vrijdag 22 maart 2024

Meningsverschil over defensiebudget


   Op dinsdag verscheen er in De Standaard een groot stuk van Charles Michel over het Europese defensiebeleid, terwijl wetstraatjournalist Bart Brinckman op maandag al een stuk had gepubliceerd over hetzelfde onderwerp. Het verschil van toon tussen de twee stukken was opvallend. Er lijkt zich zoetjesaan een barst af te tekenen in het oude bondgenootschap tussen onze pers en onze eurocraten, of het nu gaat om milieu, om immigratie*, of om defensie. 
     De eurocraten hebben altijd hoog opgegeven van een Europese defensie. En zo lang het om praatjes ging, kon de links-liberale pers dat idee best smaken. Maar door Oekraïne is het nu menens: de speeltijd is voorbij**. Ons land bijvoorbeeld zou, om goed te zijn, zijn defensie-uitgaven ongeveer moeten verdubbelen: van 1 procent van het BBP naar 2 procent. Charles Michel denkt helemaal in die richting en spreekt over de noodzaak van een ‘oorlogseconomie’ en ‘defensie-obligaties.’
      Dan is de toon van Bart Brinckman in zijn commentaar wel even anders. Hij wil, geloof ik, nog het liefst van twee walletjes eten. Hij geeft toe dat er in het verleden te vaak is bespaard op defensie en dat ‘het vredesdividend nu is opgebruikt.’ Ook vindt hij dat ons land, als het Navo-bescherming wil, een bijdrage moet leveren, maar met de keuze voor dat onbepaalde lidwoord blijft hij lekker op de vlakte. En bovendien gaat de redenering al snel de andere richting uit. Het is niet meteen het interbellum discours van het ‘gebroken geweer’, maar het gaat er toch vooral om dat we een ‘nietsontziende wapenwedloop’ moeten vermijden en dat we moeten oppassen met ‘snelle verwijzingen naar het Russische en Chinese gevaar’.
     Eerst iets over die ‘snelle verwijzingen’. De vraag, zou je denken, is niet of we snel of traag moeten verwijzen naar het Russische en Chinese gevaar, de vraag is of dat gevaar echt bestaat. En ik denk niet dat het Brinckmans bedoeling is om dat gevaar te ontkennen. Als argument van zijn kant heeft de woordcombinatie ‘snelle verwijzingen’ dus niet veel om het lijf. De uitdrukking ‘wapenwedloop’ bevat daarentegen, naast stemmingmakerij, wél een rudimentair argument. Als wij onze bewapening van 1 procent naar 2 procent opdrijven, dan kan Rusland ook zijn bewapenening opdrijven van 6 procent naar 12 procent. We herinneren ons van tijdens de Koude Oorlog dat zoiets kan escaleren en dat daarom een Oost-Westdiplomatie nodig is om een tegenwicht te vormen.  Ik ben van zo’n diplomatie een groot voorstander, vooral als Rusland wat goede wil laat zien door zich uit Oekraïne terug te trekken.
    Maar Brinckman heeft ook een goed argument tegen wat hij een ‘turbo op defensie-investeringen’ noemt. ‘Het zou goed zijn,’ schrijft hij, ‘mocht er [eerst] Europees meer worden samengewerkt om de taken te verdelen en de inzet te optimaliseren.’ Daar heeft hij volledig gelijk in. Zelfs met het bestaande budget zou er door goede keuzes en door optimale samenwerking al veel kunnen worden bereikt. Ik denk dat er met het bestaande budget van Onderwijs ook betere keuzes kunnen worden gemaakt. Maar bij echt grote nood is optimalisering onvoldoende.  Onderwijs bijvoorbeeld zal, gezien het stijgende aantal anderstaligen, ook echt wel meer centen moeten krijgen. Soms moet je én de optimalisatie van de uitgaven nastreven, én het budget verhogen, zeker als er, zoals bij Onderwijs en Defensie, extra personeel nodig is.
     Wat de nieuwe militaire uitgaven betreft, wil ik trouwens liever realistisch blijven. Ze zijn nodig, maar optimale keuzes in dit verband lijken mij een erg hoog ideaal. Er zal wel weer, zoals dat in die zaken gaat, veel knoeiwerk aan te pas komen. Daar valt niet veel tegen te beginnen. Er zijn te veel partijen betrokken die andere doelstellingen hebben dan militaire. Bedrijven willen winst maken, politici willen zich populair maken door plaatselijk jobs te creëren***, specialisten hebben hun stokpaardjes, en militairen weten niet precies wat ze nodig hebben zolang er geen oorlog is. 
     Het probleem van het militair-industrieel complex is niet wat men er vaak van maakt: dat de bewapeningsindustrie zou aansturen op oorlog om meer te kunnen verkopen. Het is eerder omgekeerd. De bewapeningsindustrie heeft voordeel bij vrede. Het is in vredestijd dat ze zo een beetje om het even wat kunnen verkopen. Hoe performant de wapens precies zijn, is minder belangrijk dan de pitch, het lobbywerk, de dia-presentatie, het economisch dossier, en niet te vergeten: de indrukwekkende demonstraties … op het droge. Ik lees in De Standaard van 20/3 dat vooral niet-Europese bedrijven van de nieuwe wapenwedloop profiteren. Zuid-Koreaanse bijvoorbeeld****. Ik vind dat zo slecht nog niet. Ik heb dat liever dan bestellingen die voor de helft gemotiveerd zijn door protectionisme en voor de andere helft door ‘economische compensaties.’
     Hoe je het ook draait of keert, militaire uitgaven zijn staatsuitgaven, met alle nadelen van dien. Als de helft van de uitgaven efficiënt besteed worden, mogen we dat een succes noemen. En laten we voor onze defensie hopen dat de helft van 2 procent dit keer meer zal zijn dan de helft van 1 procent. 
     En oh ja, ik zou het nog vergeten, Brinckman begint zijn commentaar met een Latijns citaat: si vis pacem, para bellum. ‘Als je vrede wil, moet je oorlog voorbereiden.’ Het is een van de weinige Latijnse citaten die mijn vader zich van zijn collegetijd herinnerde. Friedrich Merz, de leider van de Duitse christen-democraten, schreef het onlangs toe aan Cicero. Fout, schrijft classicus Patrick De Rynck in De Standaard, Cicero heeft dat nooit gezegd. ‘We weten niet wie die oneliner verzonnen heeft,’ voegt hij er aan toe.
      Zelf meen ik wel te weten waar het citaat ongeveer vandaan komt. Meer zelfs, ik weet dat al van toen ik veertien was en nog op de schoolbanken zat. Het is een aangepaste versie van een uitspraak van Cicero: si pace frui volumus, bellum gerundum est (Cic. Phil. 7, 19). ‘Als we van de vrede willen genieten, moet er oorlog worden gevoerd.’ In de spraakkunst van de goede pater Geerebaert werd het citaat als voorbeeld gebruikt bij regel 302: ‘Wanneer men alleen het logisch verband tussen voor- en nazin beschouwt, dan staat in de voorzin een der tijden van de indicatief.’ Daarom is het volumus. 

     

 

* Over de kloof tussen de Eurocraten en de pers, zie mijn vorige stukje hier. Bij de immigratiekwestie liggen ‘links’ en  ‘liberaal’ in elkaars verlengde, bij de defensiekwestie is het ingewikkelder.  ‘Liberaal’ is anti-Poetin, en  ‘links’ is anti-defensie. 
     De toon van Brinckman zit, zoals zo vaak bij hem, ook in de gekleurde woorden. Wie aandringt op meer defensie-uitgaven, wil een ‘turbo’ zetten op het budget, of ‘schermt met een verlanglijstje’. Wie denkt aan herinvoering van de dienstplicht, handelt ‘ondoordacht’. Wie een carrière overweegt in het leger, wordt aangetrokken door ‘avontuur’ en ‘blitse technologie’, terwijl er in een oorlog ‘weinig romantiek valt te bespeuren.’ En uiteraard is een wapenwedloop ‘nietsontziend.’

** ‘De speeltijd is voorbij’ … ik herinner mij de lichte walging die ik voelde toen Pieter De Crem dat zei, en herhaalde, op televisie. Het ging toen over de strenge straffen die hij wou opleggen aan Covid-overtreders. 

*** Ook het stuk van Charles Michel eindigt met een obligaat hoofdstukje Jobs creëren.

**** Als het wapentuig vooral door Amerikaanse bedrijven wordt geleverd, is dat minder goed nieuws is. Die zijn geloof ik geweldig goed als het erop aankomt te pitchen, te lobbyen, dia’s te tonen, economische dossiers op te stellen en indrukwekkende demonstraties op het droge uit te voeren.

 

6 opmerkingen:

  1. Die ‘defensie-obligaties’ passen perfect in het plaatje van de zuiderse landen met te weinig begrotingsdiscipline. Het uitgeven van gezamelijk schuldpapier is al langer hun eis, dus het lanceren en bestendigen van de geldstroom van noord naar zuid. Zo kunnen ze goedkoper geleend geld uitgeven. Het zit er aan te komen, want het tegenargument (zuinige landen met hogere rente) lijkt te worden weggemoffeld in onze media.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Christophe Verlinde22 maart 2024 om 13:05

    Het Stockholm International Peace Institute (SIPRI) houdt bij hoeveel er aan defensie gespendeerd wordt. In het laatste rapport, van 2023, staat te lezen dat in 2022 Rusland $86.4 miljard spendeerde. West en centraal Europa spendeerden $345 miljard, vier maal zoveel. Is dat onvoldoende? Het tromgeroffel van politici is echter altijd uitgedrukt in percent van het GDP - demagogie als u het mij vraagt.

    Voor SIPRI, zie:
    https://www.sipri.org/media/press-release/2023/world-military-expenditure-reaches-new-record-high-european-spending-surges

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Het klopt natuurlijk dat West- en Centraal Europa veel meer geld uitgeven aan defensie dan Rusland, o.a. omdat veel Europese landen, in tegenstelling tot België, wel een serieuze inspanning doen. Maar een vraag die ik mij stel is: hoeveel defensie koopt Europa, en hoeveel defensie koopt Rusland voor dat geld? De Navo is militair veel sterker dan Rusland, maar als je Amerika daarvan aftrekt, ben ik niet zeker dat de Europese poot zoveel voorstelt (ook al omdat de kernmacht niets voorstelt).

      Verwijderen
  3. Christophe Verlinde23 maart 2024 om 23:53

    Kernwapens? Volgens SIPRI heeft Rusland 1588 actieve kernwapens, uiteraard niet allemaal op Europa gericht. Frankrijk heeft 175 active kernwapens, en de UK heeft er 225. De US heeft er 3700, waarvan 100 in Europa (BE, NL, GE, IT, TR). As maar een fractie van die wapens gebruikt zouden worden is het stenen tijdperk weer aangebroken voor de overlevenden - geen Clericks weblog meer. Zelf heb ik geen interesse om dan nog in leven te blijven.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dat het leven zonder Clericks Weblog geen zin meer heeft, vind ik kort door de bocht.

      Verwijderen