dinsdag 11 juli 2023

Neo-victoriaans, en andere kortjes


 Neo-victoriaans
     Op het stripfestival in Dieppe greep de burgemeester in om een affiche te laten aanpassen zodat de boezem van een afgebeelde juffrouw aan het oog onttrokken werd door een stapel boeken. Sommigen zien in zulke toestanden de invloed van de #MeToo-beweging of van de moslimse zedigheid, maar die hebben er volgens Ruben Aerts ‘geen fluit van begrepen.’ Zelf ben ik een halve culturo en spreek dus in zo’n geval van ‘neo-victorianisme’. Ik zou nochtans beter moeten weten. Hoe vaak heb ik mijn leerlingen niet ingeprent dat de Victorianen wel streng waren als het op enkels en kuiten aankwam, maar dat op een avondfeest best wel wat blote schouder en boezem mocht worden getoond? 

Intentieproces 
   
 In het uiterst linkse DeWereldMorgen wordt Paul Goossens verweten dat hij de gelijkheidsgedachte vanuit de ideeëngeschiedenis behandelt, en niet vanuit marxistisch perspectief. Maar als Goossens geen marxist is, dan heeft hij wel het ergerlijkste kenmerk van het marxisten overgenomen, het werkelijk onophoudelijke procès d'intention dat zij hun tegenstanders aandoen. Zie zijn interview in De Morgen. Als iemand over de hoofddoek discussieert doet hij dat met de intentie om de sociaal-economische tegenstellingen te minimaliseren. Als Elchardus het neoliberalisme aanklaagt, doet hij dat met de intentie om de schijn hoog te houden. Als dezelfde Elchardus een immigratiebeperking bepleit, doet hij dat met de intentie om blijvend gekoesterd te worden door Bart De Wever te krijgen*. Ik word er gek van.

In de kaart spelen
     Als ze in een goede bui zijn, willen marxisten ook wel eens het tegenovergestelde doen van een intentieproces. Ze geven hun tegenstanders een intentiekrediet. Die tegenstanders bedoelen het misschien goed, maar ze
spelen ongewild ze in de kaart van de uitbuiters en onderdrukkers. Ze zijn dan ‘de objectieve bondgenoten van de klassevijand.’ Maar die subtiliteit wordt toch vooral binnenskamers gebruikt. Voor de buitenwereld is het gemakkelijker als je je tegenstander klaar en duidelijk slechte bedoelingen toeschrijft in plaats van goede bedoelingen die verkeerd uitdraaien. Een bepaald soort mensen gelooft graag dat alles de schuld is van slechteriken met slechte bedoelingen, en het is dat soort mensen waar een extremistische partij het van moet hebben. 

Raf Njotea
Om de twee weken mag Raf Njotea in De Standaard zijn gal uitspuwen tegen … Nee
Hoe lang nog zal De Standaard aan Raf Njotea een vaste column … Nee
In een polarizerend stuk schrijft Raf Njotea … Nee
Razende Raf … Nee
     Ik begin opnieuw. In zijn laatste column in De Standaard betoogt Raf Njotea dat rijken als Jeff Bezos en Elon Musk te veel geld verdienen, en dit terwijl ‘de actieve bevolking met bosjes tegelijk omver gemaaid wordt door burn-outs en depressies, terwijl de bossen opbranden en de oceanen verzuren, en ontaarde kwallen zich als dictators de cenakels van de democratie in hijsen.’ Mooi, mooi, mooi.
     En als het nu eens die bossen waren geweest die bij bosjes opbranden, was dat niet nóg mooier geweest? 

Niet overdrijven
     Maar Clerick toch … je doet alsof je een bepaald soort stijl parodieert, maar die stijl wordt door niemand meer gebruikt. Zijn gal mogen uitspuwen, wie schrijft dat nu nog? Wel, Johan Sanctorum. In zijn laatste stuk ergert hij zich aan Christophe Vekeman die zich op zijn beurt geërgerd had aan de folkloristische bierfietskarren in Gent. Ik citeer Sanctorum: ‘In De Standaard mocht zopas ene Christophe Vekeman zijn gal uitspuwen onder de titel Overlast is voor bierfietsers het doel.’ Jawel, ene Christophe Vekeman spuwde zijn gal uit. De strekking van Sanctorums stuk is verder dat er veel belangrijker zaken zijn om je aan te ergeren dan aan bierfietskarren. Dáár heeft hij natuurlijk groot gelijk in.

Ergernis
     Ach die kleine ergernissen … De beroemde filmrecensent Roger Ebert omschrijft ergens Het huis van de geesten als ‘the famous novel by Isabel Allende, widow of the slain Chilean leader.’ Dat een man als Ebert zoiets denkt en schrijft en dat niemand van de eindredactie hem corrigeerde, het ergert mij telkens als ik eraan denk, ook als er op dat ogenblik ‘in Parijs en Brussel,’ zoals Sanctorum ons onder de neus wrijft, ‘auto’s in de fik worden gestoken en winkels geplunderd.’

Triremen
     Nogal wat mensen zijn dapper aan het lezen in Alkibiades van Leonard Pfeijffer en melden op de sociale media de vooruitgang die ze daarbij boeken. Hier en daar hoor je een klacht dat er wat veel zeeslagen in beschreven worden. Dat is inderdaad een groot nadeel. Ik heb bij het lezen van Gibbon mijn vaders voorbeeld gevolgd en de veldslagen slechts diagonaal gelezen. Maar zeeslagen … die zijn veel, veel erger dan veldslagen. Als we voor het examen Grieks een ‘ongeziene’ tekst voor ons kregen, en we herkenden ergens het woord trireem, dan wisten we dat het een verloren zaak was. We moesten er dan voor zorgen dat we extra punten haalden bij het examen over de ‘geziene’ teksten. 

Vroeger wisten we meer
      Over geschiedenis weten we steeds minder. Op de interessante blog van historicus Jona Lendering las ik onlangs een stuk over de Joodse sekten in de eerste eeuw: de farizeeën, de sadduceeën, de zeloten en de essenen. ‘Wie waren de essenen?’ schrijft Lendering. ‘We weten het niet.’
     Dat was vroeger wel even anders. Voor het examen godsdienst bij professor Servotte had ik het boek Der Ursprung des Christentums (1908) van de Duitse marxist Karl Kautsky gelezen, weliswaar in het Engels. Kautsky, die maar wat liefhebberde in de materie, vulde tientallen bladzijden met hoogst interessante informatie over de essenen. Hij wist geloof ik dat Jezus Christus zelf een esseen was. En dan mag ik er niet aan denken wat Ernest Renan over het onderwerp wist te vertellen in zijn 5-delige Histoire du peuple d’Israël en in zijn 8-delige Histoire des origines du Christianisme. Als ik mij goed herinner wist hij in Vie de Jesus zelfs op welk type vrouwen Jezus viel.
    Wat er ook van zij, op dat examen keek Professor Servotte mij met stijgende verbazing aan terwijl ik de bijbelkennis van Kautsky uiteenzette. Hij nam eerbiedig het Kautsky-boek in de hand, bladerde erin, en zuchtte: Die mannen vande 19de eeuw, die durfden nogal, hé.

 

Zie mijn kortjes hier.

** Letterlijk zegt Goosens: ‘Debatten over de hoofddoek of woke hebben alleen maar tot doel de sociaal-economische tegenstellingen te minimaliseren.’ En: ‘Hij Elchardus probeert wel de schijn op te houden dat hij tegen het neoliberalisme is, want dat is zijn fond de commerce, het imago dat hij zich aanmeet: “Sociaal-economisch ben ik links, cultureel ben ik een nationalist.” Die zweem van linksheid moet hij zien te behouden om blijvend gekoesterd te worden door Bart De Wever en co.’ Linksheid om door De Wever gekoesterd te worden? Ofwel heeft Goossens zich in die laatste zin verkeerd uitgedrukt, ofwel is zijn analayse veel subtieler dan ik kan vermoeden.

 

2 opmerkingen:

  1. Servotte was mijn mentor toen ik mijn thesis schreef en hij deed dat met humor en een bewonderenswaardig relativeringsvermogen. “Always avoid sweeping statements!” zei hij regelmatig. Alle columnisten zouden die uitspraak boven hun tekstverwerker moeten hangen. Paul Goossens zou er zelfs best een gouden lijstje voor aanschaffen.

    BeantwoordenVerwijderen