maandag 25 juli 2022

Nationale glorie

 


    Als kind en jongeling had de latere Leopold II geen aardig karakter. Hij interesseerde zich nergens voor: niet voor sport, niet voor literatuur, niet voor schone kunsten, niet voor muziek, niet voor de liefde. Het enige wat hem interesseerde, als kind al, was politiek. Dat was een nuttige eigenschap voor een toekomstige koning, maar ’t is een treurige eigenschap voor een mens.
     Daarbij zag Leopold de zaken groots. Een welvarend vrijhandelslandje geprangd tussen grootmachten vond hij beneden zijn waardigheid. Liberalisme was passé. Gebiedsuitbreiding, nationale trots, internationaal prestige – die zaken hielden hem als jongeling bezig, en later geld en mooie vrouwen.
     Toen hij pas 19 was had Leopold een plan uitgewerkt, samen met zijn aide-de-camp Adrien Goffinet, om Nederland binnen te vallen. Voor zo’n inval waren allerlei redenen te bedenken. Nederland had bij het verdrag van 1839 een stuk van óns grondgebied, het oostelijk deel van Limburg, geannexeerd. Dat was een nationale vernedering. Bovendien had je Noord-Brabant, waar een meerderheid van katholieken woonden. Die werden vanwege hun godsdienst onderdrukt en gediscrimineerd door de calvinistische regering van Nederland. Kon het katholieke België zo’n wantoestand dulden? 
     Leopold wou het als volgt aanpakken: een verrassingsaanval uitvoeren, in enkele dagen doorstoten tot Amsterdam, die stad innemen, de Nederlandse regering en koning tot aftreden dwingen en een volksraadpleging organiseren om de katholieke provincies te laten aansluiten bij België. ’t Was een eervolle onderneming.
     De toekomstige Leopold II legde zijn plan voor aan zijn vader de koning. De oorlog kon niet misgaan, zei hij. Het Belgische leger had meer officieren dan het Nederlandse en had een hoger budget, zeker voor de landmacht. In de katholieke gebieden konden de Belgen rekenen op de steun van hen gunstig gezinde separatisten. Ook moest men niet bang zijn van de reacties van derde landen: Frankrijk en Engeland waren altijd met elkaar in ruzie en ze zouden ook in deze regionale kwestie geen gemene zaak maken met elkaar.
     De koning besloot om eerst de raad in te winnen van ervaren generaals. Die wezen op de moeilijkheden op het terrein, met name de rivieren die moesten worden overgestoken. Ook wisten ze van hun spionnen dat het Nederlandse leger goed georganiseerd en goed opgesteld was. Ze vreesden verder dat het nationalisme van de Nederlandse bevolking niet mocht worden onderschat. Dat kon voor taaie weerstand zorgen. En toen men Frankrijk en Engeland begon te polsen, bleek dat de twee landen in geen geval van plan waren om België bij een inval te laten begaan.
     Om een lang verhaal kort te vertellen, het plan ging niet door en Poetin, pardon, Leopold, moest andere projecten gaan verzinnen om de glorie van zijn land te garanderen.  

 

* Zie Johan op de Beeck (2020). ‘Nederland, een Belgische kolonie’ in  Leopold II. Het hele verhaal, Horizon. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten