De Engelse journalist Christopher Hitchens zei ooit: ‘Everyone has a book inside them, which is exactly where it should, in most cases, remain.’ Ik geloof vooral in het eerste deel van de bewering, dat ongeveer iedereen in zijn leven wel genoeg heeft meegemaakt, gevoeld en gedacht om daar een uniek boek over te schrijven. Alleen moet hij dat boek helemaal zélf schrijven en daarbij zijn eigen stem vinden. Anders krijg je het verhaal van een bokser dat gelijkt op dat van een autocoureur dat gelijkt op dat van een charmezanger.
Ik kwam de naam van Danny Frederic tegen in een discussie op Facebook over de Oostenrijkse filosoof Karl Popper, met name over diens bekende paradox dat een ‘open samenleving’ tolerant moet zijn, behalve voor wie zelf intolerant is. Ik beweerde dat die paradox géén pleidooi was om intolerante meningen zomaar te verbieden en Frederic beweerde ook zoiets, maar met betere argumenten.
Ik zocht wat verder – wat is het internet toch een heerlijke uitvinding – en vond een reeks korte autobiografische anekdotes die Frederic verzameld had onder de titel: Danecdotes – Reminiscences and Reflections Concerning a Largely Wasted Life. Ik scrolde door de tekst en las dat de auteur in zijn jeugd, net als ik, tot een marxistisch-maoïstische organisatie had behoord. Nu was mijn belangstelling helemaal gewekt. Het was geen verhaal van een bokser, dat geleek op dat van een autocoureur, dat geleek op dat van een charmezanger.
Frederic is geboren en groeide op in een krotterige woning in Notting Hill, met niets meer dan een keuken, een slaapkamer die gedeeld werd door de ouders en de vier kinderen, en een buiten-WC waar nog twee andere families gebruik van maakten. Ik denk dan meteen aan de 19de eeuw, en controleer nog eens Frederics geboortedatum: 1955, mijn eigen geboortejaar. De volslagen andere levensomstandigheden waarin ik ben opgegroeid zijn tekenend voor het verschil tussen middenstand en arbeidersklasse, maar minstens evenzeer voor het verschil tussen Vlaanderen en Engeland.
Ook Frederics schooltijd gelijkt niet erg op de mijne.Hij spijbelde vaak, organiseerde voor zijn vriendjes weddenschappen op paardenraces, en bleek tussendoor ook erg begaafd voor wiskunde. Door dat laatste komt hij in aanmerking om verder te studeren, wat hij zelf graag wil doen. Zijn moeder begrijpt dat niet, maar zijn vader vindt dat kinderen hun eigen weg moesten vinden.
Het leven van Frederic volgt geen rechtlijnig pad. Na drie jaar universiteit – waar hij zich onpopulair maakt door professoren in wiskundige logica te verbeteren als ze in de knoei raken met een bewijs – wordt hij arbeider, dan barman, dan werkloze, dan filosofieprofessor, dan organisatiemanager, dan, na in een recordtempo het nodige diploma te hebben behaald, financieel manager. Als hij 50 wordt, beslist hij te stoppen met werken, een bescheiden huisje te huren op het Isle of Wight, te leven van zijn spaarcenten, en zijn tijd te wijden aan het lezen van romans, boeken over filosofie, politiek en economie, en aan het schrijven van academische artikels. In 2013 wordt darmkanker vastgesteld, in 2020 beslist hij om de chemotherapie stop te zetten. Hij voorziet om te sterven ergens tussen december 2020 en juni 2021. Het wordt mei 2021.
Het meest indrukwekkende deel van de Danecdotes was voor mij de barman-periode en de daarop volgende periode van werkloosheid, wanneer Frederic nog méér tijd in cafés doorbrengt. Het is een periode die getekend is door alcoholisme en talrijke café- en straatgevechten. Vooral die agressie heeft iets mysterieus’. Frederic zoekt voortdurend ruzie met kerels die een kop groter zijn dan hijzelf, of die in groep optreden. Het maakt hem niets uit. De enige verklaringen die hij daarvoor geeft, zijn dat wat hij doet in zijn milieu sociaal aanvaard is, en dat hij nu eenmaal niet in staat is om angst te voelen. Hij noemt zichzelf niet moedig, want daarvoor moet je, volgens Aristoteles, je angst overwinnen, en die angst, die voelt hij dus niet. ’t Is een trekje, vermoed ik, dat Frederic met veel misdadigers gemeen heeft. Hij beschrijft het allemaal heel nuchter, zonder de minste literaire verfraaiing. Het is niet eens een diepgewortelde drang tot zelfdestructie, want hij zal op een bepaald moment, op puur rationele gronden, voor een andere levenstijl kiezen.
Die pure rationaliteit is een wezenskenmerk van Frederic. Hij twijfelt lange tijd over de vraag of God bestaat of niet, maar als hij ziek en depressief wordt, schort hij die twijfel tijdelijk op omdat hij niet in zijn conclusies wil worden beïnvloed door een behoefte aan troost. Ook zijn politieke en ideologische overtuigingen worden uiteindelijk door ratio beslist. Hij wordt marxist en maoist omdat hij op school te maken krijgt met censuur op het schoolkrantje en omdat hij getuige is van politiegeweld tegen betogers. Hij leest de marxistische klassiekers, is niet onder de indruk van de economische theorie waar hij al iets van afweet, maar is geïnteresseerd in de sociale en filosofische theorie waar hij nog niets van af weet. Op het moment dat hij, twee jaar later, de wetenschapsfilosofie van Popper leert kennen, laat hij het marxisme ogenblikkelijk vallen, al blijft hij voorlopig politiek links.
Later komt hij door zijn interesse voor pornografie in contact met het libertarisme. Hij begrijpt vrij snel de parallellie tussen ‘vrijheid in de slaapkamer’ en ‘vrijheid in de economie’ en wordt een aanhanger van het radicale vrije markt denken en van anarcho-kapitalisten als Rothbard. Hij heeft methodische bedenkingen bij de gebruikte a priori-redeneringen maar hij legt die het zwijgen op omdat de conclusie van de redeneringen hem wel bevallen. Later zal hij, als hij de kritische methode van Popper herontdekt*, het anarcho-kapitalisme inruilen voor een minder ambitieus klassiek-liberalisme dat meer mogelijkheden tot twijfel open laat**.
Rond de eeuwwisseling krijgt Frederic een zware depressie die leidt tot (letterlijk) tandengeknars, kaakkrampen en overgevoeligheid voor lawaai. Hij blijft ondanks alles werken en probeert achtereenvolgens een uitbreiding van zijn sociale activiteiten, het dragen van gebitsbescherming, hypnose en autohypnose, medicatie, sport, psychotherapie, therapeutisch schrijven, acupunctuur, en het zoeken van een nieuwe woonomgeving. Het lijkt alsof hij als een goede leerling van Popper zijn kwaal te lijf gaat volgens de methode van trial and error. In werkelijkheid geeft hij de verschillende therapieën amper een kans. Hij heeft ergens gelezen – dat wil zeggen hij heeft enorm veel gelezen over de kwestie – dat zware depressies meestal vanzelf verdwijnen na drie tot vijf jaar.
Op een dag – hij is dan bijna vijf jaar depressief – maakt hij een wandeling en ziet hij voor het eerst weer de kleur van de bomen. Hij weet dat hij aan de beterhand is. Hij staat op het punt om de gelukkigste jaren van zijn leven door te maken, ondanks de kanker. Je vindt het boek academia.edu. Het heeft mij dieper geraakt dan de interessante, vlot geschreven, maar toch ook een beetje gladde mémoires van Christopher Hitchens.
* Frederic herontdekt Popper bij het verschijnen van een nieuwe uitgave van de Logic of Scientific Discovery, met uitgebreide voetnoten die een aantal problemen met de theorie oplossen en een aantal kritieken weerleggen.
** Frederic noemt het marxisme een ideologie – met verdrukkers, verdrukten en verlossers; het anarcho-kapitalisme noemt hij een theorie. Maar zijn beleving was omgekeerd. Het marxisme heeft hij als theorie aanvaard en weer verworpen, terwijl hij het anarcho-kapitalisme gedurende een langere periode als ideologie, en dus onkritisch, heeft aangehangen.