woensdag 26 februari 2025

Oekraïne-stukjes 2022-2024

In deze longread heb ik mijn stukjes verzameld die ik in 2022, 2023 en 2024 Oekraïne gewijd heb. De andere stukjes zijn min of meer chronologisch gerangschikt.


2022

Oekraïne: het stukje dat ik niet wou schrijven

(1) Ik wou eigenlijk al lang een stukje schrijven over ‘activistische rechtspraak’ en ‘juristocratie’. En nu komt Poetin met die inval in zijn buurland. Nare man, die Poetin.

(2) Het Westen wou Oekraïne verleiden. Poetin heeft Oekraïne verkracht. Ook in MeToo-tijden mag dat onderscheid nog altijd worden gemaakt.


(3) Over buitenlandse politiek en militaire conflicten in heden en verleden heb ik meestal geen uitgesproken mening en al zeker geen oplossing: de Amerikaanse interventie in Vietnam, de Russische interventies in Tsjechoslovakije en Afghanistan, de Navo-interventie in de Balkan, de tweede golfoorlog, de conflicten in Libië, Syrië en Israël-Palestina. Als in zulke conflicten de ene partij min of meer liberaal-democratisch is en de andere autoritair, dan gaat mijn sympathie uit naar de eerste. My liberal democracy, right or wrong. Maar verder probeer ik niet te hoog van de toren te blazen.


(4) Over enkele conflicten heb ik overigens wel een mening: de inval van Mussolini in Abyssinië, de inval van Hitler in Polen, de inval van Saddam Hoessein in Koeweit en de inval van Poetin in Oekraïne. Ik ben er tegen.


(5) Ik heb de huidige inval niet voorspeld, maar ik ben ook niet verrast. Ik was er niet gerust in als ik Biden bezig hoorde. Ik nam ik aan dat hij over inlichtingen beschikte van zijn geheime diensten. En als ik Poetin hoorde, was ik nog minder gerust. Er was nog altijd een kans op een diplomatieke oplossing, zei hij. Ja, en wat was die àndere kans dan?


(6) Ik lees dat Poetin minachting heeft voor de Westerse decadentie. Hij heeft wellicht gelijk. Maar alles samen genomen, sluit ik mij aan bij Charles Laughton in de film Spartacus: “I’ll take a little republican decadence along with a little republican freedom.” Alhoewel Laughton sprak van ‘corruption’ in plaats van ‘decadence’.


(7) Ik zal het nog sterker zeggen, maar dan moet ik eerst diep ademhalen en mij moed inspreken: ik verkies Ursula von der Leyen boven de Russische borstontblote, paardrijdende judoka.


(8) Poetin wil, zegt hij, Oekraïne ‘denazificeren’. Ik vrees dat Poetins definitie van ‘nazi’ dermate ruim is, dat ze veel van zijn Westerse bewonderaars zou insluiten.


(9) Het Westen krijgt er van langs in onze krantencommentaren. En de kritiek is dubbel. Men heeft Poetin met onvoldoende respect behandeld, schrijft men, en men heeft hem te veel laten betijen, schrijft men. Dat is nogal tegenstrijdig. Anderzijds: die twee fouten sluiten elkaar niet helemaal uit. Het is altijd goed je vijand met respect tegemoet te treden. Of hij daardoor welwillender wordt, is een heel andere kwestie.


(10) Had Oekraïne lid moeten worden van de Navo? Men begrijpt nu in elk geval waarom het land vragende partij was. Uiteraard konden de Russen er in dat geval op aandringen dat in dat land geen nucleaire raketten zouden worden opgeslagen. Dat zou een redelijke eis geweest zijn. Bij mijn weten staan er ook geen nucleaire Natoraketten in Estland, Polen of Roemenië. 


(11) Vormt de Navo een militaire bedreiging voor Rusland? Is de Navo van plan Moskou te bombarderen, zoals Rusland Kiëv bombardeert? Ik geloof het niet. De Navo heeft zich, ondanks zekere militaire avonturen, altijd defensief opgesteld tegenover Rusland, net zoals het Warschaupakt zich indertijd, ondanks zekere militaire avonturen, defensief opstelde tegenover het Westen. De Russische inval kan moeilijk als een ‘preemptive strike’ omschreven worden.


(12) Zou Rusland Oekraïne ook zijn binnengevallen als dat land openlijk had verklaard nooit lid van de Navo te worden? Ik denk het niet. Had Servië in 1914 toegestaan dat Oostenrijkse ambtenaren op hun grondgebied het onderzoek deden naar de aanslag op Frans-Ferdinand, dan was er misschien ook geen Eerste Wereldoorlog geweest. Maar in het geval van Oekraïne zou Rusland nieuwe eisen hebben gesteld in verband met de oostelijke ‘volksrepublieken’, in verband met het Donetsbekken, in verband met een ‘corridor’ naar de Krim, in verband met ‘denazificatie’. Het strategisch einddoel zou hetzelfde geweest zijn: een regimewissel in Kiëv. 


(13) Rusland volgt de 19de-eeuwse logica van ‘bufferzones’ die nodig zijn om zich te beschermen. Maar dan heb je daarna weer een nieuwe bufferzone nodig om die bufferzone te beschermen. Dat soort logica bracht Napoleon tot in Moskou.


(14) Internationale politiek is een kwestie van macht – overheersing én verdediging - , samenwerking, recht en moraal. Het eerste beginsel is altijd ‘macht’ geweest, maar Steven Pinker, in The Better Angels of Our Nature, beschrijft dat er een zekere verschuiving is gekomen in de richting van de drie andere. Het is echter niet duidelijk of Rusland en China wel mee zijn met die verschuiving. Als ze niet mee zijn, dan moeten de andere landen daar hun conclusies uit trekken. 


(15) Joren Vermeersch stelde op zijn facebookpagina voor om Oekraïne op te delen in twee autonome regio’s, een Europees-gezinde westelijke regio en een Russisch-gezinde oostelijk regio. Dat was vóór de inval natuurlijk, maar het voorstel zelf is interessant omdat het ons op de paradox van het nationalisme wijst. Als Oekraïne het recht had zich los te maken van het Sovjetimperium, waarom zou het oostelijk gebied zich niet los mogen maken van Oekraïne? Als Ierland zich mocht afscheuren van Groot-Brittannië, waarom zou Noord-Ierland zich dan niet mogen afscheuren van Ierland? Voor deze paradox bestaat geen logische oplossing, alleen redelijkheid, rechtsprincipes, tolerantie en diplomatie. Hoe het met de andere partijen zit, weet ik niet, maar Poetin kun je er in elk geval niet van verdenken dat hij die principes al te slaafs volgt. 

Redenen om Oekraïne te steunen

      De kop van dit stukje is misleidend, aangezien ik hier eigenlijk alleen redenen heb verzameld om Oekraïne niet te steunen. Maar aangezien die redenen niet de mijne zijn, heb ik het ontkennend bijwoord weggelaten. Als mijn blogstukje op Facebook of Twitter verschijnt, ziet de lezer in eerste instantie alleen de kop van het stukje. De lezer die niet doorklikt zou dan kunnen besluiten dat ik een halve of een hele Poetinist ben, quod non. 

      Ik beperk mij tot het opsommen van redenen die ik hier en daar tegenkwam, vooral op sociale media. Enkele redenen heb ik niet opgenomen omdat ze vertrekken van een te belachelijke premisse, of omdat ze, als de premisse wél plausibel is, toch op geen enkele manier een reden opleveren om aan Oekraïne onze steun te ontzeggen.

 Hier gaan we.

  1.  Oekraïne ligt traditioneel in de Russische invloedssfeer.
  2. De Oekraïense regering heeft zich schuldig gemaakt aan schending van de mensenrechten tegenover de Russisch sprekende minderheid.
  3. De regimes in Rusland en Oekraïne zijn allebei even corrupt en autocratisch.
  4. Een grootmacht heeft het recht om zich tegen een vijandelijke omsingeling te beschermen met een bufferzone.
  5. Steun aan Oekraïne zal het conflict langer doen aanslepen, met meer slachtoffers als gevolg. Uiteindelijk wint Poetin toch.
  6. Steun betuigen in woorden is een goedkope vorm van internationale ‘deugpronkerij’.
  7. Steun betuigen in daden kan leiden tot internationale escalatie en zelfs tot een wereldoorlog.
  8. Economische sancties (a) hebben nooit gewerkt, (b) hebben een omgekeerd effect op narcistische leiders, (c) treffen vooral de gewone burgers, en (d) zorgen ervoor dat die zich nauwer aansluit bij hun leider.
  9. Poetin biedt een sociaal-cultureel alternatief tegenover de politiek-correcte koers van de decadente Europese elites.
  10. Het Westen heeft Poetin vernederd door oude Russische bondgenoten en vazalstaten op te nemen in Westerse allianties, en doet dat nu opnieuw door Oekraïne te steunen.
  11. De basisregel in internationale politiek moet zijn: jezelf beschermen en je niet moeien met conflicten tussen derde partijen. 
  12. Door één van de partijen te steunen verspeelt Europa de kans om bemiddelend op te treden. 
  13. (Toegevoegd op 26/2: Door Poetin te dwarsbomen duwen we hem in de armen van Ch 

 Sommige van de hierboven opgesomde redenen zijn tegenstrijdig. Wie consistent wil pleiten tégen steun voor Oekraïne kan dus onmogelijk alle redenen tegelijk gebruiken. De redenen zelf zijn overigens van verschillende aard. Sommige redenen bevatten een feitelijke bewering (1, 2 en 3). Andere rusten op een causale speculatie (5, 7, 8), een appreciatie (9, 10), een ethisch oordeel (6) of een algemene opvatting over internationale politiek (4, 11, 12). En in de meeste gevallen lopen feiten, speculatie, appreciatie, ethiek en politiek door elkaar. Bovendien blijft altijd de vraag open of de premisses voldoende zijn om over te gaan tot de conclusie om Oekraïne niet te steunen.
      ‘t Is dus allemaal behoorlijk ingewikkeld, en dan ben ik nog niet begonnen aan de redenen om Oekraïne wél te steunen, zoals bijvoorbeeld die andere basisregel dat een soevereine natie nooit een andere soevereine natie mag aanvallen. In die omstandigheden zullen de meeste mensen partij kiezen – of geen partij kiezen – door te vertrrouwen op hun emoties, hun empathie, hun temperament en hun diepgewortelde vooroordelen. Bij mij leidt dat tot: steun aan Oekraïne. Ik doe dat met een geruster geweten als ik eerst de tegenargumenten even overlopen heb. Maar over de vraag hoe vèr die steun moet gaan en welke vorm ze moet aannemen*, daar denk ik liever niet te veel over na.

 

Poetin, de PVDA en de de-escalatie*

 De PVDA heeft, zoals bekend, geweigerd om in het Vlaamse Parlement een resolutie over Oekraïne goed te keuren. De resolutie stelde voor om (1) de Russische agressie te veroordelen, (2) solidariteit te betuigen aan Oekraïne, (3) extra Europese sancties door te voeren, en (4) humanitaire en andere hulp aan Oekraïne te verlenen. De PVDA ging blijkbaar alleen akkoord met het eerste punt en vond de rest van de resolutie eenzijdig omdat ze de verantwoordelijkheid van de Navo niet belichtte. Die had zich immers uitgebreid met nieuwe lidstaten waardoor ‘Rusland zich bedreigd voelde’. Verder had Oekraïense regering zelf ook boter op het hoofd omdat ze geen autonomie had verleend aan de oostelijke gebieden.

 In de tijd dat PVDA nog een kleine sekte was zag je in de huizen van partijleden vaak een slagzin van Mao aan de muur hangen die luidde: ‘Tegen de stroom inroeien is een marxistisch principe.’ Dat principe hebben de PVDA’ers in het Vlaamse parlement dus toegepast. Ze hadden kunnen doen zoals Vlaams Belang, waar nogal wat sympathie voor Poetin bestaat: ze hadden kunnen zwijgen. Maar die kans hebben ze gemist. Ze hadden ook een lange toespraak kunnen houden tegen de Navo en het Amerikaanse imperialisme om dan als slot de resolutie tóch goed te keuren. Maar ook dat hebben ze niet gedaan. Ze hebben zich stoutmoedig in de strijd geworpen: één tegen allen. 

 De politieke vijanden van de PVDA – alle partijen dus – grepen de politieke flater aan om de partij scherp te veroordelen. Ze stelden het voor alsof de PVDA de invasie goedkeurde. Dat was niet helemaal waar. Maar het PVDA-standpunt deed me wel denken aan wat gebeurde toen Hitler in 1939 Polen binnenviel. De Franse communisten voelden zich gebonden door het recente verdrag tussen Duitsland en de Sovjetunie. Ze keurden de nazi-inval weliswaar niet goed, maar ze wezen erop dat die het gevolg was van het ‘Engelse en Franse imperialisme’ en dat ‘het wereldproletariaat onmogelijk het fascistische Poolse regime kon verdedigen.’ 

 De Franse communisten van 1939 en de Vlaamse communisten van 2022 hebben de inval in respectievelijk Polen en Oekraïne niet ‘goedgekeurd’, maar hun standpunt zat zo vol nuances – helaas op een moment dat die nuances niet helemaal op hun plaats waren, en bovendien, op de keeper beschouwd, berustten op de bedenkelijke analyse van ‘fouten aan de twee kanten’. Een buitenstaander die niet doorkneed is in de marxistische dialectiek kan weinig met die nuances aanvangen op een ogenblik dat een zwak onafhankelijk land wordt binnengevallen door een sterke agressieve buur, en dàt onder het absurde voorwendsel dat die agressie nodig was om de regering van dat land te zuiveren van ‘neo-nazis’ en ‘druggebruikers.’

 De PVDA is geen klein sekte meer, maar een partij die rekening moet houden met buitenstaanders die niet in de marxistische dialectiek doorkneed zijn. Op het VRT-journaal van gisteren kreeg Raoul Hedelbouw uitgebreid de kans om een elegante pirouette uit te voeren. Bart Verhulst stelde hem de vraag waarom PVDA zoveel moeite had om Poetins inval te te veroordelen. Raoul stak van wal met een reeks scheldwoorden aan het adres van Poetin: autocraat, oligarch, man van de big business, crimineel. Hij was tegen de Russische ‘agressie’ en ‘voor de erkenning van de Oekraïense staat’ en gaf verder een lange uitleg over de Helsinki-akkoorden van 1975, de ontwapening, de vredesbeweging, het belang van de-escalatie, het gevaar voor een wereldoorlog, en de noodzaak voor België om als klein land een diplomatieke rol te spelen.

 Ik vond dat Bart Verhulst aan het einde van de tirade had moeten vragen of dat nu allemaal een reden was om de resolutie in het Vlaams Parlement niet te onderschrijven. In plaats daarvan besloot Verhulst: ‘Dank u, meneer Hedebouw. Ja, dat is wel een duidelijke boodschap nadat PVDA-PTB toch wat geïsoleerd stond in de politiek en het leek alsof ze die inval niet meteen veroordeelde; die veroordeling is er nu toch wel heel duidelijk gekomen.’ Ik vond dat een erg mooi cadeautje van de journalist aan de politicus.

 De pirouette van Raoul Hedebouw bestond trouwens niet in de veroordeling van Poetins agressie – die had de PVDA inderdaad al eerder uitgesproken – maar in de verschuiving van de stugge anti-Navo retoriek naar het aantrekkelijker vredesdiscours. Communisten kunnen inspiratie putten uit een rijk verleden waarin ze op verschillende momenten verschillende deuntjes zongen: in 1939 was het dat van het anti-imperialisme, van 1941 tot 1945 werd het dat van het patriottisme, en in de jaren 50 werd het dat van het pacifisme, met de vredesduif van Picasso als symbool.

 Nu we het toch over pirouettes hebben. Ik vond de herhaalde verwijzing, vijf of zes keer, van Raoul naar de de Helsinki-akkoorden bijzonder vermakelijk. De vader van Raoul, Berten Hedebouw, moet als oude Amadees en PVDA-er, aan tientallen betogingen hebben deelgenomen tégen de Helsinki-akkoorden. Die akkoorden brachten immers, volgens de Chinese communisten en Ludo Martens, niet de vrede maar de oorlog dichterbij. Amada-PVDA beschouwde indertijd de Sovjet-Unie als verraders van het echte communisme, en bovendien als de belangrijkste ‘oorlogsstoker’ in de wereld. De argumentatie voor die laatste stelling sneed enig hout. De Sovjet-Unie, zo hield kameraad Ludo ons voor, raakte economisch achterop. De enig mogelijkheid om haar positie op het wereldtoneel te versterken, bestond erin de militaire kaart te spelen. 

 Vandaag is Rusland economisch nog meer achterop geraakt. Daardoor kon het Westen één na één de vorige vazalstaten van Rusland aan zich binden. Poetin kan daar weinig tegenover stellen behalve militair geweld. Wellicht is Rusland ondertussen dermate achterop geraakt, dat zelfs dat militaire geweld op een zwakkere basis berust dan in de tijd van Brezjnev. Wat zou betekenen dat het oorlogsgevaar vandaag heel wat minder is dan in 1975.

 Dit alles echter is speculatie, en op grond van zulke speculaties moeten beter onderlegde mensen dan ik beslissingen nemen en geostrategische keuzes maken. Escaleren of de-escaleren? Churchill of Chamberlain? Achteraf is het makkelijk praten. De diplomatieke voorgeschiedenis van de Eerste Wereldoorlog laat zien hoe de tragedie vermeden had kunnen worden door inbinden, wederzijdse toegevingen, begraven van ultimatums, verminderde achterdocht, en bereidheid om de ‘eer van de natie’ op de tweede plaats te stellen. De-escalatie had een wereldbrand kunnen voorkomen. Dat weten we we nù.

 Maar de voorgeschiedenis van de Tweede Wereldoorlog biedt, ook achteraf gezien, het tegenovergestelde beeld. Toen had men juist wel moeten grijpen naar hoge principes van moed en eer en naar een no passaràn-mentaliteit; men had Hitler kunnen stoppen – met dreigende ultimatums en desnoods met een oorlog – toen het nog kon, dat wil zeggen toen de opbouw van zijn leger nog niet voltooid was. Churchill bleek, achteraf, gelijk te hebben: men had veel vroeger moeten escaleren. Dat weten we nù. Maar wat we nu niet weten, althans niet met zekerheid, dat is wat we nù moeten doen. Aan mij moet je het niet vragen, want ik heb geen antwoorden. En aan Raoul Hedebouw moet je het zeker niet vragen, want die heeft àlle antwoorden.

* Zie ook het artikel van Boudewijn Bouckaert op Doorbraak of op de Facebookpagina van de professor.


Medialeugens over Oekraïne

 Ik ben, zoals ik in mijn stukje van gisteren toegaf, geen dossiervreter als het op buitenlandse politiek aankomt. Ik geef mijn mening dus graag voor een betere. Maar is mijn veronderstelling fout dat de leugens vandaag vooral in de Russische media komen? Heeft men daar niet maandenlang geschreven dat de militaire maneuvers aan de grens met Oekraïne geen voorbereiding waren op een inval? En nu die inval er toch gekomen is, is er weer iets anders. De inval mag nu geen inval of oorlog worden genoemd. Er is, als je de Russische media leest, geen oorlog aan de gang, en die oorlog die niet aan de gang verloopt naar wens. Als een burgerdoelwit wordt gebombardeerd, is het altijd een gecamoufleerd militair doelwit. Als er vluchtelingen onder vuur worden genomen, dan zijn het altijd de Oekraïense troepen die op hun eigen burgers hebben geschoten. Ik geloof daar allemaal niet veel van, vooral niet omdat het in Rusland nu bij wet verboden is om die berichtgeving tegen te spreken. 

 Nu geloof ik evenmin alles wat Zelenski zegt. Hij herhaalde een paar keer dat er al 14.000 Russische soldaten gedood zijn. Als ik zoiets hoor, deel ik dat getal in gedachten onmiddellijk door twee. Maar in onze media wordt de Zelenski-versie ook altijd met een zeker voorbehoud gegeven. Dat betekent overigens niet dat onze media over Oekraïne helemaal neutraal zijn. In het Het Nieuwsblad van gisteren las ik over het ‘heldhaftige’ verzet van de Oekraïners. Een journalist schrijft, vind ik, beter over ‘hardnekkig’ verzet. Maar heel erg vind ik die woordkeuze ook niet, want eigenlijk zijn die Oekraïners wel echt heldhaftig.

 Wie in onze Oekraïne-verslaggeving - hardnekkig of heldhaftig - zoekt naar een bron van ergernis, zal die vroeg of laat wel vinden. De eerste dagen na de inval, hoorde ik op het vtm-nieuws Carolien van Nunen vanuit Moskou enthousiast vertellen dat alle Russen die ze kende zich tegen Poetin hadden gekeerd. Ik dacht toen bij mijzelf dat Carolien alleen een bepaald soort Russen kende, zoals Pauline Kael alleen een bepaald soort Amerikanen kende*. Maar ondertussen weten we dat heel veel Russen Poetin wel steunen – hopelijk alleen voorlopig – en die steun wordt door onze media niet verzwegen. 

 Waar ik verder last van heb, is het emotionele timbre van de verslaggevers ter plaatse. Dat heeft altijd al op mijn zenuwen gewerkt, gelijk welke ramp die mensen verslaan, en nu, met die bombardementen is het niet anders. Enfin, ik moet daarmee leren leven. Anderzijds, als die verslaggevers voor de camera’s verklaren dat er die nacht drie bombardementen zijn geweest, neem ik aan dat ze niet liegen, en als ze de dodentol ‘vreselijk’ vinden, wie kan ze ongelijk geven?

 Hier en daar lees ik het bezwaar dat onze berichtgeving ‘eenzijdig’ is. Ik lees het vooral bij mensen die vinden dat de toespraak van Verhofstadt op het Maidanplein in 2014 het grootste onrecht is dat het Oekraïense volk ooit is aangedaan. Dat zegt iets over hun zin voor proporties. Maar op zich genomen is het bezwaar niet helemaal onterecht. Er zullen in de jarenlange strijd tegen de separatische ‘volksrepublieken’ in Donetsk en Loehansk heus wel misdaden begaan zijn door de twee kampen. Ook kan het niet anders of er vallen in de huidige oorlog eveneens burgerslachtoffers onder de kogels van, en de bombardementen door, de Oekraïense troepen. Verder zou het mij mij verwonderen als gevangen Russische soldaten altijd netjes worden behandeld. 

 Maar, onder ons gezegd, het zou mij nog meer verwonderen als het menselijke leed dat het invallende leger nu al heeft aangericht niet vele keren erger is – in mijn Amada-tijd zou ik gezegd hebben ‘duizend keren erger is’ - dan alles waar de Oekraïense regering rechtstreeks of onrechtstreeks verantwoordelijk voor is. Als onze berichtgeving dan eenzijdig is, dan is zelfs die eenzijdigheid tot op zekere hoogte proportioneel.

 Natuurlijk heb ik er geen enkel bezwaar tegen als onze media lijvige dossiers of grondige reportages zouden opstellen of maken over bijvoorbeeld de wreedheden begaan door Oekraïense strijders. De waarheid heeft haar rechten. Helaas is het voor de leek vaak moeilijk om in zulke dossiers en reportages, die waarheid te vinden die bedolven wordt onder details, coïncidenties, speculaties, emoties, en al dan niet betrouwbare of al dan niet representatieve getuigenissen. Vaak heeft een mens dan geen zin om dat allemaal te gaan lezen en bekijken. En soms is dat ook niet nodig om je een mening te vormen. Er zijn van die kwesties waar de grote lijnen duidelijk genoeg zijn voor wie toe wil zien. 


Buitenlandse politiek vind ik moeilijk

 Toen ik zeventien was, heb ik een poosje pijp gerookt en Le monde diplomatique gekocht. Die pijp heb ik een poosje volgehouden, maar dat Franse weekblad … tja … dat stond vol met stukken die ik niet begreep, over landen die ik niet kende, waar zich problemen voordeden die mij niet interesseerden. Ik ben er snel mee gestopt. Ook toen ik in het maoïstisch milieu terechtkwam, bleef mijn interesse in vreemde landen – China uitgezonderd – beperkt. Mijn klasgenoot en beste vriend destijds vond internationale politiek de enige echt interessante. De inzet was er hoog: oorlog of vrede, hongersnood of welvaart, dictatuur of vrijheid. Ik was bij wijze van spreken meer geïnteresseerd in de kwestie van de ‘democratische school’. De school was iets wat ik kende, maar die buitenlandse politiek leek mij een te moeilijk onderwerp om zelf veel over na te denken. De studie van de Pentagon Papers en andere ingewikkelde dossiers, liet ik graag aan Ludo Martens en Patrick De Boosere over.

 Je kunt je nu afvragen: waaróm is buitenlandse politiek eigenlijk zo moeilijk? Dat komt natuurlijk omdat álles moeilijk is als je iets echt goed wil kennen of kunnen. Een perfecte tuin aanleggen is moeilijk. Een vreemde taal spreken zoals ‘native speakers’ dat doen is ook moeilijk, en áls je dat niveau bereikt, gaat het vaak ten koste van je eigen moedertaal. Wiskunde is voor wie daar geen aanleg voor heeft héél moeilijk; en wie er wél aanleg voor heeft, stoot vroeg of laat evengoed op een muur: hij moet zich specialiseren op één domein van de wiskunde om daar meer van af te weten dan zijn collega-wiskundigen, en dan moet hij aanvaarden dat hij in andere domeinen van het vak alleen nog de klok hoort luiden zonder te weten waar de klepel hangt.

 Ook is buitenlandse politiek zo moeilijk omdat het buitenland zelf ongrijpbaar blijft voor wie de broodnodige achtergrondkennis mist. Wij zijn allemaal min of meer expert in binnenlandse materies. Neem de economie. Het Bruto Binnenlands Product of de GINI-coëfficiënt van ons land moet ik telkens weer opzoeken, maar ik heb wel een ruw idee van de welvaart en de inkomensverdeling. Ik weet ongeveer hoeveel je een poetsvrouw of een loodgieter betaalt en hoe moeilijk het is om er een pakken te krijgen. Om te weten hoe de huizen van de rijken eruitzien moet ik maar naar het meer van Keerbergen fietsen. Op de autostrada tel ik onbewust het aantal Ford Fiesta’s en het aantal Jaguars. Als Paul D’Hoore mij op de televisie iets vertelt over de levensduurte kan ik dat aftoetsen aan mijn ervaring in de winkel. Als ik lees over de stijgende of dalende werkloosheid, kan ik mij, in mijn confortabele positie van gepensioneerde, toch een voorstelling maken van het bestaan van de werkloze die samen met mij boodschappen doet in de Aldi. Ik heb een soort basisintuïtie die mij helpt om de realiteit achter de cijfers te zien.

 Dat is allemaal anders als het over het buitenland gaat. Mensen die zich storen aan mijn neoliberale en libertaire opvattingen gooien mij vaak de sociale wantoestanden in de Verenigde Staten voor de voeten. Is dát soms wat ik wil, vragen zij. Wat moet ik daar op antwoorden? – ik, die ik amper het verschil ken tussen social security, pension en welfare of tussen medicare, medicaid en health insurance. Trouwens, als ik doorvraag, blijkt meestal dat mijn gesprekspartner die verschillen ook amper kent. En zelfs als die gesprekspartner of ikzelf die zaken gaan opzoeken, kennen we eigenlijk nog alleen maar de theorie. Ik zou jaren in de VS moeten hebben gewoond om de intuïtieve expertise te verwerven waarmee de geboren Amerikaan die begrippen een plaats geeft.

 Kun je die expertise niet verwerven door vlijtig de buitenlandkatern in de krant te lezen? Ik vrees ervoor. Als ik in Spaanse krant iets lees over België, valt dat vaak vreselijk tegen. Ik krijg de indruk dat die krant over een ánder land schrijft dan dat waar ik woon. Zou onze pers dan zoveel beter zijn als zij over Spanje schrijft, of over een ander land? Zijn ónze experten zoveel beter? Ik denk het niet. Het buitenland is zo groot en onze buitenlandredacties zijn zo klein. Zo’n buitenlandredacteur kan zich niet in álle landen specialiseren. En zelfs als hij één, twee of drie landen goed kent, zal wat hij neerschrijft nog altijd het armzalige, gefilterde materiaal zijn en niet het ruwe materiaal met al zijn rijkdom van context.

 Ik schreef onlangs iets over de economie in Oekraïne. Het BBP per inwoner in dat land was in 2021, volgens het IMF, $ 4 384, dus minder dan de helft van dat van Rusland en tien keer minder dan dat van België. Maar betekent dat werkelijk dat een Rus twee keer zo rijk, en een Belg tien keer zo rijk, leeft als een Oekraïner? Ik zou het niet weten. Zo’n BBP is interessant maar zegt niet alles. Het voorbeeld is bekend: als ik het gras maai in mijn tuin en mijn buurman doet hetzelfde in zijn tuin, dan gebeurt er niets met het BBP; mocht ik echter het gras van mijn buurman maaien, en hij maaide mijn gras, en we betaalden elkaar, dan ging het BBP wel omhoog. Nu ken ik ongeveer de grasmaai-toestand in onze wijk maar ik heb geen idee wat de Oekraïners met hun gras doen, en met al de rest.

 Je kunt dat gebrek aan achtergrondkennis van een vreemd land proberen te compenseren door reisverslagen te lezen, televisiereportages te bekijken, of door dat land te bereizen. Maar reisverslagen lees ik niet zo graag, televisiereportages vind ik vaak te belerend; en reisformules waarbij je overnacht bij de plaatselijke bevolking zijn mij te avontuurlijk. Zo blijft het buitenland natuurlijk een onbekende. En als de verschillende onderdelen van dat buitenland met elkaar slaags raken – wat men ’oorlog’ noemt – dan begrijp ik er al helemaal niets meer van, want zulke conflicten spelen zich af in een ander moreel universum dan dat van mij en mijn omgeving. Daar zou ik eens een ander stukje over moeten schrijven.

‘Laffe schijtluis’


      Gisteren had ik enkele notities geplaatst over de oorlog in Oekraïne. Ik was blij dat het Westen eendrachtig antwoordde op de Russisiche agressie, maar tegelijk vroeg ik mij af hoe ver die reactie kon gaan. Het instellen van een No Fly-zone boven Oekraïens grondgebied, met Navo-straaljagers die Russische bommenwerpers uit de lucht schieten, dat leek mij een te groot risico, met name vanwege de kans op een nucleaire vernietigingsoorlog. Daar zouden de Navo-landen zelf, en hun burgers – waaronder ikzelf en mijn gezin – het slachtoffer van kunnen worden. Iemand noemde mij toen op FB een ‘laffe schijtluis’. Ik heb die jongen niet geblokkeerd, en, als het een FB-vriend was geweest, had ik hem niet ontvriend. 

      Het zit namelijk zo. De woordkeuze was misschien wat heftig, maar er zat een flard van waarheid in. Je eigen veiligheid en dat van je gezin vooropstellen kan misschien verstandig en voorzichtig zijn, maar het ís ook een beetje laf. Ten tweede ken ik die jongen niet die mij die ruwe woorden toevoegt. Misschien is het een held achter het toetsenbord, maar voor hetzelfde geld staat hij op punt om naar Oekraïne te vertrekken om daar deel te nemen aan de gewapende strijd. Of misschien heeft hij in het verleden, met gevaar voor eigen leven, iemand uit het water gehaald, uit een brand gered of tegen een mesaanval beschermd. Dan heeft hij enig recht van spreken.

      En dan is er nog de utilitaire afweging. Het kan bijna niet anders of de heftige FB-er heeft aan die belediging meer plezier* beleefd dan ikzelf eronder geleden heb. Ik zal niet ontkennen dat sommige beledigingen mij verdriet kunnen doen. Onlangs noemde iemand mij, met opgaaf van redenen, een ‘tsjeef’. Ik vond dat onrechtvaardig, maar het prikte toch even. Maar er zijn er ook veel beledigingen die van mij afglijden als water van een eend. Ik zou mijzelf belachelijk vinden als ik dan in die gevallen een verontwaardiging voorwendde die ik niet voel. 

* Zoveel plezier zelfs dat hij de scheldwoorden nog een keer herhaalde op mijn weblog.


Nucleaire escalatie en andere Oekraïne-notities

(1) Ook bij lui die Poetin niet lusten, hoor je dat de Oekraïners beter hun verzet kunnen staken en dat het Westen in elk geval beter zijn steun aan dat verzet staken. Voor die houding bestaan drie redenen: (1) internationaal evenwicht: de eisen van Poetin zijn niet onredelijk en in elk geval begrijpelijk; (2) humanitarisme: er komt op die manier een einde aan de slachtpartij in Oekraïne; (3) eigenbelang: de onmiddellijke kans op een nucleaire escalatie waar we zelf bij betrokken zijn verdwijnt. Het is moeilijk uit te maken wanneer in welke mate de eerste twee redenen een rationalisatie zijn van de derde. 

(2) De humanitaire reden weegt zwaarder als men inschat dat de Oekraïners de oorlog niet kùnnen winnen of, nog scherper, dat de Russen de oorlog niet kunnen verliezen. Dan wordt het een afweging tussen enerzijds enkele duizenden doden en een Oekraïense capitulatie, en, anderzijds vele tienduizenden doden en een Oekraïense nederlaag. 

(3) Ik ben erg ontvankelijk voor zulke utilitaire overwegingen waarbij aantallen potentiële slachtoffers vergeleken worden. Burgers die tijdens de tweede wereldoorlog bij het verzet gingen, hadden dat minder. Hun verzet, schrijft Karel van het Reve ergens, had een meer ‘metafysische’ strekking. Dat geldt wellicht ook voor vele Oekraïners van nu. En het gold, geloof ik, ook voor Hitler. Die voerde, als je hem leest, ook oorlog om ’metafysische’ redenen.

(4) De reden van eigenbelang weegt zwaarder door als men inschat dat de kans op een nucleaire escalatie erg groot is. Hoezeer ik ook aan de kant sta van de Oekraïners – helaas zoals het Vaticaan: zonder divisies* – ik heb er geen wereldconflict voor over. Maar als het gaat om een héél, héél kleine kans, dan is dat wat anders. 

(5) Het berekend risico dat het Westen nu neemt, is voor mijn zenuwachtige temperament nog net aanvaardbaar: economische boycot van Rusland en militaire steun aan Oekraïne. Maar een No-Fly zone boven Oekraïne handhaven, zoals door Zelensky gevraagd wordt, en waarbij Russische vliegtuigen worden neergeschoten door Navo-straaljagers? Dàt gaat mij te ver, zelfs al laat Poetin elke dag een kinderziekenhuis bombarderen. Ik zou mijn keuze kunnen verantwoorden met goede utilitaire of humanitaire redenen, maar dan zou ik mijzelf voor de gek houden. Het is het eigenbelang dat spreekt. Wij wonen hier niet al te ver van het Navo-hoofdkwartier.

 

(6) Je kunt de reden van eigenbelang ook lafheid of eerloosheid noemen. Liever blode jan dan dode jan. De dichter Archilochus, in de zevende eeuw voor Christus, vertelt zonder gêne dat hij in de strijd zijn schild had weggegooid om sneller te kunnen vluchten. Je kon altijd een nieuw schild kopen, zei hij, en dat zal niet slechter zijn dan het vorige. Liever zónder schild dan óp het schild.

 (7) Om op de kansberekening terug te komen. Volgens Pascal moet je in God geloven, en wel in zijn versie van een nogal strenge God, zodat je een betere kans maakt om een oneindige beloning te krijgen in de hemel en een oneindige straf te ontlopen in de hel. Die oneindige grootheden van beloning en straft zijn voldoende, zegt Pascal. Dan moet je, zelfs als de kans héél klein is dat die God bestaat, toch in Hem geloven. Geldt de redenering ook voor de Oekraïne-oorlog? Is de wereldvrede een oneindig goed en een derde wereldoorlog een oneindig kwaad? Als dat niet het geval is moeten de kansen worden afgewogen, zoals bij elk gokspel zónder oneindig grootheden.

 (8) Dat elke Westerse steun aan Oekraïne de kans op een nucleaire escalatie al was het maar een beetje verhoogt, kan niet worden ontkend. Maar ‘niets doen’, zoals dat heet, houdt ook risico’s in. Dan wordt Poetin misschien driester en valt hij de volgende keer een naburig Navo-land aan, waarbij de kans op een nucleair conflict weer veel groter wordt dan ze nu is.

 (9) Als je élke kans op nucleaire escalatie wilt vermijden, moet je élke waanzinnige eis van élk land met kernwapens inwilligen zodra die eis gesteld wordt. Zo’n radicaal pacifisme is niet werkbaar. Het ligt niet in de menselijke natuur, noch van de politici, noch van de burgers. 

 

Zou een Russische annexatie erg zijn voor de Oekraïeners?

 Bij experts kom ik allerlei zaken te weten over geostrategie waar leken zoals ik geen kaas van hebben gegeten. Wat heeft Poetin toen en toen en toen gezegd? Hoe zijn zijn vorige militaire acties verlopen? Hoe zit dat met de betrekkingen tussen Rusland en China? Ik lees dan die gestoffeerde stukken over de krijgskansen, over risico op escalatie en over de waarschijnlijkheid of onwaarschijnlijkheid van een diplomatieke doorbraak. ‘t Zijn stukken waarin de feiten aangevuld worden met speculatie – vaak niet meer dan ‘educated guesses’, maar dat is nog altijd beter dan feitenvrije speculatie en ‘ignorant guesses’.
      Daar tegenover staat dat de leek vragen durft stellen waar de geostrategische expert zijn neus voor ophaalt. Gerard Bodifee stelde onlangs de vraag of een mens het morele recht heeft om een soldaat van een invallend leger dood te schieten. Ook over díe soldaat zingt Willem Vermandere immers dat hij altijd iemands vader is (wat niet waar is) en altijd iemands kind (wat wél waar is, zelfs als het om een wees gaat). Het antwoord van Bodifee is geloof ik dat je die soldaat niet mag doodschieten, behalve als hij een weerloze vrouw probeert te verkrachten of op eigen initiatief aan het moorden slaat.
      Mijn Facebookvriend Michel Berger stelt een nog veel interessantere vraag. Hoe erg zou het eigenlijk zijn als Oekraïne onder controle komt van de Russen, niet voor het geostrategisch evenwicht, maar voor het belang van de gewone Oekraïense burger? Ik laat Michel even aan het woord.

“Dat er Oekraïners zijn die niet onder Russisch gezag willen leven is een feit. Er zijn er die dat niets kan schelen en er zijn er die dat willen. Het is ook een feit dat grote delen van de wereld onder Russisch gezag leven en geleefd hebben (dat laatste onder een regime dat vele malen nietsontziender was voor de eigen burgers dan het huidige). Kortom, dat Oekraïne terug onder Russisch gezag zou vallen is misschien vanuit democratisch oogpunt te betreuren maar hoeft niet erger te zijn dan dat al die Chinezen zuchten (doen ze dat?) onder Xi Yinping. Langer verzet kan alleen maar meer dode Oekraïners opleveren, meer verwoesting van hun infrastructuur … ?”


 In zijn film Love and Death – een parodie op Oorlog en vrede – laat Woody Allen een Russiche sergeant zijn troepen als volgt toespreken: ‘Imagine your loved ones conquered by Napoleon and forced to live under French rule. Do you want them to eat that rich food and those heavy sauces? Do you want them to have soufflé every meal and croissants?’ De soldaten antwoorden luidkeels: No! Die Russische sergeant doet denken aan de ‘What have the Romans ever done for us’-sketch van Monthy Python, over hoe de Joden onder de Romeinse bezetting te lijden kregen van … aquaducten, sanitaire voorzieningen, een puik wegennet, betere geneeskunde en vrede. Los van de satire is het verhelderend om oorlog en bezetting te benaderen vanuit de prozaïsche vraag: wat zijn de alledaagse gevolgen voor de burger?

 Dus – welke alledaagse gevolgen mogen de Oekraïners verwachten van een halve of hele Russische annextie? Wat hebben ze te verliezen? Hun welvaart? Maar in BBP per inwoner gerekend zijn de Oekraïners twee keer zo arm als de Russen. Hun vrijheid? Maar op de vrijheidsindex scoort Oekraïne amper beter dan Rusland (6.86 tegen 6.23)*. Hun nationale onafhankelijkheid? Maar zo’n verlies kun je vergelijken met jeuk: je voelt het vooral als je eraan denkt. Zo zijn er, naast Vlamingen die zuchten onder de onnatuurlijke unitaire staatsstructuur, ook veel anderen die daar nooit aan denken.

 Dat is allemaal wel waar. Ik wil evenwel niet al te vlug zaken als welvaart, vrijheid en onafhankelijkheid afdoen als een kwestie van graadverschillen of inbeelding. Een economische integratie in het Westen zou de Oekraïners op middellange termijn ongetwijfeld meer welvaart brengen dan een oriëntatie op de noordelijke buur. En misschien is die vrijheidsindex niet zo nauwkeurig – Oekraïne kent ten minste verkiezingen die af en toe een ándere regering aan de macht brengen dan de vorige, wat in Rusland al lang niet meer het geval is, als het ooit zo is geweest.

 Ook zou de misschien lage Oekraïense vrijheidsindex nog veel lager worden als het land bezet wordt en een regimewissel wordt opgelegd. In 2014 kwamen de Oekraïners op straat tegen het Janoekovytsj toen die terugkwam op zijn belofte om een vrijhandelsakkoord te sluiten met de Europese Unie en zich wou integreren in de Euraziatische Economische Unie die Poetin wou oprichten. Janoekovytsj was weliswaar democratisch verkozen, maar manifestaties tegen een verkozen regering zijn een courante praktijk in landen die hoog op de vrijheidsindex scoren. De politie heeft toen 108 mensen gedood. We moeten er niet aan denken wat er onder een nieuwe Janoekovytsj zou gebeuren bij pogingen om antiregeringsdemonstraties te houden.

 We kunnen het ook anders verwoorden. Nationale onafhankelijkheid is meer dan alléén een idee; in het geval van Oekraïne, waar bij een in 1991 gehouden referendum een meerderheid van 92,3 % zich uitsprak voor het verlaten van de Russische Federatie, is onafhankelijkheid ook een noodzakelijke voorwaarde om zaken zoals welvaartsgroei en meer vrijheid te garanderen.

 Als de Oekraïeners hun verzet verderzetten, zullen de onmiddelijke verliezen in mensenlevens, infrastructuur en comfort erg groot zijn. Misschien kunnen ze later de vruchten van dat verzet plukken als ze de invaller verslaan. We zouden die vruchten – vrijheid en welvaart – kunnen afwegen tegen die verliezen. Zo’n afweging zou enige speculatie vergen, maar er zullen wel experts rondlopen die dat voor ons willen doen. Zelf stel ik mij echter een andere vraag, namelijk of mensen in het werkelijke leven op die manier voor- en nadelen afwegen. Orwell, in zijn essay ‘New Words’, dacht van niet. 

 ‘Het hele Westerse denken sinds de eerste wereldoorlog nam impliciet aan dat mensen niets anders wensen dan zekerheid, een gemakkelijk leventje, en zo weinig mogelijk pijn. In zulke visie is geen plaats voor patriottisme en militaire deugden … Maar Hitler voelt in zijn eigen vreugdeloze geest zeer goed aan dat mensen niet alleen confort willen, zekerheid, kortere werktijden, hygiëne, gezinsplanning en, meer algemeen gesproken, gezond verstand. Mensen willen, minstens af en toe, ook strijd en zelfopoffering. Terwijl het socialisme en het kapitalisme tegen de mensen zeiden: ‘Wij beloven u een fijn leven’, zei Hitler: ‘Ik beloof u strijd, gevaar en dood’, en als gevolg daarvan wierp een hele natie zich aan zijn voeten.’

 Wellicht stelt Orwell de zaken wat te scherp. Maar het is opmerkelijk dat Hitler slechts kon worden verslagen toen hij aan de overkant met eenzelfde mentaliteit te maken kreeg, de mentaliteit van ‘I have nothing to offer but blood, toil, tears and sweat’. Dat is de mentaliteit van Zelensky en van vele Oekraïners nu. Of het voldoende is voor een overwinning is helemaal niet zeker. Of het een reden is om toegevingen te weigeren evenmin. Maar zeker is wel dat ik die mentaliteit liever zie bij mensen die hun land verdedigen dan bij mensen die een ander land aanvalle 

* Voor BBP zie hier en voor Freedom Index zie hier. Overigens is de vergelijking van de BBP’en van Rusland en Oekraïne misleidend omdat in dat eerste land een veel groter deel van het inkomen bij de rijksten terechtkomt. Rusland heeft een Gini-coëfficiënt van 37,5, waar Oekraïne er een heeft van 26,

Oekraïne - notities

(1) Ik wilde eerst een stukje schrijven over cynisme in de buitenlandse politiek, en waarom dat cynisme daar een noodzakelijke ingrediënt van is, zij het niet het enige. Maar zo’n stukje zou zelf half cynisch zijn, en misschien is het daar nu niet het goede moment voor. Op televisie zie ik beelden van vrouwen, kinderen en bejaarden die vluchten, terwijl de mannen achterblijven. Ik hoor de getuigenissen van Oekraïense burgers die bereid zijn, met inzet van hun leven, te vechten tegen de Russische overmacht. Ik word dan bevangen door bewondering voor zoveel moed, en gekweld door schaamte omdat ik in dezelfde omstandigheden die moed misschien niet zou kunnen opbrengen. 

 (2) Op Facebook lees ik nogal wat reacties van degenen die zich aan de kant van Oekraïne scharen en van anderen die begrip hebben voor Poetins inval. De eersten zijn boos en dreigen ermee alle Poetinisten te ontvrienden; de anderen vragen begrip voor de twee kanten van het verhaal, dat ‘niet zwart-wit’ is, en niet samenvalt met ‘wat in de Westerse media wordt verteld.’ Ik zal niemand ontvrienden, en niets in de wereld is ‘zwart-wit’, maar ik hecht in deze meer geloof aan de Westerse media dan aan de Russische*. 

 (3) Onder de halve en hele poetinisten zijn opvallend veel Vlaams Belangers. Ik maak hen er graag attent op dat Tom Van Grieken een ander geluid laat horen. Ik citeer: ‘Het Oekraïnse volk is een moedig volk dat onze steun verdient tegen de agressie van Poetin.’ Van Grieken weet nogal goed wat er leeft onder de ‘brede bevolking’.

 (4) Wat is er erger? Sympathisanten van Oekraïne die, vanachter hun veilige computerklavier, stoere taal gebruiken om de Oekraïense strijders aan te vuren, of hun tegenstanders die, eveneens vanachter hun veilige computerklavier, verklaren dat het Oekraïense verzet, en de Westerse steun aan dat verzet, alleen kunnen leiden tot een langer conflict, en dus tot nog meer slachtoffers? Het eerste is een geval van plaatsvervangende moed, het tweede van plaatsvervangende lafheid. Het eerste is een beetje belachelijk, het tweede een beetje verachtelijk. De Oekraïeners die vechten zijn geen van de twee. 

 (5) Terloops zij opgemerkt dat mijn eigen computerklavier ook erg veilig is, behalve als onze poes erop gaat liggen terwijl ik aan het typen ben, of als hij er met zijn pootjes over loopt en rare toetscombinaties aanslaat.

 (6) Wie nationalistisch is ingesteld heeft een goede reden om de Oekraïeners te steunen, met name het heilige zelfbeschikkingsrecht van de volkeren**. Wie niet nationalistisch is ingesteld, heeft een nog betere reden om de Oekraïners te steunen, met name het respect voor de heilige staatsgrenzen, omdat die grenzen het middel zijn waarmee oorlogsgevaar bezworen wordt.

 (7) De spontane opvang van de Oekraïense vluchtelingen in huisgezinnen dwingt ook al mijn bewondering af. Ik zie het mijzelf niet doen. De reactie van N-VA daarop vind ik, met alle sympathie, ongepast. De partij pleit voor opvang in asielcentra. ‘Opvang bij burgers is mooi, maar zou pas de allerlaatste optie mogen zijn.’ Welnee, het zou de allereerste optie moeten zijn. Je ziet de frustratie van een partij die eerst twee jaar geen oppositie kon voeren door corona, en nu weer hetzelfde scenario ondergaat met een internationaal conflict dat een slappe vod als Decroo de mogelijkheid biedt om te spreken als een Griekse veldheer. Maar ‘t is geen excuus. Opvang bij burgers is mooi. Punt. Geen ‘maar’.

 (8) Op de radio hoorde ik vanmorgen een vrouw met een aangename stem uitweiden over de solidariteit met de Oekraïense vluchtelingen die zo veel groter was dan die met Syrische, Iraakse en Afghaanse vluchtelingen. De vrouw met de aangename stem – ik had ondertussen begrepen dat het Rachida Lamrabet was*** – scheen te denken dat die grotere solidariteit alleen te maken had met het verschil in huidskleur van de vluchtelingen. Met racisme dus. Die huidskleur en dat racisme zullen er ongetwijfeld mee te maken hebben. Maar het moet voor Rachida toch niet moeilijk zijn om vier, vijf of zes andere verschillen te vinden die niets met racisme te maken hebben.

 (9) Ik heb eergisteren een lijstje gemaakt met 12 argumenten tégen de steun aan Oekraïne. Ik ben ondertussen maar één nieuw argument tegengekomen: door Westerse invloed is de landbouw in Oekraïne grootschaliger geworden, met genetisch gemanipuleerde gewassen tot gevolg, en megastallen waar de dieren slecht behandeld worden.

 (10) Hier en daar lees ik dat de cynische machtspolitiek van Poetin verklaard kan worden als een reactie op de cynische machtspolitiek van het Westen in Servië, Irak, Libië en Syrië, en tegenover Rusland zelf. Ik weet niet of al die kwesties vergelijkbaar zijn. Dat mogen geopolitieke experts uitmaken. Maar had Poetin echt het Westen nodig, als trigger of als voorbeeld, om van een kwetsbare romanticus te vervellen tot een cynische botterik? En is de droom van een Groot-Russich rijk al niet véél ouder dan de uitbreiding van de Navo met enkele oostelijke en noordelijke staten? 

 

* Hoe betrouwbaar is de pers in een land waar journalisten en burgers 15 jaar cel kunnen krijgen voor het ‘verdraaien van het doel en de taken van de Russische strijdkrachten.’

 ** Zij het met nuances aangaande de Krim en de Donbas die ook weer recht hebben om zelfbeschikking.

 

De oorlog in Oekraïne: een morele kwestie?

 Inzake Oekraïne zijn er in ons land drie soorten mensen. Je hebt een kleine groep bewonderaars van Poetin, een aanzienlijker groep die in gedachten – af en toe – meeleeft met de Oekraïense strijders, en een eveneens aanzienlijke groep die zich min of meer neutraal opstelt. Alhoewel ik zelf tot de tweede groep behoor, de Oekraïne-sympathisanten, volg ik met belangstelling de argumenten van de neutralen. Eén argument vooral houdt mij bezig: dat je de oorlog in Oekraïne niet als een morele kwestie moet bekijken. 

 Dat lijkt op het eerste gezicht een rare stelling. Hoe moeten gewone burgers die oorlog dan wel bekijken? Militair-tactisch? Geostrategisch? Als een straf van God? Maar wij zijn generaal noch diplomaat noch theoloog. Nee, de morele afweging lijkt mij voor de meesten onder ons de meest natuurlijke. ‘t Is in elk geval zo voor mij.

 Ik zie ook wel het nadeel van de morele zienswijze. Onze morele regels, zoals de Tien Geboden, zijn gemaakt voor individuele mensen, niet voor staten. Staten zijn niet precies als mensen, met dezelfde mensenwensen en dezelfde mensenstreken, waarover je in een fabeltjeskrant kunt lezen. In staten wonen krantenlezers, consumenten, kiezers, vakbondsafgevaardigden, verkozenen des volks, staatshoofden, kleinhandelaars, grootindustriëlen, militairen, diplomaten, en allemaal nemen ze kleine en grote beslissingen die hun weerslag hebben op de betrekkingen tussen staten, en op oorlog en vrede.

 Ondertussen probeer ik nog altijd te achterhalen wat lieden wezenlijk bedoelen met de stelling dat een morele zienswijze op de oorlog in Oekraïne - en op elke oorlog? - moet worden vermeden. Mijn reflex is dan om dan zo’n massieve stelling op te splitsen. ‘Distinguo’ is het begin van de wijsheid, zei een van onze leraren, en hij schreef het woord op het bord. Laat mij dat eens proberen. De oorlog in Oekraïne ‘niet als een morele kwestie bekijken’ kan dan volgende betekenissen krijgen

  1. pragmatische vrede komt altijd vóór morele gerechtigheid; 
  2. als iedereen dood op het slagveld ligt, is het met de morele gerechtigheid voorgoed afgelopen
  3. er is in Oekraïne helemaal geen strijd aan de gang tussen ‘goeden’ en ‘slechten’; de strijd wordt er net aangedreven door morele idealen – panslavische solidariteit, Oekraïens nationalisme – die nooit op het morele niveau verzoend, maar enkel op een ander niveau overstegen kunnen worden 
  4. moraal in de politiek leidt onvermijdelijk tot fanatisme en in de internationale politiek tot oorlog 
  5. er bestaat voor staten slechts één spelregel, en dat is een pragmatische, namelijk dat ze zich nooit inmengen in aangelegenheden van andere staten; alle andere overwegingen, bijvoorbeeld van humanitaire aard, moeten daarvoor wijken  
  6. minder ambitieus: er bestaat voor staten maar één spelregel, namelijk dat ze een andere staat niet als eerste mogen aanvallen  
  7. nog minder ambitieus : er bestaat voor staten géén enkele spelregel – ook niet die van non-agressie – omdat een staat nooit de garantie heeft dat een andere staat zich aan die spelregel zal houden; daarom moet de mogelijkheid van een pre-emptive strike altijd open worden gehouden
  8. een staat moet zonder morele scrupules alleen aan zijn eigen veiligheid en welvaart denken** 
  9. internationale politiek mag nooit een kwestie zijn van ’signalen’, goede bedoelingen, symbolische gestes, nobele sentimenten en hoogdravende retoriek, maar altijd van praktische resultaten*** 
  10. sterker: internationale politiek die drijft op goede bedoelingen etc. heeft in de werkelijkheid altijd averechtse gevolgen
  11. omgekeerd: goede bedoelingen in de politiek zijn niets anders dan hypocrisie, mooie principes die men bovenhaalt als ze goed uitkomen en die men in alle andere gevallen vergeet
  12. eigen staat eerst; altruïsme dat binnen een goed geordende staat geldt als deugd, is daarentegen een misdadige naïviteit in de internationale betrekkingen; daar geldt, ondanks Volkenbond of Verenigde Naties slechts één wet van kracht is: die van de sterkste.

     Ik ben het eigenlijk met al die stellingen eens, behalve met de woorden ‘iedereen’, ‘voorgoed’, ’helemaal’, ’onvermijdelijk’, ‘enkel’, ‘alleen’, ‘alle,’ ‘slechts één’, ‘géén enkele’, ’niets anders dan’ en verschillende keren ‘nooit’ en ‘altijd’. Dat zijn woorden waar ik zuinig op ben. In de tweede stelling zou ik graag een woord toevoegen voor ik ze onderschrijf: er is in Oekraïne geen strijd aan de gang tussen absoluut ’goeden’ en absoluut ’slechten’. 

      Wat er ook van zij: geen van de twaalf stellingen kan, na nuancering, mijn positie van sympathie voor de Oekraïeners ondermijnen. Stelling 5 (non-agressie) vormt zelfs een stevig fundament voor die sympathie, te meer daar de nuance daarop aangebracht door stelling 6 (pre-emptive strike) niet van toepassing is. De bewering dat Rusland een pre-emptive strike uitvoerde omdat het land een aanval vanuit Oekraïne moest vrezen, mist elke plausibiliteit. 

           Alleen met stelling 7 (eigenbelang) in samenhang met stelling 1 (vrede), kom ik in moeilijkheden. Het behoud van de Europese vrede is zonder twijfel het hoogste eigenbelang dat wij ons kunnen voorstellen. De financiële en militaire steun die het Westen aan Oekraïne geeft, brengt risico’s voor onszelf mee. Een ‘irrationele’ respons van Poetin blijft altijd mogelijk. 

      Aan de andere kant houdt het ook risico’s in als Oekraïne aan Rusland wordt overgeleverd en met huid en haar wordt opgepeuzeld. Ik ben er vrij zeker van dat Poetin nooit de ambitie heeft gehad om West-Europa aan te vallen. Maar ik mis die zekerheid als het om Noord- en Oost-Europese landen gaat die vroeger tot de Russische invloedssfeer behoorden, en die nu onze formele bondgenoten zijn. Een militaire aanval op die bondgenoten was niet uitgesloten als de Russen moeiteloos Oekraïne als vazalstaat hadden geannexeerd. Gokkers worden overmoedig bij winst. 

      In geval van zo’n aanval op een formele bondgenoot was een directe oorlog, ook met nucleaire wapens, het enige mogelijke antwoord van het Westen geweest. Voor ons eigenbelang heb ik liever de – voor ons althans – indirecte oorlog, zoals die nu aan de gang is. Laten we voor onszelf hopen dat die niet te lang meer duurt. En voor de Oekraïeners al zeker, want ons eigenbelang is niet de enige maatstaf.


* Bijvoorbeeld omdat de twee partijen boter op hun hoofd hebben

** Dat nastreven van eigenbelang kan best tegelijk het eigenbelang van andere staten ten goede komen. Dat is het principe van de internationale handel.

*** Het heeft mij wat tijd gekost voor ik begreep dat veel tegenstanders van ’moraliseren in de politiek’ niet de ethiek als dusdanig viseren, als wel de sentimentele, retorische variant ervan die rationele afweging verwerpt.


Poetins dekentje

 Op de 9-meiparade liet Poetin zich fotograferen met een dekentje over zijn benen om zich tegen de kou te beschermen. Een aantal bejaarde generaals die naast hem zaten hadden van zo’n dekentje afgezien. Je denkt meteen aan de mantel die over de schouders van Franklin D. Roosevelt hing in Yalta. Of aan de zware overjas die Gorbatsjov droeg in Reykjavik, anders dan Reagan die alleen een colbertje aan had. Roosevelt en Gorbatsjov zagen er bij die gelegenheden wat zwakjes uit. Was dat de indruk die Poetin wou geven, hij, die zich anders graag laat fotograferen terwijl hij met ontblote borst op een paard zit? Ik dacht meteen aan Charles De Gaulle die zich in 1958 klaarmaakte om, na twaalf jaar in ‘de politieke wildernis’, weer aan de macht te komen. Als hij bezoekers had deed hij alsof hij ziek was, verscheen in kamerjas, en kuchte voortdurend. Zodra zijn bezoeker weg was, veerde hij recht en begon weer energiek zijn politieke ‘comeback’ voor te bereiden.

 De wat slappe verschijning van Poetin was min of meer in eenklank met zijn ‘gematigde’ Calimero toespraak over het stoute westen dat hem tot oorlog gedwongen had? Wou Poetin dan sympathie en medelijden opwekken? Bij mij is dat in elk geval een héél, héél klein beetje gelukt. Ik weet namelijk wat het betekent om kouwe benen te hebben. Ik heb jarenlang op voetbaltribunes gezeten om vanaf de zijlijn mijn zoon op het veld aan te moedigen. Wat heb ik toen in de herfst, winter en vroege lente kou geleden! Nochtans zaten naast mij tachtigjarigen die geen krimp gaven. Zelf beschermde ik mijn romp met een flanelletje, een overhemd, twee truien, een jas en een overjas. Maar mijn benen! Als ik rechtstond was het al erg, maar als ik zat was het nog veel erger, omdat de broek dan nauw aansluit op de huid en het isolerende luchtlaagje afwezig was. Ik heb enige tijd geprobeerd het ongemak te verhelpen door een lange onderbroek aan te doen, maar dat maakte nauwelijks verschil. Uiteindelijk heb ik een goede oplossing gevonden. Ik trok boven mijn broek een waterdichte regenbroek aan. Dat hielp. 

 Over de ‘gematigde’ toespraak van Poetin nog dit. De autocraat beweerde dat Oekraïne op het punt stond om Rusland aan te vallen, met hulp van het westen. Dat is een buitennissige uitspraak die het op de Russische staatszender misschien goed doet, maar ergens anders op ongeloof wordt onthaald. Misschien bedoelde hij wel dat Oekraïne plannen had om de Krim terug te veroveren. Ook dat is niet erg geloofwaardig, en het is in elk geval ver verwijderd van de ‘existentiële’ bedreiging, waar hij enige tijd geleden over sprak, een bedreiging die dus het voortbestaan zelf van zijn land in gevaar bracht.

 Laat ik echter niet moeilijk doen, de toespraak was, naar Poetins doen, inderdaad gematigd. Nu kun je de vraag stellen of het westen dat gematigd discours niet moet beantwoorden met een even gematigde versie. ‘t Is in elk geval wat Peter Mijlemans voorstelt in Het Nieuwsblad. ‘Pas als de oorlogstaal stokt, kan er echt gepraat worden.’ Ik kan dat billijken. In een conflict waar het niet de bedoeling is om Moskou in te nemen – Napoleon heeft daar slechte ervaringen mee gehad – moet er vroeg of laat onderhandeld worden, en dan kan het goed zijn om, met het oog op het psychologische steekspel dat daarbij hoort, de ene keer ferme taal te spreken en de andere keer verzoenende woorden in de mond te nemen. De verzoenende taal biedt dan ten minste de schijn van een eerbare oplossing voor beide partijen.

 Ik weet niet of Mijlemans een uitgebreide strategische en diplomatieke achtergrond heeft. Ik heb die in elk geval niet. Ik weet dus niet wannéér het tijd is voor ferme, en wannéér voor verzoenende taal. Maar het principe van afwisseling lijkt mij gezond. Varietas delectat. Alleen, net zoals je je door je eigen oorlogstaal niet mag laten meeslepen, mag je evenmin de dupe worden van je verzoenende taal. Als Poetin wil dat het westen haar wapenleveringen vermindert, zal zijn gematigde taal niet volstaan, maar zal hij troepen moeten terugtrekken. ’Speak softly and carry a big stick,’ zei Theodore Roosevelt. Wij zijn ondertussen helaas in het stadium dat van beide kanten met de stokken geslágen wordt. Zolang Poetin met zijn stok blijft slaan, zal het westen dat vermoedelijk ook blijven doen met de hare. Alle gematigde taal en Poetins dekentje ten spijt. 

Poetin: rationeel of madman?

 Vandaag lees ik iHet Nieuwsblad een stuk over Abbas Gallyamov, een ex-speechschrijver van Poetin. De man voorspelt dat Poetin vandaag een nucleair ultimatum zal stellen. Ik ben benieuwd of die voorspelling zal uitkomen.

 Ik hou wel van die ex-speechschrijvers. Ik heb indertijd veel geleerd van de memoires van Peggy Noonan, een ex-speechschrijf-ster van Ronald Reagan. Ik haalde haar altijd aan in de klas, als ik over ‘de redevoering’ sprak. Noonan had de gewoonte om tijdens het schrijven van een speech – een karwei dat weken kan duren – urenlang jambische verzen te lezen. Dat leek mij erg slim. Een goede, moderne redevoering moet een jambisch karakter hebben. Vergelijk maar eens bij Shakespeare de redevoering van Brutus, naar het klassieke voorbeeld van Cicero, met de moderne aanpak van Marcus Antonius, die van de hak op de tak springt, maar alles mooi aan elkaar lijmt door het meeslepend metrum.

 Toch overheerste een gevoel van spijt toen ik het stuk in Het Nieuwsblad las. Het stelt de vraag in hoeverre we Poetins dreigementen als een madman strategy moeten bekijken. Ik had daar gisteren nog van alles over opgezocht om daar een stukje over te schrijven en nu is de auteur van Het Nieuwsblad, Peter Mijlemans nota bene, mij voor. Hij legt correct uit hoe Nixon tijdens de Vietnamese oorlog met opzet de indruk gaf van irrationeel en impulsief te reageren, zodat de communistische vijand zich verzoenend zou opstellen om een nucleair conflict te vermijden. Nixon verklaarde aan zijn stafchef Haldeman: ‘I call it the Madman Theory, Bob. I want the North Vietnamese to believe I’ve reached the point where I might do anything to stop the war. We’ll just slip the word to them that, “for God’s sake, you know Nixon is obsessed about communism. We can’t restrain him when he’s angry—and he has his hand on the nuclear button” and Ho Chi Minh himself will be in Paris in two days begging for peace.’

 Anti-Amerikaans links schreef toen gretig dat Nixon de wereld ‘op de rand van een kernoorlog’ bracht, en het was precies die indruk die de president wilden wekken. In werkelijkheid dácht hij er niet aan om een nucleaire escalatie op gang te brengen waar hij zelf het slachtoffer van kon worden. Tussen twee haakjes: Mao kon er ook iets van. Die liet herhaaldelijk optekenen dat hij niet bang was van een kernoorlog. Er waren toch – in die tijd – 600 miljoen Chinezen. Als er daarvan 300 miljoen omkwamen bleven er nog 300 miljoen over om zegevierend het socialisme op te bouwen.

 Er is aan die historische parallel één nadeel. Terwijl we van Nixon ongeveer weten wat zich indertijd in zijn hoofd afspeelde, weten we dat niet van Poetin nu. Zijn extravagante praatjes over ‘Oekraïne bevrijden van de neonazi’s’ en zijn bespottelijk lange onderhandelingstafel lijken inderdaad die van een madman? Maar is die indruk juist? Is Poetin gek, of speelt hij voor gek, zoals Hamlet doet in dat toneelstuk en zoals Macchiavelli als wijs beleid aanprijst in de Discorsi? Er is een groot verschil tussen een kernoorlog beginnen – wat irrationeel en waanzinnig zou zijn – en een kernoorlog in het vooruitzicht te stellen – wat weliswaar gevaarlijk, maar helemaal niet waanzinnig of irrationeel hoeft te zijn.

 Professor Goddeeris, die anders wel ‘begrip’ wil opbrengen voor het Russische standpunt, heeft Poetin al verschillende keren ‘irrationeel’ genoemd. In De Standaard van 3 maart schreef hij: ‘Moskou is onverwachte dingen aan het doen … Poetin waagt zich aan een oorlog die hij niet kan winnen. Bij zoveel irrationaliteit moeten we escalatie vermijden.’

 Nou ja, onverwachte dingen… Goddeeris had de brutale agressie niet voorspeld, dat geef ik toe, maar gewezen schaakkampioen en politiek opposant Gari Kasparov voorspelde zo’n evolutie al in 2015 in zijn boek Winter is Coming. Ook is niet duidelijk waarom Poetin de oorlog niet kan – of kon – winnen. Door de westerse militaire steun aan Oekraïne is dat nù misschien zo, maar juist die substantiële westerse steun kwam nogal ‘onverwacht’. Van Amerika weet je nooit op voorhand welke reflex zal overheersen: de imperiale of de isolationistische. En wat kon Poetin van het slappe Europa verwachten? Veel geblaat en weinig wol? Ook Goddeeris had verwacht dat de ‘progressieve krachten’ – sociaaldemocraten en groenen – zich tegen wapenleveringen zouden verzetten en ze dus onmogelijk zouden maken.

 Wat Europa betreft heeft Poetin zich misrekend. Hij heeft zowel het humanitarisme als de folie des grandeurs van de Europese leiders onderschat. Dat humanitarisme, zul je zeggen, is faciel en hypocriet en die folie des grandeurs belachelijk en stuitend. ‘t Is waar. Maar ondertussen doen de Oekraïense strijdkrachten er hun voordeel mee en moet Poetin op zoek naar een oplossing. Misschien kan hij zich spiegelen aan Nixon’s ‘peace with honor’, wat geloof ik, uiteindelijk op een algehele terugtrekking van zijn troepen neerkwam. ‘t Is een te volgen voorbeeld.

Mearsheimer en Poetins rationaliteit

 De Amerikaanse polemoloog John Mearsheimer is er de man niet naar om militaire conflicten vanuit rechtvaardigheidsbeginselen te benaderen. Als ‘offensieve realist’ heeft hij veel begrip voor Poetins oorlog. Die oorlog vindt hij een rationele beslissing. Poetin moet in de eerste plaats denken aan de veiligheid van zijn land; gebiedsuitbreiding is een van de middelen om die veiligheid te garanderen. 

 Maar een rationele beslissing sluit misrekening niet uit. Rusland heeft de Oekraïense weerstand én de reactie van het Westen onderschat, heeft Finland en Zweden in de armen van de Navo gedreven, heeft zijn militaire onmacht aangetoond en heeft de Russische reputatie van ‘vijand van het Westen’ bevestigd.

Dat zijn allemaal zaken die ervoor zorgen dat zijn land nu minder veilig is dan vroeger. Hij zou zichzelf streng moeten toespreken: ‘Vladimir, take your loss,’ maar dan in het Russisch. Doet hij dat niet, dan is dat omdat een compromis zijn eigen machtspositie in gevaar kan brengen – iets wat Mearsheimar ‘poisonous domestic politics’ zou noemen, een verklaring die hij overigens ongaarne gebruikt.


Professor Goddeeris over Poetin

 Deze week kreeg ik weer een portie professor Goddeeris op mijn bord. Op 2 mei zat hij in het panel van ‘De Afspraak’ en op 4 mei stond een interviewtje met hem in Het Nieuwsblad. Goddeeris is, naar eigen zeggen, geen ‘Poetinsupporter’, maar wel iemand die ‘begrip’ vraagt voor het Russische standpunt. Verder wil hij dat het westen in de Oekraïense kwestie stopt met de confrontatie op te zoeken, kiest voor dialoog en onderhandeling, bemiddelend optreedt en alle wapenleveringen stopzet.

 De argumentatie van Goddeeris vind ik weinig overtuigend, en zijn woordkeuze is ongelukkig. Ik wil best een poging doen om de motieven van Poetin te ‘begrijpen’, ook als die worden toegelicht door iemand als Goddeeris, maar daarom moet ik voor die motieven nog geen ‘begrip opbrengen’. Goddeeris beweert dat de Russische inval in Oekraïne ‘niet zonder aanleiding’ gebeurde. De aanleiding was, nog altijd volgens Goddeeris, dat Oekraïne lid wilde worden van de Navo. Goed, dan is dat de aanleiding. Maar is het ook een goede aanleiding? Zelf zag ik tot voor kort geen reden waarom Oekraïne bij de Navo moest komen, maar sinds Poetins aanval zie ik de reden maar al te goed. Een buurland van Rusland dat geen lid is van een internationale alliantie, is voor Poetin loslopend wild, en al zeker als het in het verleden ooit tot Rusland of tot de Sovjet-Unie behoorde.

 Goddeeris pleit voor een ‘bemiddelende rol’ van het westen. Maar dat voorstel past slecht bij zijn eigen analyse. Volgens Goddeeris zoekt Zelenski naar een compromis door voor zijn land een neutraal statuut te overwegen, terwijl het westen, bij monde van Boris Johnson het extreme standpunt inneemt ‘dat Rusland uit Oekraïne moet verdwijnen’. Je duizelt bij zoveel absurditeit. Ten eerste zijn de aangehaalde standpunten – neutraal statuut, Rusland weg uit Oekraïne – niet tegenstrijdig. Ten tweede is het standpunt van Johnson helemaal niet extreem – wil Goddeeris dan dat Rusland blijft?* –, en ten derde ziet iedereen dat het Zelenski is die het westen aanvuurt en niet het westen Zelenski. Straks gaat Goddeeris nog beweren dat het westen zijn wapenleveringen aan Zelenski ‘opdringt’. Ten slotte, als Goddeeris toch gelijk heeft – dat Zelenski de gematigde partij, en het Westen de extreme partij is – dan is het Zelenski die bemiddelend zal moeten optreden.

 Goddeeris wordt geprezen door een aantal gelijkgezinden om de intellectuele moed waarmee hij zijn standpunt verdedigt. Maar er zijn verschillende soorten van intellectuele moed. Een soort bestaat erin om iets anders te zeggen dan wat de meerderheid zegt. Die eigenschap heeft Goddeeris inderdaad. Een andere soort bestaat erin om niet te veel om de hete brei heen te draaien en te zeggen waar het op staat. Daar is hij veel minder sterk in. In ‘De Afspraak’ kwam het tot een discussie met professor De Grauwe die hem verweet de appeasement politiek van de jaren 30 tegenover Hitler te imiteren. Door de dialoog met Hitler na te streven heeft men indertijd zijn oorlogsplannen aangewakkerd, en dat zou nu met Poetin ook gebeuren, aldus De Grauwe. Goddeeris antwoordde met een verwijzing naar de Eerste Wereldoorlog en het boek van Christopher Clark dat liet zien dat men toen door gebrek aan dialoog als slaapwandelaars de oorlog tegemoet liep.

 Wat biedt de beste historische parallel om de Oekraïnse toestand te benaderen: de Eerste of de Tweede Wereldoorlog? Is de roep om dialoog een uiting van diplomatiek evenwichtstreven, of is het angst om een gevaarlijke en onberekenbare pestkop iets in de weg te leggen? Op zeker ogenblik in het debat verliet Goddeeris, nogal inconsequent, de parallel van de Eerste en ging over naar de Tweede Wereldoorlog. Hij verwees naar de beroemde vraag van eind de jaren dertig: Mourir pour Dantzig?** Was het de moeite om een wereldoorlog te riskeren alleen om Dantzig/Gdansk bij Polen te houden en uit de klauwen van Hiter? ‘Vandaag,’ zei Goddeeris, ‘kunnen we de vraag stellen: Mourir pour Kiev?’

 Inderdaad, ‘t is een belangrijke vraag, en het antwoord ligt ook voor mij niet voor de hand, vooral gezien de nucleaire dreiging die er nu bij is gekomen***. Maar ‘t is beter de zaken duidelijk te stellen in plaats van praatjes te verkopen over ‘begrip voor de Russische positie’, de ‘aanleiding voor de inval’ en het ‘gestook van het westen’. Dat geldt ook voor de wollige taal over ‘dialoog in plaats van wapenleveringen’, ‘geweldloosheid en overleg’ en ‘beëindigen van de polarisatie’. Ik wil de moed van de Oekraïners niet onderschatten, maar zonder de Westerse militaire hulp wacht hen een spoedige nederlaag. Het zal mij benieuwen of Poetin na een Oekraïnse nederlaag nog veel interesse zal hebben voor ‘dialoog’ en ‘overleg’. Waarom wil Goddeeris die waarheid niet onder ogen zien? En als hij pleit voor ‘onderhandelen’ en ‘toegeven’, bedoelt hij dan iets anders dan een volledig capitulatie voor de Russische eisen: permanente seccessie van de Krim, van de volledig Donbas, van de veroverde gebieden, en een neutraal statuut dat de deur openlaat voor nieuwe ‘speciale operaties’?

 Vergeleken met het gebabbel, gedraai en geklets van Goddeeris is het rechtlijnige discours van Mark Elchardus een verademing. Hij stelt ongeveer hetzelfde voor, maar zonder vergoelijking en zonder mooie woorden. West-Europa moet zich uit het conflict terugtrekken en moet Poetin zijn zin geven, wat Elchardus als volgt samenvat: Donetsk en Luhansk worden onafhankelijk, de Krim blijft Russisch, en Oekraïne wordt lid noch van de Navo, noch van de EU. Elchardus probeert die keuze niet mooier voor te stellen dan ze is: ze is, zegt hij, ‘vreselijk’.

 Ik ben het niet eens met het anti-Amerikanisme van Elchardus, met zijn scherpe tegenstelling tussen ‘ethiek’ en ‘koele berekening’**** en met zijn beginsel om in de internationale politiek helemaal geen onderscheid te maken tussen iberaal-democratische en dictatoriale regimes. Maar ik hou van zijn duidelijkheid. 

 Ik hoop trouwens net als Goddeeris en Elchardus op een onderhandelde oplossing. Mijn dagen van ‘hasta la victoria siempre’ liggen ver achter mij. Een onvoorwaardelijke capitulatie – het unconditional surrender van Ulysses S. Grant en van Franklin D. Roosevelt – is niet aangewezen. Oekraïne en de Nato moeten Rusland niet binnentrekken, Moskou niet veroveren, Poetin niet arresteren en ophangen, het Russische leger niet ontbinden, het land niet jarenlang bezetten, en de geleden schade niet laten vergoeden. Het beste zou zijn dat Poetin tijdens bilaterale of multilaterale onderhandelingen, zoals in een Shakesperiaanse komedie, tot inkeer komt, zijn troepen uit Oekraïne terugrekt en de integriteit en soevereiniteit van het land erkent. Als dat niet kan, is voor mij een compromis ook goed. Maar het mag voor de Oekraïeners iets meer zijn dan wat Elchardus luidop en Goddeeris stilletjes aanvaarden. En door de westerse wapenleveringen is de kans daarop niet helemaal uitgesloten.

 

* Goddeeris interpreteert die eis als zou Boris Johnson ook willen dat Rusland zich uit de Krim wegtrekt. Dàt heeft Johnson in elk geval niet gezegd.

** Titel van een editoriaal van Marcel Déat van 4 mei 1939. Het antwoord van de auteur op zijn eigen vraag was dat de Fransen niet moesten sterven voor Gdansk, ook al was Hitler een geweldenaar. Déat is een treffend voorbeeld van iemand die door een mengeling van pacifisme én realisme tot capitulatie en later tot collaboratie komt. Het is opmerkelijk dat Goddeeris die vraag overneemt. Wie een Chamberlain-politiek verweten wordt, verdedigt zich meestal door de parallel te ontkennen. Hier is het of Goddeeris Chamberlain (en in casu Déat) gelijk geeft.

*** Goddeeris spreekt impliciet over de nucleaire dreiging als hij het heeft over de ‘irrationaliteit van Poetin’ die zich ‘aan een oorlog gewaagd heeft die hij niet kan winnen.’ Maar Poetin had die oorlog wél kunnen winnen als het westen niet gereageerd had met militaire steun. Gokken, wat Poetin gedaan heeft, is niet hetzelfde als irrationeel handelen. Of zijn herhaalde dreigingen met nucleaire escalatie een staaltje zijn van irrationeel gedrag dan wel van berekende intimidatie, wie zal het zeggen? Het is waar, Hitlers militair-strategisch gokspel eindigde na een hele reeks nederlagen in een romantische droom van een allesvernietigende Götterdämmerung. Poetin is, net als Hitler, een gokker. Maar is hij ook een romanticus?

**** Ethiek kun je in buitenlandpolitiek niet uitschakelen, net zomin als je er het leidende principe van kunt maken. Het onderscheid tussen een pragmatische en een ethische politiek heeft overigens, wat de doelstellingen betreft, vaak te maken met het onderscheid tussen de korte en de lange termijn.


Sting en Paul Cliteur over Oekraïne

 Het doet mij altijd verdriet als verstandige mensen over een of andere materie anders denken dat ikzelf. Is het omdat het mij eraan herinnert dat ik mij misschien zelf vergist heb? Of dat die mensen niet zo verstandig zijn als ik dacht, en ik mij dus in hén vergist heb? Ik weet het niet. En nu moet ik vaststellen dat Paul Cliteur en ik anders denken over Oekraïne.

 Ik heb de geschriften van Paul Cliteur slechts sporadisch gevolgd, maar ooit, heel lang geleden, zag ik hem op televisie. Hij formuleerde toen pijnlijk nauwkeurig een aantal meningen en zei op een gegeven ogenblik dat hij in de moraal en rechtsfilosofie ‘een aanhanger van de filosoof Schopenhauer was.’ Ik heb op dat moment beslist dat Cliteur een verstandig mens was. Ook daarna kwamen mij standpunten van hem ter ore die mij bevielen. Dat hij zich aansloot bij Thierry Baudet belette mij het slapen niet, want ik ben niet op de hoogte van de Nederlandse politiek en niet van plan mij erin te verdiepen of mij erover op te winden. Maar een recent stuk dat Cliteur schreef over de zanger Sting en diens mening over Oekraïne beviel mij slecht.

 Cliteur schrijft dat Sting vandaag oproept om de democratie in Oekraïne te verdedigen en de Russen te bevechten, terwijl hij in 1985 in een liedje opriep om vriendjes met hen te zijn. Ik herinner mij dat liedje nog. Sting zong over de Russen die hun kinderen evengoed liefhebben als wij de onze. Ook vond hij dat de ideologische tegenstellingen tussen Oost en West niet belangrijk waren en dat een nucleaire oorlog niet ‘winnable’ was. Het tegenovergestelde beweren was een leugen, zong hij. Cliteur antwoordt dat de ideologische tegenstelling tussen Rusland en het Westen in 1985 er wél toe deed maar nu veel minder, en omgekeerd, dat een nucleaire oorlog ondertussen niet meer of minder ‘winnable’ is geworden dan toen. Verder berispt hij Sting omdat die tot escalatie in Oekraïne aanhitst. 

 Laten we voor het gemak Sting en zijn inconsequenties er buiten houden. Of de evolutie van zijn standpunten tussen 1985 en nu wijst op ‘warhoofdigheid’, zoals Cliteur meent, dan wel getuigt van voortschrijdend inzicht, het houdt mij niet bezig. Waarschijnlijk is Sting aardig consequent met zichzelf en heeft hij altijd mooi de meninkjes gevolgd die in zijn kringen en bij zijn publiek in de mode waren en zijn: in 1985 tégen Reagan en de ‘koude oorlog’ en in 2022 vóór de Oekraïners. ‘t Is Sting maar. ‘t Is een zanger.

 Laat ik daarentegen eens nagaan wat Cliteur zelf zegt. Zijn zijn standpunten alweer pijnlijk nauwkeurig geformuleerd, zoals ik van hem gewend was? Dat valt toch wat tegen. Cliteur weigert de invasie in de Oekraïne een ‘aanval op de democratie’ te noemen. ‘Mr. Poetin is Oekraïne niet binnengevallen’, schrijft hij, ‘omdat hij daar een “democratie” om zeep wil helpen, maar vanwege bepaalde geopolitieke redenen.’ Dat is een rare redenering: het is niet Poetins bedoeling om de democratie om zeep te helpen, dus pleegt Poetin geen aanval op de democratie. Alsof het om bedoelingen gaat!

 Ik denk dan meteen aan de onfrisse politiek die de Verenigde Staten zo lang in sommige Latijns-Amerikaanse bedreven hebben. In het ene land ondermijnden ze een democratisch verkozen regering en in het ander land steunden zij een bestaande dictatuur. Dat kun je met een gerust geweten evenzoveel ‘aanvallen op de democratie’ noemen. Nochtans werd die politiek ondernomen om geopolitieke, en, zegt men, om economische redenen. Nooit was het de bedoeling van de Amerikanen om de ‘democratie om zeep te helpen’, integendeel zelfs. Het was echter wel het resultaat van hun politiek. En het is het resultaat, lijkt mij, dat telt, in Zuid-Amerika en in Oekraïne.

 De democratie in Oekraïne is, naar het schijnt, verre van volmaakt. Maar er zijn wel echte verkiezingen waarbij oppositiepartijen het kunnen winnen van de regerende partijen. Dat is in het verleden verschillende keren gebeurd. Er is een mogelijkheid tot ‘alternance’, wat Nozick de ‘zigzag of politics’ noemt. Dat is al heel veel. Was de Russische opmars naar Kiëv geslaagd, dan mogen we aannemen dat die – gebrekkige – democratie zou zijn vervangen door een autocratisch systeem zoals dat gangbaar is in Wit-Rusland en in Rusland zelf, met levenslang zetelende presidenten*. Wat er in Oekraïne aan democratie bestond, zou ‘om zeep geholpen zijn’. 

 Ik heb alle begrip voor geopolitieke overwegingen: veilige grenzen, bondgenootschappen, machtsevenwichten. Maar juist geopolitiek en democratie zijn begrippen die elkaar niet goed verdragen. Toen de Oekraïense bevolking zich, zoals later de Finse en de Zweedse, wilde aansluiten bij de Navo, dan was dat, van haar kant, niet noodzakelijk een wijze maar dan toch een democratische beslissing**. En toen Poetin die wil tot aansluiting – volgens Cliteur de reden van de oorlog – met wapengeweld wilde verhinderen, dan was dat, zoals Sting terecht zegt, een heuse aanval op de democratie, ook al was dat misschien niet Poetins ‘bedoeling’. Autocraten zijn helemaal niet tegen democratie in het algemeen, maar alleen als die iets beslist of zou kunnen beslissen wat hen niet bevalt - altijd dus.

 Cliteur is rechtsgeleerde. Laat ik het daarom in juridische termen vertalen. In Oekraïne heeft Poetin dan misschien geen moord willen plegen op de democratie, maar ‘t was toch minstens een poging tot doodslag. Het is daarvoor voldoende, lees ik op Wikipedia, als de dader ’bewust en willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard.’ In het kader van zijn geopolitiek heeft Poetin minstens de kans op de ‘dood van de democratie’ aanvaard.

 Er valt op het stuk van Cliteur nog meer aan te merken. Hij stelt het voor alsof het Oekraïense lidmaatschap van de Navo noodzakelijk betekent dat er in dat land internationaal wapentuig en raketten worden opgesteld tegen Rusland. Dat is niet zo. Er zijn ook Oost-Europese Navo-landen waar géén raketten tegen Rusland staan opgesteld. De veiligheid die de Navo kan bieden aan Oekraïne bestaat niet in de eerste plaats uit de opstelling van raketten, maar uit de belofte om Oekraïne te verdedigen als het wordt aangevallen. En dat laatste, weten we nu, is meer dan een theoretische mogelijkheid.

 Cliteur omschrijft de Navo als een ‘bondgenootschap dat als raison d’être opgeeft de Russische Federatie te bestrijden.’ Het woord ‘bestrijden’ is alweer niet pijnlijk nauwkeurig. Het suggereert een agressie die in het verleden van het bondgenootschap niet aan te wijzen valt***. De waarheid is anders. De Navo heeft zich, met betrekking tot Rusland, altijd als een defensief bondgenootschap gedragen, net zoals, het Warschaupact, laten we daar eerlijk over zijn, ook een defensief bondgenootschap is gebleken met betrekking tot het Westen.

 Ook vindt Cliteur het verkeerd om de Oekraïense oorlog als een ‘winnable war’ te zien, gezien de kans op een allesvernietigende nucleaire escalatie. Maar het begrip ‘winnable’ is niet goed omschreven. Als ‘winnable’ voor de Oekraïeners betekent dat de Russen Kiëv niet kunnen innemen, dan is de oorlog nu al gewonnen. Als ‘winnable’ betekent dat de Russen zich uit Oekraïne zullen moeten terugtrekken, of uit een deel van de veroverde gebieden, dan zie ik niet in waarom dat a priori onmogelijk zou zijn. Ik zie ook niet in waarom zo’n uitkomst onvermijdelijk tot een nucleaire catastrofe moet voeren. Als het Oekraïnse leger, gesteund door het Westen, Rusland zou binnenvallen, en oprukken naar Moskou, dán zou dat onvermijdelijk tot een nucleaire catastrofe leiden.

 Maar die nucleaire catastrofe is met een onberekenbare Poetin natuurlijk altijd een mogelijkheid. Daar heeft Cliteur gelijk in. Hij dringt daarom aan op voorzichtigheid. Zeker, voorzichtigheid is de moeder van de porseleinenkast. Maar dat betekent niet dat aan elke eis of aan elk dreigement van Poetin moet worden toegegeven, alleen al omdat de mogelijkheid bestaat op nucleaire escalatie. ‘De uitweg,’ schrijft Cliteur, ‘ligt niet in de verdere escalatie van het conflict.’ Natuurlijk niet. Maar ligt de oplossing dan in een ‘deëscalatie’? ‘Deëscalatie’ is een kreet waar de pacifisten van alle tijden weinig stenen mee hebben verlegd. ‘t Is een bruikbare strategie voor diplomaten om een oorlog te vermijden. Maar als een oorlog een keer begonnen is, wordt het moeilijk.

 Wat betekent ‘deëscalatie’ voor de Oekraïeners? Dat ze minder troepen naar het front moeten sturen? In de hoop dat de Russen dan ook minder troepen gaan sturen? En wat betekent het voor het Westen? Dat men minder wapens gaat leveren? Dan krijg je geen deëscalatie maar een Russische overwinning. 

 De beste invulling van het begrip ‘deëscalatie’ lijkt mij dat, ondanks de oorlog, diplomatieke gesprekken blijven plaatsvinden. De mensen van de Amerikaanse en de Engelse ambassades blijven geloof ik praten met de Russen. Dat is verstandig. Misschien kunnen ze de Russen stukje bij beetje een ‘eervolle’ terugtrekking aanpraten. Als Cliteur dát bedoelt, zitten we op dezelfde lijn. 

 Ik hoop op een Oekraïense overwinning én op een gematigd vredesakkoord, geen tweede Versailles.

* Of presidenten die zoals Poetin tussendoor ook even voor Premier spelen.

**Hiertegen zou je kunnen inbrengen dat zulke beslissingen niet door de bevolking maar, door een door de bevolking verkozen regering worden genomen. Maar Poetins bezwaar betrof niet de manier waarop de kandidatuur voor het Navo-lidmaatschap werd ingediend, maar tegen het Navo-lidmaatschap zelf. Zou hij het wel aanvaard hebben als het door een referendum bekrachtigd was? De onafhankelijkheid van Oekraïne is wél bekrachtigd door een referendum, zelfs met meerderheden in gebieden zoals de Donbass en de Krim.

*** Sommigen zullen de Navo-tussenkomst in de Kosovo-oorlog een agressie-oorlog noemen. Ik heb het hier alleen over de Navo met betrekking tot Rusland. 

Lukkassen vs. Clerick

 Het overkomt mij niet vaak, maar laatst was ik het onderwerp van een internet-artikel in De Dagelijkse Standaard. Sid Lukkassen vond dat ik ‘de democratische geloofsbrieven van van Paul Cliteur in twijfel had getrokken.’ Hij heeft mijn stukje over Cliteur en Sting gelezen en daaruit besloten dat ik Cliteur geen ‘échte democraat’ vind, dat Cliteur ‘zijn democratisch standpunt verwaarloost’, en dat hij door zijn houding tegenover Oekraïne ‘verraad pleegt aan de democratie’.

 Lukkassen heeft, vrees ik, mijn stukje slechts heel vluchtig gelezen. Ik ben er namelijk redelijk gerust in dat Paul Cliteur een échte democraat is, en uit wat ik van hem gelezen heb, een van de rechts-liberale soort, wiens opvattingen over een en ander dus dicht bij de mijne liggen. Alleen vond ik het fout dat hij de democratische dimensie van de Oekraïense onafhankelijkheidsstrijd loochende met een ontoereikend argument. Cliteur beweert namelijk dat het Poetins aanval ingegeven was door geopolitieke motieven, niet door de bedoeling om de democratie in Oekraïne te vernietigen. Ik ga daar eigenlijk mee akkoord. Maar ik vond het een denkfout om de inzet en gevolgen van een conflict te herleiden tot de bedoeling van een van de actoren.**

 Dezelfde denkfout vind ik terug bij Lukassen zelf, maar dan zodanig uitvergroot dat ik mij afvraag of Cliteur hem erin zou kunnen volgen. ‘Iedereen weet,’ schrijft hij, ‘dat het “vrije Westen” nooit werkelijk op zoek was naar het verspreiden en verdedigen van de democratie … het was nooit het doel om de democratie ongeacht alle belangen te verdedigen.’ ’Iedereen weet’, tja, ’t is een uitdrukking die ik mij herinner van mijn communistische jeugd. In elk geval wordt ook hier weer de bedoeling ingeroepen om de inzet van conflicten te bepalen.

 Lukkassen ondersteunt zijn kijk door te laten zien hoe inconsequent het Westen zich getoond heeft als het om democratie ging: het verraden van Polen in WO II, het steunen van dictaturen tijdens de Koude Oorlog, het gedogen van Erdogan in het Westerse bondgenootschap, enzovoort, tot en met de terugtrekking uit Afghanistan. Met die inconsequenties ben ik het eens, en als Lukkassen mijn stukje wat beter gelezen had, zou hij dat gemerkt hebben in de passage waar ik het voorbeeld van Latijns-Amerika aanhaal.

 Maar over die inconsequenties denk ik anders. Geopolitiek en democratie zijn voor mij niet per definitie en in alle gevallen tegengesteld. Je kunt tegelijk geopolitieke doelstellingen en democratische doelstellingen nastreven – alhoewel je sóms moet kiezen –, je kunt de democratie ook op een inconsequente manier verdedigen, en je kunt ten slotte ook de democratie proberen uit te dragen juist omwille van geopolitieke belangen. De oorlog in Irak is daarvan een voorbeeld. Amerika droomde – naïef – dat het de Sadam-dictatuur, een potentieel machtige vijand, kon vervangen door een democratisch model dat zich juist daarom op het Westen zou oriënteren***. Het is allemaal niet zo gelopen, dat weten we, en een beetje meer Realpolitik, en wat minder ideologie, was beter geweest, ja. 

 Wat de door Lukkassen zelf voorgestelde Realpolitiek betreft – Rusland te vriend houden en vooral China in de hand houden – daar heb ik geen mening over. Ik stoor mij wel aan de demagogie die hij gebruikt van ‘verarmde omaatjes’ die hun gas niet kunnen betalen terwijl er ‘miljoenen euro’s aan donaties en wapentuig naar Oekraïne gaan.’ Dezelfde omaatjes kunnen immers van stal worden gehaald als er straks miljoenen geïnvesteerd moeten worden in eigen defensie, zij het, in Lukkassen zijn analyse, met het oog op China. Bij budgettaire keuzes mogen de noden van een buitenlands beleid niet bepaald worden door de noden van een sociaal beleid, en ook het omgekeerde is misplaatst. Elk beleid heeft zijn eigen logica en vertrekt van eigen noden.

 Een laatste vraag: is Lukkassen zelf een echte democraat? Op basis van zijn stuk neem ik aan van wel. Alleen vind ik het jammer dat hij zo denigrerend spreekt over de Westerse democratie zoals ze bestaat. Hij vindt ons systeem ‘caesarisme’. Hij schudt gauw-gauw een lijstje uit zijn mouw van wat er fout loopt. Het is overigens een interessant lijstje. Veel van wat hij aanhaalt vind ik ook onrustwekkend. Het coronabeleid van de Westerse regeringen bijvoorbeeld heeft mij ook wantrouwiger gemaakt. Maar de afstand tussen de Westerse democratie met al haar fouten en het poetinisme is, naar mijn inschatting, even groot als die tussen het poetinisme en het stalinisme. Als dat nuances in totalitarisme zijn, dan zeg ik: leve de nuance!

** Ik heb deze alinea lichtjes aangepast omdat Lukkassen in een vervolgartikel er ongeveer het tegenoverstelde in las van wat ik bedoelde. Hopelijk is het nu duidelijk.

*** Een aantal lezers vonden dat ik hier de Amerikaanse inval in Irak ’goedpraatte’. Dat is niet wat ik beoogde. Buitenlandse politiek wordt tegelijk beïnvloed door vele factoren: geopolitiek, ideologie, economisch belang, binnenlandse agenda, humanisme. De poging om een democratie in te voeren in Irak zie ik niet als een humanistische, maar als een ideologische factor die, dít wou ik dus zeggen, een geopolitiek doel diende. 

Oekraïne: de economische boycot.

1. Ik wacht geduldig op goede argumenten, maar ondertussen zie ik weinig voordeel in de economische boycot van Rusland. We zetten de Russische bevolking onder druk door haar levenstandaard te verlagen. Akkoord. Daardoor zou ze haar steun aan de oorlog kunnen opzeggen. Misschien. Maar op welke termijn? Die druk kan op korte termijn evengoed leiden tot vernieuwde haat tegen het Westen en toegenomen steun aan de oorlog. Je kunt niet weten in welke richting de balans zal doorslaan, en wanneer. Het is niet erg origineel wat ik hier zeg, maar het is wel waar.

2. We zetten trouwens ook de levenstandaard van onze eigen bevolking onder druk, en we weten niet goed wat dáár de gevolgen van zullen zijn. Misschien wordt onze bevolking boos op Poetin. Dat zou mooi zijn. Maar het is niet altijd makkelijk om boos te zijn op een intimiderende bullebak. Misschien wordt onze bevolking in plaats daarvan wel boos op Zelenski, die er minder gevaarlijk uitziet en toch koppig is. Misschien hoor je dan bij de kapper: ’Als die Zelenski maar wilde capituleren, zaten we nu niet in de kou.’ En onze kappersklanten hebben meer middelen dan de Russische om het beleid onder druk te zetten.

3. De hele boycotgeschiedenis is vooral een emotionele kwestie. Toen mijn vader als gedeporteerde tewerkgesteld was in een Duitse wapenfabriek, was hij razend toen hij zag dat de machines daar vanuit Chicago waren ingevoerd. Dat was weliswaar van voor de oorlog, maar ik begrijp toch die woede. Je kunt niet tegelijk oorlog voeren en handel drijven. Maar we zíjn niet in oorlog. Je kunt dus wél militaire steun geven aan Oekraïne – iets waar ik helemaal achter sta – en tegelijk allerlei betrekkingen onderhouden met Rusland.

4. Ik herhaal: wij zíjn niet in oorlog. Er is geen oorlogsverklaring geweest. Er is nog steeds handel, er zijn nog steeds diplomatieke betrekkingen, er is nog steeds toeristisch verkeer. Al die dingen kunnen blijkbaar principieel in verschillende compartimenten worden ondergebracht. Waarom moeten ze dan beperkt worden in omvang?

5. Natuurlijk was een zekere mate van economische boycot onvermijdelijk. Emoties en symboliek moeten hun plaats krijgen. Politici, en zeker ‘toppolitici’ moeten de indruk krijgen dat ze iets dóen. Het is ook begrijpelijk dat ze door de dramatische gebeurtenissen in een ‘Churchillian mood’ raakten. Ik heb het elders ‘folie des grandeurs’ genoemd.

6. Na de heroïsche modus moet echter bezinning komen in plaats van blind voort te galopperen op de ingeslagen weg. Maatregelen moeten worden geëvalueerd voor er nieuwe worden genomen. Maar dat is niet gebeurd. Ik geloof niet dat die Europese toppolitici dom zijn, maar koortsachtig vergaderen en snelle beslissingen nemen over dossiers die ze vroeger nooit bestudeerd hebben, zoiets leidt niet tot evenwichtige beslissingen.

7. Toen Poetin de boycot beantwoordde met eigen boycotmaatregelen, spraken de Europese politici van ‘economische oorlog’ en ‘chantage’. Ik heb niets tegen een beetje hypocrisie, maar je moet proberen je daarbij niet belachelijk te maken.

8. Tot mijn verbijstering wordt de economische boycot van Rusland voorgesteld als een beleid voor de lange termijn. Biden wil sancties die ‘maximize the long-term impact on Russia’. De redenering is dat Rusland met een verzwakte economie ook militair zwakker zal staan en geen agressie meer zal kunnen plegen. Dat lijkt mij een dubieuze stelling. Rusland is economisch en militair al zwak genoeg. Hoe zwakker het wordt, hoe meer het alleen nog op zijn nucleair arsenaal kan terugvallen, en daar schuilt het grootste gevaar voor de wereldvrede. We moeten eigenlijk hopen op een economisch en militair sterker Rusland.

9. Kortom: wat mij betreft, moeten onze handelsbetrekkingen met Rusland genormaliseerd worden op het ogenblik zelf dat de oorlog ten einde is. Zoiets is goed voor de Russische economie én onze economie. En het verhoogt, zonder garantie te bieden, de kansen op vrede. Bastiat wist het al in de 19de eeuw: ‘Si les marchandises ne peuvent traverser les frontières, les armées le feront.

10. Ten slotte: om met mijn maître à penser te eindigen: Karel van het Reve heeft van alles gedaan om de Russische dissidenten te steunen en de sovjetmacht te ondermijnen. Maar hij was geen voorstander van boycotpolitiek. Hij was juist een groot voorstander van uitwisseling van studenten en ander vrij verkeer. Hoe meer Sovjetburgers het Westen bezochten, hoe meer tegengif ze kregen tegen de staatspropaganda. Die redenering is nog altijd van kracht. We zouden het de Russiche burgers nu makkelijker moeten maken om naar het Westen te reizen. Misschien zullen er onder die burgers enkele spionnen, saboteurs en provocateurs zijn. Maar die zijn er nu ook, vrees ik. Zoveel verschil zal het niet maken.

Oekraïne - over moraliteit, en de rest

 Veel van wat ik meen te weten over het menselijke bestaan, heb ik gehaald uit de televsiereeks Yes Minister. Neem moraliteit en ethiek. Eerste minister Hacker en zijn kabinetschef Sir Humphrey discussiëren over dubieuze wapenleveringen. ’We cannot close our eyes to something that is as morally wrong as this,’ zegt Hacker. Uit het antwoord van Sir Humphrey blijkt het voordeel van een klassieke opleiding aan Oxford, met bijhorend enkele degelijke cursussen filosofie. ’Very well, Minister, if you insist on making me discuss moral issues, may I point out that something is either morally wrong or it isn’t. It can’t be slightly morally wrong.’

 Een wereld ging voor mij open. Ik had altijd gedacht dat het domein van moraal één grote grijze zone was, en Sir Humphrey – of all people – leerde mij nu dat het wel degelijk een kwestie was van zwart óf wit. Na lang nadenken begreep ik mijn fout. Onze keuzes, beslissingen, handelingen zijn complex. Als je ze opsplitst krijg je een reeks witte en zwarte vakjes, maar als je die vakjes samenlegt en vanop afstand bekijkt, krijg je een grijs beeld. Voor iets als de militaire inval in Irak, bestonden ongetwijfeld een aantal moreel goede, naast een aantal moreel slechte redenen. Maar daardoor is het niet een eenvoudig een ondubbelzinnig eindoordeel uit te spreken.

 Daar komt bij dat mensen verschillende opvattingen kunnen hebben over goed, kwaad, waarden en ethiek. Een gemakkelijke manier om ondanks die verschillende opvattingen met elkaar te kunnen praten bestaat erin tijdelijk een utilitaire zienswijze aan te nemen. Moreel goed is dan alles wat het grootste geluk van het grootste aantal mensen (en dieren) bevordert. 

 Een nadeel van die zienswijze is dat ze het domein van de moraal heel erg uitbreidt. Vroeger waren er lieden – misschien bestaan ze nog – die beweerden dat ‘álles politiek is’. Met het utilitarisme krijg je hetzelfde: alles wordt moraal. Alles wat we doen kan immers bijdragen tot, of afdoen aan, het geluk van de ene of de andere, en dat geluk moeten we dan gaan wegen, en de bevoordeelde en benadeelde partijen moeten we gaan tellen. En als álles moraal is, wordt ook het onderscheid van de oude Talleyrand – c’est pire qu’un crime, c’est une faute – zinloos want een fout is dan een misdaad.

 De laatste tijd is de Oekraïense oorlog van de voorpagina’s verdwenen, en het aantal opiniestukken erover is fel verminderd. In de pers geldt nu het adagium ‘Van het oostelijk front geen nieuws’. Maar als in de winter energieschaarste zal heersen, wij thuis onze aangename comfortwarmte moeten missen, en in de winkels weer alles duurder wordt, dan kan de oorlog en het debat erover weer actueel worden. Mocht dat gebeuren, dan zou ik, voor een zindelijk verloop ervan, ook binnen de utilitaire zienswijze een afbakening van een aantal domeinen voorstellen. Ik denk bijvoorbeeld aan 

  1. sentiment 
  2. humanitarisme 
  3. ideologie 
  4. krijgskansen
  5. moraliteit en immoraliteit
  6. geopolitiek
  7. internationaal recht

 Ik heb in eerdere stukjes al iets over sentiment en het daarmee samenhangend humanitarisme geschreven. Er is niets mis met overwegingen in die sfeer, maar ze mogen geen al te groot gewicht krijgen. Ze wijzen misschien de juiste marsrichting voor de geschiedenis aan, maar wie te snel loopt kan lelijk vallen, zelfs al loopt hij in de juiste richting. 

 Als het over ideologie en systemen gaat, wordt het moeilijker. Liberale democratieën en autocratieën kunnen best lange tijd vreedzaam naast elkaar bestaan. Dat is in het verleden vaak het geval geweest. Maar met de botsing tussen het Russisch panslavisme en het Oekraïens nationalisme is het anders gesteld. Daar is het buigen, barsten, of water in de wijn. Gezien de huidige krijgskansen, met een relatief militair evenwicht – dank zij de Westerse steun –, duim ik voor het laatste. 

 Een oorlog waarin géén immorele middelen gebruikt worden is niet goed denkbaar. De twee partijen – Russen en Oekraïeners – beschieten en bombarderen soldaten, burgers en kinderen van de overkant. Leugenachtige propaganda wordt aangewend om het moreel van de bevolking en de troepen te verhogen. Dat betekent niet dat de twee partijen zich éven schuldig maken aan die misdaden, maar voor een buitenstaander is het moeilijk om na te gaan wie de zwaarste inbreuken pleegt, en zelfs neutrale verslaggevers kunnen door propaganda worden beïnvloed.

 Je kunt daarnaast ook proberen de moraliteit van het Westen met die van Poetin te vergelijken. Sommigen vinden dat het Westen een laffe proxy war voert, waarbij de Oekraïners het vuile werk doen, terwijl de kranige Russen tenminste boots on the ground hebben. Daar zit iets in. Ik aanvaard het verwijt van lafheid. Ik ben als burger van het Westen niet zo laf dat ik élk risico van een open conflict met Rusland wil vermijden, maar ben wel laf genoeg om een gróót risico op zo’n conflict te willen vermijden, zeker gezien de mogelijkheid van een nucleaire escalatie. Aan de andere kant suggereert de uitdrukking proxy war dat Zelenski wordt opgestookt door het Westen om oorlog te voeren. Dat is zeker hoe de Russen het zien. De meeste mensen die ik ken daarentegen hebben vooral de indruk dat het omgekeerd is en dat het Westen door Zelenski wordt opgestookt om meer en meer steun te geven.

 Een andere manier om de moraliteit van het Westen ongunstig te belichten is te wijzen op de schandelijke ‘gebiedsuitbreiding’ van de NATO naar het oosten. Waarom, vraagt men zich dan af, mag Poetin zijn invloedssfeer niet uitbreiden in Oekraïne, als het Westen dat in heel Oost-Europa gedaan heeft? Het antwoord op die vraag, is voor mij heel eenvoudig. Ik heb er geen enkel probleem mee dat gelijk welk land zijn ‘invloedssfeer’ probeert ‘uit te breiden’. Dat is een respectabele doelstelling. Maar de moraliteit gaat over de middelen die daartoe worden gebruikt. Breidt men zijn ‘invloedssfeer’ of ‘bufferzone’ uit door handelsbetrekkingen, beloften en wederzijdse akkoorden, zoals het Westen gedaan heeft, dan is dat in orde. Valt men een ander land binnen om een vazalregering te installeren of om een stuk van dat land te veroveren, dan is dat een heel andere zaak.

 Met die invloedszones zijn we bij de geopolitiek beland. Daar heb ik als leek weinig over te melden. Ik kan alleen hopen dat staatslieden zich hier opstellen als schoonheidskoninginnen die de wereldvrede als doel nastreven. Hoe ze dat moeten doen, dat weet ik niet, al zijn er een paar vuistregels. Zorg dat je voldoende sterk bent om je eigen veiligheid te garanderen. Ga bondgenootschappen aan. Laat je door je vijanden noch provoceren noch intimideren. Probeer enkele decennia vooruit te kijken. Allemaal gemakkelijker gezegd dan gedaan. 

 Ten slotte nog iets over het internationaal recht, zoals het vastgelegd is in verdragen en zoals het zou móeten zijn. Hier is één regel die boven alle andere uitsteekt: je mag een soeverein land niet aan- of binnenvallen. Zelfs niet als dat land vroeger van jou was. Zelfs niet als in dat land straten genoemd worden naar je historische vijanden. Zelfs niet als de regering van dat land andere bondgenootschappen aangaat dan degene die jij wenselijk acht. Zelfs niet als je de taalpolitiek in dat land discriminerend vindt. En ten slotte: zelfs niet als andere landen in het verleden ook zoiets gedaan hebben. 

 Wat poetinisten tegen dát argument kunnen inbrengen, is mij een raadsel. 

* Je kunt in het beste geval de pre-emptive strike uitzondering inroepen, maar dan moet je een beetje geloofwaardig blijven. 


Oekraïne - ethiek en sentiment. Vijf bedenkingen

1. Onder de talrijke slachtoffers van een oorlog zijn er altijd die een grotere sentimentele waarde krijgen. Voor mijzelf hebben ze vooral feitelijke waarde. De bloedbaden van Kafr Quasim (1956) en My Lai (1968) bewijzen twee dingen die ik al wist: ‘war is hell’, en de Israëli’s en Amerikanen zijn, net als andere mensen, tot de ergste wreedheden in staat. Zij maken mij echter niet noodzakelijk een tegenstander van Israël en Amerika, of een voorstander van de Palestijnen en de Vietnamese communisten. 

2. Hetzelfde geldt voor het bloedbad van Odessa (2014), met tientallen pro-Russische activisten die levend verbrand raakten, en dat van Boetsja (2022), waar honderden Oekraïense lijken werden gevonden. Mijn houding tegenover Moskou en Kiëv zal van meer zaken afhangen*. 

3. Algemener. De symboolwaarde van bepaalde misdaden verhoogt zeker mijn morele verontwaardiging. Maar die geeft mij niet het recht om al de rest te vergeten: de duizenden andere slachtoffers, de verschillende verantwoordelijkheden, enzovoort. Die iconische misdaden zijn ook onvoldoende om neutraliteit in een conflict tot de enige mogelijke keuze te decreteren.

4. Mensenrechtenorganisaties zijn wél aan zichzelf verplicht om neutraal te blijven. Amnesty International pleit ervoor om zowel de misdaden begaan door de Oekraïense als door de Russische en separatistische troepen en milities te onderzoeken. Amnesty heeft al verschillende keren onderzocht hoe de twee partijen de eigen misdaden proberen te verbergen maar ook die van de andere partij te overdrijven. De organisatie geeft het voorbeeld van Lavrov, de Russische minister van Buitenlandse Zaken. Als in 2014 bij Komunar in de Donetsk een graf wordt gevonden met vier gedode burgers, maakt hij daar een massagraf met vierhonderd lijken van (zie hier).

5. De westerse pers doet zeker mee aan eenzijdige sentimentele verontwaardiging, al doet ze in haar berichtgeving vaak ook een poging om kort de Russische versie weer te geven. De Russen, als direct betrokken partij, gaan in hun sentimentele eenzijdigheid veel verder. Al vele jaren zie je in Moskou langs de straten en in de winkels foto’s van in de Donbas omgekomen kinderen - alsof de separatisten in dat gebied géén kinderen doden. Het is dat soort foto’s dat er mee voor gezorgd heeft dat de Russische man in de straat de oorlog steunt. De ethiek van de man in de straat is overal sentimenteel, maar in het land van Dostojevski nog meer dan ergens anders geloof ik.


Diplomaten 

 In De Tijd citeert Rik Van Cauwelaert een aantal diplomaten die, zoals hun beroep het voorschrijft, een diplomatieke oplossing van de oorlog in Oekraïne bepleiten. Ik ben helemaal vóór die diplomatieke oplossing, zolang de Westerse wapenleveringen ondertussen maar doorgaan. Ook pleiten de diplomaten voor meer Realpolitik en tegen een morele benadering van de kwestie.

Maar wat is hier Realpolitik? Zolang de Europese Gemeenschap geen echt leger heeft, is Rusland de enige kandidaat voor hegemonie op het Europese continent. Echte Realpolitik zou er eigenlijk in moeten bestaan om het conflict zo lang mogelijk te laten aanslepen, zodat Rusland maximaal verzwakt. Ik zie vanuit West- en Midden-Europees standpunt, naast het gevaar voor nucleaire escalatie, eigenlijk maar één reden om het conflict niet te laten aanslepen, en dat is bij uitstek een morele reden: het lijden van Oekraïense burgers, en van soldaten aan beide kanten, zo veel mogelijk beperken.

 Maar natuurlijk bedoelen de diplomaten met hun voorkeur voor een realistische boven een morele benadering iets anders: dat je in diplomatie niet ver geraakt als je conflicten bekijkt als iets dat tussen ‘goeden’ en ‘slechten’ wordt uitgevochten en dat je niet moet zoeken naar een rechtvaardige oplossing*, maar naar een realistisch compromis. Als we het dan toch over compromis hebben – ik ben voorstander van een compromis tussen rechtvaardigheid en realisme. Het is trouwens onrealistisch om geen rekening te houden met het – weliswaar manipuleerbare – rechtvaardigheidsinstinct van de betrokken partijen

*Onder het trotse woord ’rechtvaardigheid’ versta ik in de eerste plaats enkele eenvoudige spelregels zoals het respecteren van grenzen en soevereiniteit, het nakomen van verdragen en het eerbiedigen van rechten van nationale minderheden.

 

 

De vredesvoorstellen van Elon Musk en Boudewijn Bouckaert. 

 Nog voor hij er eigenaar van was, deed Elon Musk op het sociale medium Twitter een voorstel om de Oekraïense kwestie op te lossen: 

  1. Nieuwe referenda in de geannexeerde gebieden onder VN controle; 
  2. De Krim bij Rusland; 
  3. Garanties voor watervoorziening in de Krim; 
  4. Oekraïne blijft neutraal. 

 

      Dat voorstel valt nogal gunstig uit voor Poetin. Waarom gaat bijvoorbeeld de Krim integraal naar Rusland? In het referendum van 1991 koos 54 procent van de Krimbewoners vóór de Oekraïense onafhankelijkheid**. Verder is niet duidelijk of Musk zijn voorstel ziet als een rechtvaardige dan wel een realistische oplossing – of een compromis tussen de twee.

 Dat ligt anders bij professor Bouckaert die als rechtsgeleerde de beginselen van rechtvaardigheid vooropstelt. Zijn voorstel luidt onder andere, lichtjes ingekort***

  1. Rusland vergoedt alle vernielingen op het Oekraïens grondgebied. 
  2. In Donetsk en Luhansk komen er referenda onder internationaal toezicht. Alle gevluchte inwoners mogen terugkeren en hun stem uitbrengen. Als 60 % voor Rusland stemt gaan ze naar Rusland en als 60 % voor Oekraïne stemt naar Oekraïne. Als geen van beiden 60% behaalt blijven de gebieden in condominion onder internationaal toezicht en worden er over tien jaar nieuwe referenda georganiseerd.
  3. De Krim wordt in twee gedeeld. Het noorden gaat naar Oekraïne, het zuiden naar Rusland.
  4. Oekraïne is volkomen soeverein en heeft het recht bij de Navo aan te sluiten. 

