleerd militair doelwit. Als er vluchtelingen onder vuur worden genomen,
dan zijn het altijd de Oekraïense troepen die op hun eigen burgers hebben
geschoten. Ik geloof daar allemaal niet veel van, vooral niet omdat het in
Rusland nu bij wet verboden is om die berichtgeving tegen te spreken.
Nu
geloof ik evenmin alles wat Zelenski zegt. Hij herhaalde een paar keer dat er
al 14.000 Russische soldaten gedood zijn. Als ik zoiets hoor, deel ik dat getal
in gedachten onmiddellijk door twee. Maar in onze media wordt de
Zelenski-versie ook altijd met een zeker voorbehoud gegeven. Dat betekent
overigens niet dat onze media over Oekraïne helemaal neutraal zijn. In
het Het Nieuwsblad van gisteren las ik over het ‘heldhaftige’
verzet van de Oekraïners. Een journalist schrijft, vind ik, beter over ‘hardnekkig’ verzet.
Maar heel erg vind ik die woordkeuze ook niet, want eigenlijk zijn die
Oekraïners wel echt heldhaftig.
Wie in
onze Oekraïne-verslaggeving - hardnekkig of heldhaftig - zoekt naar een bron
van ergernis, zal die vroeg of laat wel vinden. De eerste dagen na de inval,
hoorde ik op het vtm-nieuws Carolien van Nunen vanuit Moskou enthousiast
vertellen dat alle Russen die ze kende zich tegen Poetin hadden gekeerd. Ik
dacht toen bij mijzelf dat Carolien alleen een bepaald soort Russen kende,
zoals Pauline Kael alleen een bepaald soort Amerikanen kende*. Maar ondertussen
weten we dat heel veel Russen Poetin wel steunen – hopelijk alleen voorlopig –
en die steun wordt door onze media niet verzwegen.
Waar ik
verder last van heb, is het emotionele timbre van de verslaggevers ter plaatse.
Dat heeft altijd al op mijn zenuwen gewerkt, gelijk welke ramp die mensen
verslaan, en nu, met die bombardementen is het niet anders. Enfin, ik moet
daarmee leren leven. Anderzijds, als die verslaggevers voor de camera’s
verklaren dat er die nacht drie bombardementen zijn geweest, neem ik aan dat ze
niet liegen, en als ze de dodentol ‘vreselijk’ vinden, wie kan ze ongelijk
geven?
Hier en
daar lees ik het bezwaar dat onze berichtgeving ‘eenzijdig’ is. Ik lees het
vooral bij mensen die vinden dat de toespraak van Verhofstadt op het
Maidanplein in 2014 het grootste onrecht is dat het Oekraïense volk ooit is
aangedaan. Dat zegt iets over hun zin voor proporties. Maar op zich genomen is
het bezwaar niet helemaal onterecht. Er zullen in de jarenlange strijd tegen de
separatische ‘volksrepublieken’ in Donetsk en Loehansk heus wel misdaden begaan
zijn door de twee kampen. Ook kan het niet anders of er vallen in de huidige oorlog
eveneens burgerslachtoffers onder de kogels van, en de bombardementen door, de
Oekraïense troepen. Verder zou het mij mij verwonderen als gevangen Russische
soldaten altijd netjes worden behandeld.
Maar,
onder ons gezegd, het zou mij nog meer verwonderen als het menselijke leed dat
het invallende leger nu al heeft aangericht niet vele keren erger is – in mijn
Amada-tijd zou ik gezegd hebben ‘duizend keren erger is’ - dan alles waar de
Oekraïense regering rechtstreeks of onrechtstreeks verantwoordelijk voor is.
Als onze berichtgeving dan eenzijdig is, dan is zelfs die eenzijdigheid tot op
zekere hoogte proportioneel.
Natuurlijk
heb ik er geen enkel bezwaar tegen als onze media lijvige dossiers of grondige
reportages zouden opstellen of maken over bijvoorbeeld de wreedheden begaan
door Oekraïense strijders. De waarheid heeft haar rechten. Helaas is het voor
de leek vaak moeilijk om in zulke dossiers en reportages, die waarheid te
vinden die bedolven wordt onder details, coïncidenties, speculaties, emoties,
en al dan niet betrouwbare of al dan niet representatieve getuigenissen. Vaak
heeft een mens dan geen zin om dat allemaal te gaan lezen en bekijken. En soms
is dat ook niet nodig om je een mening te vormen. Er zijn van die kwesties waar
de grote lijnen duidelijk genoeg zijn voor wie toe wil zien.
Buitenlandse politiek vind ik moeilijk
Toen ik
zeventien was, heb ik een poosje pijp gerookt en Le monde diplomatique gekocht.
Die pijp heb ik een poosje volgehouden, maar dat Franse weekblad … tja … dat
stond vol met stukken die ik niet begreep, over landen die ik niet kende, waar
zich problemen voordeden die mij niet interesseerden. Ik ben er snel mee
gestopt. Ook toen ik in het maoïstisch milieu terechtkwam, bleef mijn interesse
in vreemde landen – China uitgezonderd – beperkt. Mijn klasgenoot en beste
vriend destijds vond internationale politiek de enige echt interessante. De
inzet was er hoog: oorlog of vrede, hongersnood of welvaart, dictatuur of
vrijheid. Ik was bij wijze van spreken meer geïnteresseerd in de kwestie van de
‘democratische school’. De school was iets wat ik kende, maar die buitenlandse
politiek leek mij een te moeilijk onderwerp om zelf veel over na te denken. De
studie van de Pentagon Papers en andere ingewikkelde dossiers,
liet ik graag aan Ludo Martens en Patrick De Boosere over.
Je kunt je nu
afvragen: waaróm is buitenlandse politiek eigenlijk zo moeilijk? Dat komt
natuurlijk omdat álles moeilijk is als je iets echt goed wil kennen of kunnen.
Een perfecte tuin aanleggen is moeilijk. Een vreemde taal spreken zoals ‘native
speakers’ dat doen is ook moeilijk, en áls je dat niveau bereikt, gaat het vaak
ten koste van je eigen moedertaal. Wiskunde is voor wie daar geen aanleg voor
heeft héél moeilijk; en wie er wél aanleg voor heeft, stoot vroeg of laat
evengoed op een muur: hij moet zich specialiseren op één domein van de wiskunde
om daar meer van af te weten dan zijn collega-wiskundigen, en dan moet hij
aanvaarden dat hij in andere domeinen van het vak alleen nog de klok hoort
luiden zonder te weten waar de klepel hangt.
Ook is
buitenlandse politiek zo moeilijk omdat het buitenland zelf ongrijpbaar blijft
voor wie de broodnodige achtergrondkennis mist. Wij zijn allemaal min of meer
expert in binnenlandse materies. Neem de economie. Het Bruto Binnenlands
Product of de GINI-coëfficiënt van ons land moet ik telkens weer opzoeken, maar
ik heb wel een ruw idee van de welvaart en de inkomensverdeling. Ik weet
ongeveer hoeveel je een poetsvrouw of een loodgieter betaalt en hoe moeilijk
het is om er een pakken te krijgen. Om te weten hoe de huizen van de rijken
eruitzien moet ik maar naar het meer van Keerbergen fietsen. Op de autostrada
tel ik onbewust het aantal Ford Fiesta’s en het aantal Jaguars. Als Paul D’Hoore
mij op de televisie iets vertelt over de levensduurte kan ik dat aftoetsen aan
mijn ervaring in de winkel. Als ik lees over de stijgende of dalende
werkloosheid, kan ik mij, in mijn confortabele positie van gepensioneerde, toch
een voorstelling maken van het bestaan van de werkloze die samen met mij
boodschappen doet in de Aldi. Ik heb een soort basisintuïtie die mij helpt om
de realiteit achter de cijfers te zien.
Dat is allemaal
anders als het over het buitenland gaat. Mensen die zich storen aan mijn
neoliberale en libertaire opvattingen gooien mij vaak de sociale wantoestanden
in de Verenigde Staten voor de voeten. Is dát soms wat ik wil, vragen zij. Wat
moet ik daar op antwoorden? – ik, die ik amper het verschil ken tussen social
security, pension en welfare of tussen medicare,
medicaid en health insurance. Trouwens, als ik doorvraag,
blijkt meestal dat mijn gesprekspartner die verschillen ook amper kent. En
zelfs als die gesprekspartner of ikzelf die zaken gaan opzoeken, kennen we
eigenlijk nog alleen maar de theorie. Ik zou jaren in de VS moeten hebben
gewoond om de intuïtieve expertise te verwerven waarmee de geboren Amerikaan
die begrippen een plaats geeft.
Kun je die
expertise niet verwerven door vlijtig de buitenlandkatern in de krant te lezen?
Ik vrees ervoor. Als ik in Spaanse krant iets lees over België, valt dat vaak
vreselijk tegen. Ik krijg de indruk dat die krant over een ánder land schrijft
dan dat waar ik woon. Zou onze pers dan zoveel beter zijn als zij over
Spanje schrijft, of over een ander land? Zijn ónze experten zoveel beter? Ik
denk het niet. Het buitenland is zo groot en onze buitenlandredacties zijn zo
klein. Zo’n buitenlandredacteur kan zich niet in álle landen specialiseren. En
zelfs als hij één, twee of drie landen goed kent, zal wat hij neerschrijft nog
altijd het armzalige, gefilterde materiaal zijn en niet het ruwe materiaal met
al zijn rijkdom van context.
Ik schreef
onlangs iets over de economie in Oekraïne. Het BBP per inwoner in dat land was
in 2021, volgens het IMF, $ 4 384, dus minder dan de helft van dat van Rusland
en tien keer minder dan dat van België. Maar betekent dat werkelijk dat een Rus
twee keer zo rijk, en een Belg tien keer zo rijk, leeft als een Oekraïner? Ik
zou het niet weten. Zo’n BBP is interessant maar zegt niet alles. Het voorbeeld
is bekend: als ik het gras maai in mijn tuin en mijn buurman doet hetzelfde in
zijn tuin, dan gebeurt er niets met het BBP; mocht ik echter het gras van mijn
buurman maaien, en hij maaide mijn gras, en we betaalden
elkaar, dan ging het BBP wel omhoog. Nu ken ik ongeveer de grasmaai-toestand in
onze wijk maar ik heb geen idee wat de Oekraïners met hun gras doen, en met al
de rest.
Je kunt dat
gebrek aan achtergrondkennis van een vreemd land proberen te compenseren door
reisverslagen te lezen, televisiereportages te bekijken, of door dat land te
bereizen. Maar reisverslagen lees ik niet zo graag, televisiereportages vind ik
vaak te belerend; en reisformules waarbij je overnacht bij de plaatselijke
bevolking zijn mij te avontuurlijk. Zo blijft het buitenland natuurlijk een
onbekende. En als de verschillende onderdelen van dat buitenland met elkaar
slaags raken – wat men ’oorlog’ noemt – dan begrijp ik er al helemaal
niets meer van, want zulke conflicten spelen zich af in een ander moreel
universum dan dat van mij en mijn omgeving. Daar zou ik eens een ander stukje
over moeten schrijven.
‘Laffe schijtluis’
Gisteren had ik enkele notities geplaatst over
de oorlog in Oekraïne. Ik was blij dat het Westen eendrachtig antwoordde op de
Russisiche agressie, maar tegelijk vroeg ik mij af hoe ver die reactie kon
gaan. Het instellen van een No Fly-zone boven Oekraïens grondgebied, met
Navo-straaljagers die Russische bommenwerpers uit de lucht schieten, dat leek
mij een te groot risico, met name vanwege de kans op een nucleaire vernietigingsoorlog.
Daar zouden de Navo-landen zelf, en hun burgers – waaronder ikzelf en mijn
gezin – het slachtoffer van kunnen worden. Iemand noemde mij toen op FB een ‘laffe
schijtluis’. Ik heb die jongen niet geblokkeerd, en, als het een FB-vriend was
geweest, had ik hem niet ontvriend.
Het zit namelijk zo. De woordkeuze was
misschien wat heftig, maar er zat een flard van waarheid in. Je eigen
veiligheid en dat van je gezin vooropstellen kan misschien verstandig en
voorzichtig zijn, maar het ís ook een beetje laf. Ten tweede ken ik die jongen
niet die mij die ruwe woorden toevoegt. Misschien is het een held achter het
toetsenbord, maar voor hetzelfde geld staat hij op punt om naar Oekraïne te
vertrekken om daar deel te nemen aan de gewapende strijd. Of misschien heeft
hij in het verleden, met gevaar voor eigen leven, iemand uit het water gehaald,
uit een brand gered of tegen een mesaanval beschermd. Dan heeft hij enig recht
van spreken.
En dan is er nog de utilitaire afweging. Het kan bijna niet anders of de heftige FB-er heeft aan die belediging meer plezier* beleefd dan ikzelf eronder geleden heb. Ik zal niet ontkennen dat sommige beledigingen mij verdriet kunnen doen. Onlangs noemde iemand mij, met opgaaf van redenen, een ‘tsjeef’. Ik vond dat onrechtvaardig, maar het prikte toch even. Maar er zijn er ook veel beledigingen die van mij afglijden als water van een eend. Ik zou mijzelf belachelijk vinden als ik dan in die gevallen een verontwaardiging voorwendde die ik niet voel.
* Zoveel plezier zelfs dat hij de
scheldwoorden nog een keer herhaalde op mijn weblog.
Nucleaire escalatie en andere Oekraïne-notities
(1) Ook bij lui die
Poetin niet lusten, hoor je dat de Oekraïners beter hun verzet kunnen staken en
dat het Westen in elk geval beter zijn steun aan dat verzet staken. Voor die
houding bestaan drie redenen: (1) internationaal evenwicht: de eisen van Poetin
zijn niet onredelijk en in elk geval begrijpelijk; (2) humanitarisme: er komt
op die manier een einde aan de slachtpartij in Oekraïne; (3) eigenbelang: de
onmiddellijke kans op een nucleaire escalatie waar we zelf bij betrokken zijn
verdwijnt. Het is moeilijk uit te maken wanneer in welke mate de eerste twee
redenen een rationalisatie zijn van de derde.
(2) De humanitaire reden weegt zwaarder als men inschat dat de Oekraïners de oorlog niet kùnnen winnen of, nog scherper, dat de Russen de oorlog niet kunnen verliezen. Dan wordt het een afweging tussen enerzijds enkele duizenden doden en een Oekraïense capitulatie, en, anderzijds vele tienduizenden doden en een Oekraïense nederlaag.
(3) Ik ben erg ontvankelijk voor zulke utilitaire overwegingen waarbij aantallen potentiële slachtoffers vergeleken worden. Burgers die tijdens de tweede wereldoorlog bij het verzet gingen, hadden dat minder. Hun verzet, schrijft Karel van het Reve ergens, had een meer ‘metafysische’ strekking. Dat geldt wellicht ook voor vele Oekraïners van nu. En het gold, geloof ik, ook voor Hitler. Die voerde, als je hem leest, ook oorlog om ’metafysische’ redenen.
(4) De reden van eigenbelang weegt zwaarder door als men inschat dat de kans op een nucleaire escalatie erg groot is. Hoezeer ik ook aan de kant sta van de Oekraïners – helaas zoals het Vaticaan: zonder divisies* – ik heb er geen wereldconflict voor over. Maar als het gaat om een héél, héél kleine kans, dan is dat wat anders.
(5) Het berekend risico dat het Westen nu neemt, is voor mijn zenuwachtige temperament nog net aanvaardbaar: economische boycot van Rusland en militaire steun aan Oekraïne. Maar een No-Fly zone boven Oekraïne handhaven, zoals door Zelensky gevraagd wordt, en waarbij Russische vliegtuigen worden neergeschoten door Navo-straaljagers? Dàt gaat mij te ver, zelfs al laat Poetin elke dag een kinderziekenhuis bombarderen. Ik zou mijn keuze kunnen verantwoorden met goede utilitaire of humanitaire redenen, maar dan zou ik mijzelf voor de gek houden. Het is het eigenbelang dat spreekt. Wij wonen hier niet al te ver van het Navo-hoofdkwartier.
(6) Je kunt de reden
van eigenbelang ook lafheid of eerloosheid noemen. Liever blode jan dan dode
jan. De dichter Archilochus, in de zevende eeuw voor Christus, vertelt zonder
gêne dat hij in de strijd zijn schild had weggegooid om sneller te kunnen
vluchten. Je kon altijd een nieuw schild kopen, zei hij, en dat zal niet
slechter zijn dan het vorige. Liever zónder schild dan óp het schild.
(7) Om op de kansberekening terug te komen. Volgens Pascal moet je in God geloven, en wel in zijn versie van een nogal strenge God, zodat je een betere kans maakt om een oneindige beloning te krijgen in de hemel en een oneindige straf te ontlopen in de hel. Die oneindige grootheden van beloning en straft zijn voldoende, zegt Pascal. Dan moet je, zelfs als de kans héél klein is dat die God bestaat, toch in Hem geloven. Geldt de redenering ook voor de Oekraïne-oorlog? Is de wereldvrede een oneindig goed en een derde wereldoorlog een oneindig kwaad? Als dat niet het geval is moeten de kansen worden afgewogen, zoals bij elk gokspel zónder oneindig grootheden.
(8) Dat elke Westerse steun aan Oekraïne de kans op een nucleaire escalatie al was het maar een beetje verhoogt, kan niet worden ontkend. Maar ‘niets doen’, zoals dat heet, houdt ook risico’s in. Dan wordt Poetin misschien driester en valt hij de volgende keer een naburig Navo-land aan, waarbij de kans op een nucleair conflict weer veel groter wordt dan ze nu is.
(9) Als je élke kans op nucleaire escalatie wilt vermijden, moet je élke waanzinnige eis van élk land met kernwapens inwilligen zodra die eis gesteld wordt. Zo’n radicaal pacifisme is niet werkbaar. Het ligt niet in de menselijke natuur, noch van de politici, noch van de burgers.
Zou een Russische annexatie erg zijn voor de Oekraïeners?
Bij experts kom ik allerlei zaken te weten
over geostrategie waar leken zoals ik geen kaas van hebben gegeten. Wat heeft
Poetin toen en toen en toen gezegd? Hoe zijn zijn vorige militaire acties
verlopen? Hoe zit dat met de betrekkingen tussen Rusland en China? Ik lees dan
die gestoffeerde stukken over de krijgskansen, over risico op escalatie en over
de waarschijnlijkheid of onwaarschijnlijkheid van een diplomatieke doorbraak. ‘t
Zijn stukken waarin de feiten aangevuld worden met speculatie – vaak niet meer
dan ‘educated guesses’, maar dat is nog altijd beter dan feitenvrije speculatie
en ‘ignorant guesses’.
Daar tegenover staat dat de leek vragen durft
stellen waar de geostrategische expert zijn neus voor ophaalt. Gerard Bodifee
stelde onlangs de vraag of een mens het morele recht heeft om een soldaat van
een invallend leger dood te schieten. Ook over díe soldaat zingt Willem Vermandere
immers dat hij altijd iemands vader is (wat niet waar is) en altijd iemands
kind (wat wél waar is, zelfs als het om een wees gaat). Het antwoord van
Bodifee is geloof ik dat je die soldaat niet mag doodschieten, behalve als hij
een weerloze vrouw probeert te verkrachten of op eigen initiatief aan het
moorden slaat.
Mijn Facebookvriend Michel Berger stelt een
nog veel interessantere vraag. Hoe erg zou het eigenlijk zijn als Oekraïne
onder controle komt van de Russen, niet voor het geostrategisch evenwicht, maar
voor het belang van de gewone Oekraïense burger? Ik laat Michel even aan het
woord.
“Dat er Oekraïners zijn die niet onder Russisch gezag willen leven is een feit. Er zijn er die dat niets kan schelen en er zijn er die dat willen. Het is ook een feit dat grote delen van de wereld onder Russisch gezag leven en geleefd hebben (dat laatste onder een regime dat vele malen nietsontziender was voor de eigen burgers dan het huidige). Kortom, dat Oekraïne terug onder Russisch gezag zou vallen is misschien vanuit democratisch oogpunt te betreuren maar hoeft niet erger te zijn dan dat al die Chinezen zuchten (doen ze dat?) onder Xi Yinping. Langer verzet kan alleen maar meer dode Oekraïners opleveren, meer verwoesting van hun infrastructuur … ?”
In
zijn film Love and Death – een parodie op Oorlog en
vrede – laat Woody Allen een Russiche sergeant zijn troepen als volgt
toespreken: ‘Imagine your loved ones conquered by Napoleon and forced to live
under French rule. Do you want them to eat that rich food and those heavy
sauces? Do you want them to have soufflé every meal and croissants?’ De
soldaten antwoorden luidkeels: No! Die Russische sergeant doet denken aan de ‘What
have the Romans ever done for us’-sketch van Monthy Python, over hoe de Joden
onder de Romeinse bezetting te lijden kregen van … aquaducten, sanitaire
voorzieningen, een puik wegennet, betere geneeskunde en vrede. Los van de satire is het verhelderend om oorlog en
bezetting te benaderen vanuit de prozaïsche vraag: wat zijn de alledaagse gevolgen
voor de burger?
Dus
– welke alledaagse gevolgen mogen de Oekraïners verwachten van een halve of
hele Russische annextie? Wat hebben ze te verliezen? Hun welvaart? Maar in BBP
per inwoner gerekend zijn de Oekraïners twee keer zo arm als de Russen. Hun vrijheid?
Maar op de vrijheidsindex scoort Oekraïne amper beter dan Rusland (6.86 tegen
6.23)*. Hun nationale onafhankelijkheid? Maar zo’n verlies kun je vergelijken
met jeuk: je voelt het vooral als je eraan denkt. Zo zijn er, naast Vlamingen
die zuchten onder de onnatuurlijke unitaire staatsstructuur, ook veel anderen
die daar nooit aan denken.
Dat
is allemaal wel waar. Ik wil evenwel niet al te vlug zaken als welvaart,
vrijheid en onafhankelijkheid afdoen als een kwestie van graadverschillen of
inbeelding. Een economische integratie in het Westen zou de Oekraïners op
middellange termijn ongetwijfeld meer welvaart brengen dan een oriëntatie op de
noordelijke buur. En misschien is die vrijheidsindex niet zo nauwkeurig –
Oekraïne kent ten minste verkiezingen die af en toe
een ándere regering aan de macht brengen dan de vorige, wat in
Rusland al lang niet meer het geval is, als het ooit zo is geweest.
Ook
zou de misschien lage Oekraïense vrijheidsindex nog veel lager worden als het
land bezet wordt en een regimewissel wordt opgelegd. In 2014 kwamen de
Oekraïners op straat tegen het Janoekovytsj toen die terugkwam op zijn belofte
om een vrijhandelsakkoord te sluiten met de Europese Unie en zich wou
integreren in de Euraziatische Economische Unie die Poetin wou oprichten.
Janoekovytsj was weliswaar democratisch verkozen, maar manifestaties tegen een
verkozen regering zijn een courante praktijk in landen die hoog op de
vrijheidsindex scoren. De politie heeft toen 108 mensen gedood. We moeten er
niet aan denken wat er onder een nieuwe Janoekovytsj zou gebeuren bij pogingen
om antiregeringsdemonstraties te houden.
We
kunnen het ook anders verwoorden. Nationale onafhankelijkheid is meer dan
alléén een idee; in het geval van Oekraïne, waar bij een in 1991 gehouden referendum
een meerderheid van 92,3 % zich uitsprak voor het verlaten van de Russische
Federatie, is onafhankelijkheid ook een noodzakelijke voorwaarde om zaken zoals
welvaartsgroei en meer vrijheid te garanderen.
Als
de Oekraïeners hun verzet verderzetten, zullen de onmiddelijke verliezen in
mensenlevens, infrastructuur en comfort erg groot zijn. Misschien kunnen ze
later de vruchten van dat verzet plukken als ze de invaller verslaan. We zouden
die vruchten – vrijheid en welvaart – kunnen afwegen tegen die verliezen. Zo’n
afweging zou enige speculatie vergen, maar er zullen wel experts rondlopen die
dat voor ons willen doen. Zelf stel ik mij echter een andere vraag, namelijk of
mensen in het werkelijke leven op die manier voor- en nadelen afwegen. Orwell, in
zijn essay ‘New Words’, dacht van niet.
‘Het hele Westerse denken sinds de
eerste wereldoorlog nam impliciet aan dat mensen niets anders wensen dan
zekerheid, een gemakkelijk leventje, en zo weinig mogelijk pijn. In zulke visie
is geen plaats voor patriottisme en militaire deugden … Maar Hitler voelt in
zijn eigen vreugdeloze geest zeer goed aan dat mensen niet alleen confort
willen, zekerheid, kortere werktijden, hygiëne, gezinsplanning en, meer
algemeen gesproken, gezond verstand. Mensen willen, minstens af en toe, ook
strijd en zelfopoffering. Terwijl het socialisme en het kapitalisme tegen de
mensen zeiden: ‘Wij beloven u een fijn leven’, zei Hitler: ‘Ik beloof u strijd,
gevaar en dood’, en als gevolg daarvan wierp een hele natie zich aan zijn voeten.’
Wellicht stelt Orwell de zaken wat te scherp. Maar het is opmerkelijk dat Hitler slechts kon worden verslagen toen hij aan de overkant met eenzelfde mentaliteit te maken kreeg, de mentaliteit van ‘I have nothing to offer but blood, toil, tears and sweat’. Dat is de mentaliteit van Zelensky en van vele Oekraïners nu. Of het voldoende is voor een overwinning is helemaal niet zeker. Of het een reden is om toegevingen te weigeren evenmin. Maar zeker is wel dat ik die mentaliteit liever zie bij mensen die hun land verdedigen dan bij mensen die een ander land aanvalle
* Voor BBP zie hier en voor Freedom Index zie hier. Overigens is de vergelijking van de BBP’en van Rusland en Oekraïne misleidend omdat in dat eerste land een veel groter deel van het inkomen bij de rijksten terechtkomt. Rusland heeft een Gini-coëfficiënt van 37,5, waar Oekraïne er een heeft van 26,
Oekraïne - notities
(1) Ik wilde eerst
een stukje schrijven over cynisme in de buitenlandse politiek, en waarom dat
cynisme daar een noodzakelijke ingrediënt van is, zij het niet het enige. Maar
zo’n stukje zou zelf half cynisch zijn, en misschien is het daar nu niet het
goede moment voor. Op televisie zie ik beelden van vrouwen, kinderen en
bejaarden die vluchten, terwijl de mannen achterblijven. Ik hoor de
getuigenissen van Oekraïense burgers die bereid zijn, met inzet van hun leven,
te vechten tegen de Russische overmacht. Ik word dan bevangen door bewondering
voor zoveel moed, en gekweld door schaamte omdat ik in dezelfde omstandigheden
die moed misschien niet zou kunnen opbrengen.
(2) Op Facebook lees ik nogal wat reacties van degenen die zich aan de kant van Oekraïne scharen en van anderen die begrip hebben voor Poetins inval. De eersten zijn boos en dreigen ermee alle Poetinisten te ontvrienden; de anderen vragen begrip voor de twee kanten van het verhaal, dat ‘niet zwart-wit’ is, en niet samenvalt met ‘wat in de Westerse media wordt verteld.’ Ik zal niemand ontvrienden, en niets in de wereld is ‘zwart-wit’, maar ik hecht in deze meer geloof aan de Westerse media dan aan de Russische*.
(3) Onder de halve en hele poetinisten zijn opvallend veel Vlaams Belangers. Ik maak hen er graag attent op dat Tom Van Grieken een ander geluid laat horen. Ik citeer: ‘Het Oekraïnse volk is een moedig volk dat onze steun verdient tegen de agressie van Poetin.’ Van Grieken weet nogal goed wat er leeft onder de ‘brede bevolking’.
(4) Wat is er erger? Sympathisanten van Oekraïne die, vanachter hun veilige computerklavier, stoere taal gebruiken om de Oekraïense strijders aan te vuren, of hun tegenstanders die, eveneens vanachter hun veilige computerklavier, verklaren dat het Oekraïense verzet, en de Westerse steun aan dat verzet, alleen kunnen leiden tot een langer conflict, en dus tot nog meer slachtoffers? Het eerste is een geval van plaatsvervangende moed, het tweede van plaatsvervangende lafheid. Het eerste is een beetje belachelijk, het tweede een beetje verachtelijk. De Oekraïeners die vechten zijn geen van de twee.
(6) Wie nationalistisch is ingesteld heeft een goede reden om de Oekraïeners te steunen, met name het heilige zelfbeschikkingsrecht van de volkeren**. Wie niet nationalistisch is ingesteld, heeft een nog betere reden om de Oekraïners te steunen, met name het respect voor de heilige staatsgrenzen, omdat die grenzen het middel zijn waarmee oorlogsgevaar bezworen wordt.
(7) De spontane opvang van de Oekraïense vluchtelingen in huisgezinnen dwingt ook al mijn bewondering af. Ik zie het mijzelf niet doen. De reactie van N-VA daarop vind ik, met alle sympathie, ongepast. De partij pleit voor opvang in asielcentra. ‘Opvang bij burgers is mooi, maar zou pas de allerlaatste optie mogen zijn.’ Welnee, het zou de allereerste optie moeten zijn. Je ziet de frustratie van een partij die eerst twee jaar geen oppositie kon voeren door corona, en nu weer hetzelfde scenario ondergaat met een internationaal conflict dat een slappe vod als Decroo de mogelijkheid biedt om te spreken als een Griekse veldheer. Maar ‘t is geen excuus. Opvang bij burgers is mooi. Punt. Geen ‘maar’.
(8) Op de radio hoorde ik vanmorgen een vrouw met een aangename stem uitweiden over de solidariteit met de Oekraïense vluchtelingen die zo veel groter was dan die met Syrische, Iraakse en Afghaanse vluchtelingen. De vrouw met de aangename stem – ik had ondertussen begrepen dat het Rachida Lamrabet was*** – scheen te denken dat die grotere solidariteit alleen te maken had met het verschil in huidskleur van de vluchtelingen. Met racisme dus. Die huidskleur en dat racisme zullen er ongetwijfeld mee te maken hebben. Maar het moet voor Rachida toch niet moeilijk zijn om vier, vijf of zes andere verschillen te vinden die niets met racisme te maken hebben.
(9) Ik heb eergisteren een lijstje gemaakt met 12 argumenten tégen de steun aan Oekraïne. Ik ben ondertussen maar één nieuw argument tegengekomen: door Westerse invloed is de landbouw in Oekraïne grootschaliger geworden, met genetisch gemanipuleerde gewassen tot gevolg, en megastallen waar de dieren slecht behandeld worden.
(10) Hier en daar lees ik dat de cynische machtspolitiek van Poetin verklaard kan worden als een reactie op de cynische machtspolitiek van het Westen in Servië, Irak, Libië en Syrië, en tegenover Rusland zelf. Ik weet niet of al die kwesties vergelijkbaar zijn. Dat mogen geopolitieke experts uitmaken. Maar had Poetin echt het Westen nodig, als trigger of als voorbeeld, om van een kwetsbare romanticus te vervellen tot een cynische botterik? En is de droom van een Groot-Russich rijk al niet véél ouder dan de uitbreiding van de Navo met enkele oostelijke en noordelijke staten?
*
Hoe betrouwbaar is de pers in een land waar journalisten en burgers 15 jaar cel
kunnen krijgen voor het ‘verdraaien van het doel en de taken van de Russische
strijdkrachten.’
De oorlog in Oekraïne: een morele kwestie?
Inzake Oekraïne
zijn er in ons land drie soorten mensen. Je hebt een kleine groep bewonderaars
van Poetin, een aanzienlijker groep die in gedachten – af en toe – meeleeft met
de Oekraïense strijders, en een eveneens aanzienlijke groep die zich min of
meer neutraal opstelt. Alhoewel ik zelf tot de tweede groep behoor, de
Oekraïne-sympathisanten, volg ik met belangstelling de argumenten van de
neutralen. Eén argument vooral houdt mij bezig: dat je de oorlog in Oekraïne niet
als een morele kwestie moet bekijken.
Dat lijkt op
het eerste gezicht een rare stelling. Hoe moeten gewone burgers die oorlog dan
wel bekijken? Militair-tactisch? Geostrategisch? Als een straf van God? Maar
wij zijn generaal noch diplomaat noch theoloog. Nee, de morele afweging lijkt
mij voor de meesten onder ons de meest natuurlijke. ‘t Is in elk geval zo voor
mij.
Ik zie ook wel
het nadeel van de morele zienswijze. Onze morele regels, zoals de Tien Geboden,
zijn gemaakt voor individuele mensen, niet voor staten. Staten zijn niet
precies als mensen, met dezelfde mensenwensen en dezelfde mensenstreken,
waarover je in een fabeltjeskrant kunt lezen. In staten wonen krantenlezers,
consumenten, kiezers, vakbondsafgevaardigden, verkozenen des volks, staatshoofden,
kleinhandelaars, grootindustriëlen, militairen, diplomaten, en allemaal nemen
ze kleine en grote beslissingen die hun weerslag hebben op de betrekkingen
tussen staten, en op oorlog en vrede.
Ondertussen
probeer ik nog altijd te achterhalen wat lieden wezenlijk bedoelen met de
stelling dat een morele zienswijze op de oorlog in Oekraïne - en op elke
oorlog? - moet worden vermeden. Mijn reflex is dan om dan zo’n massieve
stelling op te splitsen. ‘Distinguo’ is het begin van de wijsheid, zei een van
onze leraren, en hij schreef het woord op het bord. Laat mij dat eens proberen.
De oorlog in Oekraïne ‘niet als een morele kwestie bekijken’ kan dan volgende
betekenissen krijgen
- pragmatische vrede komt altijd vóór morele gerechtigheid;
- als iedereen dood op het slagveld ligt, is het met de morele gerechtigheid voorgoed afgelopen
- er is in Oekraïne helemaal geen strijd aan de gang tussen ‘goeden’ en ‘slechten’; de strijd wordt er net aangedreven door morele idealen – panslavische solidariteit, Oekraïens nationalisme – die nooit op het morele niveau verzoend, maar enkel op een ander niveau overstegen kunnen worden
- moraal in de politiek leidt onvermijdelijk tot fanatisme en in de internationale politiek tot oorlog
- er bestaat voor staten slechts één spelregel, en dat is een pragmatische, namelijk dat ze zich nooit inmengen in aangelegenheden van andere staten; alle andere overwegingen, bijvoorbeeld van humanitaire aard, moeten daarvoor wijken
- minder ambitieus: er bestaat voor staten maar één spelregel, namelijk dat ze een andere staat niet als eerste mogen aanvallen
- nog minder ambitieus : er bestaat voor staten géén enkele spelregel – ook niet die van non-agressie – omdat een staat nooit de garantie heeft dat een andere staat zich aan die spelregel zal houden; daarom moet de mogelijkheid van een pre-emptive strike altijd open worden gehouden
- een staat moet zonder morele scrupules alleen aan zijn eigen veiligheid en welvaart denken**
- internationale politiek mag nooit een kwestie zijn van ’signalen’, goede bedoelingen, symbolische gestes, nobele sentimenten en hoogdravende retoriek, maar altijd van praktische resultaten***
- sterker: internationale politiek die drijft op goede bedoelingen etc. heeft in de werkelijkheid altijd averechtse gevolgen
- omgekeerd: goede bedoelingen in de politiek zijn niets anders dan hypocrisie, mooie principes die men bovenhaalt als ze goed uitkomen en die men in alle andere gevallen vergeet
- eigen staat eerst; altruïsme dat binnen een goed geordende staat geldt als deugd, is daarentegen een misdadige naïviteit in de internationale betrekkingen; daar geldt, ondanks Volkenbond of Verenigde Naties slechts één wet van kracht is: die van de sterkste.
Ik ben het eigenlijk met al die stellingen
eens, behalve met de woorden ‘iedereen’, ‘voorgoed’, ’helemaal’, ’onvermijdelijk’,
‘enkel’, ‘alleen’, ‘alle,’ ‘slechts één’, ‘géén enkele’, ’niets anders dan’ en
verschillende keren ‘nooit’ en ‘altijd’. Dat zijn woorden waar ik zuinig op
ben. In de tweede stelling zou ik graag een woord toevoegen voor ik ze onderschrijf:
er is in Oekraïne geen strijd aan de gang tussen absoluut ’goeden’
en absoluut ’slechten’.
Wat er ook van zij: geen van de twaalf stellingen kan, na nuancering, mijn positie van sympathie voor de Oekraïeners
ondermijnen. Stelling 5 (non-agressie) vormt zelfs een stevig fundament voor
die sympathie, te meer daar de nuance daarop aangebracht door stelling 6 (pre-emptive
strike) niet van toepassing is. De bewering dat Rusland een pre-emptive
strike uitvoerde omdat het land een aanval vanuit Oekraïne moest
vrezen, mist elke plausibiliteit.
Alleen met stelling 7 (eigenbelang) in
samenhang met stelling 1 (vrede), kom ik in moeilijkheden. Het behoud van de
Europese vrede is zonder twijfel het hoogste eigenbelang dat wij ons kunnen
voorstellen. De financiële en militaire steun die het Westen aan Oekraïne
geeft, brengt risico’s voor onszelf mee. Een ‘irrationele’ respons van Poetin
blijft altijd mogelijk.
Aan de andere kant houdt het ook risico’s in
als Oekraïne aan Rusland wordt overgeleverd en met huid en haar wordt
opgepeuzeld. Ik ben er vrij zeker van dat Poetin nooit de ambitie heeft gehad
om West-Europa aan te vallen. Maar ik mis die zekerheid als het om Noord- en
Oost-Europese landen gaat die vroeger tot de Russische invloedssfeer behoorden,
en die nu onze formele bondgenoten zijn. Een militaire aanval op die
bondgenoten was niet uitgesloten als de Russen moeiteloos Oekraïne als
vazalstaat hadden geannexeerd. Gokkers worden overmoedig bij winst.
In geval van zo’n aanval op een formele
bondgenoot was een directe oorlog, ook met nucleaire wapens,
het enige mogelijke antwoord van het Westen geweest. Voor ons eigenbelang heb
ik liever de – voor ons althans – indirecte oorlog, zoals die
nu aan de gang is. Laten we voor onszelf hopen dat die niet te lang meer duurt.
En voor de Oekraïeners al zeker, want ons eigenbelang is niet de enige maatstaf.
*
Bijvoorbeeld omdat de twee partijen boter op hun hoofd hebben
**
Dat nastreven van eigenbelang kan best tegelijk het eigenbelang van andere
staten ten goede komen. Dat is het principe van de internationale handel.
***
Het heeft mij wat tijd gekost voor ik begreep dat veel tegenstanders van ’moraliseren
in de politiek’ niet de ethiek als dusdanig viseren, als wel de
sentimentele, retorische variant ervan die rationele afweging verwerpt.
Poetins dekentje
Op de
9-meiparade liet Poetin zich fotograferen met een dekentje over zijn benen om
zich tegen de kou te beschermen. Een aantal bejaarde generaals die naast hem
zaten hadden van zo’n dekentje afgezien. Je denkt meteen aan de mantel die over
de schouders van Franklin D. Roosevelt hing in Yalta. Of aan de zware overjas
die Gorbatsjov droeg in Reykjavik, anders dan Reagan die alleen een colbertje
aan had. Roosevelt en Gorbatsjov zagen er bij die gelegenheden wat zwakjes uit.
Was dat de indruk die Poetin wou geven, hij, die zich anders graag laat
fotograferen terwijl hij met ontblote borst op een paard zit? Ik dacht meteen
aan Charles De Gaulle die zich in 1958 klaarmaakte om, na twaalf jaar in ‘de
politieke wildernis’, weer aan de macht te komen. Als hij bezoekers had deed
hij alsof hij ziek was, verscheen in kamerjas, en kuchte voortdurend. Zodra
zijn bezoeker weg was, veerde hij recht en begon weer energiek zijn politieke ‘comeback’
voor te bereiden.
De wat slappe
verschijning van Poetin was min of meer in eenklank met zijn ‘gematigde’
Calimero toespraak over het stoute westen dat hem tot oorlog gedwongen had? Wou
Poetin dan sympathie en medelijden opwekken? Bij mij is dat in elk geval een
héél, héél klein beetje gelukt. Ik weet namelijk wat het betekent om kouwe
benen te hebben. Ik heb jarenlang op voetbaltribunes gezeten om vanaf de
zijlijn mijn zoon op het veld aan te moedigen. Wat heb ik toen in de herfst,
winter en vroege lente kou geleden! Nochtans zaten naast mij tachtigjarigen die
geen krimp gaven. Zelf beschermde ik mijn romp met een flanelletje, een
overhemd, twee truien, een jas en een overjas. Maar mijn benen! Als ik
rechtstond was het al erg, maar als ik zat was het nog veel erger, omdat de
broek dan nauw aansluit op de huid en het isolerende luchtlaagje afwezig
was. Ik heb enige tijd geprobeerd het ongemak te verhelpen door een lange
onderbroek aan te doen, maar dat maakte nauwelijks verschil. Uiteindelijk heb
ik een goede oplossing gevonden. Ik trok boven mijn broek een waterdichte
regenbroek aan. Dat hielp.
Over de ‘gematigde’
toespraak van Poetin nog dit. De autocraat beweerde dat Oekraïne op het punt
stond om Rusland aan te vallen, met hulp van het westen. Dat is een buitennissige
uitspraak die het op de Russische staatszender misschien goed doet, maar ergens
anders op ongeloof wordt onthaald. Misschien bedoelde hij wel dat Oekraïne
plannen had om de Krim terug te veroveren. Ook dat is niet erg geloofwaardig,
en het is in elk geval ver verwijderd van de ‘existentiële’ bedreiging, waar
hij enige tijd geleden over sprak, een bedreiging die dus het voortbestaan zelf
van zijn land in gevaar bracht.
Laat ik echter
niet moeilijk doen, de toespraak was, naar Poetins doen, inderdaad gematigd. Nu
kun je de vraag stellen of het westen dat gematigd discours niet moet
beantwoorden met een even gematigde versie. ‘t Is in elk geval wat Peter
Mijlemans voorstelt in Het Nieuwsblad. ‘Pas als de oorlogstaal
stokt, kan er echt gepraat worden.’ Ik kan dat billijken. In een conflict waar
het niet de bedoeling is om Moskou in te nemen – Napoleon heeft daar slechte
ervaringen mee gehad – moet er vroeg of laat onderhandeld worden, en dan kan
het goed zijn om, met het oog op het psychologische steekspel dat daarbij
hoort, de ene keer ferme taal te spreken en de andere keer verzoenende woorden
in de mond te nemen. De verzoenende taal biedt dan ten minste de schijn van een
eerbare oplossing voor beide partijen.
Ik weet niet of
Mijlemans een uitgebreide strategische en diplomatieke achtergrond heeft. Ik
heb die in elk geval niet. Ik weet dus niet wannéér het tijd is voor ferme, en
wannéér voor verzoenende taal. Maar het principe van afwisseling lijkt mij
gezond. Varietas delectat. Alleen, net zoals je je door je eigen oorlogstaal
niet mag laten meeslepen, mag je evenmin de dupe worden van je verzoenende
taal. Als Poetin wil dat het westen haar wapenleveringen vermindert, zal zijn
gematigde taal niet volstaan, maar zal hij troepen moeten terugtrekken. ’Speak softly and
carry a big stick,’ zei Theodore Roosevelt. Wij zijn ondertussen helaas in het stadium dat van
beide kanten met de stokken geslágen wordt. Zolang Poetin met zijn stok blijft
slaan, zal het westen dat vermoedelijk ook blijven doen met de hare. Alle
gematigde taal en Poetins dekentje ten spijt.
Poetin: rationeel of madman?
Vandaag lees ik in Het Nieuwsblad een stuk over
Abbas Gallyamov, een ex-speechschrijver van Poetin. De man voorspelt dat Poetin
vandaag een nucleair ultimatum zal stellen. Ik ben benieuwd of die voorspelling
zal uitkomen.
Ik
hou wel van die ex-speechschrijvers. Ik heb indertijd veel geleerd van de
memoires van Peggy Noonan, een ex-speechschrijf-ster van Ronald Reagan. Ik
haalde haar altijd aan in de klas, als ik over ‘de redevoering’ sprak. Noonan
had de gewoonte om tijdens het schrijven van een speech – een karwei dat weken
kan duren – urenlang jambische verzen te lezen. Dat leek mij erg slim. Een
goede, moderne redevoering moet een jambisch karakter hebben. Vergelijk maar
eens bij Shakespeare de redevoering van Brutus, naar het klassieke voorbeeld
van Cicero, met de moderne aanpak van Marcus Antonius, die van de hak op de tak
springt, maar alles mooi aan elkaar lijmt door het meeslepend metrum.
Toch
overheerste een gevoel van spijt toen ik het stuk in Het Nieuwsblad las.
Het stelt de vraag in hoeverre we Poetins dreigementen als een madman
strategy moeten bekijken. Ik had daar gisteren nog van alles over
opgezocht om daar een stukje over te schrijven en nu is de auteur van Het
Nieuwsblad, Peter Mijlemans nota bene, mij voor. Hij legt correct uit hoe
Nixon tijdens de Vietnamese oorlog met opzet de indruk gaf van irrationeel en
impulsief te reageren, zodat de communistische vijand zich verzoenend zou
opstellen om een nucleair conflict te vermijden. Nixon verklaarde aan zijn
stafchef Haldeman: ‘I call it the Madman Theory, Bob. I want the North Vietnamese to believe I’ve reached the
point where I might do anything to stop the war. We’ll just slip the word to
them that, “for God’s sake, you know Nixon is obsessed about communism. We can’t
restrain him when he’s angry—and he has his hand on the nuclear button” and Ho Chi Minh himself will be in Paris in two days begging for
peace.’
Anti-Amerikaans links schreef toen gretig dat Nixon de
wereld ‘op de rand van een kernoorlog’ bracht, en het was precies die indruk
die de president wilden wekken. In werkelijkheid dácht hij er niet aan om een
nucleaire escalatie op gang te brengen waar hij zelf het slachtoffer van kon
worden. Tussen twee haakjes: Mao kon er ook iets van. Die liet herhaaldelijk
optekenen dat hij niet bang was van een kernoorlog. Er waren toch – in die tijd
– 600 miljoen Chinezen. Als er daarvan 300 miljoen omkwamen bleven er nog 300
miljoen over om zegevierend het socialisme op te bouwen.
Er
is aan die historische parallel één nadeel. Terwijl we van Nixon ongeveer weten
wat zich indertijd in zijn hoofd afspeelde, weten we dat niet van Poetin nu.
Zijn extravagante praatjes over ‘Oekraïne bevrijden van de neonazi’s’ en zijn
bespottelijk lange onderhandelingstafel lijken inderdaad die van een madman?
Maar is die indruk juist? Is Poetin gek, of speelt hij voor gek, zoals Hamlet
doet in dat toneelstuk en zoals Macchiavelli als wijs beleid aanprijst in
de Discorsi? Er is een groot verschil tussen een kernoorlog
beginnen – wat irrationeel en waanzinnig zou zijn – en een kernoorlog in het
vooruitzicht te stellen – wat weliswaar gevaarlijk, maar helemaal niet waanzinnig
of irrationeel hoeft te zijn.
Professor
Goddeeris, die anders wel ‘begrip’ wil opbrengen voor het Russische standpunt,
heeft Poetin al verschillende keren ‘irrationeel’ genoemd. In De
Standaard van 3 maart schreef hij: ‘Moskou is onverwachte dingen aan
het doen … Poetin waagt zich aan een oorlog die hij niet kan winnen. Bij zoveel
irrationaliteit moeten we escalatie vermijden.’
Nou
ja, onverwachte dingen… Goddeeris had de brutale agressie niet voorspeld,
dat geef ik toe, maar gewezen schaakkampioen en politiek opposant Gari Kasparov
voorspelde zo’n evolutie al in 2015 in zijn boek Winter is Coming.
Ook is niet duidelijk waarom Poetin de oorlog niet kan – of kon – winnen. Door
de westerse militaire steun aan Oekraïne is dat nù misschien zo, maar juist die
substantiële westerse steun kwam nogal ‘onverwacht’. Van Amerika weet je nooit
op voorhand welke reflex zal overheersen: de imperiale of de isolationistische.
En wat kon Poetin van het slappe Europa verwachten? Veel geblaat en weinig wol?
Ook Goddeeris had verwacht dat de ‘progressieve krachten’ – sociaaldemocraten
en groenen – zich tegen wapenleveringen zouden verzetten en ze dus onmogelijk
zouden maken.
Wat
Europa betreft heeft Poetin zich misrekend. Hij heeft zowel het humanitarisme
als de folie des grandeurs van de Europese leiders onderschat.
Dat humanitarisme, zul je zeggen, is faciel en hypocriet en die folie
des grandeurs belachelijk en stuitend. ‘t Is waar. Maar ondertussen
doen de Oekraïense strijdkrachten er hun voordeel mee en moet Poetin op zoek
naar een oplossing. Misschien kan hij zich spiegelen aan Nixon’s ‘peace with
honor’, wat geloof ik, uiteindelijk op een algehele terugtrekking van zijn
troepen neerkwam. ‘t Is een te volgen voorbeeld.
Mearsheimer en Poetins rationaliteit
De
Amerikaanse polemoloog John Mearsheimer is er de man niet naar om militaire
conflicten vanuit rechtvaardigheidsbeginselen te benaderen. Als ‘offensieve
realist’ heeft hij veel begrip voor Poetins oorlog. Die oorlog vindt hij een
rationele beslissing. Poetin moet in de eerste plaats denken aan de veiligheid
van zijn land; gebiedsuitbreiding is een van de middelen om die veiligheid te
garanderen.
Maar
een rationele beslissing sluit misrekening niet uit. Rusland heeft de
Oekraïense weerstand én de reactie van het Westen onderschat, heeft Finland en
Zweden in de armen van de Navo gedreven, heeft zijn militaire onmacht
aangetoond en heeft de Russische reputatie van ‘vijand van het Westen’
bevestigd.
Dat zijn allemaal zaken die ervoor zorgen dat
zijn land nu minder veilig is dan vroeger. Hij zou zichzelf streng moeten
toespreken: ‘Vladimir, take your loss,’ maar dan in het Russisch. Doet hij dat
niet, dan is dat omdat een compromis zijn eigen machtspositie in gevaar kan
brengen – iets wat Mearsheimar ‘poisonous domestic politics’ zou noemen, een
verklaring die hij overigens ongaarne gebruikt.
Professor Goddeeris over Poetin
Deze week kreeg
ik weer een portie professor Goddeeris op mijn bord. Op 2 mei zat hij in het
panel van ‘De Afspraak’ en op 4 mei stond een interviewtje met hem in Het
Nieuwsblad. Goddeeris is, naar eigen zeggen, geen ‘Poetinsupporter’, maar
wel iemand die ‘begrip’ vraagt voor het Russische standpunt. Verder wil hij dat
het westen in de Oekraïense kwestie stopt met de confrontatie op te zoeken,
kiest voor dialoog en onderhandeling, bemiddelend optreedt en alle
wapenleveringen stopzet.
De argumentatie
van Goddeeris vind ik weinig overtuigend, en zijn woordkeuze is ongelukkig. Ik
wil best een poging doen om de motieven van Poetin te ‘begrijpen’, ook als die
worden toegelicht door iemand als Goddeeris, maar daarom moet ik voor die
motieven nog geen ‘begrip opbrengen’. Goddeeris beweert dat de Russische inval
in Oekraïne ‘niet zonder aanleiding’ gebeurde. De aanleiding was, nog altijd
volgens Goddeeris, dat Oekraïne lid wilde worden van de Navo. Goed, dan is dat
de aanleiding. Maar is het ook een goede aanleiding? Zelf zag ik tot voor kort
geen reden waarom Oekraïne bij de Navo moest komen, maar sinds Poetins aanval
zie ik de reden maar al te goed. Een buurland van Rusland dat geen lid is van
een internationale alliantie, is voor Poetin loslopend wild, en al zeker als het
in het verleden ooit tot Rusland of tot de Sovjet-Unie behoorde.
Goddeeris pleit
voor een ‘bemiddelende rol’ van het westen. Maar dat voorstel past slecht bij
zijn eigen analyse. Volgens Goddeeris zoekt Zelenski naar een compromis door
voor zijn land een neutraal statuut te overwegen, terwijl het westen, bij monde
van Boris Johnson het extreme standpunt inneemt ‘dat Rusland uit Oekraïne moet
verdwijnen’. Je duizelt bij zoveel absurditeit. Ten eerste zijn de aangehaalde
standpunten – neutraal statuut, Rusland weg uit Oekraïne – niet tegenstrijdig.
Ten tweede is het standpunt van Johnson helemaal niet extreem – wil Goddeeris
dan dat Rusland blijft?* –, en ten derde ziet iedereen dat het
Zelenski is die het westen aanvuurt en niet het westen Zelenski. Straks gaat
Goddeeris nog beweren dat het westen zijn wapenleveringen aan Zelenski ‘opdringt’.
Ten slotte, als Goddeeris toch gelijk heeft – dat Zelenski de
gematigde partij, en het Westen de extreme partij is – dan is het Zelenski
die bemiddelend zal moeten optreden.
Goddeeris wordt
geprezen door een aantal gelijkgezinden om de intellectuele moed waarmee hij
zijn standpunt verdedigt. Maar er zijn verschillende soorten van intellectuele
moed. Een soort bestaat erin om iets anders te zeggen dan wat de meerderheid zegt.
Die eigenschap heeft Goddeeris inderdaad. Een andere soort bestaat erin om niet
te veel om de hete brei heen te draaien en te zeggen waar het op staat. Daar is
hij veel minder sterk in. In ‘De Afspraak’ kwam het tot een discussie met
professor De Grauwe die hem verweet de appeasement politiek
van de jaren 30 tegenover Hitler te imiteren. Door de dialoog met Hitler na te
streven heeft men indertijd zijn oorlogsplannen aangewakkerd, en dat zou nu met
Poetin ook gebeuren, aldus De Grauwe. Goddeeris antwoordde met een verwijzing
naar de Eerste Wereldoorlog en het boek van Christopher Clark dat liet zien dat
men toen door gebrek aan dialoog als slaapwandelaars de oorlog tegemoet liep.
Wat biedt de
beste historische parallel om de Oekraïnse toestand te benaderen: de Eerste of
de Tweede Wereldoorlog? Is de roep om dialoog een uiting van diplomatiek
evenwichtstreven, of is het angst om een gevaarlijke en onberekenbare pestkop
iets in de weg te leggen? Op zeker ogenblik in het debat verliet Goddeeris,
nogal inconsequent, de parallel van de Eerste en ging over naar de Tweede
Wereldoorlog. Hij verwees naar de beroemde vraag van eind de jaren dertig:
Mourir pour Dantzig?** Was het de moeite om een wereldoorlog te riskeren alleen
om Dantzig/Gdansk bij Polen te houden en uit de klauwen van Hiter? ‘Vandaag,’
zei Goddeeris, ‘kunnen we de vraag stellen: Mourir pour Kiev?’
Inderdaad, ‘t
is een belangrijke vraag, en het antwoord ligt ook voor mij niet voor de hand,
vooral gezien de nucleaire dreiging die er nu bij is gekomen***. Maar ‘t is
beter de zaken duidelijk te stellen in plaats van praatjes te verkopen over ‘begrip
voor de Russische positie’, de ‘aanleiding voor de inval’ en het ‘gestook van
het westen’. Dat geldt ook voor de wollige taal over ‘dialoog in plaats van
wapenleveringen’, ‘geweldloosheid en overleg’ en ‘beëindigen van de polarisatie’.
Ik wil de moed van de Oekraïners niet onderschatten, maar zonder de Westerse
militaire hulp wacht hen een spoedige nederlaag. Het zal mij benieuwen of
Poetin na een Oekraïnse nederlaag nog veel interesse zal hebben voor ‘dialoog’
en ‘overleg’. Waarom wil Goddeeris die waarheid niet onder ogen zien? En als
hij pleit voor ‘onderhandelen’ en ‘toegeven’, bedoelt hij dan iets anders dan
een volledig capitulatie voor de Russische eisen: permanente seccessie van de
Krim, van de volledig Donbas, van de veroverde gebieden, en een neutraal
statuut dat de deur openlaat voor nieuwe ‘speciale operaties’?
Vergeleken met
het gebabbel, gedraai en geklets van Goddeeris is het rechtlijnige discours van
Mark Elchardus een verademing. Hij stelt ongeveer hetzelfde voor, maar zonder
vergoelijking en zonder mooie woorden. West-Europa moet zich uit het conflict
terugtrekken en moet Poetin zijn zin geven, wat Elchardus als volgt samenvat:
Donetsk en Luhansk worden onafhankelijk, de Krim blijft Russisch, en Oekraïne
wordt lid noch van de Navo, noch van de EU. Elchardus probeert die keuze niet
mooier voor te stellen dan ze is: ze is, zegt hij, ‘vreselijk’.
Ik ben het niet
eens met het anti-Amerikanisme van Elchardus, met zijn scherpe tegenstelling
tussen ‘ethiek’ en ‘koele berekening’**** en met zijn beginsel om in de
internationale politiek helemaal geen onderscheid te maken tussen
iberaal-democratische en dictatoriale regimes. Maar ik hou van zijn
duidelijkheid.
Ik hoop
trouwens net als Goddeeris en Elchardus op een onderhandelde oplossing. Mijn
dagen van ‘hasta la victoria siempre’ liggen ver achter mij. Een
onvoorwaardelijke capitulatie – het unconditional surrender van
Ulysses S. Grant en van Franklin D. Roosevelt – is niet aangewezen. Oekraïne en
de Nato moeten Rusland niet binnentrekken, Moskou niet veroveren, Poetin niet
arresteren en ophangen, het Russische leger niet ontbinden, het land niet
jarenlang bezetten, en de geleden schade niet laten vergoeden. Het beste zou
zijn dat Poetin tijdens bilaterale of multilaterale onderhandelingen, zoals in
een Shakesperiaanse komedie, tot inkeer komt, zijn troepen uit Oekraïne terugrekt
en de integriteit en soevereiniteit van het land erkent. Als dat niet kan, is
voor mij een compromis ook goed. Maar het mag voor de Oekraïeners iets meer
zijn dan wat Elchardus luidop en Goddeeris stilletjes aanvaarden. En door de
westerse wapenleveringen is de kans daarop niet helemaal uitgesloten.
* Goddeeris interpreteert die eis als zou Boris Johnson ook
willen dat Rusland zich uit de Krim wegtrekt. Dàt heeft Johnson in elk geval
niet gezegd.
** Titel van een editoriaal van Marcel Déat van 4 mei 1939.
Het antwoord van de auteur op zijn eigen vraag was dat de Fransen niet moesten
sterven voor Gdansk, ook al was Hitler een geweldenaar. Déat is een treffend
voorbeeld van iemand die door een mengeling van pacifisme én realisme tot
capitulatie en later tot collaboratie komt. Het is opmerkelijk dat Goddeeris
die vraag overneemt. Wie een Chamberlain-politiek verweten wordt, verdedigt
zich meestal door de parallel te ontkennen. Hier is het of Goddeeris
Chamberlain (en in casu Déat) gelijk geeft.
*** Goddeeris spreekt impliciet over de nucleaire dreiging
als hij het heeft over de ‘irrationaliteit van Poetin’ die zich ‘aan een oorlog
gewaagd heeft die hij niet kan winnen.’ Maar Poetin had die oorlog wél kunnen
winnen als het westen niet gereageerd had met militaire steun. Gokken, wat
Poetin gedaan heeft, is niet hetzelfde als irrationeel handelen. Of zijn
herhaalde dreigingen met nucleaire escalatie een staaltje zijn van irrationeel
gedrag dan wel van berekende intimidatie, wie zal het zeggen? Het is waar, Hitlers
militair-strategisch gokspel eindigde na een hele reeks nederlagen in een
romantische droom van een allesvernietigende Götterdämmerung.
Poetin is, net als Hitler, een gokker. Maar is hij ook een romanticus?
**** Ethiek kun je in buitenlandpolitiek niet uitschakelen,
net zomin als je er het leidende principe van kunt maken. Het onderscheid
tussen een pragmatische en een ethische politiek heeft overigens, wat de
doelstellingen betreft, vaak te maken met het onderscheid tussen de korte en de
lange termijn.
Sting en Paul Cliteur over Oekraïne
Het doet mij altijd verdriet als verstandige
mensen over een of andere materie anders denken dat ikzelf. Is het omdat het
mij eraan herinnert dat ik mij misschien zelf vergist heb? Of dat die mensen
niet zo verstandig zijn als ik dacht, en ik mij dus in hén vergist heb? Ik weet
het niet. En nu moet ik vaststellen dat Paul Cliteur en ik anders denken over
Oekraïne.
Ik heb de geschriften van Paul Cliteur slechts
sporadisch gevolgd, maar ooit, heel lang geleden, zag ik hem op televisie. Hij
formuleerde toen pijnlijk nauwkeurig een aantal meningen en zei op een gegeven
ogenblik dat hij in de moraal en rechtsfilosofie ‘een aanhanger van de filosoof
Schopenhauer was.’ Ik heb op dat moment beslist dat Cliteur een verstandig mens
was. Ook daarna kwamen mij standpunten van hem ter ore die mij bevielen. Dat
hij zich aansloot bij Thierry Baudet belette mij het slapen niet, want ik ben
niet op de hoogte van de Nederlandse politiek en niet van plan mij erin te
verdiepen of mij erover op te winden. Maar een recent stuk dat Cliteur schreef
over de zanger Sting en diens mening over Oekraïne beviel mij slecht.
Cliteur schrijft dat Sting vandaag oproept om
de democratie in Oekraïne te verdedigen en de Russen te bevechten, terwijl hij
in 1985 in een liedje opriep om vriendjes met hen
te zijn. Ik herinner mij dat liedje nog. Sting zong over de Russen die hun
kinderen evengoed liefhebben als wij de onze. Ook vond hij dat de ideologische
tegenstellingen tussen Oost en West niet belangrijk waren en dat een nucleaire
oorlog niet ‘winnable’ was. Het tegenovergestelde beweren was een leugen, zong
hij. Cliteur antwoordt dat de ideologische tegenstelling tussen Rusland en het
Westen in 1985 er wél toe deed maar nu veel minder, en omgekeerd, dat een
nucleaire oorlog ondertussen niet meer of minder ‘winnable’ is geworden dan
toen. Verder berispt hij Sting omdat die tot escalatie in Oekraïne
aanhitst.
