zaterdag 30 november 2024

Cordon rond VB én PVDA?


      Laatst legde Bart Eeckhout in De Morgen (13/11) de ‘goede reden’ uit waarom er een cordon ligt rond Vlaams Belang –  en niet rond PVDA, zoals blijkt uit de gemeentelijke coalities in Bergen, Vorst en Molenbeek. 

Er zijn goede politieke en ideologische redenen om grote bezwaren te uiten tegen een samenwerking met PVDA. Dat de partijtop er maar niet in slaagt de historische misdaden van Stalin … te veroordelen … is een luid alarmsignaal. Daarnaast zijn er zeer grote vragen te stellen bij de economische plannen van uiterst links en bij de riskante impact ervan op onze welvaart. Aan argumenten om niet met PVDA samen te werken is er heus geen gebrek. Toch is er een goede reden waarom er een cordon ligt rond Vlaams Belang en niet rond PVDA. Dat is geen politieke, maar een ethische kwestie. Kernpunt in het VB-programma is de afbraak van gelijke rechten voor mensen van vreemde afkomst en dus de ontkenning van menselijke gelijkwaardigheid, ongeacht afkomst.

      Over het ‘kernpunt’ in het VB-programma ben ik slecht op de hoogte. Als die partij een onderscheid maakt tussen mensen op basis van hun afkomst, is dat inderdaad een grove inbreuk op de liberale rechtstaat*. Maakt VB echter een onderscheid tussen burgers enerzijds en niet genaturaliseerde vreemdelingen anderzijds, dan is dat niet onverenigbaar met de liberale tradities. De mensenrechten (beschikking over het eigen lichaam en bezittingen, vrije meningsuiting, geen straf zonder op een proces vastgestelde wetsovertreding …) gelden voor iedereen, maar de sociale en politieke rechten (werkloosheidsuitkeringen, stemrecht …) kunnen verschillen voor burgers en voor niet-burgers.
     Eeckhout maakt een onderscheid tussen politieke en ethische kwesties. Dat is niet verboden, maar zelf vind ik dat een moeilijk onderscheid. Ik wil best de ongelijke behandeling van mensen volgens hun afkomst een ethische kwestie noemen. Maar is het ook geen ethische kwestie als de leiders van een partij er niet in slagen om de misdaden van het Stalin-regime ondubbelzinnig te erkennen en te veroordelen? Wat zou Bart Eeckhout schrijven als de leider van VB er niet in zouden slagen om de misdaden van het nazisme te erkennen en te veroordelen? Zou het dan wel een ethische kwestie zijn? Of is het massaal uitmoorden van mensen Joden en zigeuners een ethische kwestie terwijl het massaal uitmoorden van potentiële opposanten en weerspannige delen van de bevolking een politieke kwestie is?
     Linksliberalen als Eeckhout zijn meestal bereid de historische misdaden van het stalinisme en het nazisme op moreel ongeveer gelijke hoogte te plaatsen. Maar ze maken het zichzelf moeilijk door te veel gewicht te hechten aan mooie frasen als menselijke waardigheid. Zo’n frasen geven aan hypocrieten een oneerlijk voordeel. De wetten van Nürenberg schonden openlijk de menselijke waardigheid. De stalinistische grondwet van Stalin daarentegen was daarentegen in overeenstemming met het meest hooggestemde humanisme. Over die wet zou je kunnen zeggen wat Laurette Onckelinkx indertijd zei over de PVDA-PTB: ‘Au moins ils ne sont pas racisten.’ 

                                                    *

     Als linksliberalen het al moeilijk hebben om de de gelijke verwerpelijkheid van nazisme en stalinisme aan te voelen, dan is het voor linkse socialisten nog iets moeilijker. Neem nu Susan Neiman. Nergens blijkt dat uit haar boekje dat ze enige sympathie zou hebben voor het communisme zoals dat in Rusland en China in de praktijk werd gebracht. Wel werd ik getroffen door de passage waarin ze zich stoort aan mensen die ‘de visie geïnternaliseerd hebben dat communisme en fascisme identiek zijn.’ Ik neem hier even aan dat bedoeld wordt dat de fascistische en communistische regimes niet identiek zijn omdat de eerste erger zijn dan de tweede. Als Neiman die mening niet is toegedaan, bied ik haar mijn verontschuldigingen aan; er zijn er genoeg linkse socialisten die die mening wel zijn toegedaan zijn om er iets over te zeggen. 
     Bij wat nu volgt denk ik vooral aan de extreme gevallen van de Lenin-Stalin-Mao-regimes enerzijds en het Hitler-regime anderzijds. Mensen die al was het maar enkele procenten sympathie voor de Lenin-Stalin-Mao regimes voelen, vallen meestal terug op volgende argumenten

  1. De wreedheden van die regimes zijn te verklaren door de harde omstandigheden, vijanden dreigden van alle kanten
  2. Er was misschien wel veel repressie, maar de welvaart was tenminste beter verdeeld
  3. Het aantal nodeloze onschuldige slachtoffers viel in vergelijking nogal mee.
  4. De bedoelingen van het fascisme waren slecht, de bedoelingen van het communisme waren goed.

       Het eerste en het tweede punt laat ik onbesproken en over het derde punt heb ik al eens een pennenstrijd gevoerd met Charles Ducal**. Het komt hierop neer dat het aantal slachtoffers van Hitler en Stalin volgens de meeste historici van dezelfde ordegrootte zijn. En als die ordegrootte inderdaad gelijk is, dan kan het belachelijk lijken om nog op het vierde punt in te gaan: voor de miljoenen slachtoffers maakte het geen verschil of ze vermoord werden vanwege goede of slechte bedoelingen.
     Maar aangezien het argument van de ‘goede bedoelingen’ bij socialistisch links ‘geïnternaliseerd’ is, loont het toch de moeite om er wat langer bij stil te staan. In La grande parade noemt Jean-François Revel het communisme een ‘ideologie totalitaire médiatisée par l’utopie’, in tegenstelling tot het fascisme dat een ‘totalitarisme direct’ is. Je kunt het ook anders zeggen: de utopie van het communisme is ambitieuzer*** dan die van het fascisme. De fascistische utopie leunt dichter bij de bekende werkelijkheid aan. En je kunt het nóg anders zeggen: de utopie van het communisme valt in grote mate samen met die van het liberalisme; de utopie van het facisme is ermee in tegenspraak.
     Bekijken we eerst de fascistische utopie. Natuurlijk zal iedereen in die maatschappij een vruchtbaar en vreugdevol leven leiden.  Maar het zal een wereld zijn met een leider en met volgelingen, met een verschil van rang en stand, met meningen die toegelaten zijn en meningen die niet toegelaten zijn, met mensen mét en mensen zónder bestaansrecht. Af en toe zal er een vruchtbare oorlog gevoerd worden, die voor het fascistische menstype alweer een bron van vreugde zal zijn.
     De communistische utopie, heeft men uit een vage schets van Marx begrepen, is anders en gelijkt in niets op de communistische dictaturen die bestaan hebben.  Die waren slechts een overgangsstadium, een vagevuur waar men door moet om het  communistische einddoel te bereiken. En dat einddoel lijkt als twee druppels water op het liberale ideaal: geen staat, individuele vrijheid, pluralisme, grote welvaart, iedereen gelijke rechten en gelijke kansen. Het enige verschil is dat liberalen geloven dat er ook bij grote welvaart nog altijd onbevredigde behoeften zullen bestaan en dat de vrije markt best blijft instaan om de middelen efficiënt en zonder ruzie te verdelen. In de communistische utopie daarentegen is de overvloed zo groot, en zijn de mensen moreel zo volmaakt dat enige vorm van verdeling niet meer nodig is. Iedereen neemt wat hij nodig heeft. ‘Aan ieder volgens zijn behoeften.’
    Het communistische einddoel haalt dus een groot deel van zijn aantrekkingskracht uit zijn gelijkenis met het liberalisme: welvaart, vrijheid en pluralisme. Alleen is die gelijkenis gegrond op een loze belofte, een leugen, en een wensdenken van de sympathisanten.
       Dat het ideale communisme van de toekomst, met vrijheid en materiele overvloed, een loze belofte is, kan makkelijk worden vastgesteld. Chroestjov beloofde in 1960 dat het einddoel zou worden bereikt tegen 1980****.  Er kwam niets van terecht. De leugen van de utopie werd mooi geïllustreerd door de Stalinistische grondwet van 1936. Op papier was de Sovjetunie toen het meest vrije land ter wereld. In werkelijkheid was het een van de twee ergste dictaturen van dat moment, en stond het op de vooravond van de Grote Zuivering. Het wensdenken van de sympathisanten ten slotte komt hierop neer dat hún liberale invulling van de Marxiaanse schets een heel andere is dan die van de communistische leiders. Mensen als Stalin en Mao waren in zekere zin idealisten. Ze geloofden écht in de ideale communistische toekomst, maar die had even weinig met individuele vrijheid en pluralisme te maken als wat ze er zelf in de ‘voorbereidende fase’ van maakten. 

                                                            * 

    Hoewel Neiman het communisme en het fascisme niet identiek vindt, spreekt ze, zoals gezegd, nergens sympathie uit voor de communistische regimes. Dat is anders als het gaat om de communistische partijen die in het Westen actief waren. Ik denk bijvoorbeeld aan de volgende passages.  

De levendige, interraciale, socialistische beweging die van 1946 tot 1959 en later werd onderdrukt in de naam van het anticommunisme … W.E.B. Dubois wordt herinnerd als de grote zwarte intellectueel, maar als grote socialistische intellectueel wordt hij doodgezwegen … Wat de grote Afrikaans-Amerikaanse artiest Paul Robeson tot politiek activisme bracht was een ontmoeting met stakende mijnwerkers uit Wales …      

Zulke zinnetjes verdienen enige context. De levendige, interraciale, socialistische beweging – die inderdaad schandalig werd onderdrukt – was in de eerste plaats de communistische partij van Amerika. W.E.B Dubois heeft belangrijke boeken, artikels en lezingen gewijd aan het analyseren van racisme en kolonialisme, maar hij was ook een levenslange fellowtraveller van het communisme, hij bewierookte Stalin, en hij werd op hoge leeftijd nog lid van de communistische partij. Paul Robeson was niet alleen een getalenteerd zanger, maar ook, weet ik van mijn vader, een prominent communist, en in 1953 winnaar van de Stalinprijs voor de vrede.
     De lovende kwalificaties die Neiman voor de Amerikaanse communisten over heeft, zijn begrijpelijk. Het was een partij met een mooi programma voor hogere lonen, betere werkvoorwaarden, en raciale gelijkheid. En het bleef niet bij een programma, maar ze namen actief – heel, heel actief – deel aan ‘strijdbewegingen’ om die programmapunten te verwezenlijken. Veel van die zaken zijn vewezenlijkt: de lonen zijn hoger, de werkvoorwaarden zijn beter, en de raciale segregatie is afgeschaft. Moeten wij die Amerikaanse communisten niet een beetje bewonderen, ook al bewonderden zij op hun beurt massamoordenaar Stalin?
     Bewonderen kan men ze heel zeker, alleen al vanwege de moed van die mannen en vrouwen die zich als kleine minderheid niet gewonnen gaven. Een heel andere vraag is of hun invloed op de gemaakte vooruitgang alles samen genomen zo positief is geweest. Dat de lonen hoger zijn – waardoor de arbeiders meer producten kunnen kopen – dat komt vooral door het noeste werk en de inventiviteit van Amerikaanse arbeiders, ingenieurs en ondernemers. Dat veel zwarten welgestelde burgers zijn geworden is vaak omdat ze hard gestudeerd hebben. En als je houdt van dingen zoals de uitkeringen en subsidies voor de armsten, wie heeft daar dan in de VS voor gezorgd, de communisten of L.B. Johnson?
     Het is zelfs niet a priori zeker of de communisten de ‘strijdbewegingen’ überhaupt vooruitgeholpen hebben. De communisten waren onder de actiefste elementen, dat wel, maar ze hielden zich, zoals communisten dat doen, ook heel actief bezig met het infiltreren, manipuleren, politiseren en radicaliseren van die bewegingen. Als je ervan uitgaat dat de radicaalste beweging de meeste resultaten boekt, dan moet je inderdaad bij de communisten zijn. Maar je kunt ook té radicaal zijn, en zo het doel ondermijnen. De Amerikaanse communisten hebben in de crisisjaren stakingen geleid voor hogere lonen. Strike! Strike! Strike! riep de jonge Elia Kazan in een agitpropfilm van die tijd. Was dat op dát moment – toen werkloosheid het grootste probleem was – eigenlijk wel een goed idee? ’t Is aan de historici om daarover onder elkaar ruzie te maken. Of neem Europa. Zijn de sociale rechten beter ontwikkeld in de landen waar de communistische partijen het sterkst stonden? Het antwoord op zulke vragen zal wellicht genuanceerd zijn*****.

                                                *

     Ik durf mij als niet-historicus niet uitspreken over de uiteindelijke balans van de communistische activiteit in het Westen. Misschien hebben ze bijgedragen aan de sociale vooruitgang, misschien ook niet. Misschien hebben ze, samen met de socialisten, die sociale vooruitgang vooral in een bepaalde vorm gegoten, en is die vorm niet noodzakelijke de beste. En wat de PVDA betreft heb ik dezelfde reserves als Bart Eeckhout: ik stel mij ‘zeer grote vragen bij hun economische plannen en bij de riskante impact ervan op onze welvaart.’ Maar boven alles vind ik dat democratische partijen geen coalities moeten aangaan met een partij die een dubbelzinnige houding aanneemt in de kwestie van democratie en dictatuur. Dat lijkt mij, om de categorieën van Eeckhout te gebruiken, een ethische kwestie. 

     

 

 

* Ik citeer een twitterberichtjes van VB-kopstuk Sam van Rooy: ‘Ik wil de leugen uit de wereld dat VB iedereen met migratieachtergrond of andere huidskleur het land uit wil: scherper aflijnen wie kaf is, en wie koren. Het kaf: zij die de waarden van de islam in de praktijk brengen. Maar wie Vlaming is onder de Vlamingen, kan op ons rekenen.’ Ondanks de sluwe formulering vind ik dat een onverdraagzame uitspraak. Maar het is naar mijn smaak noch racisme, noch een inbreuk op de menselijke waardigheid. 

** Mijn polemiek met Charles Ducal staat hier.  

*** De onrealistische ambities van het communism vinden we bijvoorbeeld terug in Trotski’s Literatuur en revolutie: ‘Onder het toekomstige communisme zal de gemiddelde mens op gelijke hoogte komen met Aristoteles, Goethe en Marx. En boven dat gemiddelde zullen weer nieuwe pieken oprijzen.’ Met zo’n hoge toekomstverwachting is het begrijpelijk dat Trotski niet te zwaar tilt aan de noodzakelijke wreedheden van het overgangsstadium.  

**** Die welvaart onder het ideale communisme werd ook concreet voorgesteld: iedereen zou zeven paar schoenen, vijf kostuums en drie overjassen hebben.  Het doet denken aan het paradijs dat Mohammed zijn volgelingen voorspiegelde: overal zullen er daar schaduwrijke, vruchtendragende bomen staan, met daaronder rustbankjes. 

***** Wat je ook soms hoort is dat de communisten door hun revolutionaire taal alleen al de sociale vooruitgang hebben bevorderd. Ze predikten de revolutionaire opstand, en de kapitalisten deden ‘toegevingen’ om zo’n opstand te vermijden. Ook hier is aan de historici om de mogelijke oorzakelijke verbanden te bediscussiëren. Ik ga er ondertussen  vanuit dat het uit die redenering is dat Neiman enige sympathie voor de communisten put. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten