woensdag 2 maart 2016

Ruzie onder Leuvense filosofen

     In het Leuvense Hoger Instituut voor Wijsbegeerte heeft zich een flinke ruzie voorgedaan tussen professor J.H. en zijn assistente M.S. De volledige namen staan in Het Nieuwsblad. Het zou gaan om een ‘paper’ die de assistente geschreven had. Er zou geweld gebruikt zijn. Er is sprake van laster en eerroof.
     Zoiets kan gebeuren. De filosofen Karl Popper en Ludwig Wittgenstein hadden ook ooit een fikse ruzie en toen bedreigde Wittgenstein zijn confrater met een pook. Er is over dat incident zelfs een smakelijk boekje geschreven: De vloek van Wittgenstein. Ik heb dat geamuseerd gelezen, want vanop een afstand is zo’n ruzie best leuk.
     Die J.H. echter heb ik nog als leerling gehad. Vijfde middelbaar, studierichting economie-moderne talen, ik gaf er Frans. Een prima leerling. Niet zo sterk in Frans, maar daar stond tegenover dat hij een aardig mondje mee kon praten over het humanisme van Montaigne en het verschil tussen Danton en Robespierre. Soms gaf ik hem een dik boek mee. Dat kreeg ik na een paar dagen al terug. ‘Zeer interessant,’ zei J. dan, ‘maar …’ En die ‘maar’ was ook interessant.
     Zelf raadde hij mij ook wel eens boek aan. Er was een boekje over Heraclitus dat ik eens moest lezen – geen zware kost, ‘meer iets om op het strand te lezen’. J. schatte mijn niveau goed in. Toen ik ooit in de klas het falsificatiebeginsel probeerde uit te leggen, kwam hij na de les bij mij. Of ik ook Kühn gelezen had? Het was wel niet zo ‘groot’ als Popper, dat moest hij toegeven, maar het was toch wel de moeite om eens in te bladeren.
     J. wilde altijd iets bijleren. In de muziek hield hij van hip hop. Toen ik mij in de les liet ontvallen dat ik in de wagen meestal naar muziek van Bach luisterde, vroeg hij meteen of ik niet een keer een paar casettes kon meebrengen. Ook die kreeg ik dan na een paar dagen terug. ‘Die fluitconcerto’s zijn heel interessant, maar ...’
     De medeleerlingen van J. konden trouwens dankzij hem ook altijd iets bijleren. Stond er een spreekbeurt op het programma, dan had J. het niet over ‘Mes vacances idéales’ of ‘Si j’étais riche’ maar over bijvoorbeeld de verschillende interpretaties van de evolutietheorie. Er was namelijk een hemelsbreed verschil in dat verband tussen de stellingen van Stephen Jay Gould en die van Daniel C. Dennett. Zo, dat wisten de leerlingen van 5 emt toch maar weer.
     Het leuke aan lesgeven met J. in de klas, was dat het er zo stil was. Als er twee leerlingen begonnen te babbelen, riep J. eens luid: ‘Zwijg stil, of ik ram uw kop eraf.’ En de les kon rustig verdergaan. Als ik ooit als ‘character witness’ moet optreden in de zaak die nu lopende is, kan ik over J.H. eigenlijk alleen gunstige dingen vertellen.

1 opmerking: