zondag 9 juli 2023

Moet de universiteit gemakkelijker worden?


     Eén van de redenen waarom het niveau van ons onderwijs een dalende lijn vertoont, is een verkeerd begrepen opvatting van democratisering. Men stelt vast dat kinderen uit de lagere klassen slechtere punten halen, en de instinctieve reflex van veel linkse mensen is dan om het onderwijs minder moeilijk te maken, waardoor diezelfde kinderen betere punten halen. Dat is de grond van de zaak. Maar die grond wordt zorgvuldig gecamoufleerd onder een laag slimme argumenten.
     Neem nu het stuk van Hendrik Vos in De Standaard van 27 juni over ‘de tragiek van het schiftingsjaar’. Professor Vos stelt vast dat meer dan de helft van de studenten in het eerste jaar aan de universiteit niet slagen. Dat is natuurlijk waar. Dat betekent eigenlijk niets meer dan dat de helft van de studenten een studie gekozen heeft die voor hen te moeilijk is. Toen ik romanistiek studeerde, was maar een derde van de studenten geslaagd in het eerste jaar. De jaren daarna konden we les volgen in een kleiner lokaal. Die andere twee derde zullen wel een andere discipline gevonden hebben om zich in te bekwamen. Die zijn regent Frans geworden – wat men nu ‘professionele bachelor’ noemt – of kleuterleidster, of ze zijn een zaak begonnen in beddengoed. Zulke mensen zijn er ook nodig. Zelf wist ik al precies wat ik zou doen als ik niet geslaagd zou zijn.
     In de praktijk werkt zo’n eerste jaar universiteit dus inderdaad als een ‘schiftingsjaar’. Je begrijpt ook gemakkelijk de voordelen daarvan. Een student pedagogie zonder aanleg voor wiskunde zakt in het eerste jaar voor statistiek. Dan kiest hij een andere studierichting zonder statistiek. Hij heeft een jaar ‘verloren’. Verplaatst men de statistiek naar het tweede jaar, dan zakt hij pas het tweede jaar, en heeft hij twee jaar ‘verloren’. Ikzelf heb mij ooit – on the side – ingeschreven aan de faculteit Economische Wetenschappen. Vlijtig ben ik tijdens de vakantiemaanden gaan lezen en onderstrepen in de cursussen Algemene Economie, Micro-economie en Macro-economie. Maar toen ik de cursus Wiskunde opensloeg, wist ik dat het een verloren zaak was. Ik heb dan de drie examens afgelegd voor de vakken die ik wel gestudeerd had, en de zaak verder voor bekeken gehouden. Gelukkig had men het vak Wiskunde niet in het tweede jaar ondergebracht, want dan was ik pas later op mijn grenzen aangebotst en had ik misschien vele vakantiemaanden voor niets opgeofferd.
    Vos beseft de kracht van die redenering, en hij vat ze ook keurig samen in de inleiding van zijn stuk. Maar hij besluit: ‘De redenering zou misschien steek houden, mocht iedereen gelijk aan de start van het eerste jaar verschijnen.’ En dan komt het. Studenten uit hoogopgeleide milieus zijn ‘van huis uit vertrouwd met strakke deadlines, dure woorden en toptijdschriften.’ Ze hebben met andere woorden meer studiediscipline, een rijkere woordenschat, en meer culturele bagage. Ook moeten ze geen studentenjob doen en kunnen hun ouders desnoods bijles betalen. 
     Dus moet er volgens Vos worden ingegrepen. Het moet de studenten in het eerste jaar gemakkelijker worden gemaakt: minder ‘dikke cursussen’, minder ‘cryptische woorden’ en minder ‘monumentale handboeken in moeilijk Engels, vol ingewikkelde woorden, formules en grafieken.’ Zo’n ingreep zou trouwens ook leuk zijn voor de studenten die wel uit hoogopgeleide milieus komen en die zich in het eerste jaar liever wijden aan het ontdekken van ‘de grote stad, het leven en de liefde.’ Door mijn zoon weet ik nu wat dat die woorden van Vos betekenen: drie keer per week uitgaan tot zes uur ’s morgens*.
    Dat is allemaal goed en wel, maar als men iets wegneemt uit het eerste jaar dan moet men het naar een ander jaar opschuiven. De studenten krijgen nu in het eerste jaar A, B en C te verwerken, en in het tweede jaar D, E en F. Als men C te zwaar vindt voor het eerste jaar, en men verschuift het naar het tweede jaar, dan krijgen de studenten daar D, E, F én C te verwerken. Dan wordt dat tweede jaar nog moeilijker dan het nu al ongetwijfeld is, of, om het met de woorden van Vos te zeggen: dan wordt het tweede jaar een ‘bloedbad’.
     Of vindt Vos dat men in het eerste jaar best kan snoeien zonder het snoeisel over het tweede jaar uit te strooien? Hij zegt dat niet, maar ik geloof wel dat hij het denkt. Hij schrijft: ‘Natuurlijk mag het niet de bedoeling zijn dat universitaire diploma’s worden uitgedeeld als flyers op een festival. Dat gebeurt gelukkig ook niet. Op het einde van de rit schrijven studenten een masterproef, tonen ze aan dat ze grote brokken informatie kunnen verwerken en zelfstandig onderzoek kunnen doen. De kwaliteit daalt doorheen de jaren niet, wel integendeel.**’
     De onderliggende redenering is dan dat er best grote brokken leerstof kunnen worden weggesneden, vooral uit het eerste jaar, zonder dat dat de kwaliteit van de opleiding vermindert. Er wordt bespaard op de ‘kwantiteit’ zonder dat de ‘kwaliteit’ in gevaar komt. We maken de studie gemakkelijker zonder dat de kwaliteit daalt. Ik geloof daar niet in. Ik denk dat het andere scenario veel waarschijnlijker is: we maken de studie gemakkelijker én de kwaliteit daalt. In het middelbaar onderwijs van Frans, Engels en Duits is het in elk geval zo gegaan: er is bespaard op de kwantiteit van grammatica en systematische woordenschat en de kwaliteit van de taalvaardigheid is achteruitgegaan***.
     Zelf ben ik een traditionalist. Ik vind dat een germanist wat Gothisch moet hebben geleerd, dat een romanist iets van Franse renaissance-poëzie moet afweten, en dat een dokter een grondige inleiding in de celbiologie, de bloedsomloop en het metabolisme moet krijgen. Maar men mág Gotisch vervangen door computerlinguistiek, Franse renaissance-poëzie door meer négritude literatuur, en de vakken celbiologie, bloedsomloop en metabolisme halveren om een vak epidemiologie toe te voegen. Dat is een kwestie voor specialisten. Daar bemoei ik mij niet mee. Zodra men echter in een opleiding schrapt om, al was het maar in het eerste jaar, alles gemakkelijker te maken, dan ga ik tegenpruttelen, on general principle. Er bestaan al genoeg gemakkelijker opleidingen buiten de universiteit.
        Natuurlijk heeft Vos tot op zekere hoogte gelijk. De plotse overgang naar een universitair onderwijsniveau kan maken dat studenten die het in zich hebben om het te maken, toch de hindernis niet in één keer kunnen nemen, door gebrek aan voorbereiding of maturiteit. In mijn tijd kon men dan een jaar ‘bissen’. Nu bestaat er een systeem van studiepunten dat toelaat de studie te spreiden. Bovendien heeft men nu voor veel richtingen een schakeljaar, waardoor men eerst een gemakkelijke richting kan volgen, en daarna een moeilijker. Een student kan bijvoorbeeld eerst voor industrieel ingenieur studeren en dan, na een schakeljaar, verderstuderen voor burgerlijk ingenieur. Of eerst een professioneel bachelordiploma behalen als Psychologisch Assistent en daarna een universitair diploma als master in de Psychologie. Dat zijn oplossingen die de opleiding zelf niet gemakkelijker maken, maar die het wel gemakkelijker maken om in de opleiding te slagen. Je doet er dan in totaal wel méér jaren over. Je kunt niet álles hebben.

 

* Mijn zoon heeft dat trouwens goed opgelost. Hij kwam vrijdagavond naar huis, ging vroeg slapen, en kwam de rest van het weekend amper nog van achter zijn boeken vandaan. De GSM lag in de huiskamer. Hij studeerde trouwens Geneeskunde, een richting waar in het eerste jaar inderdaad monumentale Engelse handboeken op het programma staan, maar waar de moeilijkheidsgraad toch stijgt met de jaren. 

** Of de kwaliteit van het universitair onderwijs in het algemeen, en dat van de masterproeven in het bijzonder, ondertussen gedaald is, weet ik niet. De vraag is of die kwaliteit zou dalen als het voorstel-Vos wordt aanvaard om de leerstof lichter te maken in de eerste jaren.

*** Die kwaliteitsdaling is het duidelijkst voor Frans en Duits. Voor Engels zijn er buitenschoolse factoren die de schade beperken en die, voor een deel van de studenten, de taalvaardigheid positief beïnvloeden.

2 opmerkingen:

  1. Ik ben het volledig oneens met Hendrik Vos.

    In 1976 slaagden we met 40/130 van 1ste kandidatuur Farmaceutische Wetenschappen aan de KU Leuven. Een huidige collega's scheikunde aan de U. of Washington, Seattle, vertelde me dat 2/3 van de studenten in die richting beter zouden opkrassen omdat ze niet logisch kunnen denken en alleen maar belust zijn op een diploma.

    Logisch denken en een brede kijk op de wereld zijn essentieel om met een gerust hart universitaire studies af te maken. Het officieel document, "diploma", heeft zonder die verworvenheden van weinig betekenis om achteraf in de maatschappij een verschil te maken.

    Het "verwateren" van de studies volgens het recept van Hendrik Vos leidt waarschijnlijk alleen maar tot een intellectueel verarmd land.

    BeantwoordenVerwijderen