Laten we voor het gemak Sting en zijn
inconsequenties er buiten houden. Of de evolutie van zijn standpunten tussen
1985 en nu wijst op ‘warhoofdigheid’, zoals Cliteur meent, dan wel getuigt van
voortschrijdend inzicht, het houdt mij niet bezig. Waarschijnlijk is Sting
aardig consequent met zichzelf en heeft hij altijd mooi de meninkjes gevolgd
die in zijn kringen en bij zijn publiek in de mode waren en zijn: in 1985 tégen
Reagan en de ‘koude oorlog’ en in 2022 vóór de Oekraïners. ‘t Is Sting maar. ‘t
Is een zanger.
Laat ik daarentegen eens nagaan wat Cliteur
zelf zegt. Zijn zijn standpunten alweer pijnlijk nauwkeurig geformuleerd, zoals
ik van hem gewend was? Dat valt toch wat tegen. Cliteur weigert de invasie in
de Oekraïne een ‘aanval op de democratie’ te noemen. ‘Mr. Poetin is Oekraïne
niet binnengevallen’, schrijft hij, ‘omdat hij daar een “democratie” om zeep
wil helpen, maar vanwege bepaalde geopolitieke redenen.’ Dat is een rare
redenering: het is niet Poetins bedoeling om de democratie om
zeep te helpen, dus pleegt Poetin geen aanval op de
democratie. Alsof het om bedoelingen gaat!
Ik denk dan meteen aan de onfrisse politiek
die de Verenigde Staten zo lang in sommige Latijns-Amerikaanse bedreven hebben.
In het ene land ondermijnden ze een democratisch verkozen regering en in het
ander land steunden zij een bestaande dictatuur. Dat kun je met een gerust
geweten evenzoveel ‘aanvallen op de democratie’ noemen. Nochtans werd die
politiek ondernomen om geopolitieke, en, zegt men, om economische redenen.
Nooit was het de bedoeling van de Amerikanen om de ‘democratie
om zeep te helpen’, integendeel zelfs. Het was echter wel het resultaat van
hun politiek. En het is het resultaat, lijkt mij, dat telt, in Zuid-Amerika en
in Oekraïne.
De democratie in Oekraïne is, naar het
schijnt, verre van volmaakt. Maar er zijn wel echte verkiezingen waarbij
oppositiepartijen het kunnen winnen van de regerende partijen. Dat is in het
verleden verschillende keren gebeurd. Er is een mogelijkheid tot ‘alternance’,
wat Nozick de ‘zigzag of politics’ noemt. Dat is al heel veel. Was de Russische
opmars naar Kiëv geslaagd, dan mogen we aannemen dat die – gebrekkige –
democratie zou zijn vervangen door een autocratisch systeem zoals dat gangbaar
is in Wit-Rusland en in Rusland zelf, met levenslang zetelende presidenten*.
Wat er in Oekraïne aan democratie bestond, zou ‘om zeep geholpen zijn’.
Ik heb alle begrip voor geopolitieke
overwegingen: veilige grenzen, bondgenootschappen, machtsevenwichten. Maar
juist geopolitiek en democratie zijn begrippen die elkaar niet goed verdragen.
Toen de Oekraïense bevolking zich, zoals later de Finse en de Zweedse, wilde
aansluiten bij de Navo, dan was dat, van haar kant, niet noodzakelijk een wijze
maar dan toch een democratische beslissing**. En toen Poetin die wil tot
aansluiting – volgens Cliteur de reden van de oorlog – met wapengeweld wilde
verhinderen, dan was dat, zoals Sting terecht zegt, een heuse aanval op de
democratie, ook al was dat misschien niet Poetins ‘bedoeling’. Autocraten zijn
helemaal niet tegen democratie in het algemeen, maar alleen als die iets
beslist of zou kunnen beslissen wat hen niet bevalt - altijd dus.
Cliteur is rechtsgeleerde. Laat ik het daarom
in juridische termen vertalen. In Oekraïne heeft Poetin dan misschien
geen moord willen plegen op de democratie, maar ‘t was toch
minstens een poging tot doodslag. Het is daarvoor voldoende, lees
ik op Wikipedia, als de dader ’bewust en willens en wetens de
aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard.’ In het
kader van zijn geopolitiek heeft Poetin minstens de kans op de ‘dood van de
democratie’ aanvaard.
Er valt op het stuk van Cliteur nog meer aan
te merken. Hij stelt het voor alsof het Oekraïense lidmaatschap van de
Navo noodzakelijk betekent dat er in dat land internationaal
wapentuig en raketten worden opgesteld tegen Rusland. Dat is niet zo. Er zijn
ook Oost-Europese Navo-landen waar géén raketten tegen Rusland staan opgesteld.
De veiligheid die de Navo kan bieden aan Oekraïne bestaat niet in de eerste
plaats uit de opstelling van raketten, maar uit de belofte om Oekraïne te
verdedigen als het wordt aangevallen. En dat laatste, weten we nu, is meer dan
een theoretische mogelijkheid.
Cliteur omschrijft de Navo als een ‘bondgenootschap
dat als raison d’être opgeeft de Russische Federatie te
bestrijden.’ Het woord ‘bestrijden’ is alweer niet pijnlijk nauwkeurig. Het
suggereert een agressie die in het verleden van het bondgenootschap niet aan te
wijzen valt***. De waarheid is anders. De Navo heeft zich, met betrekking tot
Rusland, altijd als een defensief bondgenootschap gedragen, net zoals, het
Warschaupact, laten we daar eerlijk over zijn, ook een defensief
bondgenootschap is gebleken met betrekking tot het Westen.
Ook vindt Cliteur het verkeerd om de
Oekraïense oorlog als een ‘winnable war’ te zien, gezien de kans op een
allesvernietigende nucleaire escalatie. Maar het begrip ‘winnable’ is niet goed
omschreven. Als ‘winnable’ voor de Oekraïeners betekent dat de Russen Kiëv niet
kunnen innemen, dan is de oorlog nu al gewonnen. Als ‘winnable’ betekent
dat de Russen zich uit Oekraïne zullen moeten terugtrekken, of uit een deel van
de veroverde gebieden, dan zie ik niet in waarom dat a priori onmogelijk zou
zijn. Ik zie ook niet in waarom zo’n uitkomst onvermijdelijk tot
een nucleaire catastrofe moet voeren. Als het Oekraïnse leger, gesteund door
het Westen, Rusland zou binnenvallen, en oprukken naar Moskou, dán zou
dat onvermijdelijk tot een nucleaire catastrofe leiden.
Maar die nucleaire catastrofe is met een
onberekenbare Poetin natuurlijk altijd een mogelijkheid. Daar
heeft Cliteur gelijk in. Hij dringt daarom aan op voorzichtigheid. Zeker,
voorzichtigheid is de moeder van de porseleinenkast. Maar dat betekent niet dat
aan elke eis of aan elk dreigement van Poetin moet worden toegegeven, alleen al
omdat de mogelijkheid bestaat op nucleaire escalatie. ‘De
uitweg,’ schrijft Cliteur, ‘ligt niet in de verdere escalatie van het conflict.’
Natuurlijk niet. Maar ligt de oplossing dan in een ‘deëscalatie’? ‘Deëscalatie’
is een kreet waar de pacifisten van alle tijden weinig stenen mee hebben
verlegd. ‘t Is een bruikbare strategie voor diplomaten om een oorlog te
vermijden. Maar als een oorlog een keer begonnen is, wordt het moeilijk.
Wat betekent ‘deëscalatie’ voor de
Oekraïeners? Dat ze minder troepen naar het front moeten sturen? In de hoop dat
de Russen dan ook minder troepen gaan sturen? En wat betekent het voor het
Westen? Dat men minder wapens gaat leveren? Dan krijg je geen deëscalatie maar
een Russische overwinning.
De beste invulling van het begrip ‘deëscalatie’
lijkt mij dat, ondanks de oorlog, diplomatieke gesprekken blijven plaatsvinden.
De mensen van de Amerikaanse en de Engelse ambassades blijven geloof ik praten
met de Russen. Dat is verstandig. Misschien kunnen ze de Russen stukje bij beetje
een ‘eervolle’ terugtrekking aanpraten. Als Cliteur dát bedoelt, zitten we op
dezelfde lijn.
Ik hoop op een Oekraïense overwinning én op een gematigd vredesakkoord, geen tweede Versailles.
* Of presidenten die zoals Poetin tussendoor ook even voor
Premier spelen.
**Hiertegen zou je kunnen inbrengen dat zulke beslissingen
niet door de bevolking maar, door een door de bevolking verkozen regering
worden genomen. Maar Poetins bezwaar betrof niet de manier waarop de
kandidatuur voor het Navo-lidmaatschap werd ingediend, maar tegen het
Navo-lidmaatschap zelf. Zou hij het wel aanvaard hebben als het door een
referendum bekrachtigd was? De onafhankelijkheid van Oekraïne is wél
bekrachtigd door een referendum, zelfs met meerderheden in gebieden zoals de
Donbass en de Krim.
*** Sommigen zullen de Navo-tussenkomst in de Kosovo-oorlog
een agressie-oorlog noemen. Ik heb het hier alleen over de Navo met betrekking
tot Rusland.
Lukkassen vs. Clerick
Het
overkomt mij niet vaak, maar laatst was ik het onderwerp van een
internet-artikel in De Dagelijkse Standaard. Sid Lukkassen vond dat
ik ‘de democratische geloofsbrieven van van Paul Cliteur in twijfel had
getrokken.’ Hij heeft mijn stukje over Cliteur en Sting gelezen en daaruit
besloten dat ik Cliteur geen ‘échte democraat’ vind, dat Cliteur ‘zijn
democratisch standpunt verwaarloost’, en dat hij door zijn houding tegenover
Oekraïne ‘verraad pleegt aan de democratie’.
Lukkassen
heeft, vrees ik, mijn stukje slechts heel vluchtig gelezen. Ik ben er namelijk
redelijk gerust in dat Paul Cliteur een échte democraat is, en uit wat ik van
hem gelezen heb, een van de rechts-liberale soort, wiens opvattingen over een
en ander dus dicht bij de mijne liggen. Alleen vond ik het fout dat hij de
democratische dimensie van de Oekraïense onafhankelijkheidsstrijd loochende met
een ontoereikend argument. Cliteur beweert namelijk dat het Poetins aanval
ingegeven was door geopolitieke motieven, niet door de bedoeling om de
democratie in Oekraïne te vernietigen. Ik ga daar eigenlijk mee akkoord. Maar
ik vond het een denkfout om de inzet en gevolgen van een conflict te herleiden
tot de bedoeling van een van de actoren.**
Dezelfde
denkfout vind ik terug bij Lukassen zelf, maar dan zodanig uitvergroot dat ik
mij afvraag of Cliteur hem erin zou kunnen volgen. ‘Iedereen weet,’ schrijft
hij, ‘dat het “vrije Westen” nooit werkelijk op zoek was naar het verspreiden
en verdedigen van de democratie … het was nooit het doel om de democratie
ongeacht alle belangen te verdedigen.’ ’Iedereen weet’, tja, ’t is
een uitdrukking die ik mij herinner van mijn communistische jeugd. In elk geval
wordt ook hier weer de bedoeling ingeroepen om de inzet van
conflicten te bepalen.
Lukkassen
ondersteunt zijn kijk door te laten zien hoe inconsequent het Westen zich
getoond heeft als het om democratie ging: het verraden van Polen in WO II, het
steunen van dictaturen tijdens de Koude Oorlog, het gedogen van Erdogan in het
Westerse bondgenootschap, enzovoort, tot en met de terugtrekking uit
Afghanistan. Met die inconsequenties ben ik het eens, en als Lukkassen mijn
stukje wat beter gelezen had, zou hij dat gemerkt hebben in de passage waar ik
het voorbeeld van Latijns-Amerika aanhaal.
Maar
over die inconsequenties denk ik anders. Geopolitiek en democratie zijn voor
mij niet per definitie en in alle gevallen tegengesteld. Je kunt tegelijk
geopolitieke doelstellingen en democratische doelstellingen nastreven –
alhoewel je sóms moet kiezen –, je kunt de democratie ook op een inconsequente
manier verdedigen, en je kunt ten slotte ook de democratie proberen uit te
dragen juist omwille van geopolitieke belangen. De oorlog in
Irak is daarvan een voorbeeld. Amerika droomde – naïef – dat het de
Sadam-dictatuur, een potentieel machtige vijand, kon vervangen door een
democratisch model dat zich juist daarom op het Westen zou oriënteren***. Het
is allemaal niet zo gelopen, dat weten we, en een beetje meer Realpolitik, en
wat minder ideologie, was beter geweest, ja.
Wat de
door Lukkassen zelf voorgestelde Realpolitiek betreft – Rusland te vriend
houden en vooral China in de hand houden – daar heb ik geen mening over. Ik
stoor mij wel aan de demagogie die hij gebruikt van ‘verarmde omaatjes’ die hun
gas niet kunnen betalen terwijl er ‘miljoenen euro’s aan donaties en wapentuig
naar Oekraïne gaan.’ Dezelfde omaatjes kunnen immers van stal worden gehaald
als er straks miljoenen geïnvesteerd moeten worden in eigen defensie, zij het,
in Lukkassen zijn analyse, met het oog op China. Bij budgettaire keuzes mogen de
noden van een buitenlands beleid niet bepaald worden door de noden van een
sociaal beleid, en ook het omgekeerde is misplaatst. Elk beleid heeft zijn
eigen logica en vertrekt van eigen noden.
Een laatste vraag: is Lukkassen zelf een echte democraat? Op basis van zijn stuk neem ik aan van wel. Alleen vind ik het jammer dat hij zo denigrerend spreekt over de Westerse democratie zoals ze bestaat. Hij vindt ons systeem ‘caesarisme’. Hij schudt gauw-gauw een lijstje uit zijn mouw van wat er fout loopt. Het is overigens een interessant lijstje. Veel van wat hij aanhaalt vind ik ook onrustwekkend. Het coronabeleid van de Westerse regeringen bijvoorbeeld heeft mij ook wantrouwiger gemaakt. Maar de afstand tussen de Westerse democratie met al haar fouten en het poetinisme is, naar mijn inschatting, even groot als die tussen het poetinisme en het stalinisme. Als dat nuances in totalitarisme zijn, dan zeg ik: leve de nuance!
** Ik heb deze alinea lichtjes aangepast omdat Lukkassen in
een vervolgartikel er ongeveer het tegenoverstelde in las van wat ik bedoelde.
Hopelijk is het nu duidelijk.
***
Een aantal lezers vonden dat ik hier de Amerikaanse inval in Irak ’goedpraatte’.
Dat is niet wat ik beoogde. Buitenlandse politiek wordt tegelijk beïnvloed door
vele factoren: geopolitiek, ideologie, economisch belang, binnenlandse agenda,
humanisme. De poging om een democratie in te voeren in Irak zie ik niet als een
humanistische, maar als een ideologische factor die, dít wou ik dus zeggen, een
geopolitiek doel diende.
Oekraïne: de economische boycot.
1. Ik wacht geduldig op
goede argumenten, maar ondertussen zie ik weinig voordeel in de economische
boycot van Rusland. We zetten de Russische bevolking onder druk door haar
levenstandaard te verlagen. Akkoord. Daardoor zou ze haar steun aan de oorlog
kunnen opzeggen. Misschien. Maar op welke termijn? Die druk kan op korte
termijn evengoed leiden tot vernieuwde haat tegen het Westen en toegenomen
steun aan de oorlog. Je kunt niet weten in welke richting de balans zal
doorslaan, en wanneer. Het is niet erg origineel wat ik hier zeg, maar het is
wel waar.
2. We
zetten trouwens ook de levenstandaard van onze eigen bevolking onder druk, en
we weten niet goed wat dáár de gevolgen van zullen zijn. Misschien wordt
onze bevolking boos op Poetin. Dat zou mooi zijn. Maar het is niet altijd
makkelijk om boos te zijn op een intimiderende bullebak. Misschien wordt onze
bevolking in plaats daarvan wel boos op Zelenski, die er minder gevaarlijk
uitziet en toch koppig is. Misschien hoor je dan bij de kapper: ’Als die
Zelenski maar wilde capituleren, zaten we nu niet in de kou.’ En
onze kappersklanten hebben meer middelen dan de Russische om het beleid onder
druk te zetten.
3. De
hele boycotgeschiedenis is vooral een emotionele kwestie. Toen mijn vader als
gedeporteerde tewerkgesteld was in een Duitse wapenfabriek, was hij razend toen
hij zag dat de machines daar vanuit Chicago waren ingevoerd. Dat was weliswaar
van voor de oorlog, maar ik begrijp toch die woede. Je kunt niet tegelijk
oorlog voeren en handel drijven. Maar we zíjn niet in oorlog. Je kunt dus wél
militaire steun geven aan Oekraïne – iets waar ik helemaal achter sta – en
tegelijk allerlei betrekkingen onderhouden met Rusland.
4. Ik
herhaal: wij zíjn niet in oorlog. Er is geen oorlogsverklaring geweest. Er is
nog steeds handel, er zijn nog steeds diplomatieke betrekkingen, er is nog
steeds toeristisch verkeer. Al die dingen kunnen blijkbaar principieel in
verschillende compartimenten worden ondergebracht. Waarom moeten ze dan beperkt
worden in omvang?
5.
Natuurlijk was een zekere mate van economische boycot onvermijdelijk. Emoties
en symboliek moeten hun plaats krijgen. Politici, en zeker ‘toppolitici’ moeten
de indruk krijgen dat ze iets dóen. Het is ook begrijpelijk dat ze door de
dramatische gebeurtenissen in een ‘Churchillian mood’ raakten. Ik heb het
elders ‘folie des grandeurs’ genoemd.
6. Na
de heroïsche modus moet echter bezinning komen in plaats van blind voort te
galopperen op de ingeslagen weg. Maatregelen moeten worden geëvalueerd voor er
nieuwe worden genomen. Maar dat is niet gebeurd. Ik geloof niet dat die
Europese toppolitici dom zijn, maar koortsachtig vergaderen en snelle
beslissingen nemen over dossiers die ze vroeger nooit bestudeerd hebben, zoiets
leidt niet tot evenwichtige beslissingen.
7.
Toen Poetin de boycot beantwoordde met eigen boycotmaatregelen, spraken de
Europese politici van ‘economische oorlog’ en ‘chantage’. Ik heb niets tegen
een beetje hypocrisie, maar je moet proberen je daarbij niet belachelijk te
maken.
8. Tot
mijn verbijstering wordt de economische boycot van Rusland voorgesteld als een
beleid voor de lange termijn. Biden
wil sancties die ‘maximize the long-term impact on Russia’. De
redenering is dat Rusland met een verzwakte economie ook militair zwakker zal
staan en geen agressie meer zal kunnen plegen. Dat lijkt mij een dubieuze
stelling. Rusland is economisch en militair al zwak genoeg. Hoe zwakker het
wordt, hoe meer het alleen nog op zijn nucleair arsenaal kan terugvallen, en
daar schuilt het grootste gevaar voor de wereldvrede. We moeten eigenlijk hopen
op een economisch en militair sterker Rusland.
9. Kortom:
wat mij betreft, moeten onze handelsbetrekkingen met Rusland genormaliseerd
worden op het ogenblik zelf dat de oorlog ten einde is. Zoiets is goed voor de
Russische economie én onze economie. En het verhoogt, zonder garantie te
bieden, de kansen op vrede. Bastiat
wist het al in de 19de eeuw: ‘Si les marchandises ne peuvent traverser
les frontières, les armées le feront.’
10.
Ten slotte: om met mijn maître à penser te eindigen: Karel van
het Reve heeft van alles gedaan om de Russische dissidenten te steunen en de
sovjetmacht te ondermijnen. Maar hij was geen voorstander van boycotpolitiek.
Hij was juist een groot voorstander van uitwisseling van studenten en ander
vrij verkeer. Hoe meer Sovjetburgers het Westen bezochten, hoe meer tegengif ze
kregen tegen de staatspropaganda. Die redenering is nog altijd van kracht. We
zouden het de Russiche burgers nu makkelijker moeten maken om naar het Westen
te reizen. Misschien zullen er onder die burgers enkele spionnen, saboteurs en
provocateurs zijn. Maar die zijn er nu ook, vrees ik. Zoveel verschil zal het
niet maken.
Oekraïne - over moraliteit, en de
rest
Veel van wat ik
meen te weten over het menselijke bestaan, heb ik gehaald uit de
televsiereeks Yes Minister. Neem moraliteit en ethiek. Eerste
minister Hacker en zijn kabinetschef Sir Humphrey discussiëren over dubieuze
wapenleveringen. ’We cannot close our eyes to something that is as
morally wrong as this,’ zegt Hacker. Uit het antwoord van Sir Humphrey blijkt het voordeel
van een klassieke opleiding aan Oxford, met bijhorend enkele degelijke
cursussen filosofie. ’Very well, Minister, if you insist on making me
discuss moral issues, may I point out that something is either morally wrong or
it isn’t. It can’t be slightly morally wrong.’
Een wereld ging voor mij open. Ik had altijd
gedacht dat het domein van moraal één grote grijze zone was, en Sir Humphrey
– of all people – leerde mij nu dat het wel degelijk een
kwestie was van zwart óf wit. Na lang nadenken begreep ik mijn fout. Onze
keuzes, beslissingen, handelingen zijn complex. Als je ze opsplitst krijg je
een reeks witte en zwarte vakjes, maar als je die vakjes samenlegt en vanop
afstand bekijkt, krijg je een grijs beeld. Voor iets als de militaire inval in
Irak, bestonden ongetwijfeld een aantal moreel goede, naast een aantal moreel
slechte redenen. Maar daardoor is het niet een eenvoudig een ondubbelzinnig
eindoordeel uit te spreken.
Daar komt bij
dat mensen verschillende opvattingen kunnen hebben over goed, kwaad, waarden en
ethiek. Een gemakkelijke manier om ondanks die verschillende opvattingen met
elkaar te kunnen praten bestaat erin tijdelijk een utilitaire zienswijze aan te
nemen. Moreel goed is dan alles wat het grootste geluk van het grootste aantal
mensen (en dieren) bevordert.
Een nadeel van
die zienswijze is dat ze het domein van de moraal heel erg uitbreidt. Vroeger
waren er lieden – misschien bestaan ze nog – die beweerden dat ‘álles politiek
is’. Met het utilitarisme krijg je hetzelfde: alles wordt moraal. Alles wat we
doen kan immers bijdragen tot, of afdoen aan, het geluk van de ene of de
andere, en dat geluk moeten we dan gaan wegen, en de bevoordeelde en benadeelde
partijen moeten we gaan tellen. En als álles moraal is, wordt ook het
onderscheid van de oude Talleyrand – c’est pire qu’un crime, c’est une faute –
zinloos want een fout is dan een misdaad.
De laatste tijd is de Oekraïense oorlog van de voorpagina’s verdwenen, en het aantal opiniestukken erover is fel verminderd. In de pers geldt nu het adagium ‘Van het oostelijk front geen nieuws’. Maar als in de winter energieschaarste zal heersen, wij thuis onze aangename comfortwarmte moeten missen, en in de winkels weer alles duurder wordt, dan kan de oorlog en het debat erover weer actueel worden. Mocht dat gebeuren, dan zou ik, voor een zindelijk verloop ervan, ook binnen de utilitaire zienswijze een afbakening van een aantal domeinen voorstellen. Ik denk bijvoorbeeld aan
- sentiment
- humanitarisme
- ideologie
- krijgskansen
- moraliteit en immoraliteit
- geopolitiek
- internationaal recht
Ik heb
in eerdere stukjes al iets over sentiment en het daarmee samenhangend
humanitarisme geschreven. Er is niets mis met overwegingen in die sfeer, maar
ze mogen geen al te groot gewicht krijgen. Ze wijzen misschien de juiste
marsrichting voor de geschiedenis aan, maar wie te snel loopt kan lelijk
vallen, zelfs al loopt hij in de juiste richting.
Als het
over ideologie en systemen gaat, wordt het moeilijker. Liberale democratieën en
autocratieën kunnen best lange tijd vreedzaam naast elkaar bestaan. Dat is in
het verleden vaak het geval geweest. Maar met de botsing tussen het Russisch
panslavisme en het Oekraïens nationalisme is het anders gesteld. Daar is het
buigen, barsten, of water in de wijn. Gezien de huidige krijgskansen, met een
relatief militair evenwicht – dank zij de Westerse steun –, duim ik voor het
laatste.
Een
oorlog waarin géén immorele middelen gebruikt worden is niet goed denkbaar. De
twee partijen – Russen en Oekraïeners – beschieten en bombarderen soldaten,
burgers en kinderen van de overkant. Leugenachtige propaganda wordt aangewend
om het moreel van de bevolking en de troepen te verhogen. Dat betekent niet dat
de twee partijen zich éven schuldig maken aan die misdaden, maar voor een
buitenstaander is het moeilijk om na te gaan wie de zwaarste inbreuken pleegt,
en zelfs neutrale verslaggevers kunnen door propaganda worden beïnvloed.
Je kunt
daarnaast ook proberen de moraliteit van het Westen met die van Poetin te
vergelijken. Sommigen vinden dat het Westen een laffe proxy war voert,
waarbij de Oekraïners het vuile werk doen, terwijl de kranige Russen
tenminste boots on the ground hebben. Daar zit iets in. Ik
aanvaard het verwijt van lafheid. Ik ben als burger van het Westen niet zo laf
dat ik élk risico van een open conflict met Rusland wil vermijden, maar ben wel
laf genoeg om een gróót risico op zo’n conflict te willen vermijden, zeker
gezien de mogelijkheid van een nucleaire escalatie. Aan de andere kant
suggereert de uitdrukking proxy war dat Zelenski wordt
opgestookt door het Westen om oorlog te voeren. Dat is zeker hoe de Russen het
zien. De meeste mensen die ik ken daarentegen hebben vooral de indruk dat het
omgekeerd is en dat het Westen door Zelenski wordt opgestookt om meer en meer
steun te geven.
Een
andere manier om de moraliteit van het Westen ongunstig te belichten is te
wijzen op de schandelijke ‘gebiedsuitbreiding’ van de NATO naar het oosten.
Waarom, vraagt men zich dan af, mag Poetin zijn invloedssfeer niet uitbreiden
in Oekraïne, als het Westen dat in heel Oost-Europa gedaan heeft? Het antwoord
op die vraag, is voor mij heel eenvoudig. Ik heb er geen enkel probleem mee dat
gelijk welk land zijn ‘invloedssfeer’ probeert ‘uit te breiden’. Dat is een
respectabele doelstelling. Maar de moraliteit gaat over de middelen die daartoe
worden gebruikt. Breidt men zijn ‘invloedssfeer’ of ‘bufferzone’ uit door
handelsbetrekkingen, beloften en wederzijdse akkoorden, zoals het Westen gedaan
heeft, dan is dat in orde. Valt men een ander land binnen om een vazalregering
te installeren of om een stuk van dat land te veroveren, dan is dat een heel
andere zaak.
Met die
invloedszones zijn we bij de geopolitiek beland. Daar heb ik als leek weinig
over te melden. Ik kan alleen hopen dat staatslieden zich hier opstellen als
schoonheidskoninginnen die de wereldvrede als doel nastreven. Hoe ze dat moeten
doen, dat weet ik niet, al zijn er een paar vuistregels. Zorg dat je voldoende
sterk bent om je eigen veiligheid te garanderen. Ga bondgenootschappen aan.
Laat je door je vijanden noch provoceren noch intimideren. Probeer enkele
decennia vooruit te kijken. Allemaal gemakkelijker gezegd dan gedaan.
Ten
slotte nog iets over het internationaal recht, zoals het vastgelegd is in
verdragen en zoals het zou móeten zijn. Hier is één regel die boven alle andere
uitsteekt: je mag een soeverein land niet aan- of binnenvallen. Zelfs niet als
dat land vroeger van jou was. Zelfs niet als in dat land straten genoemd worden
naar je historische vijanden. Zelfs niet als de regering van dat land andere
bondgenootschappen aangaat dan degene die jij wenselijk acht. Zelfs niet als je
de taalpolitiek in dat land discriminerend vindt. En ten slotte: zelfs niet als
andere landen in het verleden ook zoiets gedaan hebben.
Wat poetinisten tegen dát argument kunnen inbrengen, is mij een raadsel.
*
Je kunt in het beste geval de pre-emptive strike uitzondering
inroepen, maar dan moet je een beetje geloofwaardig blijven.
Oekraïne - ethiek en sentiment. Vijf bedenkingen
1. Onder de talrijke
slachtoffers van een oorlog zijn er altijd die een grotere sentimentele waarde
krijgen. Voor mijzelf hebben ze vooral feitelijke waarde. De bloedbaden van
Kafr Quasim (1956) en My Lai (1968) bewijzen twee dingen die ik al wist: ‘war
is hell’, en de Israëli’s en Amerikanen zijn, net als andere mensen, tot de
ergste wreedheden in staat. Zij maken mij echter niet noodzakelijk een
tegenstander van Israël en Amerika, of een voorstander van de Palestijnen en de
Vietnamese communisten.
2. Hetzelfde geldt voor
het bloedbad van Odessa (2014), met tientallen pro-Russische activisten die
levend verbrand raakten, en dat van Boetsja (2022), waar honderden Oekraïense
lijken werden gevonden. Mijn houding tegenover Moskou en Kiëv zal van meer
zaken afhangen*.
3. Algemener. De
symboolwaarde van bepaalde misdaden verhoogt zeker mijn morele
verontwaardiging. Maar die geeft mij niet het recht om al de rest te vergeten:
de duizenden andere slachtoffers, de verschillende verantwoordelijkheden,
enzovoort. Die iconische misdaden zijn ook onvoldoende om neutraliteit in een
conflict tot de enige mogelijke keuze te decreteren.
4. Mensenrechtenorganisaties
zijn wél aan zichzelf verplicht om neutraal te blijven. Amnesty International
pleit ervoor om zowel de misdaden begaan door de Oekraïense als door de
Russische en separatistische troepen en milities te onderzoeken. Amnesty heeft
al verschillende keren onderzocht hoe de twee partijen de eigen misdaden
proberen te verbergen maar ook die van de andere partij te overdrijven. De
organisatie geeft het voorbeeld van Lavrov, de Russische minister van
Buitenlandse Zaken. Als in 2014 bij Komunar in de Donetsk een graf wordt
gevonden met vier gedode burgers, maakt hij daar een massagraf met vierhonderd
lijken van (zie hier).
5. De westerse pers doet zeker mee aan eenzijdige sentimentele verontwaardiging, al doet ze in haar berichtgeving vaak ook een poging om kort de Russische versie weer te geven. De Russen, als direct betrokken partij, gaan in hun sentimentele eenzijdigheid veel verder. Al vele jaren zie je in Moskou langs de straten en in de winkels foto’s van in de Donbas omgekomen kinderen - alsof de separatisten in dat gebied géén kinderen doden. Het is dat soort foto’s dat er mee voor gezorgd heeft dat de Russische man in de straat de oorlog steunt. De ethiek van de man in de straat is overal sentimenteel, maar in het land van Dostojevski nog meer dan ergens anders geloof ik.
Diplomaten
In De Tijd citeert Rik Van
Cauwelaert een aantal diplomaten die, zoals hun beroep het voorschrijft, een
diplomatieke oplossing van de oorlog in Oekraïne bepleiten. Ik ben helemaal
vóór die diplomatieke oplossing, zolang de Westerse wapenleveringen ondertussen
maar doorgaan. Ook pleiten de diplomaten voor meer Realpolitik en tegen een
morele benadering van de kwestie.
Maar wat is hier Realpolitik? Zolang de Europese
Gemeenschap geen echt leger heeft, is Rusland de enige kandidaat voor hegemonie
op het Europese continent. Echte Realpolitik zou er eigenlijk in moeten bestaan
om het conflict zo lang mogelijk te laten aanslepen, zodat Rusland maximaal
verzwakt. Ik zie vanuit West- en Midden-Europees standpunt, naast het gevaar
voor nucleaire escalatie, eigenlijk maar één reden om het conflict niet te
laten aanslepen, en dat is bij uitstek een morele reden: het lijden van
Oekraïense burgers, en van soldaten aan beide kanten, zo veel mogelijk
beperken.
Maar natuurlijk bedoelen de diplomaten met hun voorkeur voor een realistische boven een morele benadering iets anders: dat je in diplomatie niet ver geraakt als je conflicten bekijkt als iets dat tussen ‘goeden’ en ‘slechten’ wordt uitgevochten en dat je niet moet zoeken naar een rechtvaardige oplossing*, maar naar een realistisch compromis. Als we het dan toch over compromis hebben – ik ben voorstander van een compromis tussen rechtvaardigheid en realisme. Het is trouwens onrealistisch om geen rekening te houden met het – weliswaar manipuleerbare – rechtvaardigheidsinstinct van de betrokken partijen
*Onder
het trotse woord ’rechtvaardigheid’ versta ik in de eerste plaats
enkele eenvoudige spelregels zoals het respecteren van grenzen en
soevereiniteit, het nakomen van verdragen en het eerbiedigen van rechten van
nationale minderheden.
De vredesvoorstellen van Elon Musk en Boudewijn Bouckaert.
Nog voor hij er eigenaar van was, deed Elon Musk op het sociale medium Twitter een voorstel om de Oekraïense kwestie op te lossen:
- Nieuwe referenda in de geannexeerde gebieden onder VN controle;
- De Krim bij Rusland;
- Garanties voor watervoorziening in de Krim;
- Oekraïne blijft neutraal.
Dat
voorstel valt nogal gunstig uit voor Poetin. Waarom gaat bijvoorbeeld de Krim
integraal naar Rusland? In het referendum van 1991 koos 54 procent van de
Krimbewoners vóór de Oekraïense onafhankelijkheid**. Verder is niet duidelijk
of Musk zijn voorstel ziet als een rechtvaardige dan wel een realistische
oplossing – of een compromis tussen de twee.
Dat ligt anders bij professor Bouckaert die als rechtsgeleerde de beginselen van rechtvaardigheid vooropstelt. Zijn voorstel luidt onder andere, lichtjes ingekort***
- Rusland vergoedt alle vernielingen op het Oekraïens grondgebied.
- In Donetsk en Luhansk komen er referenda onder internationaal toezicht. Alle gevluchte inwoners mogen terugkeren en hun stem uitbrengen. Als 60 % voor Rusland stemt gaan ze naar Rusland en als 60 % voor Oekraïne stemt naar Oekraïne. Als geen van beiden 60% behaalt blijven de gebieden in condominion onder internationaal toezicht en worden er over tien jaar nieuwe referenda georganiseerd.
- De Krim wordt in twee gedeeld. Het noorden gaat naar Oekraïne, het zuiden naar Rusland.
- Oekraïne is volkomen soeverein en heeft het recht bij de Navo aan te sluiten.
Ik ben
het vooral eens met Bouckaerts laatste drie punten. De verdeling van de Krim en
de nieuwe referenda zijn realistisch als toegeving aan Rusland, en rechtvaardig
tegenover de bevolking van de betrokken gebieden. Dat Oekraïne mag beslissen om
bij de Navo aan te sluiten is rechtvaardig vanuit het soevereiniteitsbeginsel
en realistisch vanuit de recente ervaring van de Oekraïeners. Die zullen
helemaal niet de behoefte voelen om zich geen tweede keer onbeschermd bloot te
stellen aan een Russische inval.
Het eerste punt - dat van de vergoeding van de schade - lijkt op het eerste gezicht heel rechtvaardig. Ik heb echter bezwaren vanuit het realisme. Ik zie niet in hoe herstelbetalingen kunnen worden afgedwongen zonder een verpletterende overwinning te behalen op Rusland, zonder dat, bij wijze van spreken, Moskou wordt ingenomen door Oekraïense troepen, de hele regering wordt afgezet en Poetin wordt verplicht om aan een klein smal tafeltje de capitulatie te ondertekenen. Dat is geen realistisch scenario. En helemáál rechtvaardig is het ook weer niet om de Russische burgers voor alles te laten betalen. Zoals het ook niet helemáál rechtvaardig is om de Europese burgers te laten betalen, hetgeen nochtans, vrees ik, het geval zal zijn. Misschien kan de Europese Gemeenschap op dat moment best wat goodwil van haar burgers kopen door op andere gebieden – ik denk aan migratie – een minder onpopulair beleid te gaan voeren.
*
Het voorstel van Bouckaert houdt verder nog de volgende punten in: het
Internationaal Strafhof mag de oorlogsmisdaden van beide kanten onderzoeken en
de daders berechten; Cherson en Zaporishia gaan integraal terug naar Oekraïne;
aan de grenzen van beide landen komt een gedemilitariseerde zone van 50 km aan
beide kanten.
Notities over Oekraïne
Poetinisten
en zelenkisten.
Bij de poetinisten in het Westen vind je de lafaards en de cynici; bij de zelenkisten vind je de heethoofden en de moralisten. Natuurlijk zeggen die omschrijvingen niet veel over hoe die mensen zich echt zouden gedragen bij een uit de hand gelopen caféruzie waar het mes wordt bovengehaald.
Poetins
karakter.
Over Poetins persoonlijkheid wordt veel gespeculeerd. Hoe verstandig is hij eigenlijk? Hoe rationeel is hij? Is hij voorzichtig of paranoïde? Soepel of koppig? Maar over twee eigenschappen zijn de meeste specialisten het eens: hij veracht zwakke tegenstanders en hij is heel gevoelig voor vernedering. De eerste eigenschap zou het Westen moeten aanzetten tot een ferme opstelling, de tweede tot een diplomatieke gedragslijn. Zo weten we het nog altijd niet.
Schadevergoeding.
Zelf hoop ik op een Oekraiënse overwinning en een uiteindelijk vredesverdrag tussen Oekraïne en Rusland. Boudewijn Bouckaert schreef een kladje voor zo’n verdrag en plaatste het op zijn Facebookpagina. Ik ging akkoord met de meeste bepalingen, behalve die van een Russische schadevergoeding. Hoe zou men die kunnen afdwingen zonder de oorlog in het hart van Rusland te brengen? Of moeten we verder met economische sancties dreigen waar we onszelf schade mee berokkenen? En moeten we ten slotte de Russische burgers laten betalen omdat zij niet in opstand kwamen tegen de oorlog? Maar burgers komen nooit in opstand tegen hun oorlogszuchtige leiders, zoals John Mearsheimer terecht opmerkt. Burgers durven dat niet. Hoogstens komen ze in opstand nadat hun oorlogszuchtige leiders de oorlog verloren. En dan zijn het nog het meest de soldaten die in opstand komen, en niet de burgers.
Fellow-travelers
van Poetin.
De communistische ideologie en propaganda bevatte veel onzin. Intelligente sympathisanten in het Westen zaten daar verveeld mee. De zogenaamde fellow-travelers deden hun best om betere argumenten te verzinnen dan de communisten zelf, en slaagden daar soms in. Met Poetin zien we hetzelfde. In toespraken raaskalt hij over ‘een speciale operatie’, ‘nazistisch gevaar’, ‘agressie tegen Rusland’, ‘satanisme’ enzovoort. Intelligente sympathisanten in het Westen hebben veel betere argumenten dan Poetin zelf, of ze doen op zijn minst alsof ze zijn onzinnigste uitspraken niet hebben gehoord.
Realpolitik.
Bij de geleerden die zich met het vraagstuk van oorlog en
vrede bezig houden, heb je verschillende scholen. Zo heb je bijvoorbeeld de ‘defensieve
realisten’ en de ‘offensieve realisten’. De eerste school kun je ophangen aan
het devies van Vegetius: ‘Si vis pacem, para bellum.’ Als je vrede wil, bereid
je voor op een mogelijke oorlog. De tweede school kun je ophangen aan het
devies van Cicero: ‘Si pace frui volumus, bellum gerundum est.’ Als je in vrede
wil leven, dan moet je eerst oorlog voeren.
2023
Paul
Goossens: het gevaar komt uit het Westen
Ik moet de opinieschrijvers
in De Standaard nog gewoon worden. In Paul Goossens,
bijvoorbeeld, zag ik een ‘goede Europeaan’, een beetje zoals Hendrik Vos. Maar
nu lees ik Goossens zijn stuk over Oekraïne en hij blijkt, in zijn eigen
woorden, een ‘deloyale Europeaan’ te zijn die ‘vragen stelt bij Europa’s
uitbreiding naar het Oosten’. Hier is een schisma tussen politiek-correct-links-liberaal
en links tout court. De politiek correcte links-liberaal is vóór
Oekraïne en tegen de Russische expansie. Maar voor een deel van links zal het
Westen altijd de hoofdvijand blijven. En Goossens hoort blijkbaar bij dát deel.
Uit De Standaard 16 mei 2023
‘Rusland is het initiatief onverbiddelijk
kwijt.’ Ik lees dat graag, zulke stukken, die optimistisch zijn over een
Oekraïense overwinning. Maar dan besluipt mij de angst: is het stuk niet te
optimistisch?
Chomsky
Ik heb gisteren, tegen mijn gewoonte in, naar een Youtube-interview gekeken, met Noam Chomsky over Oekraïne. Zoiets heeft alleen een emotionele functie. Een Poetin-Versteher zegt: ‘Zie je wel,’ en een Oekraïne-sympathisant zoals ik, denkt: ‘Hoe is het in godsnaam mogelijk?’ Heel anders vergaat het mij als FB-vrienden een geschreven anti-Oekraïne betoog op mijn pagina plaatsen. Daar moet ik wat heel wat dieper over nadenken.
Oekraïne en het would-be realisme van
Tom Sauer
Tom Sauer – ik weet bij zo’n naam niet waar ik eerst aan
denk: Tom Sawyer* of sauerkraut – is
Hoogleraar internationale politiek aan de universiteit van Antwerpen. Vorige
week schreef hij een opiniestuk in De Standaard waarin hij
zijn hoop uitsprak dat Oekraïne voor Poetin zou capituleren. Hij koos zijn
woorden voorzichtig, maar daar kwam het op neer. Op de DeWereldMorgen.be –
een nogal PVDA-achtige site – werd hij uitgebreid geprezen voor zijn ‘dissonante
stem’ en zijn ‘gedetailleerde’ uiteenzetting.
Sauer lijkt in zijn stuk dezelfde kant uit te gaan als de
Amerikaanse geleerde John Mearsheimer, die net als Sauer, een bovengemiddeld
begrip heeft voor Poetin en Westerse provocaties als verklaring voor diens agressie
ziet. Sauer citeert zelfs een van Mearsheimers metaforen om de Oekraïne-oorlog
te duiden: ’Als een kleine aap met een stok in de ogen van een grote
gorilla peutert, moet dat aapje niet schrikken wanneer het een serieuze mep
terugkrijgt.’ Sauer wil het conflict benaderen met een ‘nuchtere kijk’.
Hij wil de ‘emoties en waarden’ er buiten houden, want ‘zo werkt het niet in de
internationale politiek … Als puntje bij paaltje komt, gaat het voor elke staat
om de eigen veiligheid en macht.’
Mearsheimer heeft met zijn boeken over internationale politiek en oorlog een
diepe indruk op mij gemaakt door zijn solide uitgangspunt, zijn afgewogen
argumenten, en vooral door de foutloze logica waarmee hij doorredeneert tot de
bittere eindconclusie. Dat is bij Sauer allemaal wat minder. Hij
wil, schrijft hij, dat het Westen zich niet laat leiden door ‘emoties en
waarden’, maar heeft het ondertussen wel graag over Poetin die zich ‘vernederd
en genegeerd’ voelt en die nogal gemakkelijk in ‘woede’ ontsteekt. Zijn dat dat
geen ’emoties’? Of zijn het alleen de ‘emoties en waarden’ van het Westen
die wij tussen haakjes moeten zetten? En wat moet ik aan met Sauers
pleidooi voor Westerse ‘empathie’ voor Rusland. Dicteert het realisme niet om
vooral ‘empathie’ te hebben voor onze ‘eigen veiligheid en macht’?
Ik zal niet beweren dat wederzijdse empathie geen rol moet spelen in
diplomatie, maar in Poetin heeft het Westen, geloof ik, een tegenstander die
in deze eigenschap althans niet uitblinkt.
Sauer wil het ‘dominante oorlogsnarratief’ ondergraven
als zou Poetin de ‘enige schuldige’ zijn. Minstens even zwaar weegt voor Sauer
de manier waarop het Westen zich heeft gedragen na de Koude Oorlog. Het Westen
heeft Rusland onheus behandeld en Rusland heeft daarop gereageerd. Of die
voorstelling juist is, weet ik niet. Steven Van Hecke van de KU Leuven, toont
in zijn antwoord in De Standaard aan dat zo’n voorstelling
minstens eenzijdig is.
Een leek als ik, moet zich in zo’n feitendiscussie niet
moeien. Ik wil echter wel wijzen op twee zwakheden terzake in het betoog van
Sauer zelf. In een poging om de schuld te verdelen, schetst Sauer de zonden van
beide partijen. De zwaarste zonde aan Westerse kant is dat George W. Bush in
2008, tegen mondelinge beloften in, aan Oekraïne en Georgië toezegde dat ze,
als ze dat wilden, lid konden worden van de Navo. De zwaarste zonde aan
Russische kant was dat de grootmacht een bloedige oorlog voerde in Georgië,
massaal militair infiltreerde in Oost-Oekraïne, de Krim annexeerde, en ten
slotte Oekraïne binnenviel, oprukte naar Kiev en het Oosten annexeerde. Het
minste dat we hier kunnen zeggen dat Sauer er in zijn eigen schets niet
helemaal in geslaagd is om de schuld gelijk te verdelen over
de partijen.
Een tweede zwakheid gaat veel verder. Sauer verwijt
het Westen dat ze bewust nagelaten heeft om na de Koude Oorlog, samen met
Rusland, ‘een systeem van collectieve veiligheid uit te werken waarbij op
gelijke voet samengewerkt wordt’ en waarbij ‘het klassieke machtspel van bufferstaten
en invloedssferen’ overstegen wordt. Kijk, zo’n zinnetje illustreert het
verschil tussen Sauer en een échte realist als Mearsheimer. Het heeft geen zin
je te beroepen op ‘nuchtere’ vaststelling dat ‘er geen wereldregering bestaat’
en dat grootmachten ‘hun eigen macht en veiligheid nastreven’, als je in een
andere alinea de illusie aanhangt dat diezelfde grootmachten toch een of andere
‘federatie voor de vrede’ kunnen oprichten. Mearsheimer toont nogal overtuigend
aan dat staten en grootmachten geen vredesfederaties aangaan, maar
bondgenootschappen, opzegbare bondgenootschappen, die geen vredesgarantie
inhouden maar die gericht zijn tegen een gemeenschappelijke vijand. Tegen welke
gemeenschappelijke vijand hadden het Westen en Rusland zich na de Koude Oorlog
moeten verenigen? Tegen China? Dan had Sauer dat er wel even bij mogen
vermelden.
Er zit ook een sterk punt in de redenering van Sauer.
Hij schrijft dat Poetin bezorgd is om de veiligheid van zijn land. Dat is
juist. Poetin zag dat de Russische bufferzone na de Koude Oorlog afbrokkelde en
dat die van het Westen groter werd. Zelf ga ik ervan uit dat de Baltische
staten, Polen, Hongarije, enzovoort niet als springplank zullen worden gebruikt
om een agressie-oorlog tegen Rusland te beginnen, maar ik kan daar geen
garanties voor geven. En Poetin heeft die garanties al helemaal niet. Het is
dus begrijpelijk dat hij graag een zo groot mogelijke bufferzone heeft. Maar
dezelfde redenering geldt ook voor het Westen. Welke garanties heeft het Westen
eigenlijk dat het in de toekomst niet het slachtoffer wordt van een Russische
agressie? Maar één: de zwakte van Rusland. Vanuit die redenering heeft het
Westen alle redenen om Rusland zwak te houden en diens oude bondgenoten los te
weken uit de vroegere invloedssfeer.
Dat het Westen na de Koude Oorlog een foutloos
parcours heeft afgelegd, durf ik niet beweren. Ik weet dat niet. Misschien
hadden de Westerse landen vriendelijker moeten zijn tegen Rusland. Misschien
ook hadden ze juist waakzamer en fermer moeten zijn. Sauer citeert een hele
reeks autoriteiten uit de diplomatieke wereld die de eerste stelling aanhangen:
Condoleeza Rice, Henry Kissinger, George Kennan, William Burns. Hij heeft dat
recht. Maar als argument is het niet sterk, aangezien in zo’n controversiële
materie gemakkelijk voldoende autoriteiten te vinden zijn die ongeveer het
tegenovergestelde beweren. Bovendien nodigt zoiets uit tot cherrypicking:
je haalt Kissinger aan op een punt waar je het met hem mee eens bent; ben je
het niet met hem eens, dan wijk je uit naar Kennan.
Het hoogtepunt van zijn argumentatie bereikt Sauer als
hij de mogelijke afloop van het conflict beschrijft. De oorlog kan eindigen met
een Oekraïense miltaire overwinning, met een Russische miltaire overwinning,
met onderhandelingen of met een totale kernoorlog. Een ander scenario, dat van
een aanslepend conflict met een uiteindelijke terugtrekking – zoals in de
Vietnam-oorlog en de twee Afghaanse oorlogen – brengt Sauer niet ter sprake.
Maar ik volg even zijn logica.
Een militaire overwinning van de Oekraïners vindt
Sauer niet waarschijnlijk. Hij citeert een Oekraïnse topgeneraal die verklaart
de oorlog te kunnen winnen als hij 300 tanks krijgt, 700
infanteriegevechtsvoertuigen en 500 Houwitsers. Sauer lijkt dat onmogelijk te
vinden. 300 tanks, dat is meer dan wat de meeste Europese legers hebben,
citeert hij een journalist van The Economist. Ik zou dat argument
eerder omdraaien. Als Frankrijk 400 tanks heeft in vredestijd, dan zie ik niet
in waarom we in oorlogstijd geen 300 tanks zouden kunnen leveren aan Oekraïne.
De vraag is echter: hoeveel tanks zullen de Russen daartegenover kunnen
stellen? En de vraag is natuurlijk ook of we topgeneraals moeten geloven, of
het nu Oekraïeners of Russen zijn?
Een militaire overwinning van de Russen vindt Sauer al
waarschijnlijker omdat Rusland ‘machtiger is dan Oekraïne in termen van aantal
militairen, economie, grondstoffen en wapenindustrie.’ Bovendien is Rusland
meer gemotiveerd dan het Westen om de oorlog te winnen gezien de grotere
geografische en historische betrokkenheid. Dat laatste is zeker waar. Maar de
betrokkenheid van de Oekraïners is nog groter, en die maakt
het gebrek van Westerse motivatie zeker ten dele goed.
Bij de onderhandelingen wordt het interessant. Sauer
vindt dat Oekraïne moet toegeven aan de Russische eisen ook al zijn die niet
helemaal ‘fair’. Het land moet dus beloven om geen Navo-lid te worden, om te
verzaken aan de daaruit volgende bescherming, en om de Krim en de oostelijke
gebieden voorgoed in Russische handen te laten. Op welke Russische toegevingen
mogen ze hopen: ‘een iets kleiner soeverein land, waarschijnlijk zelfs met
dezelfde leider.’ Ben ik nu stout als ik dat herformuleer als ‘een vazalstaat
met eventueel Zelensky als president van een Vichy-regering?’
Veronderstel nu even dat ik inderdaad stout ben en
overdrijf, en dat Oekraïne na zulke onderhandelingen soeverein blijft, behalve
in zijn keuze van militaire bondgenootschappen. Dat de Oekraïeners zich
economisch mogen oriënteren op het Westen. Dat ze hun eigen leger onbeperkt
mogen uitbouwen. Dat ze een cultureel beleid mogen voeren naar eigen smaak. Dat
ze mogen optreden tegen Russische bemoeienissen bij de verkiezingen. Dat hun
media berichten mogen publiceren die niet vriendelijk zijn voor Rusland. Dat
lijkt mij allemaal redelijk. Maar wie garandeert dat Poetin, of zijn opvolger,
het akkoord respecteert en niet opnieuw militair ingrijpt om Oekraïne nog
dichter aan zich te binden of gewoon helemaal te annexeren, naar het roemrijke
voorbeeld van de Russische tsaren? Die garantie zal dan in elk geval niet komen
van de bittere les die de Russen uit een militair-diplomatieke nederlaag hadden
kunnen trekken**.
Eigenlijk heeft Sauer maar drie argumenten
voor zijn capitulatiepolitiek, en die hebben geen van alle veel uitstaans met
nuchter realisme. Het eerste is de onuitgesproken hoop dat Rusland zich bij en
na het beëindigen van het conflict redelijk zal opstellen en geen verdere
expansionistische plannen heeft dan de Krim en Oost-Oekraïne. Het tweede is het
humanitaire argument: hoe sneller Oekraïne capituleert – bijvoorbeeld omdat
Westerse wapenleveringen achterblijven – hoe sneller er een einde komt aan de
ramp met ‘tienduizenden doden en gewonden, miljoenen vluchtelingen,
voedseltekorten’ enzovoort. Daar valt niets tegen in te brengen, behalve dat
veel Oekraïners een andere afweging maken. Hier hebben we wat Mearsheimer noemt
een meningsverschil over ‘first principles’ en zo’n meningsverschil,
zegt Mearsheimer, is onoverbrugbaar.
Blijft het argument van de kans op een totale
kernoorlog die Poetin zou kunnen starten als Oekraïne, dankzij Westerse steun,
op een overwinning zou afstevenen. Ook dat is een valabele afweging. Het houdt
in dat Poetin als het erop aankomt een onberekenbare zot is die het
voortbestaan van zijn land ondergeschikt maakt aan zijn onbereikbare droom.
Maar juist die hypothese heeft Sauer met klem verworpen. Poetin is volgens hem ‘helemaal
niet zot of ziek’, en ik denk dat hij daarin gelijk heeft.
Mearsheimer sluit niet uit dat een zot ooit in staat
zou zijn om een totale kernoorlog te starten, maar hij acht het, om
realistische redenen, weinig waarschijnlijk. Hoe weinig
waarschijnlijk, dat valt niet te voorspellen. Maar als ook de allerkleinste
kans op een kernoorlog een reden voor capitulatie is, dan moeten de Russen in
Oekraïne inderdaad hun zin krijgen. Willen ze morgen Moldavië innemen, dan moet
dat om dezelfde reden worden toegestaan. Willen ze de Baltische staten, idem.
Willen ze Finland, idem. Willen ze alle vroegere Oostbloklanden, idem. En
willen ze West-Europa er ook nog eens bij? Tja, ook idem. Volgens de logica van
Mearsheimers realisme zouden de Russische ambities pas stoppen aan de
Atlantische Oceaan. Zijn ze daar eens aanbeland, dan kunnen de Russen zich
eindelijk veilig voelen, beschermd en tegengehouden door de ‘stopping power of
large bodies of water’.
* Tom Sawyer is de jeugdige held in een roman van Mark Twain. Die Tom heeft de wereld een fameuze manipulatietruc geschonken. Hij moest van zijn tante het tuinhek schilderen, een hoogst vervelende klus. Hij ging echter te werk alsof het zo’n interessant werk was, dat voorbijkomende vriendjes smeekten, en ten slotte betaalden, om het werk te mogen overnemen. Zo ook lijkt Tom Sauer te geloven dat de Russische interesse in Oekraïne alleen komt doordat het Westen zich voor Oekraïne interesseerde. Geopolitiek is dat een juiste redenering, maar het is tegelijk een onderschatting van het eeuwenoude Groot-Russische nationalisme dat niet alleen geopolitiek maar ook ideologisch is. Overigens heeft de hele geopolitieke analyse niet veel zin als de factor van nationalisme niet in rekening wordt gebracht.
** Om eerlijk te zijn, Poetin lijkt mij niet het type dat zich van lessen veel aantrekt. Hij volgt zijn eigen agenda, onder het motto: In defeat, malice. In victory, revenge. Maar dan in het Russisch.
Het Bothsidesism van De Standaard:
Tom Sauer
In De Standaard van vandaag herhaalt professor Tom Sauer
een standpunt dat hij al eerder in de krant publiceerde, alleen formuleert hij
het nu nog duidelijker. ‘Als wij stoppen met wapenleveringen, heeft de
Oekraïense president Zelenski geen andere keuze dan aan tafel te zitten.’ Dat
is blijkbaar wat Sauer graag wil. Ik heb in een vorige stukje al geschreven wat
ik daarover dacht*. Navo-lidmaatschap voor Oekraïne is uit den boze, schrijft
Sauer, want dat is spelen met nucleair vuur. En verder: ‘Oekraïne moet
wettelijk bindende veiligheidsgaranties krijgen, opgenomen in een
vredesverdrag.’ Mooi, mooi. En als Rusland die veiligheidsgaranties schendt,
mag het Westen dan wél reageren met wapenleveringen, of is dat ook weer ‘spelen
met nucleair vuur?’ Of is het nóg anders en hoort bij het ‘realisme’ van Sauer
het geloof dat Poetin zoiets nooit zou doen?
Ook mooi is dat De Standaard over Oekraïne tegengestelde
meningen aan bod laat komen. In tegenstelling tot Martha Claeys ben ik
voorstander van wat zij verwerpelijk bothsidesism noemt, zeker
op de opiniepagina’s. Ik verwacht nu dat De Standaard binnenkort
ook stukken van Vlaams Belang-leden publiceert – die overigens over Oekraïne
ongeveer hetzelfde vertellen als Sauer. Maar misschien is mijn vergelijking
fout en moet je ergens de grens trekken. Een beetje zoals Sven
Mary, die ooit beweerde dat hij als advocaat wel islamistische terroristen
wilde verdedigen, maar geen Vlaams Belangers.
De vrede van Sauer
Tom
Sauer heeft een compromis bedacht voor de oorlog in Oekraïne: Poetin mag het
geannexeerde gebied houden, en bekomt dat Oekraïne geen lid wordt van de Navo.
En wat bekomt Zelenski? ‘Hij mag met opgeheven hoofd het strijdtoneel verlaten.
Klein duimpje heeft relatief goed standgehouden. Het land komt overduidelijk in
de Westerse invloedssfeer, en dat is het tegenovergestelde van wat Poetin
beoogt.’
Een vraag voor Sauer. Hoe lang zal Oekraïne in de Westerse
invloedssfeer mogen blijven zonder Navo-lidmaatschap?
Poetin en
Poesjkin
In Kiev is de
Poesjkinstraat herdoopt tot de Chykalenkostraat. Die Oekraïense held Chykalenko
ken ik noch van naam noch van reputatie, maar ik ben er wel zeker dat hij in de
beschavingsgeschiedenis van de mensheid nooit de rol van Poesjkin zal spelen.
Nu is het waar dat Poesjkin, naast mooie vrijheidsgedichten,
wel eens een chauvinistisch gedicht heeft geschreven. Hij kon, zoals veel
Russen, niet goed tegen kritiek op zijn land. ‘Ik veracht mijn vaderland
natuurlijk van hoofd tot voeten,’ schreef hij in een brief, ‘maar ik vind het
vervelend als een buitenlander dat gevoelen met mij deelt.’ En dat leidde ertoe
dat hij gedichten schreef als ‘Tot de lasteraars van Rusland’, waaruit de
Poetinisten zo graag citeren. De gewantrouwde hofdichter deed dat mede om in de
gunst van de Tsaar te blijven.
Ik heb drie of vier keer in mijn klas een Russische leerling
gehad. De ene was geïnteresseerd in wat ik over literatuur in het algemeen
vertelde en de andere niet. Maar als ik de naam Poesjkin liet vallen, kreeg ik
altijd een onmiddellijke reactie. De ene kende een gedicht uit het
hoofd, een andere kon alle details van het noodlottige duel uiteenzetten, een
derde had een oom die op Poesjkin geleek.
Zulke reacties kreeg ik niet bij de namen Tolstoi,
Dostojevski, Toergenjev of Tsjechov. Ik kreeg daardoor de indruk dat álle
Russen zich vereenzelvigden met de figuur van Poesjkin. Zoals de Oekraïners
blijkbaar Poesjkin vereenzelvigen met álle Russen – zodanig zelfs dat ze de
Russische agressoren ‘poesjkinisten’ noemen. Dat komt ook, lees ik bij Timothy
Garton Ash** (DS 21/08/2023), omdat
de Russen in de door hen veroverde gebieden overal de beeltenis van Poesjkin op
grote panelen plakken.
Nu ben ik geen groot mensenkenner, maar ik vraag mij af of er
mensentypes bestaan die meer van elkaar verschillen dan Poesjkin en Poetin.
Fear, honor,
interest
In de mockumentary Cunk on Earth wordt professor
Ashley Jackson (King’s College London) gevraagd waarom mensen oorlog
voeren. ’I am not trying to be controversial,’ zegt de interviewster, ‘but
generally speaking, war does seem a bit of a shame … What makes us creatures
turn on each other like that?’ De
professor antwoordt met drie woorden: ‘Fear, honor, interest.’ Ik zou er, na
het lezen van enkele boeken van Mearsheimer, aan toevoegen: ‘In that order.’
Is de drijfveer van Poetins oorlog dan niet het imperialisme? Zeker, maar de ultieme oorzaak van het imperialisme is fear, honor and interest.
Op Russisch
grondgebied
Als ik hoor dat de Oekraïeners acties
opzetten op Russisch grondgebied, voel ik mij altijd ongemakkelijk. Ik ben dan
bang dat de Russen echt boos zullen worden, dat Poetin razend en tierend op de
televisie zal komen. Maar het schijnt dat hij die aanvallen zoveel mogelijk
stil houdt. Ik zou een bange Oekraïense generaal zijn.
Het decadente Rusland
Als ik aan mijn leerlingen het decadentisme van Karel van de
Woestijne of Louis Couperus begon uit te leggen, kon ik in eerste instantie op
enthousiaste belangstelling rekenen. ‘Was dat met decadente feestjes, meneer?’
Ja, misschien, maar ze mochten zich die feestjes in elk geval niet voorstellen
als hún feestjes, met veel vrolijkheid en levenslust en lachende gezichten. Ze
moesten vooral denken aan ‘vermoeidheid’. Als ik het nu zou uitleggen zou ik
misschien citeren uit het Knack-interview met de Russische
politologe Jekaterina Schumanns: ‘Het is geen wetenschappelijke term, maar
Rusland is moe. De Russische samenleving is totaal gedemoraliseerd. Het is een
land dat zich oud voelt, ontmoedigd, ontdaan van elke vorm van levenslust.’ En
misschien zou ik mijn leerlingen dan, enigszins misleidend, een foto laten zien
van opa Poetin met een dekentje op zijn knieën.
Ik kan overigens het woord ‘decadent’ niet uitspreken of er komt mij een regel van Reinhard Mey voor de geest, uit zijn lied Annabelle, waarin hij zichzelf beschrijft als ‘im höchtsten Grade dekadent’.
De hypocrisie van het Westen
Ik lees af en toe iets over het drama dat
zich in Gaza afspeelt, en vaak gaat het dan over de Westerse hypocrisie. Ik
lees over die hypocrisie bij Koert Debeuf, bij Hendrik Vos, bij criminoloog Tom
Daems, en zelfs bij een verstandig man als Luuk Middelaar. ‘Hypocrisie is de
tweede valstrik.’ schrijft Middelaar. ‘Met de welhaast onvoorwaardelijke steun
aan Israël stellen de VS en Europa zich bloot aan de kritiek van twee maten en
twee gewichten. Landen in het Globale Zuiden – en ook flinke delen van de
Europese publieke opinie – zien dat de Westerse bekommernis om Oekraïnse levens
veel groter is dan die om Palestijnse. Dit kost geloofwaardigheid.’ En Koert
Debeuf schrijft ongeveer hetzelfde: ‘Het is die houding die het Westen in de
ogen van de rest van de wereld moreel bankroet maakt. Wie zal nog luisteren
wanneer Europa een nieuw rapport publiceert over de problemen van mensenrechten
en democratie?’
Wie zal nog luisteren naar Europa? Dat is een heel goede
vraag. Wie luistert er nu naar de zedenlesjes van Europa? Of laten we zeggen,
wie luisterde er vóór 7 oktober? Is onze ‘geloofwaardigheid’, such
as it is, pas echt gedaald na de lauwe Europese steunbetuigingen aan Israël? Ik
geloof daar niet veel van. Europa en het Westen zijn al lang – terecht of ten
onrechte – het voorwerp van afgunst en haat in de wereld. En wanneer regimes
van het Globale Zuiden al eens vriendelijk doen tegen ons, is het omdat ze
hopen daar voordeel uit te halen. Het zij zo. Ainsi va le monde. Het
is wat het is.
Ook
zou ik de vergelijking met Oekraïne niet te ver doortrekken. Rusland is voor
zover ik weet Oekraïne niet binnengevallen na een moorddadige Oekraïense raid
van het Hamas-type. Ik kan begrip opbrengen voor mensen die in de Israël-Hamas
oorlog vooral oog hebben voor de veiligheid van Israël, en aan de andere kant
voor mensen die vooral bekommerd zijn om het leed van de Palestijnse burgers.
Maar ik ben vlakaf en compromisloos tegen de raid van de
Hamasmilities zoals ik vlakaf tegen de agressie van Poetin ben. En ik
ben blij dat Europa de zaak ook zo bekijkt. Die houding is zelfs, als men dan
toch de vergelijking tussen de twee wil maken, in zekere zin consequent*.
Verder lijkt het in die voorstelling van zaken of het Westen
de enige geopolitieke grootheid is die zich aan hypocrisie bezondigt. Je krijgt
vaag de indruk dat het Globale Zuiden bestaat uit enigszins naïeve, goedmenende
landen, die met ontzag opkijken naar de liberale en humanitaire politiek van
het Westen en die dan bitter ontgoocheld zijn als blijkt dat die politiek niet
altijd rechtlijnig is. Dat hadden ze nooit gedacht, die brave landen van het
Globale Zuiden! Als het zo zit, dan zullen ze liever aansluiten bij landen die
niet hypocriet zijn, zoals Rusland en China!
Nu, op één punt geef ik Koert, Hendrik, Tom en Luuk gelijk:
de Westerse buitenlandse politiek is natuurlijk hypocriet. Ik hoop
dat hij dat nog lang zal blijven en ik wil gerust uitleggen waarom. Elke
buitenlandse politiek bestaat uit twee onderdelen: de versterking van de eigen
geostrategische positie en de verspreiding van de eigen idealen**. Soms liggen
die twee in elkaars verlengde en versterken ze elkaar. De Verenigde Staten
hielden Rusland in toom op het Europese contintent door de landen te
ondersteunen die dezelfde liberaal-democratische idealen hadden als zijzelf***.
Maar de twee onderdelen kunnen evengoed met elkaar botsen. Dezelfde Verenigde
Staten die in Europa tijdens de Koude Oorlog de democratie ondersteunden,
gingen in Latijns-Amerika dictaturen ondersteunen om te verhinderen dat Rusland
daar voet aan wal kreeg.
Doordat het beleid twee verschillende doelen nastreeft, is
hypocrisie onvermijdelijk. Omwille van de geostrategie ondersteunt men in het
ene land een ideaal dat men in het andere land bestrijdt. En bovendien, tweede
hypocrisie, gaat men proberen de geostrategie zo goed en zo kwaad als het kan
te verkopen als geheel en al uit idealen bestaand. Met de waarheid neemt
men het dan niet zo nauw. Als een bepaald beleid voor 50 procent is
ingegeven door idealen – wat veel te veel is om gezond te zijn – zal men het
voorstellen alsof het voor 100 procent zo is.
Eigenlijk kan men hypocrisie maar vermijden door het
buitenlandse beleid te beperken tot één enkel doel. Maar wie kan in
godsnaam zoiets verdedigen? Alle humanitaire en liberaal-democratische idealen
overboord gooien en alleen Realpolitik overhouden zou brutaal en
cynisch zijn, en zou niet eens door de eigen bevolking worden aanvaard. En alle
geopolitieke berekening overboord gooien zou nog vele malen erger zijn, want
welk ideaal je ook wil bereiken – al was het het instandhouden van een broze
vrede – je moet in de eerste plaats voldoende sterk zijn om er ook maar iets
van te kunnen realiseren.
* Dat betekent niet dat het beleid inzake Oekraïne /Palestina in alle opzichten consequent is. Europa is tegen de Russische agressie in Oekraïne, boycot daarom Rusland en geeft wapens aan de tegenpartij. Europa is ook – terecht – tegen de Israëlische kolonisatie van de Westbank, maar voert geen boycot tegen Israël, en geeft geen wapens aan haar vijanden. Ik zou het ook niet doen. Ik zou overigens ook geen economische boycot tegen Rusland gevoerd hebben, hoezeer ik ook voor wapenleveringen aan Oekraïne ben. Zie mijn stukje hie
** Er zijn meer onderdelen in een buitenlands beleid, zoals het organiseren van goede handelsbetrekkingen, maar die laat ik hier buiten beschouwing
*** Afhankelijk van hoe men aankijkt tegen de staat Israël, is de Westerse politiek tegenover dat land ook een voorbeeld van geopolitieke belangen en liberaal-democratische idealen die in elkaars verlengde liggen. Israël is een betrouwbare strategische bondgenoot van het Westen en is tegelijk, met zijn vele gebreken, nog altijd het land van de regio die het dichtst bij de liberaal-democratische staatsvorm benadert. Bijna elke kritiek die je terecht op Israël kunt geven, kun je met nog meer recht geven op de naburige landen, met inbegrip van het Gaza van Hamas en de autonome gebieden van de Palestijnse Autoriteit. Er bestaan bijvoorbeeld betrouwbare rapporten dat er gefolterd wordt in Israëlische gevangenissen, maar toch weer niet zoveel naar het schijnt als in die van de Palestijnse Autoriteit.
2024
Ex-premier van Oekraïne
Interview met Petro Porosjenko, de oud-premier van Oekraïne. ‘Op de dag van de invasie ben ik naar het presidentieel paleis gegaan en heb ik gezegd: “President, vanaf vandaag ben ik niet langer de leider van de oppositie.’ De oud-premier is diplomatisch over Trump. Hij is niet bang dat de Europese wapenleveringen gaan stoppen, maar betreurt het tempo. ‘We betalen de vertragingen met soldatenlevens.’ Porosjenko bespreekt de mogelijkheid van een tijdelijke territoriale toegeving. Vergelijking met West-Duitsland en DDR.
Europese nervositeit rond Oekraïne
Een stuk van Annelien De Greef op
de laatste pagina. Ik erger mij vaak aan de opiniëring die binnensluipt op de
pagina’s voor de berichtgeving, maar hier gebeurt het omgekeerde: sobere
berichtgeving op een pagina voor opinies. Macron heeft gezegd dat het sturen
van Europese troepen naar Oekraïne niet moet worden uitgesloten. De Greef ziet
daarin een uiting van verkiezingskoorts, maar vergeet stelling te nemen over de
uitspraak van Macron: is ze nu voor of tegen? Gelukkig heeft de eindredactie
ingegrepen. Bovenaan het stuk staat een samenvattende inleiding die wél
een stellingname bevat. ‘Voor je het weet escaleert de boel, waarschuwt
Annelien De Greef.’ Sommige van mijn lezers vinden dat ik dat in mijn
eigen stukjes ook vaak vergeet om een duidelijke stellingname te formuleren.
Misschien heb ik een eindredacteur nodig.
Meningsverschil over defensiebudget
Op dinsdag verscheen er in De Standaard een
groot stuk van Charles Michel over het Europese defensiebeleid, terwijl
wetstraatjournalist Bart Brinckman op maandag al een stuk had gepubliceerd
over hetzelfde onderwerp. Het verschil van toon tussen de twee stukken was
opvallend. Er lijkt zich zoetjesaan een barst af te tekenen in het oude
bondgenootschap tussen onze pers en onze eurocraten, of het nu gaat om milieu, om
immigratie*, of om defensie.
De eurocraten hebben altijd hoog
opgegeven van een Europese defensie. En zo lang het om praatjes ging, kon de
links-liberale pers dat idee best smaken. Maar door Oekraïne is het nu menens:
de speeltijd is voorbij**. Ons land bijvoorbeeld zou, om goed te zijn, zijn
defensie-uitgaven ongeveer moeten verdubbelen: van 1 procent van het BBP naar 2
procent. Charles Michel denkt helemaal in die richting en spreekt over de
noodzaak van een ‘oorlogseconomie’ en ‘defensie-obligaties.’
Dan is de toon van Bart Brinckman
in zijn commentaar wel even anders. Hij wil, geloof ik, nog het liefst van twee
walletjes eten. Hij geeft toe dat er in het verleden te vaak is bespaard op
defensie en dat ‘het vredesdividend nu is opgebruikt.’ Ook vindt hij dat ons
land, als het Navo-bescherming wil, een bijdrage moet leveren,
maar met de keuze voor dat onbepaalde lidwoord blijft hij lekker op de vlakte.
En bovendien gaat de redenering al snel de andere richting uit. Het is niet
meteen het interbellum discours van het ‘gebroken geweer’, maar het gaat er
toch vooral om dat we een ‘nietsontziende wapenwedloop’ moeten vermijden en dat
we moeten oppassen met ‘snelle verwijzingen naar het Russische en Chinese
gevaar’.
Eerst iets over die ‘snelle verwijzingen’.
De vraag, zou je denken, is niet of we snel of traag moeten verwijzen naar het
Russische en Chinese gevaar, de vraag is of dat gevaar echt bestaat. En ik denk
niet dat het Brinckmans bedoeling is om dat gevaar te ontkennen. Als argument
van zijn kant heeft de woordcombinatie ‘snelle verwijzingen’ dus niet veel om
het lijf. De uitdrukking ‘wapenwedloop’ bevat daarentegen, naast
stemmingmakerij, wél een rudimentair argument. Als wij onze bewapening van 1
procent naar 2 procent opdrijven, dan kan Rusland ook zijn bewapenening
opdrijven van 6 procent naar 12 procent. We herinneren ons van tijdens de Koude
Oorlog dat zoiets kan escaleren en dat daarom een Oost-Westdiplomatie nodig is
om een tegenwicht te vormen. Ik ben van zo’n diplomatie een groot
voorstander, vooral als Rusland wat goede wil laat zien door zich uit Oekraïne
terug te trekken.
Maar Brinckman heeft ook een goed argument
tegen wat hij een ‘turbo op defensie-investeringen’ noemt. ‘Het zou goed zijn,’
schrijft hij, ‘mocht er [eerst] Europees meer worden samengewerkt om de taken
te verdelen en de inzet te optimaliseren.’ Daar heeft hij volledig gelijk in.
Zelfs met het bestaande budget zou er door goede keuzes en door optimale
samenwerking al veel kunnen worden bereikt. Ik denk dat er met het bestaande
budget van Onderwijs ook betere keuzes kunnen worden gemaakt. Maar bij
echt grote nood is optimalisering
onvoldoende. Onderwijs bijvoorbeeld zal, gezien het stijgende aantal
anderstaligen, ook echt wel meer centen moeten krijgen. Soms moet je én de
optimalisatie van de uitgaven nastreven, én het budget verhogen, zeker als er,
zoals bij Onderwijs en Defensie, extra personeel nodig is.
Wat de nieuwe militaire uitgaven
betreft, wil ik trouwens liever realistisch blijven. Ze zijn nodig, maar optimale keuzes
in dit verband lijken mij een erg hoog ideaal. Er zal wel weer, zoals dat in
die zaken gaat, veel knoeiwerk aan te pas komen. Daar valt niet veel tegen te
beginnen. Er zijn te veel partijen betrokken die andere doelstellingen hebben dan
militaire. Bedrijven willen winst maken, politici willen zich populair maken
door plaatselijk jobs te creëren***, specialisten hebben hun stokpaardjes, en
militairen weten niet precies wat ze nodig hebben zolang er geen oorlog
is.
Het probleem van het
militair-industrieel complex is niet wat men er vaak van maakt: dat de
bewapeningsindustrie zou aansturen op oorlog om meer te kunnen verkopen. Het is
eerder omgekeerd. De bewapeningsindustrie heeft voordeel bij vrede. Het is in
vredestijd dat ze zo een beetje om het even wat kunnen verkopen. Hoe performant
de wapens precies zijn, is minder belangrijk dan de pitch, het
lobbywerk, de dia-presentatie, het economisch dossier, en niet te vergeten: de
indrukwekkende demonstraties … op het droge. Ik lees in De
Standaard van 20/3 dat vooral niet-Europese bedrijven van de nieuwe
wapenwedloop profiteren. Zuid-Koreaanse bijvoorbeeld****. Ik vind dat zo slecht
nog niet. Ik heb dat liever dan bestellingen die voor de helft gemotiveerd zijn
door protectionisme en voor de andere helft door ‘economische compensaties.’
Hoe je het ook draait of keert,
militaire uitgaven zijn staatsuitgaven, met alle nadelen van dien. Als de helft
van de uitgaven efficiënt besteed worden, mogen we dat een succes noemen. En
laten we voor onze defensie hopen dat de helft van 2 procent dit keer meer zal
zijn dan de helft van 1 procent.
En oh ja, ik zou het nog vergeten,
Brinckman begint zijn commentaar met een Latijns citaat: si vis pacem,
para bellum. ‘Als je vrede wil, moet je oorlog voorbereiden.’ Het is een
van de weinige Latijnse citaten die mijn vader zich van zijn collegetijd
herinnerde. Friedrich Merz, de leider van de Duitse christen-democraten,
schreef het onlangs toe aan Cicero. Fout, schrijft classicus Patrick De Rynck in De
Standaard, Cicero heeft dat nooit gezegd. ‘We weten niet wie die oneliner
verzonnen heeft,’ voegt hij er aan toe.
Zelf meen ik wel te weten
waar het citaat ongeveer vandaan komt. Meer zelfs, ik weet dat al van toen ik
veertien was en nog op de schoolbanken zat. Het is een aangepaste versie van
een uitspraak van Cicero: si pace frui volumus, bellum gerundum
est (Cic. Phil. 7, 19). ‘Als we van de vrede willen genieten, moet er
oorlog worden gevoerd.’ In de spraakkunst van de goede pater Geerebaert werd
het citaat als voorbeeld gebruikt bij regel 302: ‘Wanneer men alleen het
logisch verband tussen voor- en nazin beschouwt, dan staat in de voorzin een
der tijden van de indicatief.’ Daarom is het volumus.
* Over de
kloof tussen de Eurocraten en de pers, heb ik al eens iets geschreven. Bij de
immigratiekwestie liggen ‘links’ en ‘liberaal’ in elkaars
verlengde, bij de defensiekwestie is het ingewikkelder. ‘Liberaal’
is anti-Poetin, en ‘links’ is anti-defensie.
Roel van Duijn en de sterke defensie
In de boekhandel zag ik een boek liggen
van Roel van Duijn. Dat is iemand van mijn jeugd, de man van de Provo’s, van de
Kabouterpartij, van de pacifisten. Ik heb het laatste hoofdstuk van het boek
rechtop staand in de winkel gelezen. Van Duijn roept Europa op om heel, heel
snel een sterke defensie en een sterke atoommacht op te bouwen, zodat we Poetin
vóór zijn. Van Duijn is met een Russische getrouwd geweest en heeft lang genoeg
in Rusland gewoond en met Russen gesproken en ruzie gemaakt om niet licht te
tillen aan het gevaar uit het Oosten.
Natuurlijk
krijgt hij nu te horen dat zijn huidige standpunten haaks staan op die van zijn
radicaal-pacifistisch verleden. Ja maar, antwoordt hij, vroeger was er alleen
maar een Koude Oorlog, terwijl het gevaar op een Hete Oorlog, zoals Oekraïne
bewijst, almaar groter wordt. Van Duijn denkt dat de wereld veranderd is – en
hij heeft gelijk –, maar hij ziet minder scherp hoezeer hijzelf ook
veranderd is. Je stelt dat vast bij veel ex-linksen, ex-revolutionairen en
ex-pacifisten. De wereldconflicten van hun jeugdjaren bekijken ze nog altijd
met de ogen van vroeger.
De onveilige wereld van Johan De Boose
In De Standaard stond een interessant stuk van Johan De schrijver en Oost-Europakenner. De bijzonder lange vrede waarin we leven heeft ons in het Westen blind gemaakt voor oorlogsgevaar. De Boose heeft tijdens zijn reizen door Oost-Europa gemerkt dat men daar ‘veel meer vertrouwd is met zaken waar hun westelijke buren van huiveren. Zaken als oorlogsdreiging, slagvaardige defensie en geopolitieke kwetsbaarheid … Dat komt omdat de herinnering aan onvrijheid en onvrede daar nog levendig is.’ Het is al bij al een somber beeld dat De Boose schetst. In het Westen gelooft men in eeuwigdurende sprookjes, in Oost-Europa reageert men met fatalisme en fanatisme. De fles wodka, schietoefeningen en het zwembad ombouwen tot schuilkelder. Uit een later stuk van De Boose heb ik begrepen dat hijzelf reageert met een militant pacifisme.
Bieke Purnelle heeft
net als ik het stuk van Johan de Boose gelezen over de verhoogde kans op oorlog
waar het Westen blind voor blijft. Mijn conclusie was dat het defensiebudget
omhoog moet. De conclusie van Purnelle moeten we vooral oppassen voor
‘opgeklopte angst voor het ondenkbare’ en voor ‘hunkering naar veiligheid’. Misschien
gelooft ze dat het ‘ondenkbare’ verdwijnt als we er niet aan denken, of als we
er minstens geen angst voor hebben. Purnelle pleit voor ‘kalme
onverstoorbaarheid.’ Dat is een uitstekend idee. Als het defensiebudget maar
omhoog gaat.
Gevangenen ruilen met Poetin
In zijn stukje van zaterdag (3/8) vervalt
Reynebeau in zijn gewoonte om als het maar even kan de N-VA in zijn commentaar
te betrekken. Maar ik ga me daardoor niet laten afleiden van het echte thema
van zijn stuk: de gevangenenruil tussen Rusland en het Westen, waarbij een
aanslagpleger werd geruild voor een kritische journalist. Voorstanders van zo’n
ruil bewijzen volgens Reynebeau dat ze belang hechten ‘aan het leven en het
individuele welzijn van hun burgers’; tegenstanders bewijzen dat ze zich laten
leiden door ‘staatsraison en macht’. Ik ben ook meestal voorstander van zo’n
ruil, maar het andere argument, dat van ‘staatsraison en macht’, is niet zo hol
als Reynebeau lijkt te denken.
Het is de oude discussie
tussen ‘haviken’ en ‘duiven’. De laatsten zijn atlijd tot redelijke
onderhandelingen bereid, de eersten willen een beleid van harde principes, van
lik op stuk, van vergelding, van ‘peace with honour’. De moeilijkheid bij de
haviken is dat hun heldhaftige en gezwollen taal verbergt waar het eigenlijk om
gaat. Dat maakt het iemand als Reynebeau makkelijk om sarcastisch uit te halen.
‘Staatsheroïek is hoe dan ook fel overschat,’ schrijft hij.
Het is waar dat slagzinnen als ‘de
eer van de natie’ een rationele blik kunnen vertroebelen, maar achter die
sloganeske ‘eer’ zit tegelijk een eigen rationaliteit. Steven Pinker legt die
uit in The Better Angels of Our Nature. Opkomen voor je ‘eer’
betekent dat je je geloofwaardigheid bevestigt. Een terrorist
als Poetin neemt een Amerikaanse journalist gevangen om hem te ruilen voor een
veroordeelde Russische moordaanslagpleger. Ga je in op die chantage, of hou je
vast aan je ‘eer’? Vertaald: maak je een rationele afweging of volg je
blindelings een voorafbepaald principe?
Als Poetin weet dat je van de rationele
afweging bent, kan hij best nog meer journalisten gevangen nemen en nog meer
moordaanslagen bevelen, erop speculerend dat je de volgende keer weer een
rationele afweging zult maken. Poetin wordt op die aangemoedigd. Wat rationeel
is in elk concreet geval, is irrationeel als algemene regel, aangezien het
risico op chantage erdoor toeneemt.
Ik ben het met Reynbeau eens dat het
Westen er, alles bij elkaar genomen, goed aan deed om die Russische James Bond
met licence-to-kill te ruilen voor die Amerikaanse journalist.
Als de Westerse landen aan Poetin wil laten zien dat ze belang hechten aan hun
‘eer’ en niet met zich laten sollen, dan moeten ze maar wat meer F-16’s aan
Oekraïne leveren. Ook in dat conflict zal vroeg of laat een compromis moeten
gesloten worden, maar een ‘eervol’ compromis. Dat wil zeggen: een compromis dat
Poetin aan zijn eigen bevolking kan verkopen als een overwinning, zolang hij
het aan zichzelf maar niet zo kan verkopen.
Poetin-adept Elon Musk?
Ik lees een lang stuk van de NRC
dat overgenomen werd door De Standaard, en dat gaat over de
dubbelzinnige houding van radicaal-rechts tegenover het regime van Poetin. De
auteur bespreekt de posities van de verschillende radicaal-rechtse partijen in
Europa. De Spaanse Vox, de Poolse PiS en de Fratelli d’Italia waren al kritisch
voor Poetin vóór de inval in Oekraïne. Andere partijen werden het ná de inval:
Vlaams Belang, de Oostenrijkse FPÖ, het Hongaarse Fidesz. In het stuk wordt
gespeculeerd dat die veranderde houding kan zijn ingegegeven door electoraal
opportunisme. Ik heb er geen bezwaar tegen dat in zo’n stuk, naast informatie,
ook wat speculatie aan bod komt.
Bij één woord echter word ik
onredelijk woest. Ik citeer: ‘Meloni, die overigens in december nog het podium
deelde met Poetin-adept Elon Musk …’ Poetin-adept Elon Musk
... schrijven we voortaan ook over Hitler-adept Chamberlain? Zo’n woordkeus is
slordig, fout, dom en goedkoop, het is ondoordacht, het is laster, het is
polemiek van laag allooi, het is normvervaging, en vooral: het is geen
berichtgeving*. Het zou alleen berichtgeving zijn als Musk écht een
Poetin-adept was, en iedereen die wat rondsnuffelt op de sociale media weet dat
er échte Poetin-adepten bestaan. Je herkent ze zo.
Ik kan mij voorstellen dat de
omschrijving valt in een stuk op de opiniepagina’s. Wat retorische overdrijvingen
en scheldproza in die sectie van de krant, dat moet
kunnen. Sommige mensen houden daarvan. Ik zou bijvoorbeeld graag een
stuk lezen van Herman Jacobs die Elon Musk aangaande Oekraïne de bol wast, over
de knie legt, de mantel uitveegt, de levieten leest, de huid vol scheldt en
over de hekel haalt. Ik vermoed dat Herman daarbij de term Poetin-adept niet
nodig zou hebben.
Maar terug naar de binnenpagina’s
van de krant, die voorbehouden zijn voor berichtgeving, en waar het woord stond
dat in die context mijn woede opwekte. Ik word, als ik erover nadenk, vooral
woest bij de gedachte dat weinig lezers zich aan die ongepaste taal zullen
ergeren. ‘Ik heb al wel straffere taal gelezen op FB of op X,’ denkt de lezer.
‘Juist daarom,’ antwoord ik in gedachten. Hoe straffer de taal op de sociale
media, hoe meer de berichtgeving van kranten het goede voorbeeld moet geven met
een zakelijke, niet-polariserende toon. Als ik in de berichtgeving woorden
als Poetin-adept lees, word ik, wellicht ten onrechte,
wantrouwig tegenover de rest van het stuk, en de rest van de krant.
In het Oekraïne-debat zijn er
stemmen die de historiek van het conflict verdraaien, verregaande toegevingen
aan Poetin verdedigen, of de militaire steun aan Oekraïne in vraag stellen:
Elon Musk*, Tom Vandendriessche van Vlaams Belang, Raoul Hedebouw van PVDA,
professor Tom Sauer, professor Idesbald Goddeeris, Sid Lukassen. Ik heb de
redenaties van sommige van die heren proberen onderuit te halen. Ik heb geen
enkele keer het lasterlijke woord Poetin-adept gebruikt,
terwijl mijn blog niet eens aan berichtgeving doet, niets meer is dan een
opiniepagina, en terwijl ik alleen via polariserende sociale media
communiceer.
Radicaal-rechts en radicaal-links over Oekraïne
Waarom zijn sommige partijen van
radicaal-rechts zo afkerig voor steun aan Oekraïne? Van radicaal-links kennen
we de motieven. Naast een historische sympathie voor Rusland, spelen vooral
anti-Westerse en anti-Nato motieven een rol. Maar hoe zit dat bij de rechtse
populisten? Is het de vijandigheid tegenover de EU die een rol speelt? Is het
een afkeer van een humanitaire buitenlandse politiek? Leeft er bij hen soms een
zekere sympathie voor gespierde regimes zoals die van Poetin, regimes die krachtdadig kunnen
optreden – ongeveer zoals er bij ons krachtdadig zou moeten
worden opgetreden in de migratiekwestie, zonder al te veel te letten op liberal
niceties? Een beetje zoals Groene radicalen een krachtdadig beleid zouden
willen dat zich niet laat afremmen door democratic niceties.
Ingegraven
Vorig jaar heerste er veel
optimisme over de situatie in Oekraïne. Het Oekraïense leger zou de Russen kunnen
terugdringen uit de bezette gebieden. Dat leek mij toen een heel moeilijke
onderneming: de Russen zaten ingegraven aan het front. Vandaag heerst er veel
pessimisme. De Russen zouden het Oekraiënse leger kunnen terugdrijven. Ook dat
lijkt mij een moeilijke onderneming: de Oekraïners zitten evengoed
ingegraven aan het front, zij het aan de andere kant.
Bevraging
De European Council on
Foreign Relations (ECFR) heeft een peiling uitgevoerd onder de
Europese burgers naar hun mening over Oekraïne. 10 procent gelooft in een
Oekraïense overwinning, 37 procent gelooft in een onderhandelde vrede, en 20
procent gelooft in een Russische overwinning. Ik volg de wisdom of the
crowds: natuurlijk komt er een soort ‘onderhandelde vrede’. Alle
Oekraiënse gebieden terugwinnen is onmogelijk. Ook vindt een meerderheid dat
Europa moet verdergaan met de steun aan Oekraïne. Alweer volg ik de wisdom
of the crowds: de blijvende steun is nodig om een voordelige vrede te
bekomen, waarbij het vrije deel van Oekraïne het recht krijgt zich bij het
Westen aan te sluiten. De ergst mogelijke uitkomst zou zijn dat Poetin zich in
zijn analyse bevestigt ziet: dat het decadente Westen niet in staat is een
ingeslagen weg lang vol te houden.
Onderhandeld compromis
In De Standaard van
23 februari staan op de opiniepagina’s, naast elkaar, de stukken van Timothy
Garton Ash en van Luuk van Middelaar. De twee heren bepleiten allebei meer
Europese militaire steun voor Oekraïne. Over de redenen van die steun lijken ze
enigszins van mening te verschillen. Ash wil een Oekraïense overwinning
mogelijk maken, en Van Middelaar wil een Oekraïense nederlaag vermijden. Ash
verwerpt ook de gedachte aan een ‘onderhandeld compromis’. Het hangt er
maar van af wat je onder ‘overwinning’ en ‘compromis’ begrijpt.
De oorlog zal in elk geval niet eindigen met een inname van Moskou, zoals WO II
eindigde met de inname van Berlijn. Vredesonderhandelingen zullen
onvermijdelijk zijn. Zelf beschouw ik de toetreding van Oekraïne tot de Nato
als het minimum om van een overwinning te kunnen spreken.
De Russische tegoeden in beslag nemen?
Professor Joseph Stiglitz, die in
2001 de Nobelprijs voor de Economie won, heeft samen met een collega een
artikel geschreven waarin hij pleit voor het in beslag nemen van de Russische
tegoeden in het Westen. Hij legt uit dat daar weinig economische risico’s aan
verbonden zijn. Hij zal zoiets beter weten dan ik. Ook vindt hij dat die
inbeslaggenomene tegoeden aan Oekraïne moeten worden geschonken, als een soort
schadevergoeding.
Ik vind dat tweede luik van de
redenering onrealistisch. Ook als Oekraïne de oorlog wint, zal dat geen
overwinning zijn zoals in de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Moskou zal niet
door Oekraïnse troepen worden ingenomen. Niemand zal vredesvoorwaarden zoals
een schadevergoeding of een herstelbetaling kunnen opleggen – hoe rechtvaardig
dat ook zou zijn. Dan is het de vraag of de normale economische betrekkingen
met Rusland weer moeten worden hervat, of niet.
Ik vind van wel.
Internationale handel met geopolitieke vijanden schijnt weinig bij te dragen
tot de kansen op vrede, maar economische blokkades dragen wel bij tot de kansen
op oorlog. Was Napoleon niet zo koppig geweest met zijn Continentale Blokkade,
had hij misschien nooit naar Rusland moeten trekken. Misschien was hij wel aan
de macht gebleven, als grondlegger van een nieuwe dynastie, en spraken wij nu
allemaal Frans.
* Bij Steven
Pinker vond ik Amerikaanse gegevens voor 2013. De ongelijkheid in inkomens is
behoorlijk hoog (gini-coëfficiënt 0,53) maar wordt eerder gemiddeld na de
herverdeling door belastingen en subsidies (gini-coëfficiënt 0,38). Het gaat
dus om een daling van de ongelijkheid van 15 procentpunt door een transfer van
rijk naar arm. Natuurlijk zou je je kunnen afvragen of de oorspronkelijke
ongelijkheid zo hoog zou zijn als die fiscale herverdeling niet bestond en in
de economische transacties niet was ingecalculeerd. (Pinker zelf haalt zijn
gegevens uit Roser, M. 2016. Income inequality. Our
World in Data. https://ourworldindata.org/income-inequality/).
** Over een
spannend avontuur bij zo’n administratieve aanhouding, zie mijn stukje hier.
Navalny
Navalny heeft zich vanuit
zijn gevangeniscel uitgesproken tegen de Russische invasie in Oekraïne. Maar
daarvoor had hij, in 2008, de de Russische inval in Georgië goedgekeurd. In
2014 steunde hij de annexatie van de Krim. Hij beweerde toen ‘geen verschil te
zien tussen Oekraïeners en Russen.’ Iedereen begrijpt zonder moeite dat dat
uitingen waren van de Groot-Russische droom. Maar eigenaardig genoeg zijn er
Westerse commentatoren die die Groot-Russische droom niet onderkennen als het
om Poetin gaat. Poetin kon volgens hen, om geopolitieke redenen, niet anders
dan reageren op de Westerse provocaties. Het terugwinnen van de gebieden die
ooit tot Rusland (of de Sovjet-Unie) hebben behoord – Oekraïne, Polen, de
Baltische staten, Georgië, Moldavië, Wit-Rusland, Finland – zou bij hem
helemaal geen rol spelen.
Onderhandelen of militaire steun?
De Standaard heeft op
haar opinie-pagina’s altijd veel ruimte geboden aan sympathisanten van
Oekraïne. Dat bevalt mij. Maar kun je die linksliberalen wel ooit helemaal
vertrouwen? In een commentaar van Mooijman (DS 17/6) lees ik: ‘Tot
afgelopen weekend leek het Westen maar één strategie na te streven: Oekraïne
van voldoende wapens te voorzien om de Russen terug te dringen. Dat er nu op
hoog niveau wordt nagedacht over een alternatieve uitweg uit de oorlog, is op
zichzelf een belangrijke verwezenlijking.’
Dat bevalt mij dan weer niet.
Natuurlijk zal er onderhandeld moeten worden. Natuurlijk zal er een compromis
moeten worden gezocht. Maar in de woorden van Mooijman lijkt het wel of de
grootste fout van het Westen was dat ze tot nu toe te veel aan wapens en te
weinig aan vredesoverleg heeft gedacht. Ik zou denken dat het Westen
vooral te traag en te weinig wapens aan Oekraïne heeft
geleverd.
Het Poetin-interview
Sommige mensen die het gezien
hebben, waren onder de indruk van het interview dat Poetin gegeven heeft aan
Tucker Carlson. Ik twijfel er niet aan dat Poetin zijn argumenten helder en
krachtig uiteen heeft gezet. Zoals veel dorpsburgemeesters – niet allemaal natuurlijk
– perfect in staat zijn om een begroting helder en krachtig uiteen te zetten en
veel schooldirecteurs – ook niet allemaal – een strategisch plan voor de
komende jaren helder en krachtig kunnen presenteren. Als een halve of hele
dictator dat doet, maakt dat altijd wat meer indruk. Gore Vidal, die toch een
man van de wereld was, vond Gorbatjov toch zo intelligent toen die
een conferentie gaf voor buitenlandse correspondenten. Nu, misschien was die
conferentie van Gorbatsjov wel razend interessant, maar zijn boek was in elk
geval slaapverwekkend saai.
Corruptie in Oekraïne
Interview met Mustafa Nayem die een
grote rol speelde bij de Maidan-opstand van 2014. Opvallende uitspraak: ‘Af en
toe duikt in ons land een corruptiezaak op. Ik kan alleen zeggen dat het niet
vanzelfsprekend is om tijdens een oorlog overal controlemechanismen te
installeren.’ De uitspraak relativeert – wellicht ten onrechte – de omvang van
de corruptie in Oekraïne. Maar het lijkt mij wel zeker dat oorlog gunstige
voorwaarden voor corruptie schept en ongunstige om die te bestrijden.
DDR-oplossing voor Oekraïne
In een interview maakte Petro
Porosjenko, oud-premier van Oekraïne een interessante opening in verband met
het vredesperspectief. Oekraïne wil (1) het verloren gebied terug en (2)
Navo-lidmaatschap als garantie voor de toekomst. Kan het tweede zonder het
eerste? Officieel niet natuurlijk. Maar let op de bewoordingen: ‘De kortste weg
naar het einde van de oorlog blijft het Navo-lidmaatschap … Natuurlijk kunnen
we de territoriale integriteit van Oekraïne niet ter discussie stellen, maar
het was eerst ook alleen West-Duitsland dat tot de Navo toetrad. En we kunnen
afspreken dat artikel 5 van het Navo-handvest voorlopig alleen van toepassing
is op het deel dat onder controle is van het Oekraïense leger.’
Een uitspraak van Trump
Annelien De Greef vult de laatste opiniepagina
van De Standaard. (17/3/24) Een zinnetje valt mij op. ‘Zo zinderen de
woorden van Donald Trump nog na: I encourage the Russians to do
whatever the hell they want.’ Met google vind ik het zinnetje niet terug.
De enige verwijzing die ik krijg is het artikel van De Greef zelf. Maar Trump
zal wel iets gezegd hebben. Wat precies? Wanneer? Ging het
over Oekraïne? Ik zou het graag weten.
Een behulpzame lezer heeft mij daarop een link doorgestuurd naar de
toespraak van Trump waarin het bewuste zinnetje voorkwam. Het was op een
recente verkiezingsmeeting in South-Carolina. De ex-president was aan het
opscheppen hoe hij Europese Navo-landen had overtuigd om hun bijdrage te
betalen. Trump vertelt wat er volgens hem op een internationale ontmoeting
gebeurd is.
‘Een van de leiders van een groot land stond op en zei: ‘Mijnheer, als we niet betalen en we worden aangevallen door Rusland, zou u ons beschermen?’ Ik zei: ‘U hebt niet betaald? U bent een delinquent?’ Hij zei: ‘Ja.’ ‘Oké. Laat ons aannemen dat dat gebeurt. Nee, ik zou u niet beschermen. Meer nog, ik zou hen aanmoedigen om verdomme alles te doen wat ze willen. U moet betalen. U moet de rekening betalen.’ En wees gerust, het geld stroomde binnen.’
Trump en Oekraïne
Mijn belangrijkste bezwaar tegen Trump is dat hij vulgariteit en
agressiviteit cultiveert om zijn populariteit op te blazen. Daarmee geeft hij
het slechte voorbeeld aan zijn medeburgers. Mijn tweede bezwaar betreft
Oekraïne. Niemand kan voorspellen hoe hij met die oorlog zal omgaan. Volgens de
Russische dissident Vladislav Inozemtsev (DS 24/10) is die onvoorspelbaarheid
echter een voordeel. Trump zou een staakt-het-vuren en een bestandslijnen
kunnen opleggen met een dubbel dreigement. Als Oekraïne de deal niet aanvaardt
verliest het de Amerikaanse steun. Als Poetin de deal niet aanvaardt gaat
Amerika voluit in de steun aan Oekraïne in plaats van het huidige ‘pappen en
nathouden’-beleid.
Inozemtsev beweert dat het territoriaal compromis achteraf weer kan
herroepen worden als na Poetin een redelijker leider de macht overneemt. Ik heb
niets tegen het territoriaal compromis als het vrije deel van Oekraïne maar lid
wordt van de Navo – de zogenaamde ‘West-Duitse oplossing’, naar het voorbeeld
van de Bondsrepubliek die tijdens de Koude Oorlog, na amputatie van de oosten,
ook lid werd van de Nato. Zo’n lidmaatschap heeft trouwens een voordeel voor
Poetin omdat het het Oekraïense revanchisme – nog zo’n Koude Oorlog-woord – in
bedwang kan houden.
Trump de Kortzichtige of Trump de Dictator?
In Europa maakt intellectueel links zich vooral zorgen over een mogelijke Trump-dictatuur. De verantwoordelijke politici maken zich daarentegen zorgen over de mogelijke geopolitieke keuzes van Trump: handelsoorlog, verzwakking van de Nato, afbouw van de steun aan Oekraïne. Ik, die voor niks verantwoordelijk ben, volg de verantwoordelijke politici. Ik maak me meer zorgen over Trump de Kortzichtige dan over Trump de Dictator. - Ik plaats de transcriptie van een optimistische Youtube presentatie over Trump en Oekraïne in een bijlage onderaan.
Oekraïne en Taiwan
Op de FB-pagina
van Luc Van Braekel vond ik een link naar een video-uiteenzetting van een
zekere Ryan Mcbeth, die gespecialiseerd is in defensiekwesties. Ryan Mcbeth
vindt het onwaarschijnlijk dat Trump een snelle deal afsluit met Poetin
gebaseerd op een stabiele bestandslijn. Hij somt drie redenen op:
1.
Als
Poetin veilige grenzen wil voor zijn rijk, moet hij veel meer grondgebied
innnemen dan enkele provincies van Oekraïne. Hij heeft minstens héél Oekraïne
nodig, plus de Baltische staten en Polen.
2.
Een
snelle vrede zou van Rusland een omschakeling vragen van oorlogseconomie naar
vredeseconomie – wat gezien de precaire toestand van de economie een
economische crisis zou veroorzaken die noch de oligarchen noch de bevolking
zouden kunnen verteren
3.
Trump
denkt vooral aan de gevolgen voor Taiwan. Welke conclusie zou China trekken als
de VS in Oekraïne capituleert.
Zelf denk ik dat de economische
ineenstorting van Rusland bij een wapenstilstand allesbehalve zeker is, en dat
een derde scenario vergeten wordt: dat Rusland de veroverde gebieden behoudt,
dat er geen peacekeeping troepen geïnstalleerd worden, maar dat er wel een
plechtige belofte komt dat Rusland niet opnieuw zal aanvallen. In ruil daarvoor
moet Oekraïne beloven neutraal te blijven. En dan wachten tot subversie en
vervalste verkiezingen het werk afmaken.
Starlink
‘Als ik op dag één
van mijn presidentschap vrede wil stichten in Oekraïne,’ moet Trump gedacht
hebben, ‘dan kan ik beter al nu met de voorbereidingen starten.’ Hij heeft
daarom met president Zelensky, en misschien zelfs met president Poetin gebeld.
Bij het gesprek met Zelensky was ook Elon Musk aanwezig die zich mengde in het
gesprek.
Dat laatste is niet naar de zin van Ruud Goossens. ‘Het creëert immers
grote belangenconflicten. Zelensky’s troepen zijn afhankelijk van Musks
Starlink-satelieten.’ Ik begrijp het bezwaar van belangenconflicten niet.
Anderzijds is het verontrustend dat Musk op zijn X-account analyses
plaatst over hoe de VS en de Nato de oorlog in Oekraïne ‘geprovoceerd’ hebben.
Allerlei verstandige mensen hangen die visie aan, en misschien is ze ook wel
een beetje waar. Wat zeker waar is
daarentegen, is dat Russische troepen zijn opgerukt naar Kiev. Ik heb die
beelden op televisie gezien.