 Ik ben het vooral eens met Bouckaerts laatste drie punten. De verdeling van de Krim en de nieuwe referenda zijn realistisch als toegeving aan Rusland, en rechtvaardig tegenover de bevolking van de betrokken gebieden. Dat Oekraïne mag beslissen om bij de Navo aan te sluiten is rechtvaardig vanuit het soevereiniteitsbeginsel en realistisch vanuit de recente ervaring van de Oekraïeners. Die zullen helemaal niet de behoefte voelen om zich geen tweede keer onbeschermd bloot te stellen aan een Russische inval. 

 Het eerste punt - dat van de vergoeding van de schade - lijkt op het eerste gezicht heel rechtvaardig. Ik heb echter bezwaren vanuit het realisme. Ik zie niet in hoe herstelbetalingen kunnen worden afgedwongen zonder een verpletterende overwinning te behalen op Rusland, zonder dat, bij wijze van spreken, Moskou wordt ingenomen door Oekraïense troepen, de hele regering wordt afgezet en Poetin wordt verplicht om aan een klein smal tafeltje de capitulatie te ondertekenen. Dat is geen realistisch scenario. En helemáál rechtvaardig is het ook weer niet om de Russische burgers voor alles te laten betalen. Zoals het ook niet helemáál rechtvaardig is om de Europese burgers te laten betalen, hetgeen nochtans, vrees ik, het geval zal zijn. Misschien kan de Europese Gemeenschap op dat moment best wat goodwil van haar burgers kopen door op andere gebieden – ik denk aan migratie – een minder onpopulair beleid te gaan voeren.

* Het voorstel van Bouckaert houdt verder nog de volgende punten in: het Internationaal Strafhof mag de oorlogsmisdaden van beide kanten onderzoeken en de daders berechten; Cherson en Zaporishia gaan integraal terug naar Oekraïne; aan de grenzen van beide landen komt een gedemilitariseerde zone van 50 km aan beide kanten.

 

Notities over Oekraïne

Poetinisten en zelenkisten.

 Bij de poetinisten in het Westen vind je de lafaards en de cynici; bij de zelenkisten vind je de heethoofden en de moralisten. Natuurlijk zeggen die omschrijvingen niet veel over hoe die mensen zich echt zouden gedragen bij een uit de hand gelopen caféruzie waar het mes wordt bovengehaald.

Poetins karakter.

 Over Poetins persoonlijkheid wordt veel gespeculeerd. Hoe verstandig is hij eigenlijk? Hoe rationeel is hij? Is hij voorzichtig of paranoïde? Soepel of koppig? Maar over twee eigenschappen zijn de meeste specialisten het eens: hij veracht zwakke tegenstanders en hij is heel gevoelig voor vernedering. De eerste eigenschap zou het Westen moeten aanzetten tot een ferme opstelling, de tweede tot een diplomatieke gedragslijn. Zo weten we het nog altijd niet.

Schadevergoeding.

 Zelf hoop ik op een Oekraiënse overwinning en een uiteindelijk vredesverdrag tussen Oekraïne en Rusland. Boudewijn Bouckaert schreef een kladje voor zo’n verdrag en plaatste het op zijn Facebookpagina. Ik ging akkoord met de meeste bepalingen, behalve die van een Russische schadevergoeding. Hoe zou men die kunnen afdwingen zonder de oorlog in het hart van Rusland te brengen? Of moeten we verder met economische sancties dreigen waar we onszelf schade mee berokkenen? En moeten we ten slotte de Russische burgers laten betalen omdat zij niet in opstand kwamen tegen de oorlog? Maar burgers komen nooit in opstand tegen hun oorlogszuchtige leiders, zoals John Mearsheimer terecht opmerkt. Burgers durven dat niet. Hoogstens komen ze in opstand nadat hun oorlogszuchtige leiders de oorlog verloren. En dan zijn het nog het meest de soldaten die in opstand komen, en niet de burgers.

Fellow-travelers van Poetin. 

De communistische ideologie en propaganda bevatte veel onzin. Intelligente sympathisanten in het Westen zaten daar verveeld mee. De zogenaamde fellow-travelers deden hun best om betere argumenten te verzinnen dan de communisten zelf, en slaagden daar soms in. Met Poetin zien we hetzelfde. In toespraken raaskalt hij over ‘een speciale operatie’, ‘nazistisch gevaar’, ‘agressie tegen Rusland’, ‘satanisme’ enzovoort. Intelligente sympathisanten in het Westen hebben veel betere argumenten dan Poetin zelf, of ze doen op zijn minst alsof ze zijn onzinnigste uitspraken niet hebben gehoord. 

Realpolitik. 

Bij de geleerden die zich met het vraagstuk van oorlog en vrede bezig houden, heb je verschillende scholen. Zo heb je bijvoorbeeld de ‘defensieve realisten’ en de ‘offensieve realisten’. De eerste school kun je ophangen aan het devies van Vegetius: ‘Si vis pacem, para bellum.’ Als je vrede wil, bereid je voor op een mogelijke oorlog. De tweede school kun je ophangen aan het devies van Cicero: ‘Si pace frui volumus, bellum gerundum est.’ Als je in vrede wil leven, dan moet je eerst oorlog voeren.




 

2023

Paul Goossens: het gevaar komt uit het Westen

     Ik moet de opinieschrijvers in De Standaard nog gewoon worden. In Paul Goossens, bijvoorbeeld, zag ik een ‘goede Europeaan’, een beetje zoals Hendrik Vos. Maar nu lees ik Goossens zijn stuk over Oekraïne en hij blijkt, in zijn eigen woorden, een ‘deloyale Europeaan’ te zijn die ‘vragen stelt bij Europa’s uitbreiding naar het Oosten’. Hier is een schisma tussen politiek-correct-links-liberaal en links tout court. De politiek correcte links-liberaal is vóór Oekraïne en tegen de Russische expansie. Maar voor een deel van links zal het Westen altijd de hoofdvijand blijven. En Goossens hoort blijkbaar bij dát deel.


 Uit De Standaard 16 mei 2023


‘Rusland is het initiatief onverbiddelijk kwijt.’ Ik lees dat graag, zulke stukken, die optimistisch zijn over een Oekraïense overwinning. Maar dan besluipt mij de angst: is het stuk niet te optimistisch?


Chomsky

     Ik heb gisteren, tegen mijn gewoonte in, naar een Youtube-interview gekeken, met Noam Chomsky over Oekraïne. Zoiets heeft alleen een emotionele functie. Een Poetin-Versteher zegt: ‘Zie je wel,’ en een Oekraïne-sympathisant zoals ik, denkt: ‘Hoe is het in godsnaam mogelijk?’ Heel anders vergaat het mij als FB-vrienden een geschreven anti-Oekraïne betoog op mijn pagina plaatsen. Daar moet ik wat heel wat dieper over nadenken. 


Oekraïne en het would-be realisme van Tom Sauer

     Tom Sauer – ik weet bij zo’n naam niet waar ik eerst aan denk: Tom Sawyer* of sauerkraut – is Hoogleraar internationale politiek aan de universiteit van Antwerpen. Vorige week schreef hij een opiniestuk in De Standaard waarin hij zijn hoop uitsprak dat Oekraïne voor Poetin zou capituleren. Hij koos zijn woorden voorzichtig, maar daar kwam het op neer. Op de DeWereldMorgen.be – een nogal PVDA-achtige site – werd hij uitgebreid geprezen voor zijn ‘dissonante stem’ en zijn ‘gedetailleerde’ uiteenzetting.

     Sauer lijkt in zijn stuk dezelfde kant uit te gaan als de Amerikaanse geleerde John Mearsheimer, die net als Sauer, een bovengemiddeld begrip heeft voor Poetin en Westerse provocaties als verklaring voor diens agressie ziet. Sauer citeert zelfs een van Mearsheimers metaforen om de Oekraïne-oorlog te duiden: ’Als een kleine aap met een stok in de ogen van een grote gorilla peutert, moet dat aapje niet schrikken wanneer het een serieuze mep terugkrijgt.’ Sauer wil het conflict benaderen met een ‘nuchtere kijk’. Hij wil de ‘emoties en waarden’ er buiten houden, want ‘zo werkt het niet in de internationale politiek … Als puntje bij paaltje komt, gaat het voor elke staat om de eigen veiligheid en macht.’ 

    Mearsheimer heeft met zijn boeken over internationale politiek en oorlog een diepe indruk op mij gemaakt door zijn solide uitgangspunt, zijn afgewogen argumenten, en vooral door de foutloze logica waarmee hij doorredeneert tot de bittere eindconclusie. Dat is bij Sauer allemaal wat minder.  Hij wil, schrijft hij, dat het Westen zich niet laat leiden door ‘emoties en waarden’, maar heeft het ondertussen wel graag over Poetin die zich ‘vernederd en genegeerd’ voelt en die nogal gemakkelijk in ‘woede’ ontsteekt. Zijn dat dat geen ’emoties’? Of zijn het alleen de ‘emoties en waarden’ van het Westen die wij tussen haakjes moeten zetten?  En wat moet ik aan met Sauers pleidooi voor Westerse ‘empathie’ voor Rusland. Dicteert het realisme niet om vooral ‘empathie’ te hebben voor  onze ‘eigen veiligheid en macht’? Ik zal niet beweren dat wederzijdse empathie geen rol moet spelen in diplomatie, maar in Poetin heeft het Westen, geloof ik, een tegenstander die in deze eigenschap althans niet uitblinkt.
     Sauer wil het ‘dominante oorlogsnarratief’ ondergraven als zou Poetin de ‘enige schuldige’ zijn. Minstens even zwaar weegt voor Sauer de manier waarop het Westen zich heeft gedragen na de Koude Oorlog. Het Westen heeft Rusland onheus behandeld en Rusland heeft daarop gereageerd. Of die voorstelling juist is, weet ik niet. Steven Van Hecke van de KU Leuven, toont in zijn antwoord in De Standaard aan dat zo’n voorstelling minstens eenzijdig is.
    Een leek als ik, moet zich in zo’n feitendiscussie niet moeien. Ik wil echter wel wijzen op twee zwakheden terzake in het betoog van Sauer zelf. In een poging om de schuld te verdelen, schetst Sauer de zonden van beide partijen. De zwaarste zonde aan Westerse kant is dat George W. Bush in 2008, tegen mondelinge beloften in, aan Oekraïne en Georgië toezegde dat ze, als ze dat wilden, lid konden worden van de Navo. De zwaarste zonde aan Russische kant was dat de grootmacht een bloedige oorlog voerde in Georgië, massaal militair infiltreerde in Oost-Oekraïne, de Krim annexeerde, en ten slotte Oekraïne binnenviel, oprukte naar Kiev en het Oosten annexeerde. Het minste dat we hier kunnen zeggen dat Sauer er in zijn eigen schets niet helemaal in geslaagd is om de schuld gelijk te verdelen over de partijen.
     Een tweede zwakheid gaat veel verder. Sauer verwijt het Westen dat ze bewust nagelaten heeft om na de Koude Oorlog, samen met Rusland, ‘een systeem van collectieve veiligheid uit te werken waarbij op gelijke voet samengewerkt wordt’ en waarbij ‘het klassieke machtspel van bufferstaten en invloedssferen’ overstegen wordt. Kijk, zo’n zinnetje illustreert het verschil tussen Sauer en een échte realist als Mearsheimer. Het heeft geen zin je te beroepen op ‘nuchtere’ vaststelling dat ‘er geen wereldregering bestaat’ en dat grootmachten ‘hun eigen macht en veiligheid nastreven’, als je in een andere alinea de illusie aanhangt dat diezelfde grootmachten toch een of andere ‘federatie voor de vrede’ kunnen oprichten. Mearsheimer toont nogal overtuigend aan dat staten en grootmachten geen vredesfederaties aangaan, maar bondgenootschappen, opzegbare bondgenootschappen, die geen vredesgarantie inhouden maar die gericht zijn tegen een gemeenschappelijke vijand. Tegen welke gemeenschappelijke vijand hadden het Westen en Rusland zich na de Koude Oorlog moeten verenigen? Tegen China? Dan had Sauer dat er wel even bij mogen vermelden.
     Er zit ook een sterk punt in de redenering van Sauer. Hij schrijft dat Poetin bezorgd is om de veiligheid van zijn land. Dat is juist. Poetin zag dat de Russische bufferzone na de Koude Oorlog afbrokkelde en dat die van het Westen groter werd. Zelf ga ik ervan uit dat de Baltische staten, Polen, Hongarije, enzovoort niet als springplank zullen worden gebruikt om een agressie-oorlog tegen Rusland te beginnen, maar ik kan daar geen garanties voor geven. En Poetin heeft die garanties al helemaal niet. Het is dus begrijpelijk dat hij graag een zo groot mogelijke bufferzone heeft. Maar dezelfde redenering geldt ook voor het Westen. Welke garanties heeft het Westen eigenlijk dat het in de toekomst niet het slachtoffer wordt van een Russische agressie? Maar één: de zwakte van Rusland. Vanuit die redenering heeft het Westen alle redenen om Rusland zwak te houden en diens oude bondgenoten los te weken uit de vroegere invloedssfeer.
     Dat het Westen na de Koude Oorlog een foutloos parcours heeft afgelegd, durf ik niet beweren. Ik weet dat niet. Misschien hadden de Westerse landen vriendelijker moeten zijn tegen Rusland. Misschien ook hadden ze juist waakzamer en fermer moeten zijn. Sauer citeert een hele reeks autoriteiten uit de diplomatieke wereld die de eerste stelling aanhangen: Condoleeza Rice, Henry Kissinger, George Kennan, William Burns. Hij heeft dat recht. Maar als argument is het niet sterk, aangezien in zo’n controversiële materie gemakkelijk voldoende autoriteiten te vinden zijn die ongeveer het tegenovergestelde beweren. Bovendien nodigt zoiets uit tot cherrypicking: je haalt Kissinger aan op een punt waar je het met hem mee eens bent; ben je het niet met hem eens, dan wijk je uit naar Kennan.
     Het hoogtepunt van zijn argumentatie bereikt Sauer als hij de mogelijke afloop van het conflict beschrijft. De oorlog kan eindigen met een Oekraïense miltaire overwinning, met een Russische miltaire overwinning, met onderhandelingen of met een totale kernoorlog. Een ander scenario, dat van een aanslepend conflict met een uiteindelijke terugtrekking – zoals in de Vietnam-oorlog en de twee Afghaanse oorlogen – brengt Sauer niet ter sprake. Maar ik volg even zijn logica.
     Een militaire overwinning van de Oekraïners vindt Sauer niet waarschijnlijk. Hij citeert een Oekraïnse topgeneraal die verklaart de oorlog te kunnen winnen als hij 300 tanks krijgt, 700 infanteriegevechtsvoertuigen en 500 Houwitsers. Sauer lijkt dat onmogelijk te vinden. 300 tanks, dat is meer dan wat de meeste Europese legers hebben, citeert hij een journalist van The Economist. Ik zou dat argument eerder omdraaien. Als Frankrijk 400 tanks heeft in vredestijd, dan zie ik niet in waarom we in oorlogstijd geen 300 tanks zouden kunnen leveren aan Oekraïne. De vraag is echter: hoeveel tanks zullen de Russen daartegenover kunnen stellen? En de vraag is natuurlijk ook of we topgeneraals moeten geloven, of het nu Oekraïeners of Russen zijn?
     Een militaire overwinning van de Russen vindt Sauer al waarschijnlijker omdat Rusland ‘machtiger is dan Oekraïne in termen van aantal militairen, economie, grondstoffen en wapenindustrie.’ Bovendien is Rusland meer gemotiveerd dan het Westen om de oorlog te winnen gezien de grotere geografische en historische betrokkenheid. Dat laatste is zeker waar. Maar de betrokkenheid van de Oekraïners is nog groter, en die maakt het gebrek van Westerse motivatie zeker ten dele goed.
     Bij de onderhandelingen wordt het interessant. Sauer vindt dat Oekraïne moet toegeven aan de Russische eisen ook al zijn die niet helemaal ‘fair’. Het land moet dus beloven om geen Navo-lid te worden, om te verzaken aan de daaruit volgende bescherming, en om de Krim en de oostelijke gebieden voorgoed in Russische handen te laten. Op welke Russische toegevingen mogen ze hopen: ‘een iets kleiner soeverein land, waarschijnlijk zelfs met dezelfde leider.’ Ben ik nu stout als ik dat herformuleer als ‘een vazalstaat met eventueel Zelensky als president van een Vichy-regering?’ 
     Veronderstel nu even dat ik inderdaad stout ben en overdrijf, en dat Oekraïne na zulke onderhandelingen soeverein blijft, behalve in zijn keuze van militaire bondgenootschappen. Dat de Oekraïeners zich economisch mogen oriënteren op het Westen. Dat ze hun eigen leger onbeperkt mogen uitbouwen. Dat ze een cultureel beleid mogen voeren naar eigen smaak. Dat ze mogen optreden tegen Russische bemoeienissen bij de verkiezingen. Dat hun media berichten mogen publiceren die niet vriendelijk zijn voor Rusland. Dat lijkt mij allemaal redelijk. Maar wie garandeert dat Poetin, of zijn opvolger, het akkoord respecteert en niet opnieuw militair ingrijpt om Oekraïne nog dichter aan zich te binden of gewoon helemaal te annexeren, naar het roemrijke voorbeeld van de Russische tsaren? Die garantie zal dan in elk geval niet komen van de bittere les die de Russen uit een militair-diplomatieke nederlaag hadden kunnen trekken**. 
    Eigenlijk heeft Sauer maar drie argumenten voor zijn capitulatiepolitiek, en die hebben geen van alle veel uitstaans met nuchter realisme. Het eerste is de onuitgesproken hoop dat Rusland zich bij en na het beëindigen van het conflict redelijk zal opstellen en geen verdere expansionistische plannen heeft dan de Krim en Oost-Oekraïne. Het tweede is het humanitaire argument: hoe sneller Oekraïne capituleert – bijvoorbeeld omdat Westerse wapenleveringen achterblijven – hoe sneller er een einde komt aan de ramp met ‘tienduizenden doden en gewonden, miljoenen vluchtelingen, voedsel­tekorten’ enzovoort. Daar valt niets tegen in te brengen, behalve dat veel Oekraïners een andere afweging maken. Hier hebben we wat Mearsheimer noemt een meningsverschil over ‘first principles’ en zo’n meningsverschil, zegt Mearsheimer, is onoverbrugbaar.
     Blijft het argument van de kans op een totale kernoorlog die Poetin zou kunnen starten als Oekraïne, dankzij Westerse steun, op een overwinning zou afstevenen. Ook dat is een valabele afweging. Het houdt in dat Poetin als het erop aankomt een onberekenbare zot is die het voortbestaan van zijn land ondergeschikt maakt aan zijn onbereikbare droom. Maar juist die hypothese heeft Sauer met klem verworpen. Poetin is volgens hem ‘helemaal niet zot of ziek’, en ik denk dat hij daarin gelijk heeft. 
     Mearsheimer sluit niet uit dat een zot ooit in staat zou zijn om een totale kernoorlog te starten, maar hij acht het, om realistische redenen, weinig waarschijnlijk. Hoe weinig waarschijnlijk, dat valt niet te voorspellen. Maar als ook de allerkleinste kans op een kernoorlog een reden voor capitulatie is, dan moeten de Russen in Oekraïne inderdaad hun zin krijgen. Willen ze morgen Moldavië innemen, dan moet dat om dezelfde reden worden toegestaan. Willen ze de Baltische staten, idem. Willen ze Finland, idem. Willen ze alle vroegere Oostbloklanden, idem. En willen ze West-Europa er ook nog eens bij? Tja, ook idem. Volgens de logica van Mearsheimers realisme zouden de Russische ambities pas stoppen aan de Atlantische Oceaan. Zijn ze daar eens aanbeland, dan kunnen de Russen zich eindelijk veilig voelen, beschermd en tegengehouden door de ‘stopping power of large bodies of water’.

* Tom Sawyer is de jeugdige held in een roman van Mark Twain. Die Tom heeft de wereld een fameuze manipulatietruc geschonken. Hij moest van zijn tante het tuinhek schilderen, een hoogst vervelende klus. Hij ging echter te werk alsof het zo’n interessant werk was, dat voorbijkomende vriendjes smeekten, en ten slotte betaalden, om het werk te mogen overnemen. Zo ook lijkt Tom Sauer te geloven dat de Russische interesse in Oekraïne alleen komt doordat het Westen zich voor Oekraïne interesseerde. Geopolitiek is dat een juiste redenering, maar het is tegelijk een onderschatting van het eeuwenoude Groot-Russische nationalisme dat niet alleen geopolitiek maar ook ideologisch is. Overigens heeft de hele geopolitieke analyse niet veel zin als de factor van nationalisme niet in rekening wordt gebracht.

** Om eerlijk te zijn, Poetin lijkt mij niet het type dat zich van lessen veel aantrekt. Hij volgt zijn eigen agenda, onder het motto: In defeat, malice. In victory, revenge. Maar dan in het Russisch.


Het Bothsidesism van De Standaard: Tom Sauer

     In De Standaard van vandaag herhaalt professor Tom Sauer een standpunt dat hij al eerder in de krant publiceerde, alleen formuleert hij het nu nog duidelijker. ‘Als wij stoppen met wapenleveringen, heeft de Oekraïense president Zelenski geen andere keuze dan aan tafel te zitten.’ Dat is blijkbaar wat Sauer graag wil. Ik heb in een vorige stukje al geschreven wat ik daarover dacht*. Navo-lidmaatschap voor Oekraïne is uit den boze, schrijft Sauer, want dat is spelen met nucleair vuur. En verder: ‘Oekraïne moet wettelijk bindende veiligheidsgaranties krijgen, opgenomen in een vredesverdrag.’ Mooi, mooi. En als Rusland die veiligheidsgaranties schendt, mag het Westen dan wél reageren met wapenleveringen, of is dat ook weer ‘spelen met nucleair vuur?’ Of is het nóg anders en hoort bij het ‘realisme’ van Sauer het geloof dat Poetin zoiets nooit zou doen?

     Ook mooi is dat De Standaard over Oekraïne tegengestelde meningen aan bod laat komen. In tegenstelling tot Martha Claeys ben ik voorstander van wat zij verwerpelijk bothsidesism noemt, zeker op de opiniepagina’s. Ik verwacht nu dat De Standaard binnenkort ook stukken van Vlaams Belang-leden publiceert – die overigens over Oekraïne ongeveer hetzelfde vertellen als Sauer. Maar misschien is mijn vergelijking fout en moet je ergens de grens trekken. Een beetje zoals Sven Mary, die ooit beweerde dat hij als advocaat wel islamistische terroristen wilde verdedigen, maar geen Vlaams Belangers.

De vrede van Sauer 

    Tom Sauer heeft een compromis bedacht voor de oorlog in Oekraïne: Poetin mag het geannexeerde gebied houden, en bekomt dat Oekraïne geen lid wordt van de Navo. En wat bekomt Zelenski? ‘Hij mag met opgeheven hoofd het strijdtoneel verlaten. Klein duimpje heeft relatief goed standgehouden. Het land komt overduidelijk in de Westerse invloedssfeer, en dat is het tegenovergestelde van wat Poetin beoogt.’       

      Een vraag voor Sauer. Hoe lang zal Oekraïne in de Westerse invloedssfeer mogen blijven zonder Navo-lidmaatschap? 

Poetin en Poesjkin

     In Kiev is de Poesjkinstraat herdoopt tot de Chykalenkostraat. Die Oekraïense held Chykalenko ken ik noch van naam noch van reputatie, maar ik ben er wel zeker dat hij in de beschavingsgeschiedenis van de mensheid nooit de rol van Poesjkin zal spelen.

     Nu is het waar dat Poesjkin, naast mooie vrijheidsgedichten, wel eens een chauvinistisch gedicht heeft geschreven. Hij kon, zoals veel Russen, niet goed tegen kritiek op zijn land. ‘Ik veracht mijn vaderland natuurlijk van hoofd tot voeten,’ schreef hij in een brief, ‘maar ik vind het vervelend als een buitenlander dat gevoelen met mij deelt.’ En dat leidde ertoe dat hij gedichten schreef als ‘Tot de lasteraars van Rusland’, waaruit de Poetinisten zo graag citeren. De gewantrouwde hofdichter deed dat mede om in de gunst van de Tsaar te blijven.

     Ik heb drie of vier keer in mijn klas een Russische leerling gehad. De ene was geïnteresseerd in wat ik over literatuur in het algemeen vertelde en de andere niet. Maar als ik de naam Poesjkin liet vallen, kreeg ik altijd een onmiddellijke reactie. De ene kende een gedicht uit het hoofd, een andere kon alle details van het noodlottige duel uiteenzetten, een derde had een oom die op Poesjkin geleek. 

     Zulke reacties kreeg ik niet bij de namen Tolstoi, Dostojevski, Toergenjev of Tsjechov. Ik kreeg daardoor de indruk dat álle Russen zich vereenzelvigden met de figuur van Poesjkin. Zoals de Oekraïners blijkbaar Poesjkin vereenzelvigen met álle Russen – zodanig zelfs dat ze de Russische agressoren ‘poesjkinisten’ noemen. Dat komt ook, lees ik bij Timothy Garton Ash** (DS 21/08/2023), omdat de Russen in de door hen veroverde gebieden overal de beeltenis van Poesjkin op grote panelen plakken.

     Nu ben ik geen groot mensenkenner, maar ik vraag mij af of er mensentypes bestaan die meer van elkaar verschillen dan Poesjkin en Poetin.

 

Fear, honor, interest

     In de mockumentary Cunk on Earth wordt professor Ashley Jackson (King’s College London) gevraagd waarom mensen oorlog voeren. ’I am not trying to be controversial,’ zegt de interviewster, ‘but generally speaking, war does seem a bit of a shame … What makes us creatures turn on each other like that?’ De professor antwoordt met drie woorden: ‘Fear, honor, interest.’ Ik zou er, na het lezen van enkele boeken van Mearsheimer, aan toevoegen: ‘In that order.’

     Is de drijfveer van Poetins oorlog dan niet het imperialisme? Zeker, maar de ultieme oorzaak van het imperialisme is fear, honor and interest. 

Op Russisch grondgebied

     Als ik hoor dat de Oekraïeners acties opzetten op Russisch grondgebied, voel ik mij altijd ongemakkelijk. Ik ben dan bang dat de Russen echt boos zullen worden, dat Poetin razend en tierend op de televisie zal komen. Maar het schijnt dat hij die aanvallen zoveel mogelijk stil houdt. Ik zou een bange Oekraïense generaal zijn.

Het decadente Rusland

     Als ik aan mijn leerlingen het decadentisme van Karel van de Woestijne of Louis Couperus begon uit te leggen, kon ik in eerste instantie op enthousiaste belangstelling rekenen. ‘Was dat met decadente feestjes, meneer?’ Ja, misschien, maar ze mochten zich die feestjes in elk geval niet voorstellen als hún feestjes, met veel vrolijkheid en levenslust en lachende gezichten. Ze moesten vooral denken aan ‘vermoeidheid’. Als ik het nu zou uitleggen zou ik misschien citeren uit het Knack-interview met de Russische politologe Jekaterina Schumanns: ‘Het is geen wetenschappelijke term, maar Rusland is moe. De Russische samenleving is totaal gedemoraliseerd. Het is een land dat zich oud voelt, ontmoedigd, ontdaan van elke vorm van levenslust.’ En misschien zou ik mijn leerlingen dan, enigszins misleidend, een foto laten zien van opa Poetin met een dekentje op zijn knieën.

     Ik kan overigens het woord ‘decadent’ niet uitspreken of er komt mij een regel van Reinhard Mey voor de geest, uit zijn lied Annabelle, waarin hij zichzelf beschrijft als ‘im höchtsten Grade dekadent’.



De hypocrisie van het Westen

     Ik lees af en toe iets over het drama dat zich in Gaza afspeelt, en vaak gaat het dan over de Westerse hypocrisie. Ik lees over die hypocrisie bij Koert Debeuf, bij Hendrik Vos, bij criminoloog Tom Daems, en zelfs bij een verstandig man als Luuk Middelaar. ‘Hypocrisie is de tweede valstrik.’ schrijft Middelaar. ‘Met de welhaast onvoorwaardelijke steun aan Israël stellen de VS en Europa zich bloot aan de kritiek van twee maten en twee gewichten. Landen in het Globale Zuiden – en ook flinke delen van de Europese publieke opinie – zien dat de Westerse bekommernis om Oekraïnse levens veel groter is dan die om Palestijnse. Dit kost geloofwaardigheid.’ En Koert Debeuf schrijft ongeveer hetzelfde: ‘Het is die houding die het Westen in de ogen van de rest van de wereld moreel bankroet maakt. Wie zal nog luisteren wanneer Europa een nieuw rapport publiceert over de problemen van mensenrechten en democratie?’

     Wie zal nog luisteren naar Europa? Dat is een heel goede vraag. Wie luistert er nu naar de zedenlesjes van Europa? Of laten we zeggen, wie luisterde er  vóór 7 oktober? Is onze ‘geloofwaardigheid’, such as it is, pas echt gedaald na de lauwe Europese steunbetuigingen aan Israël? Ik geloof daar niet veel van. Europa en het Westen zijn al lang – terecht of ten onrechte – het voorwerp van afgunst en haat in de wereld. En wanneer regimes van het Globale Zuiden al eens vriendelijk doen tegen ons, is het omdat ze hopen daar voordeel uit te halen. Het zij zo. Ainsi va le monde.  Het is wat het is.

       Ook zou ik de vergelijking met Oekraïne niet te ver doortrekken. Rusland is voor zover ik weet Oekraïne niet binnengevallen na een moorddadige Oekraïense raid van het Hamas-type. Ik kan begrip opbrengen voor mensen die in de Israël-Hamas oorlog vooral oog hebben voor de veiligheid van Israël, en aan de andere kant voor mensen die vooral bekommerd zijn om het leed van de Palestijnse burgers. Maar ik ben vlakaf en compromisloos tegen de raid van de Hamasmilities zoals ik vlakaf tegen de agressie van Poetin ben. En ik ben blij dat Europa de zaak ook zo bekijkt. Die houding is zelfs, als men dan toch de vergelijking tussen de twee wil maken, in zekere zin consequent*.

      Verder lijkt het in die voorstelling van zaken of het Westen de enige geopolitieke grootheid is die zich aan hypocrisie bezondigt. Je krijgt vaag de indruk dat het Globale Zuiden bestaat uit enigszins naïeve, goedmenende landen, die met ontzag opkijken naar de liberale en humanitaire politiek van het Westen en die dan bitter ontgoocheld zijn als blijkt dat die politiek niet altijd rechtlijnig is. Dat hadden ze nooit gedacht, die brave landen van het Globale Zuiden! Als het zo zit, dan zullen ze liever aansluiten bij landen die niet hypocriet zijn, zoals Rusland en China!

     Nu, op één punt geef ik Koert, Hendrik, Tom en Luuk gelijk: de Westerse buitenlandse politiek is natuurlijk hypocriet. Ik hoop dat hij dat nog lang zal blijven en ik wil gerust uitleggen waarom. Elke buitenlandse politiek bestaat uit twee onderdelen: de versterking van de eigen geostrategische positie en de verspreiding van de eigen idealen**. Soms liggen die twee in elkaars verlengde en versterken ze elkaar. De Verenigde Staten hielden Rusland in toom op het Europese contintent door de landen te ondersteunen die dezelfde liberaal-democratische idealen hadden als zijzelf***. Maar de twee onderdelen kunnen evengoed met elkaar botsen. Dezelfde Verenigde Staten die in Europa tijdens de Koude Oorlog de democratie ondersteunden, gingen in Latijns-Amerika dictaturen ondersteunen om te verhinderen dat Rusland daar voet aan wal kreeg.

      Doordat het beleid twee verschillende doelen nastreeft, is hypocrisie onvermijdelijk. Omwille van de geostrategie ondersteunt men in het ene land een ideaal dat men in het andere land bestrijdt. En bovendien, tweede hypocrisie, gaat men proberen de geostrategie zo goed en zo kwaad als het kan te verkopen als geheel en al uit idealen bestaand. Met de waarheid neemt men het dan niet zo nauw. Als een bepaald beleid voor 50 procent is ingegeven door idealen – wat veel te veel is om gezond te zijn – zal men het voorstellen alsof het voor 100 procent zo is.

     Eigenlijk kan men hypocrisie maar vermijden door het buitenlandse beleid te beperken tot één enkel doel.  Maar wie kan in godsnaam zoiets verdedigen? Alle humanitaire en liberaal-democratische idealen overboord gooien en alleen Realpolitik overhouden zou brutaal en cynisch zijn, en zou niet eens door de eigen bevolking worden aanvaard. En alle geopolitieke berekening overboord gooien zou nog vele malen erger zijn, want welk ideaal je ook wil bereiken – al was het het instandhouden van een broze vrede – je moet in de eerste plaats voldoende sterk zijn om er ook maar iets van te kunnen realiseren.

* Dat betekent niet dat het beleid inzake Oekraïne /Palestina in alle opzichten consequent is. Europa is tegen de Russische agressie in Oekraïne,  boycot daarom Rusland en geeft wapens aan de tegenpartij. Europa is ook – terecht – tegen de Israëlische kolonisatie van de Westbank, maar voert geen boycot tegen Israël, en geeft geen wapens aan haar vijanden. Ik zou het ook niet doen. Ik zou overigens ook geen economische boycot tegen Rusland gevoerd hebben, hoezeer ik ook voor wapenleveringen aan Oekraïne ben. Zie mijn stukje hie

** Er zijn meer onderdelen in een buitenlands beleid, zoals het organiseren van goede handelsbetrekkingen, maar die laat ik hier buiten beschouwing

*** Afhankelijk van hoe men aankijkt tegen de staat Israël, is de Westerse politiek tegenover dat land ook een voorbeeld van geopolitieke belangen en liberaal-democratische idealen die in elkaars verlengde liggen. Israël is een betrouwbare strategische bondgenoot van het Westen en is tegelijk, met zijn vele gebreken, nog altijd het land van de regio die het dichtst bij de liberaal-democratische staatsvorm benadert. Bijna elke kritiek die je terecht op Israël kunt geven, kun je met nog meer recht geven op de naburige landen, met inbegrip van het Gaza van Hamas en de autonome gebieden van de Palestijnse Autoriteit. Er bestaan bijvoorbeeld betrouwbare rapporten dat er gefolterd wordt in Israëlische gevangenissen, maar toch weer niet zoveel naar het schijnt als in die van de Palestijnse Autoriteit. 


2024

Ex-premier van Oekraïne

     Interview met Petro Porosjenko, de oud-premier van Oekraïne. ‘Op de dag van de invasie ben ik naar het presidentieel paleis gegaan en heb ik gezegd: “President, vanaf vandaag ben ik niet langer de leider van de oppositie.’ De oud-premier is diplomatisch over Trump. Hij is niet bang dat de Europese wapenleveringen gaan stoppen, maar betreurt het tempo. ‘We betalen de vertragingen met soldatenlevens.’ Porosjenko bespreekt de mogelijkheid van een tijdelijke territoriale toegeving. Vergelijking met West-Duitsland en DDR.


Europese nervositeit rond Oekraïne

     Een stuk van Annelien De Greef op de laatste pagina. Ik erger mij vaak aan de opiniëring die binnensluipt op de pagina’s voor de berichtgeving, maar hier gebeurt het omgekeerde: sobere berichtgeving op een pagina voor opinies. Macron heeft gezegd dat het sturen van Europese troepen naar Oekraïne niet moet worden uitgesloten. De Greef ziet daarin een uiting van verkiezingskoorts, maar vergeet stelling te nemen over de uitspraak van Macron: is ze nu voor of tegen? Gelukkig heeft de eindredactie ingegrepen. Bovenaan het stuk staat een samenvattende inleiding die wél een stellingname bevat. ‘Voor je het weet escaleert de boel, waarschuwt Annelien De Greef.’ Sommige van mijn lezers vinden dat ik dat in mijn eigen stukjes ook vaak vergeet om een duidelijke stellingname te formuleren. Misschien heb ik een eindredacteur nodig. 


Meningsverschil over defensiebudget

   Op dinsdag verscheen er in De Standaard een groot stuk van Charles Michel over het Europese defensiebeleid, terwijl wetstraatjournalist Bart Brinckman op maandag al een stuk had gepubliceerd over hetzelfde onderwerp. Het verschil van toon tussen de twee stukken was opvallend. Er lijkt zich zoetjesaan een barst af te tekenen in het oude bondgenootschap tussen onze pers en onze eurocraten, of het nu gaat om milieu, om immigratie*, of om defensie. 

     De eurocraten hebben altijd hoog opgegeven van een Europese defensie. En zo lang het om praatjes ging, kon de links-liberale pers dat idee best smaken. Maar door Oekraïne is het nu menens: de speeltijd is voorbij**. Ons land bijvoorbeeld zou, om goed te zijn, zijn defensie-uitgaven ongeveer moeten verdubbelen: van 1 procent van het BBP naar 2 procent. Charles Michel denkt helemaal in die richting en spreekt over de noodzaak van een ‘oorlogseconomie’ en ‘defensie-obligaties.’

      Dan is de toon van Bart Brinckman in zijn commentaar wel even anders. Hij wil, geloof ik, nog het liefst van twee walletjes eten. Hij geeft toe dat er in het verleden te vaak is bespaard op defensie en dat ‘het vredesdividend nu is opgebruikt.’ Ook vindt hij dat ons land, als het Navo-bescherming wil, een bijdrage moet leveren, maar met de keuze voor dat onbepaalde lidwoord blijft hij lekker op de vlakte. En bovendien gaat de redenering al snel de andere richting uit. Het is niet meteen het interbellum discours van het ‘gebroken geweer’, maar het gaat er toch vooral om dat we een ‘nietsontziende wapenwedloop’ moeten vermijden en dat we moeten oppassen met ‘snelle verwijzingen naar het Russische en Chinese gevaar’.

     Eerst iets over die ‘snelle verwijzingen’. De vraag, zou je denken, is niet of we snel of traag moeten verwijzen naar het Russische en Chinese gevaar, de vraag is of dat gevaar echt bestaat. En ik denk niet dat het Brinckmans bedoeling is om dat gevaar te ontkennen. Als argument van zijn kant heeft de woordcombinatie ‘snelle verwijzingen’ dus niet veel om het lijf. De uitdrukking ‘wapenwedloop’ bevat daarentegen, naast stemmingmakerij, wél een rudimentair argument. Als wij onze bewapening van 1 procent naar 2 procent opdrijven, dan kan Rusland ook zijn bewapenening opdrijven van 6 procent naar 12 procent. We herinneren ons van tijdens de Koude Oorlog dat zoiets kan escaleren en dat daarom een Oost-Westdiplomatie nodig is om een tegenwicht te vormen.  Ik ben van zo’n diplomatie een groot voorstander, vooral als Rusland wat goede wil laat zien door zich uit Oekraïne terug te trekken.

    Maar Brinckman heeft ook een goed argument tegen wat hij een ‘turbo op defensie-investeringen’ noemt. ‘Het zou goed zijn,’ schrijft hij, ‘mocht er [eerst] Europees meer worden samengewerkt om de taken te verdelen en de inzet te optimaliseren.’ Daar heeft hij volledig gelijk in. Zelfs met het bestaande budget zou er door goede keuzes en door optimale samenwerking al veel kunnen worden bereikt. Ik denk dat er met het bestaande budget van Onderwijs ook betere keuzes kunnen worden gemaakt. Maar bij echt grote nood is optimalisering onvoldoende.  Onderwijs bijvoorbeeld zal, gezien het stijgende aantal anderstaligen, ook echt wel meer centen moeten krijgen. Soms moet je én de optimalisatie van de uitgaven nastreven, én het budget verhogen, zeker als er, zoals bij Onderwijs en Defensie, extra personeel nodig is.

     Wat de nieuwe militaire uitgaven betreft, wil ik trouwens liever realistisch blijven. Ze zijn nodig, maar optimale keuzes in dit verband lijken mij een erg hoog ideaal. Er zal wel weer, zoals dat in die zaken gaat, veel knoeiwerk aan te pas komen. Daar valt niet veel tegen te beginnen. Er zijn te veel partijen betrokken die andere doelstellingen hebben dan militaire. Bedrijven willen winst maken, politici willen zich populair maken door plaatselijk jobs te creëren***, specialisten hebben hun stokpaardjes, en militairen weten niet precies wat ze nodig hebben zolang er geen oorlog is. 

     Het probleem van het militair-industrieel complex is niet wat men er vaak van maakt: dat de bewapeningsindustrie zou aansturen op oorlog om meer te kunnen verkopen. Het is eerder omgekeerd. De bewapeningsindustrie heeft voordeel bij vrede. Het is in vredestijd dat ze zo een beetje om het even wat kunnen verkopen. Hoe performant de wapens precies zijn, is minder belangrijk dan de pitch, het lobbywerk, de dia-presentatie, het economisch dossier, en niet te vergeten: de indrukwekkende demonstraties … op het droge. Ik lees in De Standaard van 20/3 dat vooral niet-Europese bedrijven van de nieuwe wapenwedloop profiteren. Zuid-Koreaanse bijvoorbeeld****. Ik vind dat zo slecht nog niet. Ik heb dat liever dan bestellingen die voor de helft gemotiveerd zijn door protectionisme en voor de andere helft door ‘economische compensaties.’

     Hoe je het ook draait of keert, militaire uitgaven zijn staatsuitgaven, met alle nadelen van dien. Als de helft van de uitgaven efficiënt besteed worden, mogen we dat een succes noemen. En laten we voor onze defensie hopen dat de helft van 2 procent dit keer meer zal zijn dan de helft van 1 procent. 

     En oh ja, ik zou het nog vergeten, Brinckman begint zijn commentaar met een Latijns citaat: si vis pacem, para bellum. ‘Als je vrede wil, moet je oorlog voorbereiden.’ Het is een van de weinige Latijnse citaten die mijn vader zich van zijn collegetijd herinnerde. Friedrich Merz, de leider van de Duitse christen-democraten, schreef het onlangs toe aan Cicero. Fout, schrijft classicus Patrick De Rynck in De Standaard, Cicero heeft dat nooit gezegd. ‘We weten niet wie die oneliner verzonnen heeft,’ voegt hij er aan toe.

      Zelf meen ik wel te weten waar het citaat ongeveer vandaan komt. Meer zelfs, ik weet dat al van toen ik veertien was en nog op de schoolbanken zat. Het is een aangepaste versie van een uitspraak van Cicero: si pace frui volumus, bellum gerundum est (Cic. Phil. 7, 19). ‘Als we van de vrede willen genieten, moet er oorlog worden gevoerd.’ In de spraakkunst van de goede pater Geerebaert werd het citaat als voorbeeld gebruikt bij regel 302: ‘Wanneer men alleen het logisch verband tussen voor- en nazin beschouwt, dan staat in de voorzin een der tijden van de indicatief.’ Daarom is het volumus

  

* Over de kloof tussen de Eurocraten en de pers, heb ik al eens iets geschreven. Bij de immigratiekwestie liggen ‘links’ en  ‘liberaal’ in elkaars verlengde, bij de defensiekwestie is het ingewikkelder.  ‘Liberaal’ is anti-Poetin, en  ‘links’ is anti-defensie. 

  

Roel van Duijn en de sterke defensie

     In de boekhandel zag ik een boek liggen van Roel van Duijn. Dat is iemand van mijn jeugd, de man van de Provo’s, van de Kabouterpartij, van de pacifisten. Ik heb het laatste hoofdstuk van het boek rechtop staand in de winkel gelezen. Van Duijn roept Europa op om heel, heel snel een sterke defensie en een sterke atoommacht op te bouwen, zodat we Poetin vóór zijn. Van Duijn is met een Russische getrouwd geweest en heeft lang genoeg in Rusland gewoond en met Russen gesproken en ruzie gemaakt om niet licht te tillen aan het gevaar uit het Oosten.

      Natuurlijk krijgt hij nu te horen dat zijn huidige standpunten haaks staan op die van zijn radicaal-pacifistisch verleden. Ja maar, antwoordt hij, vroeger was er alleen maar een Koude Oorlog, terwijl het gevaar op een Hete Oorlog, zoals Oekraïne bewijst, almaar groter wordt. Van Duijn denkt dat de wereld veranderd is – en hij heeft gelijk –, maar hij ziet minder scherp hoezeer hijzelf ook veranderd is. Je stelt dat vast bij veel ex-linksen, ex-revolutionairen en ex-pacifisten. De wereldconflicten van hun jeugdjaren bekijken ze nog altijd met de ogen van vroeger. 


De onveilige wereld van Johan De Boose

    In De Standaard stond een interessant stuk van  Johan De schrijver en Oost-Europakenner. De bijzonder lange vrede waarin we leven heeft ons in het Westen blind gemaakt voor oorlogsgevaar. De Boose heeft tijdens zijn reizen door Oost-Europa gemerkt dat men daar ‘veel meer vertrouwd is met zaken waar hun westelijke buren van huiveren. Zaken als oorlogsdreiging, slagvaardige defensie en geopolitieke kwetsbaarheid … Dat komt omdat de herinnering aan onvrijheid en onvrede daar nog levendig is.’ Het is al bij al een somber beeld dat De Boose schetst. In het Westen gelooft men in eeuwigdurende sprookjes, in Oost-Europa reageert men met fatalisme en fanatisme. De fles wodka, schietoefeningen en het zwembad ombouwen tot schuilkelder. Uit een later stuk van De Boose heb ik begrepen dat hijzelf reageert met een militant pacifisme.

     Bieke Purnelle heeft net als ik het stuk van Johan de Boose gelezen over de verhoogde kans op oorlog waar het Westen blind voor blijft. Mijn conclusie was dat het defensiebudget omhoog moet. De conclusie van Purnelle moeten we vooral oppassen voor ‘opgeklopte angst voor het ondenkbare’ en voor ‘hunkering naar veiligheid’. Misschien gelooft ze dat het ‘ondenkbare’ verdwijnt als we er niet aan denken, of als we er minstens geen angst voor hebben. Purnelle pleit voor ‘kalme onverstoorbaarheid.’ Dat is een uitstekend idee. Als het defensiebudget maar omhoog gaat. 

 

Gevangenen ruilen met Poetin

    In zijn stukje van zaterdag (3/8) vervalt Reynebeau in zijn gewoonte om als het maar even kan de N-VA in zijn commentaar te betrekken. Maar ik ga me daardoor niet laten afleiden van het echte thema van zijn stuk: de gevangenenruil tussen Rusland en het Westen, waarbij een aanslagpleger werd geruild voor een kritische journalist. Voorstanders van zo’n ruil bewijzen volgens Reynebeau dat ze belang hechten ‘aan het leven en het individuele welzijn van hun burgers’; tegenstanders bewijzen dat ze zich laten leiden door ‘staatsraison en macht’. Ik ben ook meestal voorstander van zo’n ruil, maar het andere argument, dat van ‘staatsraison en macht’, is niet zo hol als Reynebeau lijkt te denken.

      Het is de oude discussie tussen ‘haviken’ en ‘duiven’. De laatsten zijn atlijd tot redelijke onderhandelingen bereid, de eersten willen een beleid van harde principes, van lik op stuk, van vergelding, van ‘peace with honour’. De moeilijkheid bij de haviken is dat hun heldhaftige en gezwollen taal verbergt waar het eigenlijk om gaat. Dat maakt het iemand als Reynebeau makkelijk om sarcastisch uit te halen. ‘Staatsheroïek is hoe dan ook fel overschat,’ schrijft hij.

     Het is waar dat slagzinnen als ‘de eer van de natie’ een rationele blik kunnen vertroebelen, maar achter die sloganeske ‘eer’ zit tegelijk een eigen rationaliteit. Steven Pinker legt die uit in The Better Angels of Our Nature. Opkomen voor je ‘eer’ betekent dat je je geloofwaardigheid bevestigt. Een terrorist als Poetin neemt een Amerikaanse journalist gevangen om hem te ruilen voor een veroordeelde Russische moordaanslagpleger. Ga je in op die chantage, of hou je vast aan je ‘eer’? Vertaald: maak je een rationele afweging of volg je blindelings een voorafbepaald principe?

     Als Poetin weet dat je van de rationele afweging bent, kan hij best nog meer journalisten gevangen nemen en nog meer moordaanslagen bevelen, erop speculerend dat je de volgende keer weer een rationele afweging zult maken. Poetin wordt op die aangemoedigd. Wat rationeel is in elk concreet geval, is irrationeel als algemene regel, aangezien het risico op chantage erdoor toeneemt.

    Ik ben het met Reynbeau eens dat het Westen er, alles bij elkaar genomen, goed aan deed om die Russische James Bond met licence-to-kill te ruilen voor die Amerikaanse journalist. Als de Westerse landen aan Poetin wil laten zien dat ze belang hechten aan hun ‘eer’ en niet met zich laten sollen, dan moeten ze maar wat meer F-16’s aan Oekraïne leveren. Ook in dat conflict zal vroeg of laat een compromis moeten gesloten worden, maar een ‘eervol’ compromis. Dat wil zeggen: een compromis dat Poetin aan zijn eigen bevolking kan verkopen als een overwinning, zolang hij het aan zichzelf maar niet zo kan verkopen.


Poetin-adept Elon Musk?

     Ik lees een lang stuk van de NRC dat overgenomen werd door De Standaard, en dat gaat over de dubbelzinnige houding van radicaal-rechts tegenover het regime van Poetin. De auteur bespreekt de posities van de verschillende radicaal-rechtse partijen in Europa. De Spaanse Vox, de Poolse PiS en de Fratelli d’Italia waren al kritisch voor Poetin vóór de inval in Oekraïne. Andere partijen werden het ná de inval: Vlaams Belang, de Oostenrijkse FPÖ, het Hongaarse Fidesz. In het stuk wordt gespeculeerd dat die veranderde houding kan zijn ingegegeven door electoraal opportunisme. Ik heb er geen bezwaar tegen dat in zo’n stuk, naast informatie, ook wat speculatie aan bod komt.

     Bij één woord echter word ik onredelijk woest. Ik citeer: ‘Meloni, die overigens in december nog het podium deelde met Poetin-adept Elon Musk …’ Poetin-adept Elon Musk ... schrijven we voortaan ook over Hitler-adept Chamberlain? Zo’n woordkeus is slordig, fout, dom en goedkoop, het is ondoordacht, het is laster, het is polemiek van laag allooi, het is normvervaging, en vooral: het is geen berichtgeving*. Het zou alleen berichtgeving zijn als Musk écht een Poetin-adept was, en iedereen die wat rondsnuffelt op de sociale media weet dat er échte Poetin-adepten bestaan. Je herkent ze zo.

     Ik kan mij voorstellen dat de omschrijving valt in een stuk op de opiniepagina’s. Wat retorische overdrijvingen en scheldproza in die sectie van de krant, dat moet kunnen. Sommige mensen houden daarvan. Ik zou bijvoorbeeld graag een stuk lezen van Herman Jacobs die Elon Musk aangaande Oekraïne de bol wast, over de knie legt, de mantel uitveegt, de levieten leest, de huid vol scheldt en over de hekel haalt. Ik vermoed dat Herman daarbij de term Poetin-adept niet nodig zou hebben. 

       Maar terug naar de binnenpagina’s van de krant, die voorbehouden zijn voor berichtgeving, en waar het woord stond dat in die context mijn woede opwekte. Ik word, als ik erover nadenk, vooral woest bij de gedachte dat weinig lezers zich aan die ongepaste taal zullen ergeren. ‘Ik heb al wel straffere taal gelezen op FB of op X,’ denkt de lezer. ‘Juist daarom,’ antwoord ik in gedachten. Hoe straffer de taal op de sociale media, hoe meer de berichtgeving van kranten het goede voorbeeld moet geven met een zakelijke, niet-polariserende toon. Als ik in de berichtgeving woorden als Poetin-adept lees, word ik, wellicht ten onrechte, wantrouwig tegenover de rest van het stuk, en de rest van de krant. 

     In het Oekraïne-debat zijn er stemmen die de historiek van het conflict verdraaien, verregaande toegevingen aan Poetin verdedigen, of de militaire steun aan Oekraïne in vraag stellen: Elon Musk*, Tom Vandendriessche van Vlaams Belang, Raoul Hedebouw van PVDA, professor Tom Sauer, professor Idesbald Goddeeris, Sid Lukassen. Ik heb de redenaties van sommige van die heren proberen onderuit te halen. Ik heb geen enkele keer het lasterlijke woord Poetin-adept gebruikt, terwijl mijn blog niet eens aan berichtgeving doet, niets meer is dan een opiniepagina, en terwijl ik alleen via polariserende sociale media communiceer. 

 

Radicaal-rechts en radicaal-links over Oekraïne

     Waarom zijn sommige partijen van radicaal-rechts zo afkerig voor steun aan Oekraïne? Van radicaal-links kennen we de motieven. Naast een historische sympathie voor Rusland, spelen vooral anti-Westerse en anti-Nato motieven een rol. Maar hoe zit dat bij de rechtse populisten? Is het de vijandigheid tegenover de EU die een rol speelt? Is het een afkeer van een humanitaire buitenlandse politiek? Leeft er bij hen soms een zekere sympathie voor gespierde regimes zoals die van Poetin, regimes die krachtdadig kunnen optreden – ongeveer zoals er bij ons krachtdadig zou moeten worden opgetreden in de migratiekwestie, zonder al te veel te letten op liberal niceties? Een beetje zoals Groene radicalen een krachtdadig beleid zouden willen dat zich niet laat afremmen door democratic niceties

Ingegraven

     Vorig jaar heerste er veel optimisme over de situatie in Oekraïne. Het Oekraïense leger zou de Russen kunnen terugdringen uit de bezette gebieden. Dat leek mij toen een heel moeilijke onderneming: de Russen zaten ingegraven aan het front. Vandaag heerst er veel pessimisme. De Russen zouden het Oekraiënse leger kunnen terugdrijven. Ook dat lijkt mij een moeilijke onderneming: de Oekraïners zitten evengoed ingegraven aan het front, zij het aan de andere kant.


Bevraging

     De European Council on Foreign Relations (ECFR) heeft een peiling uitgevoerd onder de Europese burgers naar hun mening over Oekraïne. 10 procent gelooft in een Oekraïense overwinning, 37 procent gelooft in een onderhandelde vrede, en 20 procent gelooft in een Russische overwinning. Ik volg de wisdom of the crowds: natuurlijk komt er een soort ‘onderhandelde vrede’. Alle Oekraiënse gebieden terugwinnen is onmogelijk. Ook vindt een meerderheid dat Europa moet verdergaan met de steun aan Oekraïne. Alweer volg ik de wisdom of the crowds: de blijvende steun is nodig om een voordelige vrede te bekomen, waarbij het vrije deel van Oekraïne het recht krijgt zich bij het Westen aan te sluiten. De ergst mogelijke uitkomst zou zijn dat Poetin zich in zijn analyse bevestigt ziet: dat het decadente Westen niet in staat is een ingeslagen weg lang vol te houden.


Onderhandeld compromis

     In De Standaard van 23 februari staan op de opiniepagina’s, naast elkaar, de stukken van Timothy Garton Ash en van Luuk van Middelaar. De twee heren bepleiten allebei meer Europese militaire steun voor Oekraïne. Over de redenen van die steun lijken ze enigszins van mening te verschillen. Ash wil een Oekraïense overwinning mogelijk maken, en Van Middelaar wil een Oekraïense nederlaag vermijden. Ash verwerpt ook de gedachte aan een ‘onderhandeld compromis’. Het hangt er maar van af wat je onder ‘overwinning’ en ‘compromis’ begrijpt. De oorlog zal in elk geval niet eindigen met een inname van Moskou, zoals WO II eindigde met de inname van Berlijn. Vredesonderhandelingen zullen onvermijdelijk zijn. Zelf beschouw ik de toetreding van Oekraïne tot de Nato als het minimum om van een overwinning te kunnen spreken. 

 

De Russische tegoeden in beslag nemen?

     Professor Joseph Stiglitz, die in 2001 de Nobelprijs voor de Economie won, heeft samen met een collega een artikel geschreven waarin hij pleit voor het in beslag nemen van de Russische tegoeden in het Westen. Hij legt uit dat daar weinig economische risico’s aan verbonden zijn. Hij zal zoiets beter weten dan ik. Ook vindt hij dat die inbeslaggenomene tegoeden aan Oekraïne moeten worden geschonken, als een soort schadevergoeding.

     Ik vind dat tweede luik van de redenering onrealistisch. Ook als Oekraïne de oorlog wint, zal dat geen overwinning zijn zoals in de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Moskou zal niet door Oekraïnse troepen worden ingenomen. Niemand zal vredesvoorwaarden zoals een schadevergoeding of een herstelbetaling kunnen opleggen – hoe rechtvaardig dat ook zou zijn. Dan is het de vraag of de normale economische betrekkingen met Rusland weer moeten worden hervat, of niet.

      Ik vind van wel. Internationale handel met geopolitieke vijanden schijnt weinig bij te dragen tot de kansen op vrede, maar economische blokkades dragen wel bij tot de kansen op oorlog. Was Napoleon niet zo koppig geweest met zijn Continentale Blokkade, had hij misschien nooit naar Rusland moeten trekken. Misschien was hij wel aan de macht gebleven, als grondlegger van een nieuwe dynastie, en spraken wij nu allemaal Frans. 

 

* Bij Steven Pinker vond ik Amerikaanse gegevens voor 2013. De ongelijkheid in inkomens is behoorlijk hoog (gini-coëfficiënt 0,53) maar wordt eerder gemiddeld na de herverdeling door belastingen en subsidies (gini-coëfficiënt 0,38). Het gaat dus om een daling van de ongelijkheid van 15 procentpunt door een transfer van rijk naar arm. Natuurlijk zou je je kunnen afvragen of de oorspronkelijke ongelijkheid zo hoog zou zijn als die fiscale herverdeling niet bestond en in de economische transacties niet was ingecalculeerd. (Pinker zelf haalt zijn gegevens uit Roser, M. 2016. Income inequality. Our World in Data. https://ourworldindata.org/income-inequality/). 

** Over een spannend avontuur bij zo’n administratieve aanhouding, zie mijn stukje hier.



Navalny

      Navalny heeft zich vanuit zijn gevangeniscel uitgesproken tegen de Russische invasie in Oekraïne. Maar daarvoor had hij, in 2008, de de Russische inval in Georgië goedgekeurd. In 2014 steunde hij de annexatie van de Krim. Hij beweerde toen ‘geen verschil te zien tussen Oekraïeners en Russen.’ Iedereen begrijpt zonder moeite dat dat uitingen waren van de Groot-Russische droom. Maar eigenaardig genoeg zijn er Westerse commentatoren die die Groot-Russische droom niet onderkennen als het om Poetin gaat. Poetin kon volgens hen, om geopolitieke redenen, niet anders dan reageren op de Westerse provocaties. Het terugwinnen van de gebieden die ooit tot Rusland (of de Sovjet-Unie) hebben behoord – Oekraïne, Polen, de Baltische staten, Georgië, Moldavië, Wit-Rusland, Finland – zou bij hem helemaal geen rol spelen.


Onderhandelen of militaire steun?

     De Standaard heeft op haar opinie-pagina’s altijd veel ruimte geboden aan sympathisanten van Oekraïne. Dat bevalt mij. Maar kun je die linksliberalen wel ooit helemaal vertrouwen? In een commentaar van Mooijman (DS 17/6) lees ik: ‘Tot afgelopen weekend leek het Westen maar één strategie na te streven: Oekraïne van voldoende wapens te voorzien om de Russen terug te dringen. Dat er nu op hoog niveau wordt nagedacht over een alternatieve uitweg uit de oorlog, is op zichzelf een belangrijke verwezenlijking.’

      Dat bevalt mij dan weer niet. Natuurlijk zal er onderhandeld moeten worden. Natuurlijk zal er een compromis moeten worden gezocht. Maar in de woorden van Mooijman lijkt het wel of de grootste fout van het Westen was dat ze tot nu toe te veel aan wapens en te weinig aan vredesoverleg heeft gedacht. Ik zou denken dat het Westen vooral te traag en te weinig wapens aan Oekraïne heeft geleverd. 

Het Poetin-interview

     Sommige mensen die het gezien hebben, waren onder de indruk van het interview dat Poetin gegeven heeft aan Tucker Carlson. Ik twijfel er niet aan dat Poetin zijn argumenten helder en krachtig uiteen heeft gezet. Zoals veel dorpsburgemeesters – niet allemaal natuurlijk – perfect in staat zijn om een begroting helder en krachtig uiteen te zetten en veel schooldirecteurs – ook niet allemaal – een strategisch plan voor de komende jaren helder en krachtig kunnen presenteren. Als een halve of hele dictator dat doet, maakt dat altijd wat meer indruk. Gore Vidal, die toch een man van de wereld was,  vond Gorbatjov toch zo intelligent toen die een conferentie gaf voor buitenlandse correspondenten. Nu, misschien was die conferentie van Gorbatsjov wel razend interessant, maar zijn boek was in elk geval slaapverwekkend saai. 

Corruptie in Oekraïne

     Interview met Mustafa Nayem die een grote rol speelde bij de Maidan-opstand van 2014. Opvallende uitspraak: ‘Af en toe duikt in ons land een corruptiezaak op. Ik kan alleen zeggen dat het niet vanzelfsprekend is om tijdens een oorlog overal controlemechanismen te installeren.’ De uitspraak relativeert – wellicht ten onrechte – de omvang van de corruptie in Oekraïne. Maar het lijkt mij wel zeker dat oorlog gunstige voorwaarden voor corruptie schept en ongunstige om die te bestrijden.

DDR-oplossing voor Oekraïne

     In een interview maakte Petro Porosjenko, oud-premier van Oekraïne een interessante opening in verband met het vredesperspectief. Oekraïne wil (1) het verloren gebied terug en (2) Navo-lidmaatschap als garantie voor de toekomst. Kan het tweede zonder het eerste? Officieel niet natuurlijk. Maar let op de bewoordingen: ‘De kortste weg naar het einde van de oorlog blijft het Navo-lidmaatschap … Natuurlijk kunnen we de territoriale integriteit van Oekraïne niet ter discussie stellen, maar het was eerst ook alleen West-Duitsland dat tot de Navo toetrad. En we kunnen afspreken dat artikel 5 van het Navo-handvest voorlopig alleen van toepassing is op het deel dat onder controle is van het Oekraïense leger.’


Een uitspraak van Trump 

     Annelien  De Greef vult de laatste opiniepagina van De Standaard. (17/3/24) Een zinnetje  valt mij op. ‘Zo zinderen de woorden van Donald Trump nog na: I encourage the Russians to do whatever the hell they want.’ Met google vind ik het zinnetje niet terug. De enige verwijzing die ik krijg is het artikel van De Greef zelf. Maar Trump zal wel iets gezegd hebben. Wat precies? Wanneer? Ging het over Oekraïne? Ik zou het graag weten. 

     Een behulpzame lezer heeft mij daarop een link doorgestuurd naar de toespraak van Trump waarin het bewuste zinnetje voorkwam. Het was op een recente verkiezingsmeeting in South-Carolina. De ex-president was aan het opscheppen hoe hij Europese Navo-landen had overtuigd om hun bijdrage te betalen. Trump vertelt wat er volgens hem op een internationale ontmoeting gebeurd is.  

‘Een van de leiders van een groot land stond op en zei: ‘Mijnheer, als we niet betalen en we worden aangevallen door Rusland, zou u ons beschermen?’ Ik zei: ‘U hebt niet betaald? U bent een delinquent?’ Hij zei: ‘Ja.’ ‘Oké. Laat ons aannemen dat dat gebeurt. Nee, ik zou u niet beschermen. Meer nog, ik zou hen aanmoedigen om verdomme alles te doen wat ze willen. U moet betalen. U moet de rekening betalen.’ En wees gerust, het geld stroomde binnen.’



Trump en Oekraïne 

     Mijn belangrijkste bezwaar tegen Trump is dat hij vulgariteit en agressiviteit cultiveert om zijn populariteit op te blazen. Daarmee geeft hij het slechte voorbeeld aan zijn medeburgers. Mijn tweede bezwaar betreft Oekraïne. Niemand kan voorspellen hoe hij met die oorlog zal omgaan. Volgens de Russische dissident Vladislav Inozemtsev (DS 24/10) is die onvoorspelbaarheid echter een voordeel. Trump zou een staakt-het-vuren en een bestandslijnen kunnen opleggen met een dubbel dreigement. Als Oekraïne de deal niet aanvaardt verliest het de Amerikaanse steun. Als Poetin de deal niet aanvaardt gaat Amerika voluit in de steun aan Oekraïne in plaats van het huidige ‘pappen en nathouden’-beleid.

     Inozemtsev beweert dat het territoriaal compromis achteraf weer kan herroepen worden als na Poetin een redelijker leider de macht overneemt. Ik heb niets tegen het territoriaal compromis als het vrije deel van Oekraïne maar lid wordt van de Navo – de zogenaamde ‘West-Duitse oplossing’, naar het voorbeeld van de Bondsrepubliek die tijdens de Koude Oorlog, na amputatie van de oosten, ook lid werd van de Nato. Zo’n lidmaatschap heeft trouwens een voordeel voor Poetin omdat het het Oekraïense revanchisme – nog zo’n Koude Oorlog-woord – in bedwang kan houden. 


Trump de Kortzichtige of Trump de Dictator?

    In Europa maakt intellectueel links zich vooral zorgen over een mogelijke Trump-dictatuur. De verantwoordelijke politici maken zich daarentegen zorgen over de mogelijke geopolitieke keuzes van Trump: handelsoorlog, verzwakking van de Nato, afbouw van de steun aan Oekraïne. Ik, die voor niks verantwoordelijk ben, volg de verantwoordelijke politici. Ik maak me meer zorgen over Trump de Kortzichtige dan over Trump de Dictator. - Ik plaats de transcriptie van een optimistische Youtube presentatie over Trump en Oekraïne in een bijlage onderaan.


Oekraïne en Taiwan 

Op de FB-pagina van Luc Van Braekel vond ik een link naar een video-uiteenzetting van een zekere Ryan Mcbeth, die gespecialiseerd is in defensiekwesties. Ryan Mcbeth vindt het onwaarschijnlijk dat Trump een snelle deal afsluit met Poetin gebaseerd op een stabiele bestandslijn. Hij somt drie redenen op:

1.       Als Poetin veilige grenzen wil voor zijn rijk, moet hij veel meer grondgebied innnemen dan enkele provincies van Oekraïne. Hij heeft minstens héél Oekraïne nodig, plus de Baltische staten en Polen.

2.     Een snelle vrede zou van Rusland een omschakeling vragen van oorlogseconomie naar vredeseconomie – wat gezien de precaire toestand van de economie een economische crisis zou veroorzaken die noch de oligarchen noch de bevolking zouden kunnen verteren

3.      Trump denkt vooral aan de gevolgen voor Taiwan. Welke conclusie zou China trekken als de VS in Oekraïne capituleert.

     Zelf denk ik dat de economische ineenstorting van Rusland bij een wapenstilstand allesbehalve zeker is, en dat een derde scenario vergeten wordt: dat Rusland de veroverde gebieden behoudt, dat er geen peacekeeping troepen geïnstalleerd worden, maar dat er wel een plechtige belofte komt dat Rusland niet opnieuw zal aanvallen. In ruil daarvoor moet Oekraïne beloven neutraal te blijven. En dan wachten tot subversie en vervalste verkiezingen het werk afmaken.


Starlink

     ‘Als ik op dag één van mijn presidentschap vrede wil stichten in Oekraïne,’ moet Trump gedacht hebben, ‘dan kan ik beter al nu met de voorbereidingen starten.’ Hij heeft daarom met president Zelensky, en misschien zelfs met president Poetin gebeld. Bij het gesprek met Zelensky was ook Elon Musk aanwezig die zich mengde in het gesprek.

     Dat laatste is niet naar de zin van Ruud Goossens. ‘Het creëert immers grote belangenconflicten. Zelensky’s troepen zijn afhankelijk van Musks Starlink-satelieten.’ Ik begrijp het bezwaar van belangenconflicten niet.

     Anderzijds is het verontrustend dat Musk op zijn X-account analyses plaatst over hoe de VS en de Nato de oorlog in Oekraïne ‘geprovoceerd’ hebben. Allerlei verstandige mensen hangen die visie aan, en misschien is ze ook wel een beetje waar. Wat zeker waar is daarentegen, is dat Russische troepen zijn opgerukt naar Kiev. Ik heb die beelden op televisie gezien.