vrijdag 22 juli 2022

'Vuile poetinist' en andere politieke scheldwoorden


     Af en toe kan een scheldwoord bruikbaar zijn om een politieke vijand te typeren, maar vaker berust het op een overdrijving of een leugen. Een brave lerares wordt een ‘raciste’ genoemd vanwege haar standpunt omtrent immigratievoorwaarden. Nochtans behandelt zij al haar leerlingen, blank en zwart, netjes gelijk. Een jonge staatsambtenaar wordt een ‘communist’ genoemd omdat hij rijken zoals ik iets zwaarder wil belasten. Nochtans stemt hij Groen, heeft hij amper politieke interesses, en heeft hij alleen kaartjes voor Manifiesta gekocht omdat Kate Hudson daar komt spreken. Hij zal schrikken als dat niet de bekende Hollywood-actrice zal blijken te zijn.
     In plaats van zulke leugenachtige platitudes te gebruiken, kun je proberen met scheldwoorden iets leuks te doen in een polemiekje. Pascal Cornet noemt in zijn stukje van vandaag N-VA-schepen Annick De Ridder een ‘opportunistische cynica, een theatrale schertsfiguur en een sardonische sarcaste’. Vooral die laatste omschrijving is aardig omdat ze zo onweerstaanbaar doet denken aan de titel van zoveel Suske-en-Wiske-albums. 
     Mijn ervaring is echter dat de polemiekjes met de meeste scheldwoorden voor een andersdenkende de minst leerzame zijn. Je leert iets leert over de schrijver maar weinig over het onderwerp van zijn spot. Cornet bijvoorbeeld heeft bezwaren tegen N-VA, dat heb ik nu goed begrepen. Maar of Annick De Ridder werkelijk ‘geen zak’ geeft om het milieu, dat kan ik uit het stuk niet opmaken. Dat lijkt mij een kwestie van speculatie. Ook weet ik nu niet met zekerheid of ze bevriend is met de directeuren in het gebouw van de Persgroep waar ze vóór poseert. Dat lijkt mij een kwestie van insinuatie. En dat Annick als politica in haar eigen machtspositie geïnteresseerd is, wist ik al. Daar had ik Cornet niet voor nodig. Toon mij een politicus die niet geïnteresseerd is in zijn machtspositie.
     Een andersdenkende leert dus niet veel uit politieke scheldtirades. Erg is dat niet, want wat die andersdenkende zou kunnen leren, is meestal het laatste waar de polemist aan denkt. De polemist moet dus ook niet kijken op een scheldwoord meer of minder. Hij moet niet al te bang zijn om een tegenstander te kwetsen. Trouwens, een beetje tegenstander zal onder die scheldwoorden het hoofd koel houden, ze als geuzennaam opvatten, en antwoorden: et alors?
     Dit alles verklaart de populariteit van schelden in het politieke bedrijf. Er worden voor dat doel soms zelfs nieuwe etiketten in omloop gebracht. Toen de Oekraïense oorlog op de voorpagina’s stond, las je hier en daar het verwijt van ‘poetinist’ bijvoorbeeld. Goed gevonden, want de tegenstander zou dan als antwoord ‘Zelenskist’ moeten roepen, en dat ligt veel minder goed in de mond. Maar ‘poetinist’ blijft verder een scheldwoord van dezelfde orde als ‘racist’ en ‘communist’: het wordt vooral gebruikt voor mensen die het niet zijn. Er is slechts een kleine minderheid van mensen in ons land die zich vierkant achter de Russische inval schaart. In de reguliere pers hoor je ze niet en op de sociale media schrijven ze commentaartjes vol grove taalfouten. Daarnaast is er wel een grotere groep mensen die naar neutraliteit neigen, omdat ze zich niet willen moeien met wat hen niet aangaat of omdat ze te veel lelijks zien bij de twee oorlogvoerende partijen. Het zijn die neutralen die makkelijkst het nieuwe etiket krijgen opgeplakt.
     Zelf heb ik ook al over ‘poetinisten’ geschreven. Ik noem dan niemand in het bijzonder en denk ook aan niemand in het bijzonder. Ik ga ervan uit dat ze bestaan, maar dat ze in tegenstelling tot de kromtaalschrijvers op de sociale media, hun sympathie voor de Russische autocraat voor zichzelf houden of reserveren voor een beperkte kring van gelijkgezinden. ’t Zou begrijpelijk zijn, want de Oekraïense polemiek wordt vaak heel persoonlijk gevoerd. De verborgen Poetinist vreest, niet ten onrechte, om minstens symbolisch op de brandstapel te komen. Heksenjacht is van alle tijden.
     Eigenlijk spreek ik nog het liefst van ‘halve poetinisten’. Daarmee bedoel ik niet ‘apeasers’, want misschien hebben de ‘apeasers’ dit keer wél gelijk – dat kan ik niet uitmaken. Ik bedoel ook niet ‘Putinverstehers’ want je doet geloof ik niets fout als je Poetin probeert te begrijpen. George Orwell werd razend als Britse intellectuelen of politici probeerden om Hitler te begrijpen. Hij vond dat een capitulatie. Ik heb dat niet. Van mij mag men alles en iedereen proberen te begrijpen. Hoe meer je begrijpt, hoe beter. En het is niet omdat je iemand begrijpt, dat je hem goedkeurt of 
  en dat is het belangrijkste   laat begaan.
 
     Wat ik wel bedoel met ‘halve poetinisten’ zijn mensen die naar mijn smaak teveel argumenten uit het Poetinkamp overnemen. Zelfs daar zou ik begrip kunnen voor opbrengen, als die overgenomen argumenten op zichzelf waardevol waren, maar ik vind ze juist onlogisch en hemeltergend eenzijdig. Op een kwade dag acht ik mij in staat om iemand als professor Goddeeris een ‘halve poetinist’ te noemen. ’t Zou onrechtvaardig zijn, want Goddeeris zijn werkelijke sympathie voor Poetin is wellicht nul procent, en niet vijftig procent. Maar wat is, op zo’n kwade dag, het alternatief? Moet ik hem een ‘objectieve handlanger’ van Poetin noemen, zoals men in de communistische traditie sprak van ‘objectieve handlangers’ van het tsarisme, imperialisme en fascisme ? Dat waren dan lui die het ‘subjectief goed meenden’ maar die ‘objectief in de kaart van de vijand speelden’.
     ‘Objectieve handlanger’, ik eet nog liever mijn hoed op dan dat ik dát scheldwoord gebruik.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten