zaterdag 19 januari 2019

Wat doet oom Tom als hij boos wordt?

     De best verkopende roman van de 19de eeuw was niet Ivanhoe van Walter Scott, A Tale of Two Cities van Dickens, Oorlog en Vrede van Tolstoj of La bête humaine van Zola. Het was Uncle Tom’s Cabin van de Amerikaanse schrijfster Harriet Beecher Stowe. De roman kwam uit in 1852, op een ogenblik dat in het Zuiden van de Verenigde Staten nog zwarte slaven aan het werk waren in de huizen en op de plantages van de rijken. Stowe stelde die slavernij in een slecht daglicht. Dat had een grote invloed op de publieke opinie in het Noorden, en onrechtstreeks op de burgeroorlog die enkele jaren later over die kwestie zou ontstaan. Toen Stowe aan Lincoln werd voorgesteld zou die gezegd hebben: ‘So, this is the little lady who started the great war’.
     Ik heb het boek ooit in een kinderversie gelezen maar daar kan ik mij niets van herinneren. Van de film van 1965 herinner ik mij ook al niet veel. Eliza die over de ijsschotsen naar Canada vlucht. Zwarten die sentimentele liedjes zingen van ‘Old Man River’. En oom Tom die almaar braaf is.
     Men is die braafheid later als een slechte eigenschap gaan zien, want dat was ‘een eigenschap van de huisnegers’, zei Malcolm X.  ‘Uncle Tom’ werd een scheldwoord voor zwarte Amerikanen die zich netjes kleden, hard werken, niet meedoen aan betogingen en relletjes, en ‘het systeem’ aanvaarden. Op Rational Wiki, een site met de lay-out van Wikipedia en naar eigen zeggen ‘gespecialiseerd in wetenschappelijk denken, scepticisme en kritisch denken’, wordt bijvoorbeeld Thomas Sowell een ‘Uncle Tom’ genoemd, en wel omdat hij kritiek heeft op het Amerikaanse leefloonsysteem. Daaraan zie je in elk geval de soepele betekenis van de term ‘Uncle Tom’ , want wie Sowell ooit op televisie of Youtube bezig heeft gezien, zal hem niet snel ‘braaf’ noemen. Ook loopt hij niet hoog op het ‘het systeem’.
     Maar in de film is oom Tom dus almaar braaf, en misschien wel té braaf. Dat moeten die makers ook beseft hebben, en ze hebben een moment van opstand voorzien. Eén van de slavendrijvers wil iets schandelijks doen – wat dat is weet ik niet meer – waardoor de zwarten, met oom Tom op kop geloof ik, in opstand komen. Die opstand bestaat echter niet uit roepen of vechten of met vuisten zwaaien of met stenen gooien. Zo opstandig zijn ze nu ook weer niet. Nee, ze gaan zingen, en wel van ‘Jesse Fit the Battle of Jericho’*. Ze kijken daarbij zo woedend dat de slavendrijver afdruipt. De scène maakte grote indruk op mij.
     We kregen dat lied ook te horen in de muziekles van André Devolder. Hij wees daarbij op de ‘agressieve syncope’** tussen ‘Jerri’ en ‘cho’. Laatst zocht ik het lied nog eens op in de filmversie (hier). Bij een eerste beluisteren was ik ontgoocheld. Van de zwarte woede die ik mij herinnerde van 53 jaar geleden bleef niet veel over en ook de ‘agressieve syncope’ kwam niet waar ik ze verwachtte. Een paar dagen later luisterde ik opnieuw en toen voelde ik de woede weer wel. Ik had gewoon even tijd nodig gehad.
 
* Misschien zal die veldslag van Jericho, met de instortende muren, weer verplichte leerstof worden in het godsdienstonderwijs nu de bijbelverhalen in het leerplan gerehabiliteerd worden. Dat zou mooi zijn. Dan kan de godsdienstleraar het Jericho-lied laten horen. Ik las ergens dat Jericho de oudste stad ter wereld is - meer dan tienduizend jaar oud. Maar wij Wervikanen hebben ook een oude stad, hoor. Meer dan tweeduizend jaar oud.

** Het vreemde woord ‘syncope’ is, samen met de uitdrukkingen ‘kleine terts’ en ‘grote terts’ het enige wat ik mij van die muzieklessen herinner. Mijn zoon gebruikt het woord wel eens als hij ons aan tafel onderhoudt, zoals studenten dat plegen te doen, over zijn cursus cardiologie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten