dinsdag 24 januari 2023

Het verhaal van Vlaanderen


     Ik had nog zo gezworen om niets over Het verhaal van Vlaanderen te schrijven. Maar nu Reynebeau er zich mee gemoeid heeft … 
    Zelf vind ik het een goede reeks. Tom Waes is een boeiend verteller, zij het in tussentaal, de interviewtjes met specialisten zijn kort en leerrijk, er is een verscheidenheid aan interessante locaties, en de nagespeelde scènes, ach, die horen erbij; ze brengen wat afwisseling, en voor zo’n pedagogische stukjes gebruik je niet dezelfde normen als voor een Hollywoodfilm.
    Wat mij het meeste bevalt is dat de makers nauwgezet de regel volgen die ik aan mijn leerlingen meegaf als ze een presentatie moesten geven: vertel veel over weinig in plaats van weinig over veel. Je moet als je voor een publiek over Tolstoj spreekt niet alles willen vertellen over die auteur: hoeveel broers en zussen hij had, waar hij naar school ging, wat hij studeerde aan de universiteit, welke schrijvers hij bewonderde, hoe vaak hij verhuisde, welke reizen hij ondernam, met wie hij allemaal bevriend is geweest, hoeveel talen hij sprak, hoeveel uur per dag hij piano speelde. Geef vooral geen lijst van al zijn boeken. 
     Als je van alles aanraakt zonder uit te werken, zei ik aan mijn leerlingen, klink je als een encyclopedie. Je geeft een opsomming, die misschien interessant is om te lezen, maar niet om te beluisteren. Kies een aantal thema’s eruit, geef daar de krachtlijnen van aan, stel het wat simpeler voor, overdrijf een beetje maar doe daar ironisch over, herhaal alles een paar keer met andere woorden – hier bracht ik de woorden ‘parafrase’ en ‘redundantie’ aan – en tenslotte: zoek anekdotes die met je gekozen thema’s te maken hebben.
     En verdorie: Tom Waes doet dat allemaal. Ik ben erg tevreden 
     Het is begrijpelijk dat gevormde historici minder tevreden zijn. Die Waes komt op hun terrein en vertelt, in de woorden van Marc Reynebeau, maar het ‘halve verhaal’. Of eigenlijk, een tiende of een honderdste, of een duizendste van het verhaal. En dat kiest maar raak. Tientallen minuten over Judith van Vlaanderen en bijvoorbeeld geen woord over Karel de Grote. Zelf vond ik dat fijn, want over Karel de Grote weet ik genoeg vind ik, maar als je toevallig gedoctoreerd hebt op de Karolingische renaissance, kun je moeilijk de neiging onderdrukken om je vinger op te steken als het over de 8ste en 9de eeuw gaat.
    Op het eerste gezicht is dat ook wat Reynebeau doet: een ellenlange opsomming van wat in de vierde aflevering – die over de Guldensporenslag – niet aan bod kwam: de Duitse keizer, de Luikse prins-bisschop, de slag bij Woeringen, het Charter van Kortenberg, de feodale rechten van de Franse koning, de rol van de Gentenaars in de Guldensporenslag, het ontstaan van de Zuidelijke Nederlanden*. Als dat allemaal wél ter sprake was gekomen, zou de aflevering natuurlijk vijf keer zo lang geworden zijn, maar laten we hier enig begrip opbrengen en het gezeur toeschrijven aan de beroepsmisvorming van de historicus.
     Het ware fijn geweest had Reynebeau ook enig begrip opgebracht voor de beroepsmisvorming van een entertainer als Tom Waes. Maar helaas, zo zit Reynebeau niet in elkaar. Hij ruikt boos opzet. De reeks is ‘tot nu toe erg eenzijdig en onvolledig. Maar allicht is dat geen toeval.’ Nee, in geborneerde linkse en rechtse kringen is niets ‘toeval’. Reynebeau’s belangrijkste argument luidt als volgt:  ‘Tot nu toe heeft de reeks het uitsluitend over … het oude graafschap Vlaanderen … Over het hertogdom Brabant en het Land van Loon (Limburg), viel tot in de vierde aflevering geen woord.’ Dit verwijt ben ik ook bij veel anderen tegengekomen.
     Ik vind dat verwijt onrechtvaardig, want het gaat niet om vier afleveringen maar slechts om twee. Bij de aflevering over de IJstijd en die over de Romeinen deden het hertogdom Brabant en het land van Loon even weinig terzake als het graafschap Vlaanderen. En de twee overblijvende afleveringen, die de 7de tot de 13de eeuw behandelden, ja, daar ging het inderdaad vooral over het graafschap Vlaanderen. Dat was in de geschiedenisles die ik kreeg van meester Bernard niet anders. Vanaf de 14de eeuw ging het bijna nooit meer over het graafschap, en ik voorspel dat het bij Waes net zo zal gaan.
    Reynebeau ziet dat anders en het strekt hem tot eer dat hij het wijdverbeide verwijt ondubbelzinnig verwoordt. ‘Aangezien het toch alleen over het graafschap gaat … kan de serie het onbelemmerd over ‘Vlaanderen’ en ‘de Vlamingen’ hebben. Die nomenclatuur past bij de identiteitspolitieke framing van de serie, die sterk wordt gepromoot door de Vlaams-nationalistische sponsors ervan in de Vlaamse regering. De reeks wordt zo een schoolvoorbeeld van wat de Britse socioloog Michael Billig als ‘banaal ­nationalisme’ muntte.’
     Hoe mooi is dat? Men kiest met opzet gebeurtenissen die zich in West- en Oost-Vlaanderen afspelen omdat men dan de woorden ‘Vlaanderen’ en ‘Vlamingen’ kan gebruiken. Ik zie zo voor mij hoe het is gegaan. Tom Waes komt bij Jan Jambon zijn plannen voorleggen? ‘Waar zal die vierde aflevering over gaan?’ vraagt Jambon. ‘Over de slag bij Woeringen’, antwoordt Waes, ‘met Jan I in de glansrol. Ik dacht zo, die heet ook Jan, dat zal u als sponsor wel zou bevallen.’ ‘Nee, nee, nee!’ antwoordt Jambon. ‘Het gaat niet om mij. Het gaat om Vlaanderen. Bij die slag van Woeringen moet je voortdurend zeggen, die Brababanders deden dit, en die Limburgers deden dat. Daarmee komen we er niet. Ik wil de woorden ‘Vlamingen’ en ‘Vlaanderen’ horen. Dus Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen, begrepen? En doe maar vooral West-Vlaanderen voor de zekerheid.’ Waes kijkt beteuterd. En hij denkt vooruit: ‘Hoe moeten we dat dan doen als we aan de aflevering komen over de Brabantse Omwenteling?’ ‘Ja, dat zien we dan wel,’ antwoordt Jambon. ‘Lees ondertussen maar eens wat de Britse socioloog Michael Billig schrijft over hoe je banaal nationalisme aan de man brengt.’ Mooi, mooi, mooi.
     Ook mooi is dat Reynebeau de makers van de serie een gebrek aan durf verwijt. De serie is niet ‘dapper’ genoeg om historische ‘mythen te onmaskeren’. Neem bijvoorbeeld Jan Breydel. Ik weet al heel lang dat die bij wijze van spreken niet bestaan heeft. Hij is grotendeels een mythische figuur, verzonnen en geromantiseerd door Hendrik Conscience. Wat doet Het verhaal van Vlaanderen? Ze zwijgen erover. Waarom zouden ze een figuur opvoeren die niet heeft bestaan of die geen rol heeft gespeeld. En ’t is een slimme stunt, want iedereen zal de dag na de uitzending vragen: waar was Jan Breydel? De pret is verzekerd.
     Maar voor pret moet je niet bij Reynebeau zijn. ‘Over Jan Breydel valt geen woord. Dat het programma het niet kan opbrengen om te vertellen dat zijn rol allicht is verzonnen, is een zwaktebod.’ Dat is wel heel streng. Je moet dus niet alleen de helft van de vierde aflevering aan de slag van Woeringen afstaan, je moet ook nog eens de helft van de overblijvende helft besteden aan rechtzetten van misvattingen, weerleggen van mythen, en uitleggen waarom personen die niet bestaan hebben geen plaats hebben gekregen in de aflevering. 
     Goed, ieder zijn meug, en een ontmaskering op zijn tijd is fijn. Maar je kunt met zulke ontmaskeringen ook flink zeuren hoor**. Ik herinner mij een uitzending met Geert Hoste over de Guldensporenslag en het boek van Conscience daarover. Er waren collega’s die dat in de klas lieten zien als commentaar bij De leeuw van Vlaanderen. De uitleg van Hoste was saai, betweterig, pompeus, platvloers, en onnauwkeurig. Geef mij dan maar Waes. De eerste twee gebreken heeft hij niet, en de drie andere in veel mindere mate.

 

* Waarom die Zuidelijke Nederlanden van 300 jaar later in een uitzending over de 13de/14de eeuw aan bod moesten komen is mij niet geheel duidelijk. Beter had Reynebeau, die ook goed thuis is in Dante (zie mijn stukje hier) geëist dat de partijenstrijd in Italië tussen Ghibellijnen en Welfen, en tussen Zwarte en Witte Welfen, in de reeks werd behandeld. Was Dante, als Witte Welf, geen sympathisant van de Vlaamse Groeningestrijders, zoals blijkt uit Purgatorio XX, 46-47, waar hij, zogezegd in 1300, voorspelt wat er in 1302 te gebeuren staat.

Ma se Doagio, Lilla, Guanto e Bruggia

potesser, tosto ne saria vendetta;

Maar als Douwai, Gent, Brugge en Lille konden

dan zouden zij zich weldra wreken. (Op de Franse koning wel te verstaan).


** Ik heb geloof ik als leraar meer mythes doorgegeven dan ontmaskerd.

2 opmerkingen:

  1. Bedankt, Philippe. Kwaliteitswerk zoals steeds.
    Sorry dat ik even je stukje heb gebruikt als aanleiding voor wat satirische milde provocatie. Ik raak dan wel eens op dreef.

    Je vermeldt zo ontzettend véél intrigerende feiten dat ik soms drie uur na het lezen nog stééds dingen aan het opzoeken ben.

    Jammer dat ik als snotaap maar één leraar zoals jij heb getroffen.

    Het is geenszins de bedoeling om mezelf als satiricus te profileren aan de hand van jouw werk he.
    Ik zou het vervelend vinden als je dat zou denken.

    Vriendelijke groeten vanuit Kortrijk, oh ironie :)




    BeantwoordenVerwijderen
  2. Het is evenzeer een mythe dat Conscience Jan Breydel zou verzonnen hebben. Alle personages die voorkomen in De Leeuw van Vlaanderen leefden in die periode, of staan althans vermeld in kronieken en archieven. Er is niemand verzonnen, maar ze hebben niet noodzakelijk gedaan wat Conscience vertelt. Het is dan ook een roman en geen geschiedenisboek. En Conscience kon ook niet weten, dat Lisa Demets 180 jaar later zou vaststellen dat de familie Breydel de figuur van hun voorvader zou laten aandikken door de kopiisten van de kronieken. Maar Jan Breydel heeft wel in 1302 de soldaten voorzien van varkensvlees en warmoes, en de rekening naar het Brugse stadsbestuur gezonden. Wat wel klopt is dat Conscience Jan Breydel geromantiseerd heeft. Hij heeft Breydel en De Coninck tot een mekaar aanvullend duo gemaakt: de kracht en het brein, de jeugd en de ouderdom, de impulsieve en de bedachtzame. dat is een typische romancombinatie. Maar er waren al een heleboel gedichten en verhalen geschreven over Breydel en De Coninck, voor Conscience zijn roman schreef, waaronder zelfs een aantal in het Frans. Je kan dat allemaal lezen in de biografie van Conscience die vorig jaar verscheen bij uitgeverij Vrijdag onder de titel: 'Voor moedertaal en vaderland'. Ik kan ze voor 100 % aanbevelen, want ik heb ze zelf geschreven. Er is vorige maand een tweede druk van verschenen.

    BeantwoordenVerwijderen