dinsdag 14 augustus 2018

Worteltjesgeheugen

     De erg vrome zuster Amata, die voor de klas bad met geheven armen en gesloten ogen, heeft indertijd mijn moeder ingewijd in de opvoedkunde, een vak waarin zij – de zuster, niet mijn moeder – doctoreerde. Er waren drie soorten geheugen, vertelde ze, het visuele geheugen, het auditieve geheugen en het motorische geheugen. Drie soorten … dat is gemakkelijk om te onthouden. Als je nú wordt ingewijd in de opvoedkunde is het wat moeilijker geworden, vrees ik.
     Over mijn eigen geheugen kan ik kort zijn – het gaat achteruit. Vooral bij eigennamen is de schade niet te overzien. Er was een tijd dat ik bij eigennamen genoeg had aan de voornaam om ook de achternaam te pakken te hebben. Dat is nu niet meer zo. Hoe heet die Franse schrijver weer, van Poil de carotte? Verdorie, zijn dagboeken zijn uitgegeven bij Privé-Domein; Maugham vond ze beter dan zijn romans; hij was het die zei dat we niet bang moesten zijn van wat na de dood kwam, als we ons maar lieten cremeren; ik mag hem niet verwarren met Jules Romains – voilà, hij heette Jules. Maar nu weet ik nog altijd zijn achternaam niet.
     Er is echter een soort geheugen dat goed standhoudt. Je zou het mijn worteltjesgeheugen kunnen noemen. Bijna elke week maakt mijn vrouw gekookte worteltjes en die lust ik niet zo. Om mij te troosten schilt mijn vrouw er een tiental die ik dan op mijn eigen tempo rauw opeet. Om het kwartier, het half uur, sta ik op om in de keuken een worteltje te halen, dat ik dan met veel genoegen naar binnen werk. En ik vergeet nooit wanneer het laatste exemplaar is versnoept. Zo lang de worteltjes niet op zijn, voel ik om de zoveel tijd die onweerstaanbare drang om op te staan en er eentje te halen. En als het laatste weg is, valt ook de drang weg. Nooit gebeurt het dat ik naar de keuken ga en dan moet vaststellen dat de verplaatsing tevergeefs was. Tenzij natuurlijk iemand anders buiten mijn weten het laatste weggegrist had. Dan is de teleurstelling bitter, maar het komt gelukkig niet vaak voor.*
     Werkt het ook met appels? In grote lijnen wel. Ik ben naar de televisie aan het kijken, schil een appel en snij die in vier stukken. Zo lang die vier stukken niet opgegeten zijn voel ik een dwingende behoefte om die appelsmaak in mijn mond te hebben, maar als het vierde stuk op is, valt die behoefte weg. Maar de laatste tijd loopt het soms fout. De appel is geschild, de stukken zijn gesneden, het kauwen is achter de rug. En wat blijkt als het televisieprogramma afgelopen is? Op het bordje ligt nog één stuk dat ik vergeten ben.
     Je zou je voor minder zorgen maken.


* Er kan zich de volgende complicatie voordoen. Ik ben laten we zeggen het voorlaatste worteltje aan het eten. Dat eten wordt halverwege onderbroken door laten we zeggen iemand die opbelt. Enige tijd later zoek ik de worteltjes weer op en, verhip, er is er maar eentje meer. Dat kan niet. Het moeten er meer dan één zijn, daarom nog geen twee, maar meer dan één. Langzaam komt alles terug. Er moet ergens nog een half worteltje rondslingeren. Maar waar, waar, waar?

1 opmerking:

  1. Wat u het Worteltjesgeheugen noemt, is bij psychologen gekend als het Zeigarnik-effect.

    Het Zeigarnik-effect is dat onafgemaakte (onderbroken) taken beter onthouden worden dan voltooide taken.

    Het werd genoemd naar de Russische psychologe Bluma Zeigarnik (1900-1988), die de eerste geheugenexperimenten deed om deze veronderstelling te toetsen. Haar promotor, de bekende Gestaltpsycholoog Kurt Lewin, was op dit idee gekomen toen hij op een terras zittend in Berlijn constateerde dat de obers goed onthielden wat er geconsumeerd was aan tafeltjes die nog niet hadden afgerekend, en vrijwel niets meer wisten van wat er gebruikt was aan tafeltjes waarmee zij al wel hadden afgerekend.

    BeantwoordenVerwijderen